Straatnamenverordening 2014

Geldend van 28-02-2024 t/m heden

Intitulé

Straatnamenverordening 2014

Straatnamenverordening 2014

Gemeenteblad 2014

Straatnamenverordening 2014

De raad van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 maart 2014 (raadsvoorstel nr. 1358977); raadsstuk 14GR649;

gelet op artikel 6 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen en de artikelen 108, eerste lid, 156, eerste lid, 147 en 149 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de gemeentelijke Straatnamencommissie;

overwegende, dat het toekennen van straatnamen en huisnummers een op basis van de Wet Basisregistratie adressen en gebouwen (de Wet BAG) aan gemeenten toekomende taak is, en derhalve de gemeente dient te beschikken over een verordening teneinde duidelijk te maken op basis van welke criteria straatnamen en huisnummers worden toegekend;

besluit vast te stellen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening, en de daarop berustende bepalingen, wordt (mede) verstaan onder:

  • a.

    adres: door het college aan een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats toegekende benaming, bestaande uit een combinatie van de naam van een openbare ruimte, een nummeraanduiding en de naam van een woonplaats;

  • b.

    convenant: het convenant dat is gesloten tussen de Staat der Nederlanden en Koninklijke PostNL B.V. inzake postcodes.

  • c.

    ligplaats: door het college als zodanig aangewezen plaats in het water, al dan niet aangevuld met een op de oever aanwezig terrein of een gedeelte daarvan, die is bestemd voor het permanent afmeren van een voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikt drijvend object;

  • d.

    nummeraanduiding: door het college als zodanig toegekende aanduiding van een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats dat bestaat uit een of meer Arabische cijfers, al dan niet met toevoeging van een letter- en/of cijfercombinatie;

  • e.

    openbare ruimte: door het college als zodanig aangewezen en van een naam voorziene buitenruimte die binnen één woonplaats is gelegen;

  • f.

    pand: kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig - constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

  • g.

    rechthebbende: een ieder die krachtens eigendom of een beperkt zakelijk recht of een persoonlijk recht zodanig beschikking heeft over een onroerende zaak dat hij naar burgerlijk recht bevoegd is om in die zaak te handelen zoals in de verordening is voorgeschreven, alsmede de beheerder;

  • h.

    nevenadres: een aanvullend adres voor eenzelfde verblijfsobject.

  • i.

    standplaats: door het college als zodanig aangewezen terrein of een gedeelte daarvan dat is bestemd voor het permanent plaatsen van een niet direct en duurzaam met de aarde verbonden en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte ruimte;

  • j.

    uitvoeringsvoorschriften: nadere bepalingen inzake naamgeving en nummering (adressen);

  • k.

    verblijfsobject: de kleinste binnen één of meerdere panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, die onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is;

  • l.

    wijk- en buurtindeling: indeling van de gemeente in wijken en buurten conform de eisen die het CBS aan deze indeling verbindt;

  • m.

    woonplaats: door het college als zodanig aangewezen en van een naam voorzien gedeelte van het grondgebied van de gemeente;

  • n.

    wet: Wet basisregistraties adressen en gebouwen.

Artikel 2 Naamgeving en begrenzing van woonplaatsen

  • 1. Het college stelt de grens en de naam van de woonplaats(en) vast en kan desgewenst de woonplaats(en), al dan niet op basis van bouwblokken, in wijken en buurten verdelen en aanduiden met namen, zo nodig met letters en nummers.

  • 2. Het college kent per woonplaats namen toe aan delen van de openbare ruimte en zo nodig aan gemeentelijke gebouwen en bouwwerken.

  • 3. Onder vaststellen, verdelen, aanduiden en toekennen, zoals bedoeld in het eerste lid en tweede lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken daarvan.

Artikel 3 Nummeren van objecten

  • 1. Het college stelt de ligplaatsen en standplaatsen vast.

  • 2. Het college kent binnen het grondgebied van de gemeente nummers toe aan verblijfsobjecten, ligplaatsen en standplaatsen.

  • 3. Het college bepaalt de afbakening van panden, verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen.

  • 4. Onder vaststellen, toekennen en bepalen, zoals bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, wordt tevens begrepen het wijzigen en intrekken daarvan.

  • 5. Aan onzelfstandige wooneenheden (studentenkamers, zorgunits, etc.) worden in afwijking van het bepaalde in het vierde lid geen nummers toegekend.

  • 6. Een nevenadres wordt uitsluitend toegekend aan een verblijfsobject dat voor bedrijfsmatige doeleinden gebruikt wordt.

