Nadere regels sociaal-medische indicatie kinderopvang Rotterdam 2014

Geldend van 01-01-2014 t/m heden

Gemeenteblad 2013

Nadere regels sociaal-medische indicatie kinderopvang Rotterdam 2014

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van de directeur van de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving van 11 december 2012; kenmerk 12JOS32071;

gelet op artikel 3 en 4 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 8, 9, 10 en 15 van de Verordening kinderopvang Rotterdam 2012;

overwegende dat het noodzakelijk is nadere regels te stellen ten aanzien van de smi-kinderopvang;

besluit vast te stellen:

Nadere regels sociaal-medische indicatie kinderopvang Rotterdam 2014

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    smi-kinderopvang: sociaal-medische indicatie kinderopvang

  • b.

    verordening: Verordening kinderopvang Rotterdam 2012.

Artikel 2 Duur van de tegemoetkoming

  • 1. Het college verleent de tegemoetkoming in de kosten smi-kinderopvang voor de duur van maximaal negen maanden.

  • 2. Als het college van oordeel is dat opvang in een gespecialiseerde instelling voor kinderopvang noodzakelijk is, kan het, in afwijking van het eerste lid, de tegemoetkoming in de kosten smi-kinderopvang verlenen voor de duur van maximaal één jaar.

Artikel 3 Omvang van smi-kinderopvang

  • 1. Het college stelt de omvang van de smi-kinderopvang voor hele dagopvang vast op maximaal zes dagdelen per week met een maximum van 10,5 uur per dag en voor buitenschoolse opvang op maximaal drie dagen per week.

  • 2. Als het college van oordeel is dat opvang in een gespecialiseerde instelling voor kinderopvang noodzakelijk is, kan het, in afwijking van het eerste lid, de omvang van de smi-kinderopvang voor hele dagopvang vaststellen op maximaal acht dagdelen per week met een maximum van 10,5 uur per dag en voor buitenschoolse opvang op maximaal drie dagen per week.

Artikel 4 Hoogte van de tegemoetkoming

Het college stelt de te vergoeden uurprijs voor smi-kinderopvang vast op maximaal het bedrag genoemd in de algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel 1.7, tweede lid van de wet.

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1. Voor 2014 geldt een subsidieplafond voor de smi-kinderopvang van € 2 miljoen.

  • 2. Het college hanteert de volgende verdeling van het beschikbare subsidiebedrag: a. het college geeft prioriteit aan de kinderopvang van een kind waarvoor de toegekende periode nog niet is verstreken; b. vervolgens is de volgorde van binnenkomst van nieuwe aanvragen bepalend, waarbij geldt dat een eerder ontvangen aanvraag prioriteit heeft boven een later ontvangen aanvraag.

  • 3. Het college berekent voor de toe te kennen of al toegekende aanvraag het subsidiebedrag dat hiermee gemoeid is op basis van de verwachte duur en omvang van de smi-kinderopvang en de uurprijs.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze regeling wordt geplaatst in het Gemeenteblad en treedt in werking op 1 januari 2014.

Artikel 7 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Nadere regels sociaal-medische indicatie kinderopvang Rotterdam 2014

Aldus vastgesteld in de vergadering van 19 november 2013.

De secretaris, De burgemeester,

Ph. F. M. Raets H. Karakus, l.b.

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 25 november 2013 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bds.rotterdam.nl – Gemeentebladen)

Toelichting

Algemene toelichting

Deze nadere regels vormen een uitwerking van de artikelen 8, 9, 10 en 15 van de Verordening kinderopvang Rotterdam 2012. Deze artikelen hebben betrekking op de duur en omvang van de kinderopvang op sociaal-medische indicatie, de zogenaamde smi-kinderopvang, de hoogte van de tegemoetkoming die de ouder voor deze opvang moet betalen, alsmede de instelling van een subsidieplafond voor 2014.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 Duur van de tegemoetkoming

In dit artikel wordt onderscheid gemaakt tussen de reguliere smi-kinderopvang en de zogenaamde plusopvang. De GGD indiceert smi-plusopvang indien de kind- én ouderfactoren uitwijzen dat het kind het meeste baat heeft bij kinderopvang met extra begeleiding.

Voor de reguliere smi-kinderopvang geldt een maximale duur van negen maanden.

Voor de plusopvang geldt een maximale duur van één jaar.

Artikel 3 Omvang van smi-kinderopvang

Ook ten aanzien van de omvang van de smi-kinderopvang maakt het college onderscheid tussen reguliere- en plusopvang.

Artikel 4 Hoogte van de tegemoetkoming

In artikel 10 van de verordening staat opgenomen hoe de hoogte van de tegemoetkoming wordt berekend. Hierbij wordt rekening gehouden met de uurprijs van de smi-kinderopvang.

In dit artikel is geregeld dat er een maximum uurprijs wordt gehanteerd, analoog aan de uurprijs van de kindopvang op grond van de wet.

Artikel 5 Subsidieplafond

Het college heeft met dit artikel gebruik gemaakt van de bevoegdheid op grond van artikel 15 van de verordening om een subsidieplafond voor de smi-kinderopvang vast te stellen.

In het eerste lid staat de hoogte van het subsidieplafond vermeld. Artikel 4:25 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Het tweede lid vermeldt hoe de verdeling van het beschikbare bedrag geschiedt.

Allereerst wordt prioriteit gegeven aan de kinderen die al in de smi-kinderopvang zitten en waarvan de toekenningsperiode nog niet is verstreken. Met deze (wellicht ten overvloede opgenomen) bepaling wordt voorkomen dat kinderen, waarvan de toekenningsperiode aanving in een voorgaand kalenderjaar, geen recht meer zouden hebben op deze kinderopvang in verband met het overschrijden van het subsidieplafond.

Vervolgens geldt: wie eerst komt, die het eerst maalt. Hierbij is de datum van ontvangst van de aanvraag bepalend.

In het derde lid is geregeld dat het beslag op het budget per beoogde of gerealiseerde toekenning wordt berekend op basis van de verwachte duur, omvang en uurprijs.