Regeling vervallen per 01-01-2014

Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2013

Gemeenteblad 2012

Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2013

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van de directeur Handhaving en Toezicht van Stadsbeheer van 4 december 2012; registratienr. 12/14709;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en artikel 2, vierde lid, van de Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2013;

besluit vast te stellen:

Uitvoeringsbesluit inzake de voorschriften en beperkingen met betrekking tot het verlenen, intrekken, weigeren, de geldigheid en het gebruik van parkeervergunningen en belanghebbendenvergunningen Rotterdam 2013 (Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2013)

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    gereguleerd gebied: deel van de gemeente waarbinnen sprake is van betaald parkeren;

  • b.

    sector: omschreven groep straten binnen gereguleerd gebied;

  • c.

    bewoner: persoon die blijkens de gemeentelijke basisadministratie woont op een adres in gereguleerd gebied of op een geregistreerd binnenvaartuig in gereguleerd gebied;

  • d.

    huishouden: één of meer bewoners die in één woonruimte wonen en samen in hun dagelijks onderhoud voorzien;

  • e.

    bedrijf: natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde bewoner, die is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • f.

    autodate: het herhaaldelijk en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen een aanbieder die motorvoertuigen beschikbaar stelt voor autodate en die is aangesloten bij de Stichting Gedeeld Autogebruik en meerdere deelnemers, die met de aanbieder een overeenkomst hebben gesloten;

  • g.

    schoolbestuur: bestuur van een door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap erkende en gesubsidieerde instelling voor dag- of avondonderwijs;

  • h.

    GBA: gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Rotterdam;

  • i.

    wijkbus of wijkauto: personenbus of -auto waarmee georganiseerd aanvullend vervoer wordt geboden aan ouderen en gehandicapten;

  • j.

    CBS subbuurt: een van de territoriale gebiedsgrenzen van het Centraal Bureau voor de Statistiek;

  • k.

    bijbehorende parkeervoorziening: parkeervoorziening met gezamenlijke toegang, behorend bij of toegewezen aan een gebouw of gebouwencomplex blijkens een omgevings(bouw)vergunning of enig ander document, bestemd voor het parkeren van motorvoertuigen van eigenaren of houders, die wonen of werken in het gebouw of gebouwencomplex waarbij deze voorziening behoort of waaraan deze voorziening is toegewezen. Onder een bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening wordt niet verstaan een individuele garagebox, carport of ruimte op een perceel waaraan niet specifiek de bestemming parkeren is toegekend;

  • l.

    BPM: belasting van personenauto’s en motorrijwielen, in de zin van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, of een hier voor in de plaatstredende regeling.

Artikel 2 Maximering aantal vergunningen per sector

  • 1. Het college stelt het maximum aantal uit te geven vergunningen per sector vast.

  • 2. Indien het maximum aantal uit te geven vergunningen per sector is verleend, wordt de aanvrager op een wachtlijst voor deze sector geplaatst.

  • 3. De wachtlijst, bedoeld in het tweede lid, wordt aangelegd op volgorde van binnenkomst van de aanvragen van bewoners en bedrijven, waarbij de datum van registratie door de gemeente bepalend is.

  • 4. Aan de op de wachtlijst geplaatste aanvrager kan op diens verzoek een tijdelijke vergunning worden verleend voor een andere sector.

  • 5. De sector, bedoeld in het vierde lid, wordt door het college bepaald binnen de grenzen van redelijkheid en billijkheid voor wat betreft de afstand tot het adres waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.

  • 6. De vergunning op grond van het vierde lid wordt verleend voor bepaalde tijd met een maximum duur van 12 maanden, maar niet langer dan de duur van de plaatsing op de wachtlijst.

