Regeling vervallen per 01-01-2013

Technische wijziging en intrekking van diverse verordeningen naar aanleiding van vaststelling van de APV Rotterdam 2012

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2012

Intitulé

Technische wijziging en intrekking van diverse verordeningen naar aanleiding van vaststelling van de APV Rotterdam 2012

Gemeenteblad 2012

Technische wijziging en intrekking van diverse verordeningen naar aanleiding van vaststelling van de APV Rotterdam 2012

De raad van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 november 2012, registratienr. 1063852; raadsstuk 2012-3651; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat met de inwerkingtreding van de nieuwe Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 in diverse verordeningen onjuiste verwijzingen naar de oude Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2010 moeten worden gerepareerd;

besluit:

Technische wijziging en intrekking van diverse verordeningen naar aanleiding van vaststelling van de APV Rotterdam 2012.

Artikel I

De Verordening Winkeltijden Rotterdam 2000 wordt als volgt gewijzigd.

In artikel 17 wordt “de Algemene Plaatselijke Verordening” vervangen door: de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012.

Artikel II

De Verordening beperking drankverstrekking wordt als volgt gewijzigd.

In de toelichting wordt “artikel 2.3.6. van de Algemene Plaatselijke Verordening” vervangen door: artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012.

Artikel III

De Wegsleepverordening Rotterdam wordt als volgt gewijzigd.

In de toelichting wordt twee maal “5.1.11” vervangen door: 5:12.

Artikel IV

De Havenbeheersverordening Rotterdam 2010 wordt als volgt gewijzigd.

In artikel 3.10, vierde lid, wordt “de Algemene Plaatselijke Verordening 2008” vervangen door: de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012.

Artikel V

De Aansluitverordening riolering 2012 wordt als volgt gewijzigd.

In onderdeel 1.3 van de toelichting wordt “een vergunning in de zin van artikel 2.1.9 of 2.1.11 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2008” vervangen door: een vergunning in de zin van artikel 2:10 of 2:11 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012.

Artikel VI

De Leidingenverordening Rotterdam 2005 wordt als volgt gewijzigd.

A

In artikel 6, vierde lid, wordt “een vergunning op grond van artikel 2.1.9 of 2.1.11 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam” vervangen door: een vergunning op grond van artikel 2:10 of 2:11 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012.

B

In artikel 7, derde lid, wordt “Algemene Plaatselijke Verordening” vervangen door: Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012.

C

In de toelichting wordt “op basis van de APV artikelen 2.1.9 en 2.1.11.” vervangen door: op basis van de artikelen 2:10 en 2:11 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012.

D

In de artikelsgewijze toelichting wordt bij de artikelen 1 en 21 “Algemene Plaatselijke Verordening” vervangen door: Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012.

E

In de artikelsgewijze toelichting wordt bij de artikelen 6 en 7 “APV” vervangen door: Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012.

Artikel VII

De Tarieventabel behorend bij de Algemene legesverordening 2013 wordt als volgt gewijzigd.

In Hoofdstuk 6 Horeca- en evenementenvergunningen wordt na artikel 6.2.6 een nieuw artikel toegevoegd luidende:

6.2.7

voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vuurwerkverkoopvergunning krachtens artikel 2:72 van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012

491,00

Artikel VIII

De Verordening precario standplaatsen 2013 wordt als volgt gewijzigd.

In artikel 3 wordt “op grond van artikel 2.1.9, dan wel artikel 5:18 of artikel 5:21d van de APV 2012 standplaatsvergunning is verleend” vervangen door: op grond van artikel 2:10, dan wel artikel 5:18 of artikel 5:21d van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 standplaatsvergunning is verleend.

Artikel IX

De Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 wordt als volgt gewijzigd.

A

Artikel 2:39 komt te luiden:

Artikel 2:39 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet op de kansspelen;

  • b.

