Verordening nadeelcompensatie Lage Erfbrug

Geldend van 19-06-2008 t/m heden

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie Lage Erfbrug

De Raad van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 april 2008; (raadsvoorstel nr. 08); raadsstuk 2008-1349;

gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en de artikelen 3:2 en 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit vast te stellen:

Nadeelcompensatieverordening Lage Erfbrug

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

het project:

feitelijke werkzaamheden ten behoeve van de vervanging van de Lage Erfbrug en daarmee verband houdende werkzaamheden in de directe omgeving ervan, in het bijzonder de Nieuwe Binnenweg, Aelbrechtskade, Rochussenstraat, Schiedamseweg en Havenstraat;

b.

college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam;

c.

raad:

de raad van de gemeente Rotterdam;

d.

adviescommissie:

een commissie van onafhankelijke deskundigen als bedoeld in artikel 13 eerste lid;

e.

aanvraag:

een schriftelijke aanvraag om nadeelcompensatie als bedoeld in artikel 12;

f.

aanvrager:

de indiener van een aanvraag als bedoeld in artikel 12;

g.

schade:

de volgens deze verordening vastgestelde schade als gevolg van het project;

h.

nadeelcompensatie:

de tegemoetkoming in de schade als bedoeld in deze verordening;

i.

schademeldingsbureau:

het bureau dat alle aanvragen in het kader van deze verordening ontvangt en zorg draagt voor verdere behandeling.

Artikel 2 De reikwijdte van de verordening

Deze verordening ziet uitsluitend op de afwikkeling van aanvragen en de beoordeling van de schade als gevolg van het project.

Artikel 3 Het recht op nadeelcompensatie

  • 1. Het college kent een aanvrager, die als gevolg van het project schade lijdt of zal lijden, op diens aanvraag een vergoeding toe, voor zover deze schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd of verzekerd had kunnen zijn.

  • 2. Verhoudingsgewijs geringe schade komt niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 3. De vergoeding wordt bepaald in geld, tenzij de raad vanwege bijzondere feiten of omstandigheden aanleiding ziet de vergoeding op andere, op geld waardeerbare, wijze te bepalen.

Artikel 4 Speciale last

Schade als gevolg van het project komt alleen voor vergoeding in aanmerking wanneer deze in belangrijke mate afwijkt van de schade die dientengevolge op een ieder drukt, dan wel wanneer deze schade op een naar verhouding gering aantal natuurlijke- of rechtspersonen die in vergelijkbare positie verkeren drukt.

Artikel 5 Actieve risicoaanvaarding

Schade als gevolg van het project die voor een aanvrager redelijkerwijs voorzienbaar was op het moment van de beslissing tot investeren in het geschade belang, wordt niet vergoed.

Hoofdstuk 2 Bijzondere bepalingen

Artikel 6 Bepaling van de schade

  • 1. De schade wordt in beginsel bepaald door de tijdens de uitvoering van het project door de aanvrager behaalde winst of de inkomsten te vergelijken met de winst of de inkomsten die naar verwachting zouden zijn behaald, indien het project niet gerealiseerd zou zijn.

  • 2. Indien de schade niet kan worden bepaald aan de hand van de winst of de inkomsten van de aanvrager, bepaalt de adviescommissie de schade op grond van een zo objectief mogelijke andere methode.

Artikel 7 Schadebeperking en verrekening van voordeel

  • 1. Heeft de aanvrager nagelaten redelijke maatregelen te nemen ter voorkoming of beperking van schade, dan blijft de schade die door het treffen van deze maatregelen voorkomen of beperkt had kunnen worden, ten laste van de aanvrager.

  • 2. De redelijke kosten van maatregelen ter voorkoming of beperking van schade behoren tot de te vergoeden schade.

  • 3. Indien de te nemen schadebeperkende maatregelen tot substantiële kosten leiden is aanvrager verplicht, alvorens hij tot het treffen van maatregelen als bedoeld in het vorige lid overgaat, de plannen voor de te nemen maatregelen met inbegrip van een raming van de kosten in te dienen bij het schademeldingsbureau, waarna de aanvraag in behandeling wordt genomen.

  • 4. Indien een aanvrager ter voorkoming of beperking van de schade, bepaalde maatregelen als bedoeld in het derde lid treft en door hem geen goedkeuring van het college is afgewacht, komen de volledige kosten in beginsel voor rekening en risico van deze aanvrager, tenzij de aanvrager in alle redelijkheid geen goedkeuring van het college kon afwachten.