  • 7. De in dit artikel bedoelde nummers worden gegeven straatsgewijze, van het noorden naar het zuiden, of van het oosten naar het westen, de oneven nummers ter rechter en de even nummers ter linkerzijde, tenzij het college om doelmatigheidsredenen bepaalt, dat voor een straat de nummering op afwijkende wijze zal plaats hebben. Als een straat aan één zijde onbebouwd zal blijven, wordt aan de bebouwde zijde een doorlopende nummering gegeven.

Artikel 4 Aanbrengen namen en nummering

  • 1. De door het college toegekende namen, zoals vervat in artikel 2, worden door of in opdracht van de gemeente blijvend zichtbaar en in voldoende aantallen ter plaatse aangebracht.

  • 2. Aan objecten, zoals aangegeven in artikel 3, waarvoor een nummer is vastgesteld moet dat nummer op een doeltreffende wijze zijn aangebracht.

  • 3. Het is eenieder die daartoe niet bevoegd is, verboden namen aan de openbare ruimte en woonplaatsen, wijken en buurten toe te kennen door deze op zichtbare wijze aan te brengen.

  • 4. Het is een ieder die daartoe niet is bevoegd, verboden aan een pand of verblijfsobject, stand- of ligplaats nummers toe te kennen door deze op zichtbare wijze aan te brengen.

Artikel 5 Gedoogplicht naamborden

  • 1. Indien het college het nodig acht dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, borden met namen van de openbare ruimte, naamverwijsborden, nummerborden, nummerverzamelborden en andere (verwijs)aanduidingen aan een bouwwerk, gebouw, muur, paal, schutting of een andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, draagt de rechthebbende er zorg voor dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2. Indien het college het noodzakelijk acht om een naambord, waarop de vervallen naam is doorgehaald, tijdelijk naast het naambord met de nieuwe naam te handhaven zal de rechthebbende dit toelaten als daaraan door het college een termijn van niet langer dan een jaar is verbonden.

  • 3. De rechthebbende zorgt er voor dat de in het eerste en tweede lid bedoelde borden vanaf de openbare weg duidelijk leesbaar blijven.

  • 4. Indien het college zulks nodig acht, moet het nummer, c.q. het nummer en de letter, bedoeld in artikel 3, eveneens worden aangebracht bij de voor elk zelfstandig deel van een gebouw bestemde brievenbus, op de plaats, die door of vanwege het college wordt aangewezen.

Artikel 6 Verplichting tot aanbrengen van nummerborden

  • 1. Tenzij het college anders heeft besloten, zorgt de rechthebbende van een object er voor dat de nummers, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, worden aangebracht op een wijze zoals krachtens artikel 7 is bepaald.

  • 2. De rechthebbende draagt er zorg voor dat de in het eerste lid genoemde nummers binnen vier weken na kennisgeving van het besluit van het college zijn aangebracht.

  • 3. Indien verblijfsobjecten, ligplaatsen of standplaatsen nog niet zijn voltooid, wordt het nummer binnen vier weken na voltooiing aangebracht.

  • 4. Indien het college heeft besloten om een nummerbord, waarop het vervallen nummer is doorgehaald, naast het nummerbord met het nieuwe nummer te handhaven zal de rechthebbende dit toelaten of daar uitvoering aan geven als daaraan door het college een termijn van niet langer dan een jaar is verbonden.

  • 5. Het college kan de in het tweede en derde lid genoemde termijn verlengen.

Artikel 7 Uitvoeringsvoorschriften

  • 1. Het college kan nadere regels vaststellen betreffende het proces en de wijze van:

    • a.

      naamgevingen van begrenzing van woonplaatsen, wijken, buurten en bouwblokken;

    • b.

      naamgeving en begrenzing van de openbare ruimte;

    • c.

      nummering van verblijfsobjecten, ligplaatsen en standplaatsen;

    • d.

      opmaak van formulieren, besluiten en verklaringen.

  • 2. De nadere voorschriften zijn niet strijdig met het convenant inzake postcodes.

Artikel 7a Informatieplicht

De rechthebbende is verplicht het college op diens verzoek die schriftelijke informatie te overleggen die het college nodig acht voor het nemen van een besluit over het adres.

Artikel 8 Strafbepaling

Overtreding van artikel 4, tweede en derde lid, artikel 5 en artikel 6, eerste tot en met het vierde lid, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 9 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op de eerste dag na de dagtekening van het Gemeenteblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 10 Vervallen oude regels

Met de inwerkingtreding van deze verordening vervallen alle eerdere gemeentelijke regels en voorschriften voor het benoemen van delen van de openbare ruimte en het nummeren van de daaraan liggende objecten.

