Regeling vervallen per 01-08-2017

Verordening Brede Raad Rotterdam

Geldend van 01-07-2015 t/m 31-07-2017

Intitulé

Gemeenteblad 2015

Verordening Brede Raad Rotterdam

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van de concerndirecteur Maatschappelijke Ontwikkeling van 20 april 2015, nummer 15MO05461;

overwegende, dat er ten behoeve van het sociale domein behoefte is aan een Brede Raad Rotterdam, die het college gevraagd en ongevraagd van advies kan dienen over de beleidsontwikkeling en uitvoering van wetgeving in het sociale domein;

gelet op artikel 84 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen:

Verordening Brede Raad Rotterdam

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 1.

    cliënt: persoon die van het college ondersteuning ontvangt door middel van: 1o een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; of 2o een voorziening op grond van de Jeugdwet; of 3o een uitkering of traject in het kader van de Participatiewet omdat hij een arbeidsbeperking heeft;

  • 2.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam;

  • 3.

    directeur: directeur van het cluster binnen de gemeente Rotterdam die verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waarop de advisering betrekking heeft;

  • 4.

    raad: Brede Raad Rotterdam;

  • 5.

    stichting: stichting Brede Raad Rotterdam.

 

Artikel 2 Functie en taken

  • 1.

    Er is een Brede Raad Rotterdam.

  • 2.

    De raad heeft ten doel om, door middel van advisering en het betrekken van burgers, bij te dragen aan de voorbereiding en uitvoering van het stedelijk beleid binnen het sociale domein.

  • 3.

    De raad heeft geen bevoegdheid om klachten en bezwaarschriften van individuele burgers te behandelen.

  • 4.

    De raad verstrekt gevraagd en ongevraagd adviezen. Adviezen worden gevraagd door en uitgebracht aan het college of de directeur.

  • 5.

    De raad betrekt bij de uitvoering van haar taken zoveel mogelijk de burgers op wie het beleid betrekking heeft.

  • 6.

    De raad kan werkgroepen instellen en opheffen, waarbij kan worden afgeweken van artikel 3, vijfde lid.

  • 7.

    De werkgroepen, bedoeld in het vorige lid, hebben een voorbereidende, begeleidende of uitvoerende taak ten behoeve van de raad, danwel een functie bij de meningspeiling over onderwerpen waarover de raad moet beslissen of advies uitbrengen. Werkgroepen mogen geen adviezen namens of in de plaats van de raad uitbrengen aan college of directeur.

  • 8.

    Het college en de directeur dragen er zorg voor dat de raad vroegtijdig wordt betrokken bij de voorbereiding van beleid en regelgeving door: a. de raad te informeren over onderwerpen waarop wijziging van beleid of regelgeving verwacht wordt; b. waar mogelijk in gezamenlijkheid te komen tot voorstellen voor beleid en regelgeving.

  • 9.

    Het college of de directeur kan besluiten dat de betrokkenheid van de raad niet noodzakelijk of gewenst is: a. ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen; b. als inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten; c. als sprake is van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft; d. als invoering of wijziging van beleid of regelgeving het gevolg is van een rechterlijke uitspraak, contractuele of andere schriftelijke afspraken; e. als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht; f. ten aanzien van de uitvoering en beleidsvoorbereiding van wetgeving waarvoor een eigen cliëntenraad of adviesraad bestaat.

  • 10.

    Het college of de directeur kunnen besluiten dat ten aanzien van een beleidsvoornemen een aanvullende advies- of inspraakprocedure wordt gevolgd.

 

Artikel 3 Samenstelling en benoeming

  • 1.

    De raad bestaat uit minimaal 25 en maximaal 45 leden.

  • 2.

    Als lid kan worden benoemd: a. een cliënt; b. een persoon die een cliënt vanuit een niet-beroepsmatige relatie vertegenwoordigt; of c. een ingezetene van Rotterdam die beschikt over adequate kennis van of ervaring met de doelgroepen van ten minste één van de wetten, genoemd in artikel 1, onderdeel a.

  • 3.

    De leden worden benoemd op persoonlijke titel, zonder last of ruggespraak.

  • 4.

    De leden worden benoemd voor een periode van maximaal drie jaar, met de mogelijkheid tot verlenging met maximaal twee keer drie jaar.