  • 5. Indien naar het oordeel van het college de aanvrager verwijtbaar de gevolgen van het project heeft afgewacht, terwijl door het treffen van bepaalde maatregelen de nadelige gevolgen ervan hadden kunnen worden beperkt of voorkomen, kan het college geheel of gedeeltelijk afwijzend beslissen op een aanvraag om nadeelcompensatie.

  • 6. De nadeelcompensatie die ter zake van deze maatregelen wordt verleend, wordt nimmer hoger gesteld dan het bedrag van de nadeelcompensatie waarop de aanvrager aanspraak zou kunnen maken indien de maatregelen niet zouden zijn genomen.

  • 7. Heeft het project voor aanvrager naast schade tevens voordeel opgeleverd, dan moet dit voordeel bij de vaststelling van de te vergoeden schade worden verrekend.

Artikel 8 De hoogte van de nadeelcompensatie

De hoogte van de nadeelcompensatie is in beginsel gelijk aan 75 procent van de als gevolg van het project geleden schade.

Artikel 9 Verstrekken van voorschotten

  • 1. Het college kan de aanvrager die naar verwachting in aanmerking komt voor nadeelcompensatie, op diens schriftelijke aanvraag, één of meerdere voorschotten verstrekken op de uiteindelijk vast te stellen nadeelcompensatie.

  • 2. Een voorschot kan worden verstrekt indien de aanvrager een spoedeisend belang heeft bij de toekenning van een voorschot of er sprake is van bijzondere feiten en omstandigheden.

  • 3. Met het verlenen van een voorschot aan de aanvrager wordt geen aanspraak op nadeelcompensatie als bedoeld in artikel 3 erkend.

  • 4. Het voorschot wordt uitsluitend verstrekt indien de aanvrager schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele of gedeeltelijke én onvoorwaardelijke terugbetaling zijnerzijds, wanneer op grond van het definitieve besluit van het college omtrent de aanvraag blijkt dat het voorschot geheel of gedeeltelijk ten onrechte is uitbetaald. Het college kan daarvoor een zekerheidstelling verlangen.

Artikel 10 Kosten van deskundigenbijstand

Indien bij de indiening en behandeling van de aanvraag zowel het inroepen van rechts- dan wel andere deskundigenbijstand, als de kosten daarvan redelijk zijn te achten, kunnen deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen.

Artikel 11 Vergoeding van wettelijke rente

Een vergoeding van wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek maakt deel uit van de toe te kennen vergoeding. Het tijdstip waarop de wettelijke rente ingaat wordt in beginsel gesteld op de datum van ontvangst van de aanvraag, als bedoeld in artikel 11, door het college, doch niet eerder dan vanaf het moment dat de schade zich daadwerkelijk heeft geopenbaard.

Hoofdstuk 3 De procedure

Artikel 12 De aanvraag om nadeelcompensatie

  • 1. De aanvraag dient zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een periode van één jaar na 31 december van het kalenderjaar waarin de schade is ontstaan, bij het schademeldingsbureau te worden ingediend.

  • 2. De aanvraag moet worden ingediend door middel van een daartoe bestemd aanvraagformulier. De aanvraag wordt geacht te zijn ingediend als dit formulier door het schademeldingsbureau is ontvangen. De datum van ontvangst wordt op het aanvraagformulier aangetekend. Het schademeldingsbureau stelt de aanvraag ter advisering in handen van de adviescommissie.

  • 3. Het aanvraagformulier wordt ondertekend en bevat ten minste:

    • a.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • b.

      de ondertekening door de aanvrager;

    • c.

      de datum/dagtekening;

    • d.

      een beantwoording van de op het formulier weergegeven vragen.

  • 4. Het aanvraagformulier moet worden ingediend met inbegrip van de op het formulier genoemde bijlagen.

  • 5. Van de aanvrager wordt een recht van € 300,-- gevraagd. Het college wijst de aanvrager op de verschuldigdheid van deze vergoeding en deelt hem mede dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling op de rekening van de gemeente moet zijn gestort. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, verklaart het college aanvrager niet ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat aanvrager in verzuim is geweest. Indien op de aanvraag geheel of gedeeltelijk positief wordt beslist, stort het college de betaalde behandelingsvergoeding terug.