Artikel 11 Overgangsbepaling

  • 1. Namen en nummers die op grond van de in artikel 10 genoemde regels en voorschriften aan objecten zijn toegekend, blijven na inwerkingtreding van deze verordening bestaan.

  • 2. Het college kan in afwijking van het eerste lid besluiten dat de op grond van de in het eerste lid genoemde regels en voorschriften aangebrachte namen en nummers binnen een door hen te bepalen termijn moeten worden vervangen door namen en nummers die voldoen aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Straatnamenverordening 2014.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 april 2014.

De griffier,

J.G.A. Paans

De voorzitter,

A.Aboutaleb

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 30 april 2014 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Kenniscentrum Bestuursdienst Rotterdam (KBR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Bijlage

Toelichting op de Straatnamenverordening 2014

Aanleiding tot het vaststellen van de Straatnamenverordening 2014

Adressen vervullen een essentiële functie in het maatschappelijk verkeer. Niet alleen voor dienstverlenende instanties als politie, brandweer, posterijen en ambulancebedrijven, maar ook voor bijvoorbeeld de makelaardij, de advocatuur, het notariaat en het bedrijfsleven. Ook de burger heeft belang bij goede adressering van zijn woonverblijf. Hij wenst in brede zin vindbaar te zijn. Rotterdam kende hiervoor al sinds 1958 een op zich goed functionerende Straatnamenverordening, maar er is sprake van enkele redenen om toch tot een nieuwe Straatnamenverordening te komen.

a.Gewijzigde wettelijke grondslag

Op 1 juli 2009 is de Wet Basisregistraties Adressen en Gebouwen (hierna: Wet BAG), in werking getreden. Met de invoering van de Wet BAG is de gemeente de plicht opgelegd om ten behoeve van de basisregistratie adressen bepaalde, expliciet in de Wet BAG genoemde zaken, van een naam, nummer of begrenzing te voorzien. Voor zover het deze zaken betreft is er voor de gemeente anders dan voorheen sprake van medebewind als bedoeld in artikel 108, tweede lid, van de Gemeentewet.

Het staat de gemeente vervolgens vrij om, met het oog op een goede uitvoering van het medebewind, de wijze van naamgeving en nummering in het kader van de Wet BAG nader te regelen. Het gaat hier om het zogeheten ‘vrije medebewind’, omdat in de Wet BAG geen regels worden gegeven voor het meer creatieve proces dat aan de eerder genoemde methodische registratie vooraf gaat; onder andere het bedenken en toekennen van namen aan woonplaatsen en aan delen van de openbare ruimte en de methode van toekennen van nummeren aan objecten en plaatsen. Duidelijk is echter wel dat de begrippen en systematiek van de Wet BAG leidend moeten zijn, iets waar de oude Straatnamenverordening niet aanvoldeed.

Het is de gemeente, in het kader van regeling en bestuur van de eigen huishouding, daarnaast toegestaan om in de verordening inzake naamgeving en nummering bepalingen op te nemen over zaken waarin de Wet BAG in het geheel niet voorziet. Daaronder vallen bijvoorbeeld zaken als de afbakening en aanduiding van wijken, buurten en bouwblokken en de naamgeving van gemeentelijke bouwwerken. De verordening naamgeving en nummering heeft daardoor een dubbele grondslag nodig. Met betrekking tot de beslissingen, als bedoeld in artikel 6 van de Wet BAG, is er sprake van regeling van bestuur in medebewind, waarvoor artikel 108, tweede lid, en artikel 149 van de Gemeentewet de grondslag biedt. Voor de overige beslissingen betreft het regeling en bestuur op grond van artikel 108, eerste lid en artikel 149 van de Gemeentewet. De twee grondslagen voor deze verordening worden dan ook in de aanhef van de verordening genoemd.

b. Beleidsmatige uitgangspunten bij het toekennen van straatnamen en huisnummers.

Binnen Rotterdam functioneert een Straatnamencommissie die adviseert over de toe te kennen straatnamen (inclusief namen van havens en openbare ruimten). In de loop der jaren heeft deze commissie een eigen kader ontwikkeld waar bij de advisering over straatnamen rekening mee wordt gehouden. Via de site van de Straatnamencommissie worden burgers hier ook duidelijk over geïnformeerd. Om deze criteria nu meer status te geven, is het wenselijk in de Straatnamenverordening de mogelijkheid te bieden dat burgemeester en wethouders de bevoegdheid krijgen nadere regels vast te stellen die in acht genomen zullen worden bij het toekennen van straatnamen. Enerzijds levert dit nog meer duidelijkheid over de in acht te nemen criteria, anderzijds maakt het formeel vastleggen van de toch al gehanteerde criteria het eenvoudiger om goed gemotiveerde besluiten op eventuele verzoeken tot het toekennen van een straatnaam te nemen.