    Speelautomatenbesluit: Speelautomatenbesluit 2000;

  • c.

    speelautomaat: toestel als bedoeld in artikel 30, onder a, van de wet;

  • d.

    behendigheidsautomaat: een speelautomaat als bedoeld in artikel 30, onder b, van de wet;

  • e.

    kansspelautomaat: speelautomaat die geen behendigheidsautomaat is;

  • f.

    speelautomatenhal: inrichting als bedoeld in artikel 30 c, eerste lid, onder b, van de wet;

  • g.

    exploitant: natuurlijke persoon of rechtspersoon, voor wiens rekening en risico de inrichting wordt gedreven, en de bestuurders van de rechtspersoon of hun gevolmachtigden;

  • h.

    beheerder: natuurlijke persoon die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent in de inrichting of het bedrijf.

B

Artikel 2:39a komt te luiden:

Artikel 2:39a Speelautomatenhallen

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren.

  • 2.

    De burgemeester kan maximaal 12 speelautomatenhallenvergunningen verlenen.

  • 3.

    Een vergunning voor een speelautomatenhal wordt verleend voor de duur van vijf jaar.

  • 4.

    Aan de vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden, die betrekking hebben op:

    • a.

      de opening- en sluitingstijden;

    • b.

      het toezicht in de speelautomatenhal;

    • c.

      het aantal en type speelautomaten, alsmede het totaal aantal spelers bij volledige bezetting van de speelautomaten;

    • d.

      de wijze van exploitatie van de hal.

  • 5.

    De burgemeester weigert de vergunning indien:

    • a.

      het maximaal aantal vergunningen voor speelautomatenhallen is verleend;

    • b.

      de beheerder(s) de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft (hebben) bereikt of de exploitant of de beheerder van de speelautomatenhal niet voldoet aan de eisen gesteld in artikel 4 van het Speelautomatenbesluit;

    • c.

      de speelautomatenhal niet uitsluitend of rechtstreeks vanaf de openbare weg voor het publiek toegankelijk is;

    • d.

      de speelautomatenhal is gelegen in de nabijheid van scholen, jeugd-, buurt- of clubhuizen;

    • e.

      naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelautomatenhal of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelautomatenhal;

    • f.

      de exploitatie van de speelautomatenhal in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

  • 6.

    De burgemeester kan de vergunning intrekken of wijzigen indien:

    • a.

      de exploitatie van een speelautomatenhal om een andere reden dan een bestuurlijke maatregel voor een periode langer dan zes maanden is of wordt onderbroken;

    • b.

      een van de in artikel 2:28, zesde lid, genoemde situaties zich voordoet;

    • c.

      een exploitant komt te overlijden, dan wel indien een

exploitant de exploitatie van zijn speelautomatenhal beëindigt.

  • 7.

    De vergunning vervalt, indien de beslissing op een aanvraag om een nieuwe vergunning voor het vestigen dan wel exploiteren van een speelautomatenhal in hetzelfde pand in werking is getreden.

  • 8.

    Artikel 2.30d is van overeenkomstige toepassing.

C

De toelichting bij artikel 2:39a komt te luiden:

Artikel 2:39a Speelautomatenhallen

Ten aanzien van speelautomatenhallen voert de gemeente Rotterdam een terughoudend beleid. Er worden maximaal twaalf speelautomatenhallen in Rotterdam toegelaten. Per inrichting is het totale aantal speelautomaten bepaald waarin tevens het aantal kansspelautomaten aan een maximum is gebonden.

De burgemeester kan volgens de Wet op de kansspelen slechts een vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal afgeven, indien daartoe door de raad een verordening is vastgesteld. Bij de vaststelling van de verordening kan de raad niet concreet benoemen voor welke panden een vergunning kan worden verleend. Dit is een exclusieve bevoegdheid van de burgemeester. De vergunning voor een speelautomatenhal is geldig voor de duur van vijf jaar.

In dit artikel wordt het stringente beleid vorm gegeven. Het overtreden van artikel 2:39a wordt ingevolge artikel 6:1 gestraft met hechtenis ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

In het vijfde lid worden de weigeringgronden opgesomd.Strijd met het bestemmingsplanlevert een weigeringgrond op, omdat in artikel 2.39a een maximumstelsel is opgenomen. Via artikel 1:6 kan ook sprake zijn van een intrekkingsgrond bij strijd met het bestemmingsplan (intrekking in verband met gewijzigde omstandigheden of inzichten). Wel zij opgemerkt dat bij gebruikmaking daarvan de motivering aan zware eisen dient te voldoen. Het betreft immers omstandigheden waarop de betrokken exploitant doorgaans geen invloed kan uitoefenen. Voorts mag hij erop vertrouwen dat een aan hem verleende vergunning normaal gesproken in stand blijft temeer gelet op de financiële consequenties.