  • 6. Het schademeldingsbureau bevestigt binnen twee weken schriftelijk de ontvangst van de aanvraag, waarbij de aanvrager in kennis wordt gesteld van de daarna te volgen procedure.

Artikel 13 Adviescommissie

  • 1. Het college benoemt een onafhankelijke adviescommissie.

  • 2. De adviescommissie bestaat uit minimaal één deskundige en maximaal drie deskundigen.

  • 3. De leden van de adviescommissie zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen uit hoofde van hun werkzaamheden ter kennis komt.

Artikel 14 Het onderzoek

  • 1. De adviescommissie dient het college van advies over de op de aanvraag te nemen beslissing. De adviescommissie stelt daartoe een onderzoek in naar onder andere:

    • a.

      de vraag of de aanvraag voldoet aan de in deze verordening gestelde eisen en of de schriftelijke gegevens toereikend zijn om redelijkerwijs op de aanvraag te kunnen beslissen;

    • b.

      de vraag of de aanvraag zonder nader inhoudelijk onderzoek afgewezen kan worden;

    • c.

      de vraag of de door aanvrager in zijn aanvraag gestelde schade aangemerkt kan worden als schade die het rechtstreeks en direct gevolg is van het project;

    • d.

      de omvang van de schade bedoeld onder c;

    • e.

      de vraag of deze schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven;

    • f.

      de vraag of vergoeding van de schade niet, of niet voldoende, anderszins is verzekerd;

    • g.

      de redelijkheid van het inschakelen van deskundigen of juridische bijstand, alsmede de redelijkheid van de kosten die gemoeid zijn met het inschakelen van deze deskundigen;

    • h.

      de vraag of en de mate waarin kosten van schadevoorkomende of beperkende maatregelen voor nadeelcompensatie in aanmerking komen;

    • i.

      de vraag of de schade, vanwege bijzondere feiten en omstandigheden, op een andere wijze voor vergoeding in aanmerking komt;

    • j.

      de hoogte van de schadevergoeding en de daaraan verbonden wettelijke rente.

  • 2. Indien om een voorschot van de schadevergoeding is verzocht, stelt de adviescommissie onderzoek in naar de noodzaak van een voorschot en de eventuele hoogte van het voorschot.

Artikel 15 Bevoegdheden en verplichtingen

  • 1. Het college stelt de adviescommissie de gegevens, besluiten, stukken en bescheiden ter beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van haar taak.

  • 2. De aanvrager verschaft de adviescommissie alle relevante gegevens en bescheiden die voor de advisering nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 3. De adviescommissie kan inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden. Indien hiermee kosten gemoeid zijn, dient de adviescommissie vooraf instemming te verkrijgen van het college.

  • 4. De adviescommissie kan een plaatsopneming houden.

Artikel 16 Procedure van de adviescommissie

  • 1. De adviescommissie stelt de aanvrager en het college in de gelegenheid tot het geven van een (mondelinge) toelichting, tenzij de aanvraag niet voldoet aan de in de verordening gestelde eisen, de schriftelijke gegevens niet toereikend zijn om redelijkerwijs op de aanvraag te kunnen beslissen of de aanvraag zonder nader inhoudelijk onderzoek kan worden afgewezen. Beiden kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen.

  • 2. Andere door partijen ingeschakelde deskundigen kunnen in de gelegenheid worden gesteld een toelichting te geven.

  • 3. Alvorens de adviescommissie haar definitieve advies opstelt, maakt zij een conceptadvies op. Dit conceptadvies wordt binnen 12 weken na ontvangst van alle voor de beoordeling ervan benodigde en door de adviescommissie van de aanvrager gevraagde gegevens aan de aanvrager en het college verzonden.

  • 4. De aanvrager en het college kunnen, indien gewenst, binnen vier weken schriftelijk reageren op het conceptadvies.

  • 5. De adviescommissie stelt het definitieve advies vast binnen zes weken na ontvangst van de eventuele reacties als bedoeld in het vierde lid.

  • 6. De adviescommissie kan deze termijn, onder opgaaf van redenen, eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 7. De adviescommissie zendt het advies terstond toe aan de aanvrager en aan het college.

  • 8. Indien om een voorschot is verzocht, brengt de adviescommissie, in afwijking van het derde lid, binnen acht weken na ontvangst van alle daartoe benodigde stukken een definitief voorschotadvies uit. Dit advies wordt toegezonden aan de aanvrager en het college.