 

 

  • 1.

    Het lidmaatschap van de raad is niet verenigbaar met: a. een functie, bestuurlijk of in dienstverband, bij een instelling die in het kader van de uitvoering van één van de in artikel 1, onderdeel a, genoemde wetten een jaarlijkse subsidie ontvangt van het college of is gecontracteerd; b. een bestuurlijke of ambtelijke functie binnen de gemeente Rotterdam.

  • 2.

    De leden worden benoemd door het college, op voordracht van de benoemingsadviescommissie.

  • 3.

    De benoemingsadviescommissie plaatst, indien binnen de raad een vacature ontstaat, een openbare oproep waarin het profiel van de vacature wordt beschreven.

  • 4.

    De benoemingsadviescommissie bestaat uit ten minste drie leden, waaronder in ieder geval de voorzitter van de raad.

 

Artikel 4 Ambtelijk en bestuurlijk overleg

  • 1.

    De raad of een afvaardiging daarvan heeft ten minste éénmaal per jaar overleg met de verantwoordelijk wethouder.

  • 2.

    Zowel de wethouder als de raad kunnen voor het overleg, bedoeld in het eerste lid, bespreekpunten aandragen.

  • 3.

    Eén of meerdere ambtenaren treden op als contactpersoon voor de raad.

  • 4.

    Er vindt periodiek en op verzoek overleg plaats tussen deze contactperso(o)n(en) en de raad of de voorzitter of afvaardiging van de raad.

 

Artikel 5 Reglement van orde

  • 1.

    De raad stelt een reglement van orde op, waarin ten minste wordt geregeld: a. de uitwerking van de benoeming en schorsing van de leden en de beëindiging van het lidmaatschap; b. de vergaderfrequentie; c. de verplichtingen van de leden; d. de vertegenwoordiging; e. de uitwerking van de afspraken tussen de stichting en de raad over het beschikbaar stellen van de capaciteit van het bureau, bedoeld in artikel 7, eerste lid, voor inhoudelijke en praktische ondersteuning van de (leden van) de raad.

  • 2.

    In het reglement van orde kunnen taken, samenstelling en functioneren van de raad en door de raad ingestelde werkgroepen worden uitgewerkt.

Artikel 6 Openbaarheid

  • 1.

    De adviezen van de raad zijn openbaar. Zij worden binnen 24 uur na vaststelling gepubliceerd op de website van de raad of anderszins aan iedere geïnteresseerde al dan niet kosteloos ter beschikking gesteld. 

  • 2.

    In afwijking van het vorige lid, kan op verzoek van de directeur of het college dan wel krachtens een besluit van de raad zelf een vertrouwelijk advies worden uitgebracht, als zwaarwegende belangen van gemeente, organisaties of personen dit nodig maken.

  • 3.

    De vergaderingen van de raad zijn niet openbaar, tenzij de voorzitter of ten minste de helft van het aantal ter vergadering aanwezige leden anders besluit.

 

Artikel 7 Ondersteuning

  • 1.

    De raad wordt bij de uitvoering van haar taken ondersteund door een ondersteunend bureau.

  • 2.

    De medewerkers van het bureau zijn in dienst van de stichting.

 

Artikel 8 Vergoedingen

  • 1.

    De leden van de raad ontvangen een onkostenvergoeding voor hun werkzaamheden voor de raad.

  • 2.

    De voorzitter van de raad ontvangt een vaste vergoeding per maand.

  • 3.

    De hoogte van de vergoedingen wordt vastgelegd in de daarvoor bestemde gemeentelijke regelgeving ten aanzien van vergoedingen voor commissieleden.

 

Artikel 9 Evaluatie

  • 1.

    De raad evalueert jaarlijks in het eerste kwartaal de resultaten van zijn functioneren gedurende het voorgaande kalenderjaar en brengt daarover in het tweede kwartaal verslag uit aan de directeur en het college.

  • 2.

    De eerste evaluatie vindt plaats in het eerste kwartaal van 2016.

 

Artikel 10 Onvoorzien

In gevallen waarin deze verordening of het reglement van orde niet voorzien, beslist het college, de raad en het bestuur van de stichting gehoord hebbende.

