Regeling vervallen per 12-05-2014

Nadere regels “Gebiedsquota voor kamerverhuur” voor aanvragen van een woonruimteonttrekkingsvergunning voor kamerverhuur als bedoeld in artikel 16b, eerste lid, van de Huisvestingsverordening stadsregio Rotterdam en in artikel 3.1.2 juncto artikel 3.1.4, vierde tot en met zevende lid, van de Huisvestingsverordening aangewezen gebieden Rotterdam

Geldend van 19-02-2009 t/m 11-05-2014

Intitulé

Raamverordening rijksbijdragen Volkshuisvesting aan particulieren via de gemeente 1990

De Raad der gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 april 1990 (verzameling gedrukte stukken 1990, volgnummer 86, RoSV.nr. SWOBO 111.122);

gelet op artikel 168 van de gemeentewet, de artikelen 62, 63, 64 en 67 van de Woningwet en het Besluit geldelijke steun volkshuisvesting;

Overwegende,

– dat in de ‘Raamverordening rijksbijdragen volkshuisvesting aan particulieren via de gemeente’ (gemeenteblad 1980 nr. 198, sedertdien gewijzigd) ten behoeve van de uitvoering van een aantal rijksregelingen op het terrein van de volkshuisvesting diverse bepalingen zijn opgenomen inzake de uitvoering daarvan door de gemeente;

– dat inmiddels een aantal van die regelingen is vervallen of vervangen door andere;

– dat voor de uitvoering van een aantal nog bestaande rijksregelingen afzonderlijke gemeentelijke verordeningen zijn vastgesteld;

Overwegende voorts,

– dat in de huidige nog niet gewijzigde Raamverordening de beslissingsbevoegdheid is gedelegeerd aan de directeuren van de betrokken gemeentelijke diensten;

– dat inmiddels de mandatering van collegebevoegdheden geregeld is in een integraal machtigings- en mandateringsbesluit waarin ook de beslissingsbevoegdheid van de Raamverordening dient te worden opgenomen;

– dat in voornoemde Raamverordening op de beslissingen van de directeuren beroep is opengesteld op het college terwijl de algehele beleidslijn met betrekking tot de beroepsmogelijkheden is deze niet meer op te nemen in afzonderlijke verordeningen, waardoor automatisch de wet AROB van toepassing is;

BESLUIT:

  • I.

    aan te vragen en te aanvaarden bijdragen uit ’s Rijks kas op grond van:

    • a.

      de Regeling geldelijke steun huisvesting gehandicapten 1992, Stcrt. 1991 nr. 223;

    • b.

      de Regeling geldelijke steun woonwagenbewoners bij verhuizing uit een krotwoonwagen 1988, Stcrt. 1988 nr. 77,

    zoals deze regelingen thans van toepassing zijn, in het verleden hebben gegolden of in de toekomst zullen luiden.

  • II.

    Vast te stellen de hierna volgende

Verordening, regelende het door tussenkomst van de gemeente verstrekken van rijksbijdragen op het terrein van de volkshuisvesting aan particulieren.

Artikel 1. DEFINITIES

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

de minister:

de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu;

b.

de rijksregeling:

de in het besluit van heden onder I a. en I b. genoemde regelingen van de minister alsmede de op basis daarvan door de minister uitgevaardigde en uit te vaardigen circulaires;

c.

de bijdrage:

de in het besluit van heden onder I genoemde bijdragen op voet van de rijksregeling;

d.

de directeur Stedebouw en Volkshuisvesting:

de directeur van de dienst Stedebouw en Volkshuisvesting;

e.

de directeur Gemeentelijk Woningbedrijf:

de directeur van het Gemeentelijk Woningbedrijf Rotterdam.

Artikel 2. AANVRAAG

De aanvraag om een bijdrage dient te worden ingediend bij:

  • a.

    de directeur Stedebouw en Volkshuisvesting ten aanzien van de in het besluit van heden onder I a. genoemde regeling, zulks uitsluitend voor verhuis- en inrichtingskosten;

  • b.

    de directeur Stedebouw en Volkshuisvesting ten aanzien van de in het besluit van heden onder I a. genoemde regeling, met uitzondering van verhuis- en inrichtingskosten;

  • c.

    de directeur Gemeentelijk Woningbedrijf ten aanzien van de in het besluit van heden onder I b. genoemde regeling.

Artikel 3.

De aanvraag dient te geschieden op een daartoe door of namens de directeuren genoemd in artikel 2 verstrekt formulier, onder overlegging van de daarin gevraagde bescheiden.

Artikel 4.

Op aanvragen om een bijdrage wordt overeenkomstig de voorwaarden en bepalingen van de rijksregeling beschikt.

Artikel 5.

Indien de rijksregeling daaromtrent niets bepaalt, eindigt het recht op een bijdrage zes maanden na het treffen van de voorzieningen, dan wel na het moment van ontruiming of het door verhuizing verlaten van de woning.

Artikel 6.

In afwijking van het gestelde in de artikelen 4 en 5, kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat gedurende een termijn van ten hoogste zes maanden na gehele of gedeeltelijke intrekking van de rijksregeling, het beschikken op aanvragen om een bijdrage op voet van deze verordening voortgang vindt overeenkomstig de criteria zoals deze vóór genoemde intrekking golden, mits de gemeentelijke financiële dekking hiervoor verzekerd is.

Artikel 7.

Met inachtneming van het gestelde in artikel 4 kunnen burgemeester en wethouders met betrekking tot de toekenning van de bijdrage nadere regels stellen.

Artikel 8. BESLISTERMIJN EN ONTVANKELIJKHEID

  • 1. Een beschikking als bedoeld in artikel 4 wordt gegeven binnen zestien weken na ontvangst van de aanvraag.

    Indien toepassing wordt gegeven aan het gestelde in lid 2, gaat de termijn van zestien weken lopen op de datum waarop de aanvullende stukken zijn ontvangen.

  • 2. Bij ongenoegzaamheid der in te dienen stukken wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager, onder opgave van de alsnog over te leggen gegevens.

  • 3. Indien binnen 10 weken na de verzending van de mededeling als bedoeld in lid 2 de gevraagde aanvullende gegevens niet zijn verstrekt, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Artikel 9. WEIGERING

Een beschikking tot weigering van de bijdrage wordt met redenen omkleed.

Artikel 10.

Indien niet is voldaan aan het gestelde in artikel 8, lid 1, wordt de aanvraag geacht te zijn afgewezen.

Artikel 11. TERUGVORDERING

Een reeds uitgekeerde bijdrage kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd, indien achteraf blijkt dat bij de aanvraag ter verkrijging van de bijdrage onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt.

Artikel 12. SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN.

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgende op die waarop zij is vastgesteld.

  • 2. Op deze datum vervalt de ‘Raamverordening rijksbijdragen volkshuisvesting aan particulieren via de gemeente’ (gemeenteblad 1980 nr. 198; gemeenteblad 1981 nr. 104; gemeenteblad 1984 nr. 232; gemeenteblad 1985 nr. 102; gemeenteblad 1985 nr. 170; gemeenteblad 1987 nr. 35).

Artikel 13.

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Raamverordening rijksbijdragen volkshuisvesting aan particulieren via de gemeente 1990’.

Artikel 14.

Aanvragen om een bijdrage welke zijn ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening, worden behandeld op de wijze zoals die tot dusverre was voorgeschreven.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 26 april 1990.

De Secretaris

J.G. Bannink

De Voorzitter

A. Peper