Artikel 17 Besluit op de aanvraag tot nadeelcompensatie

  • 1. Het college beslist binnen achtentwintig weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen indien alle voor de beoordeling ervan benodigde en door de adviescommissie van de aanvrager gevraagde gegevens tijdig geleverd zijn, conform art. 4:15 Awb;

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn eenmaal met ten hoogste acht weken verlengen en doet hiervan mededeling aan de aanvrager.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 18 Hardheidsclausule

Indien een strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het college, de adviescommissie gehoord hebbende, van deze verordening afwijken.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de “Verordening nadeelcompensatie Lage Erfbrug”.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de dagtekening van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 juni 2008.

De griffier

K.D. Handstede

De voorzitter

M. Çelik, plv.

Algemene Toelichting bij de nadeelcompensatieverordening

Reikwijdte van de verordening

Met deze verordening wordt beoogd een met waarborgen omklede algemene regeling in het leven te roepen op grond waarvan benadeelden voldoende zekerheid wordt verschaft op welke wijze een nadeelcompensatieverzoek wordt behandeld. Deze verordening bevordert dus de transparantie van het overheidshandelen, de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid.

De verordening is uitsluitend van toepassing op die verzoeken die betrekking hebben op de feitelijke werkzaamheden ten behoeve van de vervanging van de Lage Erfbrug en de hiermee verband houdende werkzaamheden in de directe omgeving ervan. Voorts is deze verordening uitsluitend van toepassing op de nadelen en/of schade die niet anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een andere wettelijke schadevergoedingsregeling (artikel 49 WRO) of door aankoop van gronden.

Artikelsgewijze Toelichting

Hoofdstuk 1

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen omschreven.

Artikel 2 De reikwijdte van de verordening

In dit artikel wordt de reikwijdte van de Verordening vastgelegd. Van belang is dat de Verordening uitsluitend van toepassing is op schade welke een direct en oorzakelijk gevolg is van de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden aan de Lage Erfbrug.

Artikel 3 Het recht op nadeelcompensatie

Het recht op nadeelcompensatie vloeit voort uit het algemene beginsel van “égalité devant les charges publiques” (gelijkheid voor openbare lasten). Deze nadeelcompensatieverordening beoogt een regeling te bieden voor de beoordeling en behandeling van op dit beginsel gebaseerde verzoeken om schadevergoeding als gevolg van het project.

Binnen het stelsel van nadeelcompensatie komt enkel de schade die buiten het normaal maatschappelijke risico valt, in beginsel voor vergoeding in aanmerking (abnormale last). Het rechtmatig toebrengen van schade die binnen het normale maatschappelijke risico valt,

levert in beginsel geen schending van het égalitébeginsel op, zodat deze schade ten laste van benadeelde dient te blijven.

In dit verband dient onder meer te worden onderzocht, of en zo ja in hoeverre het gestelde nadeel een gevolg is van het project. Er dient een voldoende hechte samenhang te zijn tussen de beweerdelijke schade en de litigieuze bestuurshandeling van het betrokken bestuursorgaan (causaal verband) zoals dit ook is verwoord in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State van 9 juni 2004 (Nadeelcompensatie HSL-Zuid), en niet een gevolg is van andere factoren.

Voorts is bepaald dat alleen aanspraak gemaakt kan worden op het recht op nadeelcompensatie voor zover op een andere wijze in een vergoeding niet is, of kan worden voorzien, het zogenaamde subsidiariteitsbeginsel. Dit criterium beoogt te voorkomen dat dezelfde schade meermaals wordt vergoed (bijvoorbeeld door aankoop, onteigening of op grond van een wettelijke schadevergoedingsregeling zoals artikel 49 WRO).

Het stelsel van nadeelcompensatie heeft voorts het uitgangspunt dat uitsluitend onevenredig nadeel in beginsel voor vergoeding in aanmerking kan komen. Het kan hierbij voorkomen dat de schade zowel in absolute of in relatieve zin zodanig gering is dat er redelijkerwijs geen objectiveerbaar en derhalve onevenredig nadeel is ontstaan. Dergelijke schade wordt ook wel bagatelschade genoemd en komt volgens vaste jurisprudentie niet voor vergoeding ten titel van nadeelcompensatie in aanmerking. Het is, vanwege de individuele feiten en omstandigheden niet mogelijk ten aanzien hiervan vaste richtlijnen op te stellen, zodat één en ander per individueel verzoek dient te worden beoordeeld.