Duale bestel

De naamgeving en nummering kan worden aangemerkt als een autonome bestuursbevoegdheid. De bevoegdheid daarover algemene regels te stellen, ligt daarmee bij de gemeenteraad. Wel kan de gemeenteraad ervoor kiezen om de bevoegdheid tot naamgeving en nummering aan het college te delegeren, alsmede het college de bevoegdheid toe te kennen nadere regels vast te stellen die in acht genomen zullen worden bij het uitoefenen van de op basis van de verordening aan het college toekomende bevoegdheden. In de verordening is hier – zoals hierboven bij de aanleiding tot het vaststellen van de Straatnamenverordening 2014 al is aangegeven - nadrukkelijk voor gekozen.

Algemene wet bestuursrecht

Het toekennen van een naam of nummer (adressen) op grond van de verordening is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het besluit zal aan de formele en materiële eisen van de Awb moeten voldoen. Op grond van de Awb is het mogelijk tegen een besluit een bezwaarschrift in te dienen bij het besluitende bestuursorgaan. Tevens staat de mogelijkheid open om een beroepschrift in te dienen bij de sector bestuursrecht van de arrondissementsrechtbank.

Met name ten aanzien van naamgeving kan de vraag rijzen of er wel sprake is van een besluit. Deze vraag kan bevestigend worden beantwoord indien het besluit zich richt op bepaalde, concreet aanwijsbare objecten en het besluit gebaseerd is op een publiekrechtelijke regeling die een gedoogplicht inhoudt voor de rechthebbende op onroerende zaken in verband met het op deze objecten aanbrengen van naam- en nummerborden. Op grond van deze verordening zal derhalve sprake zijn van een besluit tot naamgeving of nummering. Ook wijziging of intrekking van een naam of nummer of het afwijzen van een verzoek daartoe valt binnen de reikwijdte van de Awb. Indien een aanvraag voor een naam of een nummering moet worden afgewezen of een besluit tot naamgeving of nummering een of meer belanghebbenden zou treffen, moet worden bezien of artikel 4:7 dan wel 4:8 van de Awb van toepassing is. Deze artikelen houden de verplichting in de aanvrager of belanghebbende te horen voordat het besluit wordt genomen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De begripsomschrijvingen zijn aangepast aan de omschrijving zoals opgenomen in artikel 1 van de Wet BAG. Daardoor zijn de voorheen in de verordening gehanteerde begrippen straatnaam, huisnummer, object, gebouw, complex en bouwwerk komen te vervallen. Verblijfsobject, pand, nummeraanduiding, wijk- en buurtindeling, woonplaats en convenant zijn aan de begripsomschrijvingen toegevoegd. De overige begrippen zijn ongewijzigd gebleven.

Een tweetal begrippen verdient hier een nadere toelichting:

  • -

    Woonplaats. Hiermee wordt aangegeven dat binnen de grenzen van de gemeente Rotterdam verschillende woonplaatsen met een eigen aanduiding kunnen bestaan. Op dit moment is daar sprake van binnen Hoek van Holland, Rozenburg en Hoogvliet. Oude dorpskernen die van oudsher onder hun eigen naam bekend zijn. Voor het grootste deel van het oppervlak van de gemeente Rotterdam zijn de naam van de woonplaats en de gemeente dus gelijk, maar voor de genoemde uitzonderingsgebieden is dat niet het geval.

  • -

    Openbare ruimte. Het komt voor dat aan bepaalde delen van de openbare ruimte een naam wordt toegekend die niet direct als straatnaam valt te herkennen. Denk aan de namen van de Rotterdamse havens. Om deze naamtoekenning zonder dat het gaat om een scherp begrenst terrein en zonder dat sprake is van een op zo’n terrein gelegen hoofdgebouw ook mogelijk te maken, is het begrip openbare ruimte gecreëerd. Als voorbeeld: het Zuiderpark en het Kralingse Bos zijn in de volksmond ontstane namen waar geen formele status aan is verbonden, de namen Hermesplantsoen, Bijenpark en Coolhaven kennen wel een formele status en zijn ook als zodanig vastgelegd in de BAG-registratie.