Artikel 3 Weigeren van een vergunning

Het college weigert een vergunning indien:

  • 1.

    de aanvrager niet voldoet aan de voorwaarden die aan het verlenen van een vergunning zijn gesteld;

  • 2.

    bij de aanvrager na een eerdere intrekking van een vergunning geen wijziging is opgetreden in de situatie, die heeft geleid tot intrekking van een vergunning;

  • 3.

    de aanvrager volgens opgave van Gemeentebelastingen Rotterdam of Stadstoezicht een invorderbare belastingschuld heeft openstaan of een verschuldigde parkeerbelasting niet heeft betaald;

  • 4.

    de aanvrager binnen zes maanden nadat een vergunning is ingetrokken wegens het verstrekken van onjuiste gegevens, opnieuw een vergunning aanvraagt.

Artikel 4 Intrekken van een vergunning

  • 1. Het college kan een vergunning intrekken indien:

    • a.

      de vergunninghouder niet, niet tijdig of niet volledig de parkeerbelasting, bedoeld in artikel 5, onderdeel a, van de Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2013 heeft voldaan;

    • b.

      de vergunninghouder niet (meer) voldoet aan de voorwaarden die aan het gebruik van de vergunning zijn gesteld;

    • c.

      de vergunninghouder bij Gemeentebelastingen Rotterdam of bij Stadsbeheer een invorderbare belastingschuld heeft openstaan;

    • d.

      de vergunninghouder bij zijn aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens heeft verstrekt.

  • 2. Het college trekt een vergunning in, indien:

    • a.

      de vergunninghouder er zelf om verzoekt;

    • b.

      de vergunninghouder niet meer woont of werkt in het gebied waarvoor de vergunning is afgegeven;

    • c.

      er sprake is van redenen van openbaar belang;

    • d.

      zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die mee heeft gewogen bij het verlenen van de vergunning;

    • e.

      de vergunninghouder in liquidatie of in staat van faillissement is gesteld.

Artikel 5 Bewonersvergunning

  • 1.Het college verleent, onverminderd de artikelen 2 en 3, op aanvraag een bewonersvergunning aan een bewoner, indien:

    • a.

      de aanvrager volgens de GBA woonachtig is in de sector of in de CBS subbuurt die aan de sector grenst waarvoor de vergunning is aangevraagd, en;

    • b.

      de aanvrager woonachtig is in een gebouw of gebouwencomplex zonder een bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening;

    • c.

      de aanvrager kentekenhouder is van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is aangevraagd;

    • d.

      de aanvrager een motorvoertuig gebruikt van het bedrijf waarbij hij in loondienst is en waarbij het motorvoertuig op naam staat van het bedrijf danwel sprake is van een leaseovereenkomst op naam van het bedrijf; of

    • e.

      de aanvrager feitelijk gebruiker is van een motorvoertuig dat voor ten minste drie maanden van een autoverhuurbedrijf is gehuurd of geleaset.

      • 2.

        Indien de aanvraag een motorvoertuig met een niet-Nederlands kenteken betreft, wordt, onverminderd het eerste lid, op aanvraag een vergunning verleend indien aan de BPM-plicht is voldaan of er sprake is van BPM-vrijstelling.

      • 3.

        In afwijking van het eerste lid, onder a, wordt een vergunning voor maximaal 12 maanden verleend indien de aanvrager beschikt over een geldig arbeidscontract, in Rotterdam woont en werkt en niet wordt ingeschreven in de GBA.

      • 4.

        In afwijking van het eerste lid, onder a, wordt eenmalig een vergunning op het nieuwe woonadres verleend voor maximaal 12 maanden, indien de aanvrager verhuist en tijdelijk twee woonadressen heeft, maar nog niet op het nieuwe woonadres staat ingeschreven bij de GBA en met een koop- of huurcontract het nieuwe woonadres kan aantonen.

      • 5.

        In afwijking van artikel 2, tweede lid, wordt een vergunning verleend aan de partner of een familielid van een overleden vergunninghouder, die volgens de GBA op hetzelfde adres staat ingeschreven als de overleden vergunninghouder. Een verzoek hiertoe dient binnen drie maanden na het overlijden van de vergunninghouder te worden ingediend.

      • 6.

        In afwijking van het eerste lid, onder a, wordt een vergunning verleend aan de beheerder van de jachthavens in de Veerhaven of de Entrepothaven, ten behoeve van de vaste gebruiker van een ligplaats, tot het maximum dat is gekoppeld aan de parkeernorm voor jachthavens.