In het derde lid van dit artikel is aangegeven dat de vergoeding van de schade wordt bepaald in geld, tenzij op basis van bijzondere feiten of omstandigheden het meer voor de hand ligt de schade op een andere manier te vergoeden.

Artikel 4 Speciale last

Met onevenredige schade wordt in de rechtspraak schade bedoeld die niet alleen buiten het maatschappelijke risico valt maar tevens op een beperkte groep burgers en/of instellingen drukt. De kring van getroffenen moet beperkt en duidelijk bepaalbaar zijn wil er sprake zijn van aansprakelijkheid op grond van het rechtsbeginsel “égalité devant les charges publiques”. Het moet gaan om schade die een gelijke behandeling van de rechtsgenoten verstoort doordat de schade bij een of enkele personen of een kleine groep personen terechtkomt, terwijl anderen in een min of meer gelijke positie niet of nauwelijks getroffen worden.

Artikel 5 Actieve risicoaanvaarding

Bij de beantwoording van de vraag of de schade als gevolg van het project redelijkerwijs ten laste van de verzoeker dient te blijven, dient te worden onderzocht of de verzoeker bij het nemen van een bepaalde investeringsbeslissing, zoals onder meer de beslissing om zich ergens te vestigen of de beslissing om uit te breiden c.q. van assortiment te wijzigen, redelijkerwijs rekening had kunnen en had moeten houden met de uitvoering van het project. In dit verband is van belang te constateren dat de risico’s waarmee hij redelijkerwijs bekend kon zijn op het moment van investeren, geacht worden door hem te zijn aanvaard. De schade, wat daarvan ook zij, als gevolg van het project dient in een dergelijk geval dan ook in beginsel voor rekening van de verzoeker te blijven.

Van risicoaanvaarding is in ieder geval sprake indien op het moment van de investeringsbeslissing de mogelijkheid van een schadeveroorzakende maatregel in voldoende mate kenbaar was om hiermee rekening te houden bij de beslissing tot investeren. Het is derhalve van belang dat bij ieder verzoek onderzoek wordt gedaan naar de kenbaarheid van het project, welke aanleiding gaf rekening te houden met de kans dat als gevolg daarvan schade zou kunnen ontstaan (zie o.a. de uitspraak ABRS 18 augustus 2004 (200306635/1)). De kenbaarheid van het project kan in beginsel voortvloeien uit openbaar gemaakte besluiten van bestuursorganen, zoals beleidsplannen, trajectstudies, Milieueffectrapportages, bestemmingsplannen of daarmee gelijkgestelde documenten, inspraak- en informatieavonden.

Hoofdstuk 2 Bijzondere bepalingen

Artikel 6 Bepaling van de schade

Bij de beoordeling van een verzoek om vergoeding van geleden schade in het kader van een nadeelcompensatieverordening is het gebruikelijk de omzetten en brutowinsten van de periode waarin de schade zich heeft voor gedaan te vergelijken met die van een gelijke periode in de drie jaar die hieraan vooraf zijn gegaan, tenzij er aanleiding is daarvan af te wijken, bijvoorbeeld op grond van de ontwikkeling van de omzet van de voorgaande jaren.

Voor wat de wijze van schadebegroting betreft wordt in deze verordening de hoofdregel weergeven. Gelet op de individuele feiten en omstandigheden kan bij de concrete beoordeling van een verzoek van deze hoofdregel worden afgeweken. De schade dient dus te worden begroot op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is, terwijl zo nodig de omvang van de schade dient te worden geschat. Het is in ieder geval het gebruik dat ook de invloed van beschikbare en objectieve branchegegevens bij de berekening van de schade wordt betrokken.

Artikel 7 Schadebeperking en verrekening van voordeel

In het stelsel van nadeelcompensatie wordt een actieve houding van de verzoeker verondersteld. Immers, de verzoeker heeft, op basis van algemene rechtsbeginselen, de plicht zijn schade zoveel als mogelijk te voorkomen dan wel te beperken.

In dit kader dient bij de beoordeling van een verzoek ingevolge deze verordening dan ook te worden onderzocht in hoeverre de verzoeker maatregelen had kunnen treffen om de schade te voorkomen of te beperken. Hierbij kan worden gedacht aan besparingen op variabele of semivaste kosten.

