Regeling vervallen per 05-06-2014

Tijdelijke Commissieverordening 2014

Geldend van 27-03-2014 t/m 04-06-2014

Gemeenteblad 2014

Tijdelijke Commissieverordening 2014

De Raad van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van de voorzitter en griffier van 26 maart 2014 met betrekking tot het instellen van tijdelijke commissies, kenmerk 14GR742;

overwegende:

dat het noodzakelijk is een Tijdelijke Commissieverordening vast te stellen;

gelet op de artikelen 82 en 147 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen:

de Tijdelijke Commissieverordening 2014.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: de commissies ex artikel 82 van de Gemeentewet voor respectievelijk:

  • A.

    Bestuur;

  • B.

    Fysiek;

  • C.

    Sociaal.

  • b.

    beleid: zowel de voorbereiding als de uitvoering en de evaluatie van beleid;

  • c.

    raad: de raad van de gemeente Rotterdam;

  • d.

    fractie: een of meer leden van de raad die overeenkomstig artikel 14 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad worden geacht een eenheid te vormen.

    Artikel 2 Taakstelling commissies

    De commissies zijn belast met de voorbereiding van de besluitvorming van de raad met betrekking tot onder meer de in de bij dit besluit behorende bijlage opgenomen beleidsterreinen.

    Artikel 3 Samenstelling en plaatsvervanging

    • 1.

      De raad benoemt uit zijn midden de voorzitter van de commissies genoemd in artikel 1, onderdeel a.

    • 2.

      Lid van de commissie genoemd in artikel 1, onderdeel a. zijn alle in de raad benoemde leden voor zover zij op grond van een raadsbesluit zijn toegelaten tot de raad en niet door de raad als voorzitter van de commissie zijn benoemd.

    • 3.

      De commissie wijst – bij afwezigheid van de daartoe benoemde commissievoorzitter - uit haar midden één van de raadsleden aan als plaatsvervangend voorzitter.

    • 4.

      Het voorzitterschap of het lidmaatschap van een commissie eindigt als:

    • a.

      de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter of het lid ophoudt lid te zijn van de raad;

    • b.

      de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter ontslag neemt als voorzitter van de commissie;

    • c.

      de raad de voorzitter ontslag verleent als voorzitter of plaatsvervangend voorzitter van de commissie;

    • d.

      als een commissie ophoudt te bestaan.

    Artikel 4 Burgerleden in commissies

    • 1.

      In afwijking van het bepaalde in artikel 3, tweede lid, kan een fractie een burgerlid voordragen ter benoeming in een commissie als bedoeld in artikel 1.

    • 2.

      Een fractie die naar aanleiding van de laatst gehouden verkiezingen voor de gemeenteraad beschikt over één raadszetel kan in ten hoogste twee commissies een burgerlid voor benoeming voordragen. Een fractie die naar aanleiding van de laatst gehouden verkiezingen voor de gemeenteraad beschikt over twee raadszetels kan in ten hoogste één commissie een burgerlid voor benoeming voordragen. Een fractie die naar aanleiding van de laatst gehouden verkiezingen voor de gemeenteraad beschikt over drie of meer raadszetels kan geen burgerleden voor benoeming voordragen.

    • 3.

      Voor een voordracht als burgerlid komen alleen personen in aanmerking van wie de naam voorkomt op een geldig verklaarde lijst van kandidaten voor de laatst gehouden raadsverkiezingen waarop het raadslid dat permanent wordt vervangen ook zelf staat vermeld.

    • 4.

      De artikelen 10, 11, 12, 13, 15 en 28 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in artikel 15, tweede lid, van de Gemeentewet voor 'gedeputeerde staten' 'de raad' moet worden gelezen.

    • 5.

      Op het onderzoek van de geloofsbrieven van de kandidaat-commissieleden die geen raadsleden zijn is het bepaalde in de artikelen 2 en 3 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad van overeenkomstige toepassing. Ten behoeve van dit onderzoek legt het kandidaat-commissielid de daarvoor benodigde bescheiden over aan de raad.

    • 6.

      Een burgerlid geeft schriftelijk aan de voorzitter van de raad te kennen of hij de benoeming aanvaardt.

    • 7.

      Het lidmaatschap van de commissie van een burgerlid eindigt:

    • a.

      als de fractie waar het burgerlid geacht wordt deel vanuit te maken, ophoudt een zelfstandige fractie te zijn;

    • b.

      als het burgerlid ontslag neemt als burgerlid;

    • c.

      door overlijden;

    • d.

      als de raad het burgerlid ontslag verleent;

    • e.

      als het burgerlid niet meer voldoet aan de vereisten als bedoeld in de artikelen 10, 11, 12, 13, 15 en 28 van de Gemeentewet, of een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult;

    • f.