      • 7.

        Voor vergunningen binnen één huishouden wordt het tarief van de eerste vergunning, zoals opgenomen in de Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2013, aan één van de vergunningen toegewezen.

      • 8.

        In afwijking van het eerste lid, onder b, wordt uitsluitend een vergunning voor maximaal 12 maanden verleend indien de aanvrager aantoont dat aanvrager op het moment van de aanvraag feitelijk niet over de bij het gebouw of gebouwencomplex behorende of toegewezen parkeervoorziening beschikt of had kunnen beschikken.

      • 9.

        Vijfmaal per kalenderjaar mag de vergunninghouder met een ander voertuig gebruik maken van de vergunning voor een periode van maximaal twee weken.

Artikel 6 Bedrijfsvergunning

  • 1. Het college verleent, onverminderd de artikelen 2 en 3, op aanvraag een bedrijfsvergunning aan een bedrijf, indien:

  • a. het bedrijf blijkens het handelsregister van de Kamer van Koophandel gevestigd is in de sector of in de CBS subbuurt die aan de sector grenst;

  • b. het bedrijf gevestigd is in een gebouw of gebouwencomplex zonder bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening;

  • c. het bedrijf kentekenhouder van het motorvoertuig is of krachtens een lease- of huurovereenkomst voor ten minste drie maanden feitelijk gebruiker is van het motorvoertuig; en

  • d. het bedrijf aannemelijk maakt dat het motorvoertuig, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, nodig is voor de uitoefening van het beroep, het bedrijf of de functie, en niet ten behoeve van woon-werkverkeer;

  • e. de rechtsvorm van het bedrijf een eenmanszaak, maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap is en de eigenaar van de eenmanszaak, de maten van de maatschap of de vennoten van de vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap in de gemeentelijke basisregistratie in Nederland of daarbuiten staan geregistreerd.

  • 2. Bij de eerste vergunning wordt ervan uitgegaan dat automatisch is aangetoond dat aan het eerste lid, onderdeel d is voldaan.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, onder c, wordt een vergunning verleend, indien wordt aangetoond dat de kentekenhouder van het motorvoertuig, waarvoor het bedrijf een vergunning aanvraagt, in loondienst is bij dat bedrijf.

  • 4. In afwijking van het eerste lid, onder c, wordt op verzoek een niet-kentekengebonden vergunning verleend wanneer de aanvrager een schoolbestuur is of wanneer het bedrijf motorvoertuigen van derden onderhoudt en repareert.

  • 5. Met inachtneming van de artikelen 2, 3 en 7 wordt op aanvraag aan een schoolbestuur een maximum aan vergunningen verleend gelijk aan de helft van het totaal aantal docenten dat op aanvraagdatum in dienst is van het betrokken bestuur en werkzaam op de vestiging in gereguleerd gebied waarvoor de aanvraag is gedaan.

  • 6. Indien de uitkomst van de berekening in het vorige lid leidt tot een breuk vindt afronding naar boven plaats.

  • 7. Een schoolbestuur kan in aanmerking komen voor een hoger aantal vergunningen dan het maximum genoemd in het vijfde lid, indien het specifieke belang van een bepaalde school dit naar het oordeel van het college vereist.

  • 8. In afwijking van het eerste lid, onder b, wordt uitsluitend een vergunning voor maximaal 12 maanden verleend indien de aanvrager aantoont dat aanvrager op het moment van de aanvraag feitelijk niet over de bij het gebouw of gebouwencomplex behorende of toegewezen parkeervoorziening beschikt of had kunnen beschikken.

  • 9. Vijfmaal per kalenderjaar mag de vergunninghouder met een ander voertuig gebruik maken van de vergunning voor een periode van maximaal twee weken.