Daartegenover staat dat eventuele extra gemaakte kosten ter voorkoming of beperking van de schade in het stelsel van nadeelcompensatie in beginsel onderdeel uitmaken van de schade. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan extra reclamekosten of kosten vanwege extra bewegwijzering. Deze extra gemaakte kosten (ten opzichte van de normale bedrijfsvoering) worden bepaald op basis van de relevante jaarrekeningen en/of overgelegde facturen. In dit verband wordt nog opgemerkt dat het niet zo kan zijn dat schier ongelimiteerde extra kosten voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Immers, er dient een causaal verband aanwezig te zijn tussen de gemaakte extra kosten en de omvang van de schadebeperking die hiervan het gevolg kan zijn geweest. In zijn algemeenheid kan nog worden opgemerkt dat het in het belang van alle betrokken partijen is dat, indien er sprake is van een voornemen om zeer ingrijpende maatregelen te treffen die gepaard gaan met hoge kosten, men kan hierbij denken aan tijdelijke sluiting, al dan niet tijdelijke verhuizing, al dan niet structurele wijzigingen in het personeelsbestand of zeer omvangrijke reclamecampagnes, de verzoeker hierover eerst in overleg treedt met het college en schriftelijke toestemming van het college afwacht. Dit dient niet zo zeer te worden beschouwd als een vrijblijvende veronderstelling, doch gelet op de juridische en maatschappelijke normen en waarden, als een nadrukkelijke verplichting. Immers, indien dergelijk overleg niet plaatsvindt kunnen dergelijke “niet goedgekeurde” maatregelen mogelijk leiden tot de conclusie dat er geen sprake is van schadevoorkoming of schadebeperking doch van schadevergroting.

Indien sprake is van naar objectieve maatstaven vast te stellen voordelen, kunnen deze worden verrekend met de opgetreden nadelen.

Artikel 8 De hoogte van de nadeelcompensatie

Wil er gesproken kunnen worden van onevenredige schade, dan moet deze schade buiten het normale maatschappelijke risico vallen. Bij het normaal maatschappelijk risico gaat het om algemene maatschappelijke ontwikkelingen en nadelen waarmee men rekening dient te houden. Het begrip normaal maatschappelijk risico wordt in de praktijk zowel gekoppeld aan de aard van de schadeveroorzakende gebeurtenis, als aan de ernst en de omvang van het nadeel, en soms ook aan het getroffen belang.

Blijkens jurisprudentie (o.a. Kb 16 april 1991, AB 1992, nr 250 en Kb 19 mei 1995, AB 1995, nr 444 en ABR 5 augustus 1996, AB 1996, nr 426) moet het treffen van verkeersmaatregelen zoals bijvoorbeeld het afsluiten van wegen, in beginsel worden beschouwd als een normaal maatschappelijk risico waarmee een ieder kan worden geconfronteerd.

De nadelige gevolgen van verkeersmaatregelen zoals het moeten omrijden, het niet meer kunnen volgen van een bepaalde route die van oudsher wordt gereden, beknotting van de vrijheid om gebruik te maken van openbare wegen, hogere brandstofkosten, verminderde bereikbaarheid van bedrijven en omzetvermindering kunnen in beginsel voor rekening en risico van de belanghebbende worden gelaten, tenzij er zich feiten en omstandigheden voordoen waardoor een individueel belang zodanig – onevenredig - zwaar wordt getroffen dat het nadeel redelijkerwijs niet voor rekening van belanghebbende behoort te blijven. Daarvoor dient te worden vastgesteld of de betrokkene in verhouding tot andere rechtssubjecten door het besluit zodanig zwaar wordt getroffen dat het uitblijven van een zekere mate van compensatie zou leiden tot schending van het beginsel “gelijkheid voor de publieke lasten”.

Het is gebruikelijk om het maatschappelijk risico te verdisconteren door een vooraf bepaald en vastgesteld percentage van de berekende brutowinstderving voor rekening van de verzoeker te laten. Deze wijze van verdisconteren vloeit onder meer voort uit het zogenaamde Paul Krugerbrug-arrest. In het kader van de uitvoering van het project en ten behoeve van deze Verordening zoekt de provincie aansluiting bij deze zogenaamde kortingsbenadering. De hoogte van de nadeelcompensatie zal derhalve in beginsel gelijk zijn aan 75 procent van de vastgestelde winstderving c.q. inkomstenderving.