Voor de goede orde wordt gewezen op het feit dat het begrip < openbare ruimte > onder punt g niet precies overeenkomt met de openbare ruimte die wordt gebezigd in het spraakgebruik.

Artikel 2

Het eerste lid regelt het vaststellen en begrenzen van de woonplaats(en). Het totale grondgebied van de gemeente moet in een of meer woonplaatsen worden opgedeeld. Dit betekent, dat de gemeentegrens altijd samenvalt met de buitenste grenzen van de woonplaats(en). Verder biedt het eerste lid de mogelijkheid om de woonplaats(en) te verdelen in wijken en buurten. In het kader van de Volkstelling 1971 is tussen gemeenten, de provinciale planologische diensten en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een gebiedsindeling overeengekomen, die wordt aangeduid met de term CBS wijk- en buurtindeling. Deze indeling werd noodzakelijk geacht, omdat op provinciaal en landelijk niveau behoefte bestond aan inzicht in de onderverdeling van het gemeentelijk grondgebied. Sinds 1971 heeft het echter ontbroken aan systematisch interbestuurlijk overleg waardoor onduidelijkheid kon ontstaan over de te hanteren wijk- en buurtindeling. De minister van Economische Zaken is voornemens zijn coördinerende rol inzake wijk- en buurtindeling te reactiveren, maar dat heeft nog niet geleid tot nadere bijhoudingsregels. Ondanks het ontbreken van een landelijke lijn, kiest Rotterdam er voor om bij het opdelen van een woonplaats in wijken en buurten de CBS-voorschriften inzake de wijk- en buurtindeling uit 1970 aan te houden.

Het tweede lid regelt het per woonplaats benoemen van openbare ruimte. In de Wet BAG zijn geen bepalingen opgenomen over de grenzen van benoemde delen van de openbare ruimte. Daar is in de verordening wel voor gekozen om te voorkomen dat delen van de openbare ruimte, onbedoeld, een dubbele naam krijgen of deels geen naam krijgen vanwege onduidelijkheid over de begrenzingen. Binnen Rotterdam is het vastleggen van begrenzingen van benoemde delen van de openbare ruimte al dagelijkse praktijk. Verder is in het tweede lid de naamgeving van gemeentelijke gebouwen en bouwwerken meegenomen. Ook daar kan de Straatnamencommissie over adviseren.

Met de wettelijke regeling inzake de naamgeving van de openbare ruimte is ook een einde gekomen aan discussies over de naamgeving van rijkswegen en provinciale wegen. De Wet BAG schrijft namelijk voor dat alle verblijfsobjecten van een nummer moeten zijn voorzien en dat geldt dus ook voor bijvoorbeeld benzinestations, restaurants of hotels die alleen via een rijks- of provinciale weg zijn te bereiken. Nummers kunnen alleen worden uitgegeven als zij worden gerelateerd aan een door het college vastgestelde naam aan een deel van de openbare ruimte. Ook voor rijks- en provinciale wegen moet Rotterdam dus een naambesluit nemen dat is gebaseerd op artikel 6 van de Wet BAG. In dit soort gevallen kan worden aangesloten bij de al jaren toegepaste werkwijze, waarbij de naamgeving louter wordt gebaseerd op de nummer en het type weg. Bijvoorbeeld door de A15 de naam <Rijksweg A15> toe te kennen. Daarmee blijft de A-nummering in tact en ook het type weg (rijksweg) blijft onveranderd. (E-aanduidingen worden niet in de naamgeving van rijkswegen betrokken.) Zo kan ook bijvoorbeeld de provinciale weg N999 de naam <Provinciale weg N999> worden toegekend. Ook hier blijft het type weg en de N-nummering volledig in tact.

Anders ligt dat bij de naamgeving van rivieren en wateren van internationale betekenis. Na ampel beraad is in overleg tussen de VNG en het Ministerie van Economische Zaken besloten over de naamgeving van dit soort openbare buitenruimten geen regels op te nemen in de modelverordening, een besluit dat is overgenomen door Rotterdam. Er bestaat voor gemeenten immers geen enkele aanleiding of noodzaak tot het herbenoemen van deze rivieren en wateren. Het behoeft bovendien geen nadere uitleg dat het tot onoverzichtelijke situaties leidt als bijvoorbeeld een rivier per woonplaats een andere naam krijgt toebedeeld. Het toekennen van nummeringen aan een object of plaats dient te worden gekoppeld aan de naam van de openbare ruimte naast voornoemde rivieren en wateren. Als zich de bijzondere situatie al mocht voordoen om een naam van een rivier of water van internationale betekenis te wijzigen, dan kan dat niet eerder plaatsvinden dan na gehouden overleg met het bestuursorgaan die dat aangaat.