Artikel 7 Stadsbrede vergunning

  • 1. Het college verleent op aanvraag een stadsbrede vergunning aan een van de hierna vermelde categorieën:

  • a. huisartsen met praktijk in Rotterdam;

  • b. verloskundigen met praktijk in Rotterdam;

  • c. Vereniging Dierenambulance Rotterdam ten behoeve van de ambulances;

  • d. Stichting Dierenambulance Rotterdam en Omstreken ten behoeve van de ambulances;

  • e. thuiszorgorganisaties met als verzorgingsgebied Rotterdam, bekostigd vanuit de AWBZ ten behoeve van acute thuiszorg;

  • f. Politie Rotterdam-Rijnmond ten behoeve van de niet-herkenbare politievoertuigen;

  • g. Gemeentelijke Gezondheidsdienst ten behoeve van de Röntgenbus;

  • h. Stichting Zwerfkatten ten behoeve van de motorvoertuigen die zwaar materiaal vervoeren;

  • i. Dienstenbus Ontmoeting;

  • j. wijkbussen en wijkauto's;

  • k. rechtercommissaris en griffiers van de rechtbank Rotterdam ten behoeve van de voertuigen die worden gebruikt bij piketdiensten;

  • l. Veiligheidsregio Rotterdam ten behoeve van de voertuigen die gebruikt worden bij piketdiensten;

  • m. gemeentelijke diensten ten behoeve van dienstvoertuigen;

  • n. Autodate ten behoeve van voertuigen voor gedeeld gebruik;

  • o. Stichting slachtofferhulp ten behoeve van acute zorgverlening;

  • p. Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt, locatie Kralingen, ten behoeve van acuut ingrijpen bij escalaties.

  • 2. De stadsbrede vergunning geldt voor het gehele gereguleerde gebied.

Artikel 8 Bezoekersvergunning

  • 1. Het college verleent op aanvraag een bezoekersvergunning aan de bewoner ten behoeve van zijn bezoek.

  • 2. De bezoekersvergunning wordt verleend voor de sector waartoe het adres behoort, waarop de aanvragende bewoner in de GBA staat ingeschreven.

  • 3. Per kalenderjaar heeft het huishouden waartoe de bewoner behoort recht op maximaal 100 parkeereenheden van 5 uur.

  • 4. De aanvragende bewoner toont het voeren van een eigen huishouden aan met een op naam en adres gesteld huur- of koopcontract,.

  • 5. Het innen van de afgenomen dagdelen bij de houder van de bezoekersvergunning geschiedt uitsluitend per kwartaal met een automatische incasso.

Artikel 9 Mantelzorgvergunning

  • 1. Het college verleent op aanvraag een mantelzorgvergunning aan de bewoner ten behoeve van zijn mantelzorg.

  • 2. De mantelzorgvergunning wordt verleend voor de sector waartoe het adres behoort, waarop de aanvragende bewoner in de GBA staat ingeschreven.

  • 3. Per kalenderjaar heeft de mantelzorgvergunninghouder recht op maximaal 100 parkeereenheden van 5 uur.

  • 4. De mantelzorgvergunning wordt verleend aan een hulpbehoevende bewoner met een op zijn naam gestelde indicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ-indicatie) of een bij of krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning aan hem verleende beschikking.

  • 5. Het innen van de afgenomen dagdelen bij de houder van de mantelzorgvergunning geschiedt uitsluitend per kwartaal met een automatische incasso.

Artikel 10 Belanghebbendenvergunning

Het college kan op aanvraag aan de hierna genoemde aanvragers een belanghebbendenvergunning verlenen, die uitsluitend geldt op de aan hen door het college toegewezen vaste parkeerplaatsen:

  • a.

    aanbieders van autodate;

  • b.

    consuls;

  • c.

    houders van het door de Stichting Kwaliteitsverbetering Rotterdamse Taxi uitgereikte keurmerk voor taxichauffeurs (Taxiplus);

  • d.

    kentekenhouders van een elektrisch aangedreven voertuig met kenteken.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Van het bepaalde in dit Uitvoeringsbesluit Parkeren Rotterdam 2013 kan het college afwijken indien toepassing van dit besluit tot onbillijkheid van overwegende aard leidt.