      (vervallen)

    • g.

      als het burgerlid een benoeming tot lid van de raad aanneemt;

    • h.

      de commissie ophoudt te bestaan.

    • 8.

      Alvorens een burgerlid zijn functie kan uitoefenen legt hij in handen van de voorzitter van de raad de eed of de verklaring en belofte af overeenkomstig artikel 14 van de Gemeentewet en met dien verstande dat voor ‘lid van de raad’ wordt gelezen ‘burgerlid van een commissie’.

    Artikel 5 Vervanging voorzitter

    Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter wordt deze vervangen door een door de commissie aan te wijzen lid van de raad.

    Artikel 6 Lidmaatschap niet-raadsleden in hoorcommissie

    • 1.

      In afwijking van het bepaalde in artikel 3, eerste lid maken van de commissie, genoemd in artikel 1, sub a, onderdeel B, ten hoogste vier leden deel uit die geen lid zijn van de raad.

    • 2.

      De in het vorige lid genoemde commissieleden kunnen uitsluitend worden belast met het horen van degenen die zienswijzen hebben ingediend terzake van een ontwerpbestemmingsplan.

    • 3.

      De commissie bedoeld in het eerste lid kan besluiten het horen over te laten aan haar in het eerste lid genoemde leden, voorgezeten door een lid van de commissie dat tevens raadslid is.

    • 4.

      De leden genoemd in het derde lid, brengen aan de commissie verslag uit, vergezeld van hun bevindingen.

    • 5.

      De Algemene vergoedingsverordening leden commissies Rotterdam 2005 is van toepassing op de commissieleden genoemd in het eerste lid.

    • 6.

      Het lidmaatschap van een lid, als bedoeld in het eerste lid, eindigt:

    • a.

      als het lid ontslag neemt;

    • b.

      door overlijden;

    • c.

      als de raad het lid ontslag verleent;

    • d.

      als de commissie als bedoeld in artikel 1, sub a, onderdeel B ophoudt te bestaan.

    Artikel 7 Ondersteuning Griffie/secretariaat

    De griffier wijst één of meer ambtenaren als commissiegriffier aan. De commissiegriffier laat zich bijstaan door een door de griffier aangewezen commissiesecretaris.

    Artikel 8 Werkwijze commissies

    • 1.

      De commissies houden procedurevergaderingen waarin wordt besloten over de wijze waarop onderwerpen zullen worden behandeld.

    • 2.

      De commissies houden overlegvergaderingen waarin onderwerpen inhoudelijk worden behandeld.

    • 3.

      Naast de reguliere procedure- en overlegvergaderingen hebben de commissies een eigen programmering ter externe oriëntatie.

    • 4.

      Voor een goede invulling van haar taken is een commissie in ieder geval bevoegd:

    • a.

      zich tot een lid van het college of de burgemeester te wenden ter verkrijging van alle stukken waarvan zij de kennisneming nodig acht;

    • b.

      tot het voeren van schriftelijk overleg met een lid van het college;

    • c.

      tot het houden van hoorzittingen of een rondetafelgesprek;

    • d.

      tot het afleggen van werkbezoeken;

    • e.

      externe deskundigen in te schakelen; indien hieraan kosten zijn verbonden geschiedt dit na toestemming van het presidium.

    Artikel 9 Raadsleden, college(leden), burgemeester, ambtenaren, deskundigen en derden

    • 1.

      Ieder raadslid is gerechtigd de vergaderingen van een commissie waarin hij geen woordvoerder is, als toehoorder bij te wonen. Met instemming van de commissie kan de voorzitter dit raadslid toestaan aan de beraadslaging deel te nemen. Het standpunt van het desbetreffende raadslid wordt niet in het commissieadvies opgenomen.

    • 2.

      De commissies kunnen leden van het college dan wel de burgemeester voor de overlegvergadering van de commissie uitnodigen. De leden van het college dan wel de burgemeester kunnen zich daarbij door ambtenaren laten bijstaan.

    • 3.

      De commissies zijn bevoegd - steeds door tussenkomst van de portefeuillehouder - ambtenaren uit te nodigen de vergaderingen bij te wonen en van hen inlichtingen, hun werkzaamheden betreffende, te vragen.

    • 4.

      Al dan niet op verzoek van één of meer commissieleden kan de voorzitter derden bij geagendeerde onderwerpen betrokkenen, uitnodigen en hen het woord verlenen.

    Artikel 10 Vergaderfrequentie, convocatie en agenda, openbare kennisgeving

    • 1.

      De commissies vergaderen in beginsel elke drie weken.

    • 2.