Het derde lid bepaalt, dat onder de termen bepalen, vaststellen, verdelen en toekennen, zoals bedoeld in het eerste en twee lid, tevens het wijzigingen of intrekken daarvan omvat. Deze passage is opgenomen, omdat hierover in het verleden problemen zijn gerezen.

Artikel 3

Het eerste en tweede lid regelen het vaststellen van standplaatsen en ligplaatsen en het toekennen van nummers aan verblijfsobjecten, ligplaatsen of standplaatsen. Hier is niet voor de term huisnummer gekozen, omdat bij lig- en standplaatsen niet kan worden gesproken van huis. Vandaar dat de term nummeraanduiding wordt gebruikt.

Een burger kan overigens een aanvraag voor een nummeraanduiding bij burgemeester en wethouders indienen. Deze aanvraag zal in de regel zijn aan te merken als een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Op de afwikkeling van de aanvraag zijn de hoofdstukken 3 en 4 van de Awb van toepassing (zie hierover ook de algemene toelichting).

De strekking van het derde lid spreekt voor zich en behoeft geen verdere toelichting.

Het vierde lid bepaalt dat de termen vaststellen, verdelen en toekennen, zoals bedoeld in het eerste en twee lid, tevens het wijzigen of intrekken daarvan omvatten. Deze passage is opgenomen, omdat hierover in het verleden problemen zijn gerezen.

Bij het gebruik van de bevoegdheid tot naamgeving en nummering moet het college rekening houden met het belang van vooral bewoners en bedrijven, een verplichting die eens te meer geldt bij wijziging van een naam of een nummer. Een dergelijk besluit kan burgers en bedrijven immers zodanig treffen dat zij verplicht zijn acties te ondernemen om hun “vindbaarheid” te borgen. In de toelichting op de modelverordening die door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is opgesteld, is hierover het nodige opgemerkt: Een aantal punten is hierbij van belang:

  • 1.

    Tussen het besluit tot wijziging en de uitvoering van de wijziging dient voldoende tijd te liggen, zodat de bewoners en de bedrijven zich op de gewijzigde naam of het veranderde nummer kunnen voorbereiden. Hoe langer deze periode is, hoe minder de gemeente gehouden is tot compenserende maatregelen. De in het tweede lid van artikel 10 genoemde periode kan voor gewone gevallen als een redelijke voorbereiding worden gezien. Gevallen die hiervan afwijken, zoals sterk naar buiten tredende bedrijven met een groot klantenpotentieel, moeten op zichzelf worden bezien. Het verdient aanbeveling in een vroeg stadium contact op te nemen met de betrokken bewoners en bedrijven. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) kent deze verplichting op grond van artikel 4:8.

  • 2.

    Voor de gevallen waarin de gemeente gehouden kan worden tot het vergoeden van de gemaakte kosten, is geen algemene norm aan te geven waaruit de hoogte of de vorm van de vergoeding kan worden afgeleid.

  • 3.

    Indien de wijziging bewoners betreft en er een korte voorbereidingsperiode geldt, is het beschikbaar stellen van een aantal adreswijzigingskaarten in de meeste gevallen een redelijke vorm van schadeloosstelling.

  • 4.

    Bedrijven die ook bij een voorbereidingsperiode van een jaar onredelijk in hun belangen worden getroffen, kunnen aanspraak maken op vergoeding van een deel van de kosten die ze maken. Daarbij zijn de volgende aspecten te overwegen:

    • a.

      De bevoegdheid van de gemeente om tot wijziging te besluiten;

    • b.

      Het maatschappelijk risico dat een bedrijf dientengevolge is toe te rekenen, waarbij de keuze voor vermelding van het adres op verpakkingsmateriaal, winkelruiten, markiezen, bedrijfsauto’s of productieonderdelen geacht worden tot het ondernemersrisico te behoren;

    • c.

      De lengte van de voorbereidingsperiode;

    • d.

      De specifieke aspecten van het bedrijf;

    • e.

      De voorraad naar buiten gerichte kantoorbescheiden en andersoortige productieonderdelen die niet tot het ondernemersrisico zijn te rekenen;

    • f.

      De actualiteit van de onder punt e genoemde zaken;

    • g.

      Het gemiddelde gebruik of de omzet per tijdsperiode van de onder punt e genoemde zaken;

    • h.