Artikel 12 Intrekking huidig besluit

Het Uitvoeringsbesluit Parkeren Rotterdam 2012 wordt ingetrokken.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2013.

Artikel 14 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2013.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 4 december 2012.

De secretaris, De burgemeester,

Ph. F. M. Raets A. Aboutaleb

Toelichting

In het Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2013 zijn de nadere regels vastgelegd omtrent de voorschriften en beperkingen met betrekking tot het verlenen, de geldigheid en het gebruik van parkeervergunningen, belanghebbendenvergunningen en parkeerkaarten.

Op 13 november 2012 heeft de gemeenteraad de Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2013 vastgesteld. Het Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2013 moet op de nieuwe verordening aansluiten. In het Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2013 zijn de volgende wijzigingen opgenomen ten opzichte van het Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2012, namelijk:

  • 1.

    Aanvulling van artikel 1 (Begripsbepalingen) met betrekking tot het begrip bijbehorende parkeervoorziening.

  • 2.

    Aanpassing van artikel 6 (Bedrijfsvergunning) lid 4 met betrekking tot het verlenen van een niet-kentekengebonden parkeervergunning.

Verder is de tekst op enkele punten aangepast om de leesbaarheid te verbeteren.

Ad 1: Aanvulling van artikel 1 (Begripsbepalingen) met betrekking tot het begrip bijbehorende parkeervoorziening

In artikel 1 lid k wordt het begrip bijbehorende parkeervoorziening beschreven. In de praktijk blijkt het niet altijd duidelijk te zijn dat de bijbehorende parkeervoorziening aan een gebouw of gebouwencomplex is toegewezen op basis van een in het verleden verstrekte omgevings- of bouwvergunning of een ander document. Om dit te verduidelijken is de definitie met deze toelichting aangevuld in artikel 1 lid k:

k: bijbehorende parkeervoorziening: parkeervoorziening met gezamenlijke toegang, behorend bij of toegewezen aan een gebouw of gebouwencomplex blijkens een omgevings(bouw)vergunning of enig ander document, bestemd voor het parkeren van motorvoertuigen van eigenaren of houders, die wonen of werken in het gebouw of gebouwencomplex waarbij deze voorziening behoort. Onder een bijbehorende parkeervoorziening wordt niet verstaan een individuele garagebox, carport of ruimte op een perceel waaraan niet specifiek de bestemming parkeren is toegekend.

Ad 2: Aanpassing van artikel 6 lid 4 met betrekking tot het verlenen van een niet-kentekengebonden vergunning

In de regelgeving is reeds bepaald dat aan een schoolbestuur een niet-kentekengebonden vergunning kan worden verleend. Om dit te verduidelijken, wordt de aanduiding schoolbestuur in dit artikel opgenomen.

Wanneer een bedrijf of de medewerker voor wie een vergunning wordt aangevraagd frequent van wisselende motorvoertuigen gebruik maakt, bestond de mogelijkheid om een niet-kentekengebonden vergunning te verlenen. Aangezien dit uitsluitend voor bedrijven is toegestaan, is er op dit punt sprake van mogelijke rechtsongelijkheid in de regelgeving. Immers een bewoner die van wisselende motorvoertuigen gebruik maakt, komt niet in aanmerking voor een niet-kentekengebonden vergunning. Ook is het op kenteken toekennen van een vergunning een noodzakelijke voorwaarde om enerzijds oneigenlijk gebruik te voorkomen en anderzijds een betrouwbare handhaving te kunnen waarborgen. Verder kunnen kentekens tegenwoordig zeer snel (real-time) en eenvoudig gewijzigd worden. Het toekennen van een niet-kentekengebonden vergunning in verband met wisselende motorvoertuigen is daardoor ook niet meer noodzakelijk. Artikel 6 lid 4 wordt als volgt aangepast:

4.In afwijking van het eerste lid, onder c, wordt op verzoek een niet-kentekengebonden vergunning verleend wanneer de aanvrager een schoolbestuur is of wanneer het bedrijf motorvoertuigen van derden onderhoudt en repareert.