Artikel 9 Verstrekken van voorschotten

In bijzondere gevallen is het mogelijk dat op diens verzoek aan een verzoeker één of meerdere voorschotten op het recht op nadeelcompensatie worden verstrekt.

Bij het beoordelen en verstrekken van voorschotten wordt enige voorzichtigheid en terughoudendheid betracht. Voorschotten worden derhalve alleen in die gevallen waarbij sprake is van dreigende en objectief aantoonbare liquiditeitsproblemen dan wel indien er sprake is van bijzondere feiten en/of omstandigheden, verstrekt. De te verstrekken voorschotten bedragen veiligheidshalve 75% van de op dat moment geraamde, te verwachten uit te keren schadevergoeding.

Indien het college besluit een voorschot toe te kennen, erkent hij daarmee nog geen aansprakelijkheid. En verder geldt dat het voorschot alléén kan worden toegekend als verzoeker schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling van hetgeen ten onrechte aan hem is uitgekeerd. Het college kan daarvoor zekerheidstelling verlangen, bijvoorbeeld in de vorm van een bankgarantie.

Artikel 10 Kosten van deskundigenbijstand

Deskundigenkosten, gemaakt in de periode voorafgaand aan een procedure bij de rechter werden in de nadeelcompensatiepraktijk, onder verwijzing naar vaste jurisprudentie, gedurende lange tijd niet aangemerkt als te zijn veroorzaakt door rechtmatig overheidshandelen en kwamen dus niet voor vergoeding in aanmerking.

Blijkens de huidige jurisprudentie kan onder omstandigheden recht bestaan op vergoeding van deskundigenkosten. Dit geldt in het algemeen echter niet voor gemaakte kosten in de periode voorafgaand aan het besluit van het bestuursorgaan over de schadeclaim, indien het bestuursorgaan zich laat adviseren door een onafhankelijke en deskundige adviescommissie. Wel kan er onder omstandigheden aanleiding bestaan tot vergoeding van deze kosten, bijvoorbeeld indien verzoeker genoodzaakt is aanzienlijke kosten te maken ten behoeve van de onderbouwing van zijn verzoek of in een situatie dat de ingeroepen deskundigenbijstand heeft bijgedragen aan de vaststelling van de hoogte van een vergoeding c.q. heeft bijgedragen aan een efficiënte beoordeling door de schadebeoordelingscommissie. Voor de vergoeding van deskundigenkosten geldt altijd als norm dat ook de omvang van de kosten redelijk is te noemen.

Artikel 11 Vergoeding van wettelijke rente

De vergoeding in de vorm van wettelijke rente voor schade veroorzaakt door te late uitbetaling van de nadeelcompensatie maakt deel uit van de toe te kennen nadeelcompensatie. In deze wordt aansluiting gezocht bij artikel 6:119 BW wat de wijze van berekenen van wettelijke rente betreft.

Hoofdstuk 3 De procedure

Artikel 12 Het verzoek om nadeelcompensatie

In dit artikel wordt geregeld wanneer een verzoek om nadeelcompensatie uiterlijk dient te worden ingediend, waar het dient te worden ingediend, en op welke wijze het dient te worden ingediend. Van de verzoeker wordt immers verlangd dat hij alle noodzakelijke en relevante gegevens aanlevert die nodig zijn voor het college om te komen tot een redelijke en gefundeerde beslissing op het verzoek.

Tevens wordt in dit artikel de grondslag gegeven voor een recht van € 300,-- dat door verzoeker dient te worden voldaan, voordat het verzoek in behandeling wordt genomen. Het heffen van een recht is er op gericht het indienen van lichtzinnige verzoeken zoveel als mogelijk te voorkomen.

Het schademeldingsbureau bevestigt de ontvangst van het verzoek zo spoedig mogelijk na de ontvangst. In de ontvangstbevestiging wordt in ieder geval een globale uitleg over de te volgen procedure en de daarmee gemoeide termijnen gegeven.

Artikel 13 Adviescommissie

Het college benoemt een onafhankelijke en deskundige adviescommissie. Deze adviescommissie wordt door het college gevraagd om hem van advies te dienen. Het inschakelen van onafhankelijke deskundigen draagt bij aan een zorgvuldige voorbereiding van de te nemen beslissing. Het vormt zo een zorgvuldigheids- en kwaliteitswaarborg voor het onderzoeks-, afwegings- en beslissingstraject.

In dit artikel wordt verder geregeld dat de adviescommissie bestaat uit minimaal één en maximaal drie deskundigen.