 

Artikel 11 Overgangsbepaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 3, zevende lid, worden de leden van de raad voor de eerste maal benoemd door het college, op voordracht van een door het college samengestelde commissie, waarin in ieder geval zitting hebben: a. de beoogd voorzitter van de stichting; b. een vertegenwoordiger namens het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling; c. de kwartiermaker die belast is met de oprichting van de raad.

  • 2.

    In afwijking van artikel 3, vierde lid, worden de leden benoemd voor een periode van twee of drie jaar, teneinde een spreiding te bewerkstelligen in de momenten van aan- en aftreden van leden.

 

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening wordt gepubliceerd in het Gemeenteblad en treedt in werking op 1 juli 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Brede Raad Rotterdam.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 28 april 2015.

 

De secretaris, De burgemeester,

 

Ph. F. M. Raets B.J. Eerdmans, l.b.

 

 

 

 

 

 

 

 

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 1 mei 2015 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

 

Toelichting

 

Algemene toelichting

Op grond van artikel 2.1.3, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) moeten burgers betrokken worden bij de uitvoering en beleidsvoorbereiding van de wet. De raad heeft het college opgedragen hiervoor een brede raad in te stellen. In de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 is de Brede Raad Rotterdam formeel benoemd om invulling te geven aan deze verplichting ex artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015.

De taken van de Brede Raad Rotterdam zijn breder dan alleen ten aanzien van de Wmo 2015, en hebben betrekking op de beleidsvoorbereiding en advisering ten aanzien van wetgeving binnen het sociale domein, zoals de Jeugdwet. Hierdoor krijgt de Brede Raad een belangrijke functie bij de advisering binnen het sociale domein.

De Brede Raad Rotterdam is een commissie in de zin van artikel 84 van de Gemeentewet.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsbepaling

cliënt: Door de formulering van de definitie van cliënt, wordt duidelijk gemaakt dat het gaat om mensen met een beperking, psychisch of psychosociaal probleem die hierdoor een beroep doen op ondersteuning. Deze ondersteuning kan gebaseerd zijn op de Wmo 2015, de Jeugdwet of de Participatiewet.

Leidend is, dat de ondersteuning door het college van Rotterdam wordt verstrekt.

 

stichting: De Brede Raad wordt ondersteund door medewerkers die werkzaam zijn bij de stichting Brede Raad Rotterdam.

 

Artikel 2 Functie en taken

In het eerste lid is beschreven dat de raad zowel betrokken wordt bij de beleidsvoorbereiding als advies kan geven over de wijze waarop binnen de gemeente Rotterdam uitvoering wordt gegeven aan de wetten binnen het sociale domein.

 

De raad heeft uitdrukkelijk geen taak bij individuele behandeling van klachten en bezwaarschriften. Hiervoor zijn de klachtenprocedure en bezwaar en beroep de aangewezen weg.

 

De raad is een door het college ingestelde commissie. Dat betekent dat de raad advies uitbrengt aan het college en niet aan de gemeenteraad.

Dat neemt niet weg dat in stukken die het college voor besluitvorming aan de raad aanbiedt, wel het advies van de Brede Raad Rotterdam wordt opgenomen.

 

De raad kan werkgroepen instellen en opheffen. Een dergelijke werkgroep kan specifieke taken krijgen, bijvoorbeeld rond een bepaald thema, of om voorbereidend werk te doen. De werkgroep brengt niet zelfstandig adviezen uit aan college of directeur. Dat gebeurt alleen door de raad zelf.

De raad moet in staat zijn zijn werk naar behoren te vervullen. Dat betekent enerzijds dat de raad tijdig wordt geïnformeerd over zaken die spelen. Anderzijds moet de raad ook in een stadium worden betrokken dat er nog invloed mogelijk is. Nieuw beleid zal in die zin zoveel mogelijk in co-creatie moeten plaatsvinden.

 

In het negende lid is een aantal situaties genoemd waarbij geen advies aan de raad wordt gevraagd. Advisering is in deze situaties òf niet nodig/mogelijk, òf zou de besluitvorming over spoedeisende zaken onnodig vertragen.

 

Daarnaast is in onderdeel f bepaald dat het college kan bepalen dat ten aanzien van wetgeving waarvoor al een eigen cliëntenraad of adviesraad bestaat, betrokkenheid van de Brede Raad niet noodzakelijk is. Hierbij wordt met name gedacht aan de Participatiewet en de Wet sociale werkvoorziening. In het kader van deze wetten heeft de gemeenteraad bij verordening een eigen cliëntenraad ingesteld.

