Regeling vervallen per 15-03-2022

Gemeenteblad 2015

Geldend van 10-01-2017 t/m 14-03-2022

Intitulé

Gemeenteblad 2015

Protocol behandeling vermoedens niet integer handelen raadsleden Rotterdam 2015

De raad van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van het Presidium van 5 februari 2015, (15bb496);

gelet op artikel 15, derde lid, Gemeentewet;

overwegende, dat het gewenst is regels te formuleren over de wijze waarop wordt omgegaan met meldingen betreffende vermoedens van niet integer handelen door raadsleden;

 

besluit vast te stellen:

 

Protocol behandeling vermoedens niet integer handelen raadsleden Rotterdam 2015

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze regeling wordt (mede) verstaan onder:

    • a.

      gedragscode: Gedragscode gemeenteraad Rotterdam;

    • b.

      voorzitter: de burgemeester

    • c.

      onderzoek: feitenonderzoek als bedoeld in artikel 4.

  • 2.

    Dit Protocol is van overeenkomstige toepassing op gebiedscommissieleden.

 

Artikel 2 Advies voorzitter of griffier

  • 1.

    Indien een raadslid twijfelt of een bepaalde door hem voorgenomen handeling(en) of een door hem ondervonden of te ondervinden behandeling door derden, in overeenstemming is met zijn verplichtingen als raadslid, kan hij advies vragen van de griffier, die hem, indien de kwestie daartoe aanleiding geeft, doorverwijst naar de voorzitter dan wel zijn fractievoorzitter.

  • 2.

    Het raadslid kan ook direct de voorzitter benaderen, die het advies van de griffier kan inwinnen.

  • 3.

    Op basis van dit advies beoordeelt het raadslid of de voorgenomen handeling(en) of de behandeling door derden in overeenstemming is met zijn verplichtingen als raadslid.

  • 4.

    Het raadslid informeert de voorzitter over de uitkomst van zijn beoordeling.

 

Artikel 3 Vooronderzoek bij vermoeden van een niet integer handelen

  • 1.

    Indien een vermoeden bestaat dat een raadslid de Gemeentewet en/of een bepaling van de gedragscode overtreedt dan wel op een andere wijze niet integer handelt, stelt de voorzitter, hetzij uit eigen beweging, hetzij op verzoek van één of meerdere leden van de raad, hetzij op verzoek van derden, een vooronderzoek in. Het raadslid wordt daarover zo snel mogelijk geïnformeerd.

  • 2.

    De voorzitter kan twee of meer personen aanwijzen die in zijn opdracht het vooronderzoek doen, en/of het onderzoek op grond van artikel 4.

  • 3.

    Een vooronderzoek bestaat in ieder geval uit het verzamelen van algemene informatie, het voeren van oriënterende gesprekken, een administratief vooronderzoek en het maken van een inschatting van de ernst van de vermoedelijke niet integere handeling.

  • 4.

    Het vooronderzoek stelt de voorzitter in staat om af te wegen of de bij hem bekend geworden informatie voldoende aanleiding is om een onderzoek te verrichten.

  • 5.

    Indien het vooronderzoek geen concrete aanwijzingen oplevert voor mogelijk niet integer handelen, stelt de voorzitter het betrokken raadslid en indien nodig de melder in kennis van de conclusie van het vooronderzoek.

 

Artikel 4 Het onderzoek

  • 1.

    Indien het vooronderzoek concrete aanwijzingen oplevert voor vermeend niet integer handelen van een raadslid, stelt de voorzitter een onderzoek in.

  • 2.

    Een onderzoek is bedoeld om met gebruikmaking van verschillende

    onderzoeksmethoden de feiten over het vermeende niet integer

    handelen te achterhalen. De voorzitter geeft opdracht tot het

    toepassen van de in aanmerking komende onderzoeksmethoden.

  • 3.

    De voorzitter stelt het betrokken raadslid, de betreffende fractievoorzitter en het Presidium zo snel mogelijk in kennis van het ingestelde onderzoek en informeert hen over de aard en het doel van het onderzoek.

  • 4.

    Het betrokken raadslid is verplicht volledige medewerking te

    verlenen aan het onderzoek.

  • 5.

    Indien het onderzoeksbelang zich hiertegen verzet, kan de kennisgeving aan het betrokken raadslid zoals bedoeld in het vorige lid en in artikel 3, lid 1 worden opgeschort.

  • 6.