Artikel 14 Het onderzoek

De adviescommissie heeft tot taak het college procedureel en inhoudelijk te adviseren over het verzoek tot nadeelcompensatie. Om een gefundeerd advies af te kunnen geven, stelt de adviescommissie een breed onderzoek in naar onder andere de vraag of de door verzoeker in zijn verzoek gestelde schade aangemerkt kan worden als schade die het gevolg is van het project, en naar de omvang van de schade. Ook komt dan aan de orde de vraag of deze schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de verzoeker behoort te blijven. Verder zal de adviescommissie het college adviseren over de hoogte van de uit te keren nadeelcompensatie en de eventueel daaraan verbonden wettelijke rente.

Artikel 15 Bevoegdheden en verplichtingen

Het college en de verzoeker verstrekken de adviescommissie alle informatie, stukken en bescheiden die voor de beoordeling van het verzoek van belang zijn. Het bepaalde in dit artikel sluit aan bij artikel 3:7 e.v. van de Awb. Eveneens is artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur van overeenkomstige toepassing.

De adviescommissie is bevoegd om derden in te schakelen ter ondersteuning van het onderzoek. Als daarmee kosten zijn gemoeid schakelt de adviescommissie de andere(n) pas in na toestemming van het college.

Tot slot is de adviescommissie bevoegd de situatie ter plaatse op te nemen. Nu echter onderhavige Verordening niet op een wettelijke grondslag stoelt en de adviescommissie in geen geval beschikt over enige bijzondere opsporingsbevoegdheid is het de adviescommissie niet toegestaan zich op plaatsen te begeven tegen de wil van de verzoeker.

Artikel 16 Procedure van de adviescommissie

In dit artikel wordt de procedure besproken die de adviescommissie hanteert bij het tot stand komen van haar advies.

Van belang is dat er altijd een conceptadvies zal worden opgesteld, tenzij alle betrokken partijen hiervan vooraf schriftelijk afzien, en dat de betrokken partijen op het conceptadvies mogen reageren voordat de adviescommissie haar definitieve advies opmaakt. Alvorens een conceptadvies wordt opgemaakt, stelt de adviescommissie de betrokken partijen in de gelegenheid om hun standpunten mondeling toe te lichten.

Voorts worden in dit artikel de op de advisering toepasselijke termijnen vermeld. In dit verband is het van belang te vermelden dat het zogenaamde termijnen van orde zijn, waaraan geen rechtsgevolgen verbonden zijn. Tevens is van belang dat de termijnen pas ingaan op het moment dat alle voor de beoordeling van het verzoek benodigde en door de adviescommissie gevraagde gegevens door de adviescommissie zijn ontvangen.

Indien verzocht wordt om een voorschot, geldt een andere procedure met andere termijnen.

Artikel 17 Niet in behandeling nemen van het verzoek

Indien het verzoek niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen en criteria kan het verzoek door het college, op advies van de adviescommissie, buiten behandeling gelaten worden. De juistheid, volledigheid en relevantie van de door verzoeker aan te leveren gegevens worden hem relatief zwaar toegerekend. Hij zal immers aan moeten tonen dat de geleden schade niet voor zijn rekening dient te blijven. Op het moment dat verzoeker in gebreke blijft wordt hem eenmalig de gelegenheid geboden het verzuim te herstellen. Hierin ligt aansluiting met art. 4:5 Awb.

Artikel 18 Besluit op het verzoek tot nadeelcompensatie

Het college neemt, zo spoedig mogelijk na ontvangst van het definitieve advies van de adviescommissie, een beslissing op het verzoek tot nadeelcompensatie. Het college zal verzoeker en adviseur desgevraagd schriftelijk op de hoogte stellen van eventuele vertragingen.

De beslissing van het college is vatbaar voor bezwaar en beroep.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 19 Hardheidsclausule

Via de hardheidsclausule is aan het college de mogelijkheid opengelaten om in incidentele gevallen van het bepaalde in deze verordening af te wijken indien handelen overeenkomstig deze Verordening voor een of meer verzoekers nadelige gevolgen zou hebben die wegens bijzondere feiten en omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze verordening te dienen doelen. Voor deze schrijnende en/of bijzondere gevallen zal een passende nadeelcompensatie kunnen worden verstrekt waarbij o.a. kan worden afgeweken van de zgn. 75 procentnorm.

Artikel 20 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.