      De voorzitter roept de leden - spoedeisende gevallen uitgezonderd - ten minste vier dagen van tevoren schriftelijk tot de vergadering op door middel van een convocatie.

    • 3.

      Tegelijkertijd brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering, alsmede de agenda en de daarbij behorende voorstellen - met uitzondering van de in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur bedoelde stukken - ter openbare kennis op een bij die kennisgeving aan te geven wijze.

    Artikel 11 Vaststelling agenda

    Aan het begin van de procedurevergadering en van de overlegvergadering stelt de commissie telkens de door de voorzitter opgestelde agenda vast.

    Artikel 12 Inspreekrecht

    • 1.

      Een ieder kan de commissie verzoeken het woord te voeren: a. over een voor de overlegvergadering geagendeerd onderwerp; b. over een onderwerp dat vreemd is aan de orde van de dag, zulks uitsluitend voor zover het onderwerp behoort tot de competentie van de commissie.

    • 2.

      Het verzoek wordt ten minste 48 uur voor aanvang van de betreffende vergadering schriftelijk ingediend bij de voorzitter door tussenkomst van de griffier van de commissie.

    • 3.

      Het verzoek dient een opgave te bevatten van: a. de naam van degene die gebruik maakt van het inspreekrecht; b. het onderwerp waarop het inspreekrecht betrekking heeft; b. een (korte) toelichting waarom gebruik wordt gemaakt van het inspreekrecht. Onvolledige verzoeken worden niet in behandeling genomen.

    • 4.

      Bij de vaststelling van de agenda bepaalt de commissie op voorstel van de voorzitter of het verzoek wordt gehonoreerd.

    • 5.

      De inspreker krijgt gedurende maximaal vijf minuten de gelegenheid het woord te voeren, tenzij de commissie anders beslist.

    • 6.

      De inspreker is gehouden zijn betoog onmiddellijk te beëindigen indien de voorzitter hem daartoe verzoekt, zijn spreektijd is verbruikt of de orde van de vergadering dit noodzakelijk maakt.

    Artikel 13 Openbaarheid

    • 1.

      De vergaderingen van de commissies worden in het openbaar gehouden, tenzij het aangelegenheden betreft als genoemd in het derde lid van dit artikel.

    • 2.

      De vergadering wordt gehouden in besloten zitting, wanneer ten minste een vijfde deel van het aantal leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. De commissie beslist vervolgens of in besloten zitting zal worden vergaderd.

    • 3.

      Aangelegenheden waarvan openbare behandeling zich niet verdraagt met een belang genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, alsmede door de voorzitter aangewezen aangelegenheden, waaronder het beleid inzake de veiligheid en de handhaving van de openbare orde, worden voor het besloten deel van de vergadering geagendeerd.

    • 4.

      Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag gemaakt dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij de commissie anders beslist.

    • 5.

      Omtrent het behandelde in een besloten vergadering wordt door de leden en andere aanwezigen vertrouwelijkheid danwel geheimhouding in acht genomen.

    • 6.

      Geheimhouding kan eveneens worden opgelegd door de voorzitter van de commissie, het college en de burgemeester, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de commissie overleggen. Daarvan wordt op de stukken gemotiveerd melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd haar opheft.

    Artikel 14 Schending van de vertrouwelijkheid

    • 1.

      De voorzitter kan de commissie voorstellen om een lid dat de vertrouwelijkheid van een vergadering of van een document heeft geschonden voor ten hoogste een maand uit te sluiten van alle commissievergaderingen, van de toezending van vertrouwelijke stukken of een combinatie van beide.

    • 2.

      Het voorstel kan niet worden gedaan dan nadat het desbetreffende commissielid en de voorzitter van de commissie waarin de vertrouwelijkheid is geschonden in de gelegenheid zijn gesteld om te worden gehoord door een door de raad, op voorstel van het presidium, aangewezen hoorcommissie.

    • 3.

      De hoorcommissie brengt binnen zes weken na het verzoek daartoe verslag uit aan de in het eerste lid bedoelde voorzitter, het desbetreffende lid en het presidium.

    • 4.

      Over het voorstel als bedoeld in het eerste lid wordt in een besloten vergadering beraadslaagd en besloten.

    Artikel 15 Schending van de geheimhouding

    Bij schending van geheimhouding kan de voorzitter van de raad dan wel het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, besluiten aangifte te doen bij de politie.

    Artikel 16 Schriftelijke raadpleging

    De voorzitter kan de commissie in spoedeisende gevallen, onder toezending van de desbetreffende stukken, buiten vergadering schriftelijk raadplegen. Behandeling in een vergadering vindt toch plaats indien een van de leden binnen drie werkdagen na verzending van de stukken hierom verzoekt.