    Indien de aard van het vermeende niet integer handelen met zich meebrengt dat het niet wenselijk is dat het betrokken raadslid zijn functie blijft uitoefenen, legt hij uit eigen beweging zijn functie neer voor de periode van het onderzoek.

 

Artikel 5 Extern onderzoek

  • 1.

    In die gevallen dat een adequaat onderzoek door de voorzitter niet mogelijk of wenselijk is, kan de voorzitter het onderzoek door een externe partij laten verrichten.

  • 2.

    De opdrachtverlening aan een externe partij bevat in ieder geval de volgende onderwerpen:

    • a.

      de aanleiding;

    • b.

      een duidelijk omschreven doelstelling;

    • c.

      de onderzoeksvragen;

    • d.

      de vermoedelijke duur van het onderzoek;

    • e.

      de informatieverstrekking;

    • f.

      de met het onderzoek gemoeide kosten;

    • g.

      een omschrijving van de in te zetten onderzoeksmethoden; en

    • h.

      het voorleggen van de bevindingen aan het betrokken raadslid en het vastleggen van diens reactie daarop.

 

Artikel 6 Hoorplicht

  • 1.

    Gedurende het onderzoek worden het betrokken raadslid en eventuele andere betrokken personen gehoord.

  • 2.

    Het horen gebeurt door de voorzitter in aanwezigheid van de griffier,

    door een tweetal door de voorzitter aangewezen personen, dan wel

    door de externe partij.

  • 3.

    Voordat het gesprek plaatsvindt worden het betrokken raadslid en overige te interviewen personen op de hoogte gesteld van de aard en het doel van het gesprek en van het recht zich te laten bijstaan door een raadsman of belangenbehartiger.

  • 4.

    Van het horen wordt een verslag gemaakt.

 

Artikel 7 Onderzoeksrapport

  • 1.

    De voorzitter laat een onderzoeksrapport opstellen, waarin hij alle bevindingen neerlegt.

  • 2.

    In de rapportage komen in ieder geval de volgende aspecten aan de orde:

  • a. de aanleiding van het onderzoek en de onderzoeksopdracht met eventuele uitbreidingen, mocht dit tijdens het onderzoek noodzakelijk zijn gebleken;

  • b. de gebruikte onderzoeksmethoden, waarbij helder naar voren wordt gebracht wat de uitgangspunten voor het onderzoek geweest zijn en welke feiten en omstandigheden hierbij een rol hebben gespeeld;

  • c. relevante regelgeving;

    d. de bevindingen.

  • 3.

    Uit het onderzoeksrapport blijkt of het betrokken raadslid:

    a. integer heeft gehandeld;

  • b. onverenigbare betrekkingen vervult zoals genoemd in artikel 13 Gemeentewet;

  • c. verboden handelingen verricht zoals genoemd in artikel 15 Gemeentewet;

  • d. niet heeft gehandeld conform de gedragscode;

  • e. of anderszins niet integer heeft gehandeld.

 

Artikel 8 Reactie van het betrokken raadslid op het onderzoeksrapport

  • 1.

    Het betrokken raadslid wordt in de gelegenheid gesteld zijn oordeel te kunnen vormen over de bevindingen van het onderzoek en om binnen een termijn van twee weken schriftelijk te reageren op het onderzoeksrapport. 

  • 2.

    De voorzitter kan deze termijn één maal met twee weken verlengen.

  • 3.

    Het betrokken raadslid kan zich hierbij laten bijstaan door een raadsman of een andere persoon naar keuze.

  • 4.

    Het betrokken raadslid heeft recht op inzage in alle onderzoeksbevindingen, tenzij zwaarwichtige belangen zich daartegen verzetten.

  • 5.

    De reactie van het betrokken raadslid op de onderzoeksbevindingen wordt opgenomen in een bijlage bij de eindrapportage.

 

Artikel 9 Bespreking onderzoeksrapport

  • 1.

    De voorzitter bespreekt het onderzoeksrapport in het Presidium.

  • 2.

    Op basis van het onderzoeksrapport besluit de voorzitter, gehoord het Presidium, of er gronden zijn om het rapport niet te behandelen in een openbare raadsvergadering.

  • 3.

    Indien er sprake is van een situatie zoals genoemd in artikel 7, derde lid, onder b. of c., regelt de Kieswet de gevolgen.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na de vaststelling.

 

Artikel 11 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Protocol integriteit Raad Rotterdam 2015.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 19 februari 2015.

 

De griffier, De voorzitter,

 

 

 

J.G.A. Paans R. Buijt, plv.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 24 februari 2015 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)