Dat neemt niet weg dat het college ook de Brede Raad kan betrekken bij de beleidsvoorbereiding en advisering van deze wetten.

 

Het college of de directeur kunnen besluiten dat ten aanzien van een beleidsvoornemen een aanvullende advies- of inspraakprocedure wordt gevolgd. Hierbij kan gedacht worden aan advies van de gebiedscommissies ten aanzien van onderwerpen waarvoor zij een taak hebben. Of advisering door betrokken instellingen.

 

Artikel 3 Samenstelling en benoeming

Als lid kan allereerst een cliënt worden benoemd. Wat onder cliënt wordt verstaan is beschreven in artikel 1, onder a. Daarnaast kan ook een niet-professionele vertegenwoordiger worden benoemd in de raad. Te denken valt aan een ouder, partner of mantelzorger.

Ook andere ingezetenen van Rotterdam kunnen zitting hebben in de raad, vanuit hun expertise met één of meerdere doelgroepen van de drie wetten.

 

Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat een lid wordt benoemd als vertegenwoordiger van een door de gemeente gesubsidieerde of gecontracteerde instelling voor taken binnen het sociale domein.

 

Uitgangspunt is, dat een lid wordt benoemd voor drie jaar, maar dit kan ook een kortere periode zijn. Bijvoorbeeld als iemand wordt benoemd ter vervanging van een tussentijds teruggetreden lid. Er kan twee keer een herbenoeming plaatsvinden met weer maximaal drie jaar.

 

Personen die werkzaam zijn bij een instelling die door de gemeente wordt gesubsidieerd of gecontracteerd, kunnen geen zitting nemen in de raad. Ook personen die ambtelijk of bestuurlijk een band hebben met de gemeente zijn uitgesloten.

 

De leden worden benoemd door het college, op voordracht van de benoemingsadviescommissie.

 

Artikel 4 Ambtelijk en bestuurlijk overleg

De raad of een afvaardiging daarvan heeft ten minste éénmaal per jaar overleg met de verantwoordelijk wethouder.

Daarnaast is er op ambtelijk niveau overleg met de raad of een afvaardiging daarvan.

 

Artikel 5 Reglement van orde

In het reglement van orde werkt de raad meer in detail de wijze uit waarop deze wil functioneren. Een aantal, in het eerste lid genoemde onderwerpen, moeten daarin in ieder geval worden uitgewerkt.

Ook kunnen in het reglement van orde zaken worden uitgewerkt rond de door de raad ingestelde werkgroepen.

 

Artikel 6 Openbaarheid

Het uitgangspunt is, dat de adviezen van de raad openbaar zijn.

In het tweede lid is opgenomen dat bij zwaarwegende belangen verzocht kan worden om een vertrouwelijk advies uit te brengen.

De vergaderingen van de Brede Raad Rotterdam zijn niet openbaar, tenzij de voorzitter of een meerderheid van het aantal leden tijdens de vergadering anders beslist.

 

Artikel 7 Ondersteuning

De raad wordt bij de uitvoering van haar taken ondersteund door een ondersteunend bureau. De medewerkers van het bureau zijn in dienst van de Stichting Brede Raad Rotterdam.

 

Artikel 8 Vergoedingen

In afwijking van de Algemene vergoedingsverordening ontvangen de leden van de raad een onkostenvergoeding als vrijwilliger.

De voorzitter van de raad ontvangt een hoger bedrag in de vorm van een vaste vergoeding per maand, die op basis van de gemeentelijke regelgeving wordt vastgesteld.

 

Artikel 9 Evaluatie

Jaarlijks worden de werkzaamheden van de raad geëvalueerd.

Dat gebeurt voor het eerst in het eerste kwartaal van 2016.

 

Artikel 11 Overgangsbepaling

Voor de benoeming van de eerste leden van de raad wordt een commissie samengesteld, die adviseert aan het college. Hierin zitten in ieder geval personen die betrokken zijn bij de oprichting van de raad en de stichting.

De leden worden voor twee of drie jaar benoemd, om te voorkomen dat alle leden op eenzelfde tijdstip moeten aftreden.