Het vereiste onder c dient om een speelautomatenhal duidelijk vanaf de openbare weg voor een ieder herkenbaar te maken. Tevens is het bedoeld om te voorkomen dat in een achteraf lokaal van een gebouw - waar bijvoorbeeld een horecabedrijf wordt uigeoefend - een speelautomatenhal wordt geëxploiteerd en deze automatenhal mede of uitsluitend via het andere bedrijf bereikbaar zou zijn.

Verwezen wordt nog naar de toegangseisen die in artikel 21 van het Speelautomatenbesluit 2000 zijn gesteld, wanneer in een hal zowel kansspel- als behendigheidsautomaten aanwezig zijn. Het criterium openbare orde is niet opgenomen in de APV met betrekking tot de exploitatie van speelautomatenhallen, aangezien de Wet op de kansspelen dit criterium reeds in verband met de weigeringsgronden voor een aanwezigheidsvergunning van speelautomaten noemt.

De strekking van dit artikel is het afwenden van een ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving van de hal.

De jurisprudentie op artikel 30 (oud) en 30c van de Wet op de kansspelen geeft aan, dat bij de beoordeling van een vergunningaanvraag voor een speelautomatenhal acht mag worden geslagen op de mogelijke gevolgen voor het woon-, winkel- en leefklimaat. In het bepaalde onder e komt tot uiting dat de vergunning dient te worden geweigerd, wanneer gevreesd moet worden dat de woon- en leefsituatie door de vestiging van een hal nadelig zal worden beïnvloed. Daarbij wordt rekening gehouden met het karakter van de straat en van de wijk/buurt waarin de speelautomatenhal is gelegen of zal komen te liggen. In de beoordeling van de aanvraag wordt de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan, betrokken. Het is ook mogelijk om een vergunning te weigeren, wanneer er sprake is van een aantasten van het karakter van een (deel van een) winkelstraat/-buurt/-centrum. Dit kan bij voorbeeld het geval zijn in een winkelstraat met winkels van een "exclusief" karakter. Door de vestiging van een speelautomatenhal zal er sprake (kunnen) zijn van een ontoelaatbaar spanningsveld, waardoor een te grote inbreuk mag worden gevreesd op de bestaande functie van de winkelstraat.

Daarnaast worden speelautomatenhallen conflicterend geacht met onderwijs- en sociaal-culturele activiteiten (onder d).

Onder f is als weigeringgrond opgenomen dat er geen sprake mag zijn van strijd met een geldend bestemmingsplan. Doel van dit lid is de koppeling van de vereiste vergunning met het planologisch regime.

De in deze bepaling genoemde gronden voor intrekking van een vergunning komen in hoofdzaak overeen met de intrekkingsgronden voor exploitatievergunningen bij openbare inrichtingen.

Met betrekking tot het zesde lid onder a gestelde geldt dat een onderbreking van de exploitatie voor een periode langer dan in de bepaling genoemd, niet in alle gevallen aanleiding hoeft te geven om de vergunning in te trekken. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan verbouwingen die langere tijd blijken te vergen.

D

In artikel 3:4 wordt een vijfde lid toegevoegd luidende:

5.Een vergunning voor een seksinrichting of escortbedrijf wordt verleend voor de duur van vijf jaar.

Artikel X Intrekking uitgewerkte regelingen

  • 1. DeVerordening aanpassing euro wordt ingetrokken.

  • 2. De Dereguleringsverordening 2008 wordt ingetrokken.

Artikel XI Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 december 2012.

De griffier, De voorzitter,

R.G.R. Jeene, plv. A. Aboutaleb

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 28 december 2012 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bds.rotterdam.nl – Gemeentebladen)