      De mogelijkheid tot bedrijfseconomische en fiscale afschrijving van de onder punt e genoemde zaken.

Artikel 4

De toegekende namen moeten overeenkomstig de wens van het college worden aangebracht. De kosten daarvan komen voor rekening van de gemeente. Onder de in het eerste lid vervatte zinsnede ‘in voldoende aantallen ter plaatse’ wordt verstaan, dat een verkeersdeelnemer bij het oprijden van een kruising van wegen, door in voldoende aantallen aangebrachte naamborden, zonder omkijken en in een oogopslag de naam van de dwarsstraat moet kunnen lezen. Dit betekent doorgaans dat op alle hoeken van de kruising borden dienen te worden aangebracht.

Het tweede lid bepaalt dat een object of plaats of terrein een door het college toegekend nummer ook feitelijk moet dragen. Het college wordt de mogelijkheid geboden toe te zien op de naleving van het aanbrengen van nummers. Met het oog op de dienstverlening, maar ook met het oog op de herkenbaarheid voor hulpdiensten wanneer zich een calamiteit voordoet, is het immers noodzakelijk dat de nummers, die door het college zijn toegekend, ook ter plaatse terug zijn te vinden. Voor de hieraan verbonden kosten wordt verwezen naar de algemene toelichting.

Het derde lid verbiedt een ieder die daartoe niet is bevoegd, namen toe te kennen aan delen van de openbare ruimte door naamborden zichtbaar ter plaatse aan te brengen. Het komt voor dat burgers - om de meest uiteenlopende redenen - een straatnaambord in de tuin plaatsen of aan hun onroerende zaak bevestigen. Dat geeft verwarring met de door de gemeente toegekende namen aan de openbare ruimte. Het derde lid geeft het college de bevoegdheid om hiertegen op te treden. Voor de goede orde wordt erop gewezen dat het iedereen vrij staat om een naam toe te kennen aan zijn onroerende zaak, zolang dat geen verwarring geeft met de door de gemeente toegekende namen aan de openbare ruimte.

Het vierde lid verbiedt een ieder die daartoe niet bevoegd is nummers toe te kennen aan onroerende zaken die privé bezit zijn door deze op zichtbare wijze aan te brengen. Het aanbrengen van zelf gekozen nummers door eigenaren, gebruikers of beheerders aan objecten, plaatsen en terreinen is de laatste decennia hand over hand toegenomen. Bovendien is bij de invoering van de Wet BAG ook gebleken dat nummers vaak zijn verdwenen. Ook worden nummers soms zo abstract vormgegeven dat zij niet meer aan het criterium van doeltreffendheid, zoals bedoeld in het tweede lid, voldoen. Allemaal zaken die ertoe kunnen leiden dat de herkenbaarheid van het nummer van een bepaald object gering of zelfs helemaal afwezig is. Het vierde lid van artikel 4 biedt het college een handvat handhavend te handelen indien sprake is van zo’n situatie.

In het vijfde lid is de al jaren bestaande Rotterdamse systematiek van het toekennen van huisnummers vastgelegd. Er bestaat geen aanleiding deze te verlaten. Daarnaast kunnen in de uitvoeringsvoorschriften als bedoeld in artikel 7 aanvullende regels worden opgenomen ten aanzien van de vormgeving en de wijze van toekenning van huisnummers.

Artikel 5

Vanuit een weloverwogen algemeen maatschappelijk belang moeten naamborden door of namens de gemeente ter plaatse goed zichtbaar en in voldoende mate worden aangebracht. Veelal is het noodzakelijk om naamborden te bevestigen aan gebouwgevels, terreinafscheidingen of aan paaltjes die op privéterrein worden geplaatst. De betrokken rechthebbenden zijn verplicht dat toe te laten. Het artikel houdt verder rekening met de omstandigheid dat de borden niet door de gemeente zelf, maar op verzoek van de gemeente door derden worden aangebracht.

Het tweede lid geeft de gemeente de mogelijkheid om een bord met de oude (doorgehaalde) naam enige tijd te handhaven naast een bord met de nieuwe naam. Op deze wijze wordt voorkomen dat zij, die niet van de herbenoeming op de hoogte zijn, hun bestemming niet kunnen vinden.

Het derde lid is opgenomen om te voorkomen dat de leesbaarheid/zichtbaarheid van een aangebracht naambord door bijvoorbeeld hoog opschietend groen, zonnescherm of reclamebord wordt belemmerd. Vandaar dat is bepaald dat de rechthebbende ervoor dient te zorgen dat de bedoelde borden vanaf de openbare weg leesbaar blijven.