    Artikel 17 Wijze van advisering

    • 1.

      De voorzitter concludeert na sluiting van de beraadslagingen over een onderwerp het advies van de commissie. Indien een van de aanwezige leden stemming verlangt, heeft elk aanwezig lid één stem.

    • 2.

      De commissies brengen zo nodighun adviezen aan de raad schriftelijk uit.

    • 3.

      Indien een commissie niet tot een eensluidend advies komt, wordt ook het van de meerderheid afwijkende standpunt ter kennis van de raad gebracht.

    Artikel 18 Orde

    • 1.

      De voorzitter draagt zorg voor de handhaving van de orde in de vergaderingen.

    • 2.

      Tijdens de vergaderingen is het gebruik of het stand-by houden van mobiele telefoons of andere apparatuur die inbreuk kan maken op de orde van de vergadering niet toegestaan.

    • 3.

      Indien een spreker zich beledigende of ongepaste uitdrukkingen veroorlooft of op welke wijze dan ook de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Hetzelfde geldt indien een spreker naar het oordeel van de voorzitter afwijkt van het onderwerp.

    • 4.

      Wanneer een spreker voortgaat met het bezigen van beledigende of ongepaste uitdrukkingen, het verstoren van de orde of het afwijken van het onderwerp in beraadslaging, ontneemt de voorzitter hem het woord. In de vergadering waarin dit plaats heeft mag degene die het woord is ontnomen aan de beraadslaging over het onderwerp in behandeling niet meer deelnemen. Hiervan is beroep op de vergadering niet toegelaten.

    • 5.

      De voorzitter is bevoegd om in het verslag niet te doen opnemen een weergave van door een spreker gebezigde beledigende of ongepaste uitdrukkingen waarvoor die spreker tijdens de vergadering tot de orde geroepen is.

    • 6.

      De voorzitter kan de commissie voorstellen aan een commissie- of raadslid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over dit voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zonodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het commissie- of raadslid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

    • 7.

      De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

    • 8.

      De voorzitter is bevoegd, wanneer de orde op enigerlei wijze door de toehoorders wordt verstoord, opdracht te geven om degenen die dit doen, of alle toehoorders, uit de vergaderzaal te verwijderen.

    Artikel 19 Spreektijd

    • 1.

      De commissie neemt een spreektijdverdeling in acht.

    • 2.

      Zodra de aan een fractie toegekende spreektijd is verstreken, is de namens die fractie aan het woord zijnde spreker op uitnodiging van de voorzitter gehouden zijn betoog onverwijld te beëindigen.

    • 3.

      Voldoet een spreker niet aan het verzoek van de voorzitter, dan ontneemt de voorzitter hem het woord.

    Artikel 20 Onvoorzien

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist de voorzitter, de commissie gehoord.

    Artikel 21 Slotbepalingen

    • 1.

      Deze verordening treedt in werking op 27 maart 2014.

    • 2.

      De Commissieverordening 2010 vervalt.

    • 3.

      Deze verordening wordt aangehaald als Tijdelijke Commissieverordening 2014.

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 maart 2014.

    De griffier, De voorzitter,

    J.G.A. Paans A. Aboutaleb

    Dit gemeenteblad is uitgegeven op 9 april 2014 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

    (Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

    Bijlage Indeling beleidsterreinen per commissie

    A) Commissie voor Bestuur

    = Openbare orde en veiligheid

    = (Inter)nationale betrekkingen

    = Bestuur

    = Veiligheid

    = Financiën = Deelnemingen

    = Organisatie

    = Dienstverlening

    = Gebiedscommissiebestel, Rotterdammer- en gebiedsgericht werken

    B) Commissie voor Fysiek

    = Regionaal en lokaal Ruimtelijke Ordeningsbeleid

    = Woningbouwbeleid (regionaal/lokaal)

    = Stedelijke Vernieuwing

    = Welstand en Monumenten

    = Grondbeleid en vastgoed

    = Sport en recreatie

    = Buitenruimte

    = Pact op Zuid = Economie

    = Ondernemerschap / MKB

    = Haven

    = Luchthaven

    = Milieu

    = Verkeer en Vervoer

    C) Commissie voor Sociaal

    = Verzakelijking welzijnssector

    = Wet Maatschappelijke ondersteuning

    = Volksgezondheid

    = Armoede

    = Plan van aanpak maatschappelijke opvang

    = Inburgering

    = Emancipatie

    = Participatie

    = Werk

    = Wet Werk & Bijstand (inkomensdeel) = Integraal jeugdbeleid incl. actieprogramma’s = Jeugdzorg (regio en lokale taak)

    = Gezin

    = Onderwijsbeleid en uitvoering

    = Kunst en Cultuur