Regeling vervallen per 29-06-2022

Mandatering burgemeester tot het nemen van besluiten indien er geen quorum is in college van burgemeester en wethouders

Geldend van 20-12-2011 t/m 28-06-2022

Intitulé

Mandatering burgemeester tot het nemen van besluiten indien er geen quorum is in college van burgemeester en wethouders

Gemeenteblad 2011

Mandatering burgemeester tot het nemen van besluiten indien er geen quorum is in college van burgemeester en wethouders tijdens recesperioden

Het college van Burgemeester en Wethouders van Rotterdam,

Gelezen het voorstel van de gemeentesecretaris van 20 december 2011; kenmerk 711163;

overwegende dat:

  • -

    er gedurende het jaar recesperioden zijn waarin het college niet voltallig is, er daarom soms geen quorum is en de aanwezige leden van het college derhalve niet op legitieme wijze tot besluitvorming kunnen komen;

  • -

    in dergelijke periode soms toch besluiten moeten worden genomen waarvan de inwerkingtredingdatum niet kan wachten tot na de bekrachtiging als er wel een quorum is;

gelet op artikel 168 van de Gemeentewet, en meer bepaald op artikel 10.3 Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

  • 1.

    In afwijking van artikel 3 van het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van burgemeester en wethouders van Rotterdam in recesperioden indien er geen quorum is de Burgemeester op te dragen om, gehoord de andere aanwezige leden van het college, namens het college alle noodzakelijke besluiten te nemen die ter vergadering worden voorgelegd aan het college.

  • 2.

    De onder beslispunt 1 genoemde mandatering geldt niet indien, naar het oordeel van de gemeentesecretaris, de aard van de gevraagde beslissing of de Algemene wet bestuursrecht zich daar tegen verzet.

  • 3.

    Dit besluit treedt in werking op 20 december 2011 en eindigt op het tijdstip als bedoeld in artikel 42 van de Gemeentewet.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 20 december 2011.

De secretaris, De burgemeester,

A.H.P. van Gils J. Kriens, l.b.

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 20 december 2011 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bds.rotterdam.nl – Gemeentebladen)

Toelichting:

Tot nu toe was het de praktijk in recesperioden dat de ‘wethouder van dienst’ als college ‘besluiten’ nam die achteraf gedekt werden als het college weer op volle sterkte aanwezig was. Probleem van die oplossing is dat de rechtsgeldigheid van die 'reces-besluiten' tot die formele ‘bevestiging’ na het reces in twijfel kan worden getrokken.

Om dat nu te voorkomen kan het college ook vooraf een mandaat opdragen aan de burgemeester (want die is er altijd, al dan niet middels een loco). Daarop ziet dit besluit, dat er overigens wel van uitgaat dat er formeel collegevergaderingen gehouden worden. Het gaat dus nadrukkelijk om officiële collegebesluiten die geagendeerd zijn in een collegevergadering.

In dit besluit is de gemeentesecretaris (die er ook altijd is, al dan niet middels een loco) aangewezen als degene die zal moeten verzekeren dat dit mandaat niet gebruikt wordt in gevallen waarin het gebruik ervan niet op zijn plaats is of zelfs wettelijk niet is toegestaan. In dat verband zij met name gewezen op artikel 10.3 van de Algemene wet bestuursrecht, dat voor de volledigheid hieronder is weergegeven.

Het besluit treed in werking op de datum dat het college het besluit neemt, en eindigt als er een nieuw college is benoemd, hetgeen tot uitdrukking is gebracht door te verwijzen naar artikel 42 Gemeentewet, waarin dat geregeld is. Het ’nieuwe’ college kan dan opnieuw bekijken of het een zelfde regeling noodzakelijk acht.

Artikel 10:3 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    Een bestuursorgaan kan mandaat verlenen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet.

  • 2.

    Mandaat wordt in ieder geval niet verleend indien het betreft een bevoegdheid:

    • a.

      tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften, tenzij bij de verlening van die bevoegdheid in mandaatverlening is voorzien;

    • b.

      tot het nemen van een besluit ten aanzien waarvan is bepaald dat het met versterkte meerderheid moet worden genomen of waarvan de aard van de voorgeschreven besluitvormingsprocedure zich anderszins tegen de mandaatverlening verzet;

    • c.

      tot het beslissen op een beroepschrift;

    • d.

      tot het vernietigen van of tot het onthouden van goedkeuring aan een besluit van een ander bestuursorgaan.

  • 3.

    Mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift of op een verzoek als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid, wordt niet verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen.

  • 4.

    Indien artikel 5:53 van toepassing is, wordt mandaat tot het opleggen van een bestuurlijke boete niet verleend aan degene die van de overtreding een rapport of proces-verbaal heeft opgemaakt.