Artikel 6

In deze verordening is gekozen voor de hoofdregel dat de rechthebbende op de betreffende onroerende zaak het nummer dient aan te brengen, tenzij het college anders besluit. Het laatste kan het geval zijn bij nieuwbouwprojecten, waarbij een uniform uitgevoerde nummering wenselijk wordt geacht.

De bij de rechthebbende liggende verantwoordelijkheid voor het aanbrengen van een nummer dient bij voorkeur in de tekst van het nummerbesluit tot uitdrukking te komen.

In het tweede en derde lid is bepaald dat het door het college toegekende nummer binnen een bepaalde termijn moet zijn aangebracht. Voor gevallen waarin het object nog niet is voltooid, moet het nummer vier weken na de voltooiing ervan zijn aangebracht.

Het vierde lid biedt de gemeente de mogelijkheid om een bord met het oude (doorgehaalde) nummer enige tijd te handhaven naast een bord met het nieuwe nummer. Op deze wijze wordt voorkomen dat zij, die niet van de hernummering op de hoogte zijn, hun bestemming niet kunnen vinden. Het handhaven van het oude (doorgehaalde) nummer kan bij omvangrijke of ingewikkelde vernummering worden toegepast, maar dient wel beschouwd te worden als een uitzondering op de hoofdregel dat na een hernummering direct wordt gekozen voor het hanteren en tot uitdrukking brengen van de nieuwe nummering.

Het vijfde lid geeft het college de mogelijkheid de in het tweede en derde lid genoemde termijnen te verlengen.

Het zesde lid geeft het college tot slot de bevoegdheid een rechthebbende er toe te verplichten het huisnummer tevens aan te brengen bij de bij het betreffende object behorende brievenbus. Hierbij kan worden gedacht aan objecten die op ruime afstand van de openbare weg liggen of aan appartementencomplexen waar wordt gekozen voor een brievenbusblok bij de entree van dat appartementencomplex.

Artikel 7

Het eerste lid biedt de mogelijkheid om uitvoeringsvoorschriften vast te stellen ten aanzien van naamgeving en nummering. Deze uitvoeringsvoorschriften zijn gericht op staand gemeentelijk beleid. Enerzijds bieden deze voorschriften extra duidelijkheid over de binnen de gemeente Rotterdam geldende spelregels bij het toekennen van namen en nummers, zodat aan de Straatnamencommissie een helder kader voor het adviseren over het toekennen van namen wordt geboden. Anderzijds maken deze uitvoeringsvoorschriften het doorlopen van eventuele bezwaar- en beroepsprocedures eenvoudiger aangezien de toekenning van namen en nummers op objectievere wijze plaatsvindt dan wanneer geen uitvoeringsvoorschriften zouden zijn vastgesteld. Voordat het college uitvoeringsvoorschriften vaststelt, zal het college daar het advies van de Straatnamencommissie over in moeten winnen. Deze verplichting is niet vastgelegd in de verordening zelf, maar vloeit voort uit de aan de Straatnamencommissie toegekende adviesbevoegdheden en de in de Algemene wet bestuursrecht opgenomen bepalingen die betrekking hebben over het inwinnen van adviezen. De uitvoeringsvoorschriften kunnen bepalingen bevatten met betrekking tot de bestuurlijke, taalkundige en inhoudelijke aspecten van de naamgeving, alsmede bepalingen over de wijk- en buurtindeling, de toekenning van nummers, de wijze van nummeren, de uitvoering en plaatsing van borden en voorschriften van administratief-organisatorische aard. Ook kunnen modellen worden voorgeschreven voor verklaringen, besluiten en formulieren.

Het tweede lid bepaalt dat de uitvoeringsvoorschriften niet in strijd mogen zijn met het postcodeconvenant.

Artikel 8

Artikel 8 bevat een strafbepaling voor overtredingen van deze verordening.

Artikel 9

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening.

Artikel 10

Met artikel 10 wordt de oude Verordening op de straatnamen en huisnummering ingetrokken. Besluiten die in het verleden zijn genomen op basis van die verordening blijven uiteraard wel in stand, zie ook het bepaalde in artikel 11 van deze verordening.

Artikel 11

Dit artikel bevat de overgangsregeling voor onder de oude verordening genomen besluiten.

Artikel 12

In artikel 12 ligt de naam van de verordening vast.

BIJLAGE

Beslisboom verblijfsobject-afbakening

Beslisboom verblijfsobject-afbakening