Regeling briefadres gemeente Rotterdam 2015

Geldend van 01-12-2015 t/m heden

Intitulé

Regeling briefadres gemeente Rotterdam 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van de concerndirecteur Dienstverlening van 12 oktober 2015; kenmerk 1698876;

gelet op de artikelen 1.1, 1.4, eerste lid, 1.9 tweede lid, 2.23, 2.38 tot en met 2.42, 2.45, 2.27, 2.52 en 4.17 van de Wet basisregistratie personen, artikel 29 van het Besluit basisregistratie personen, de artikelen 17, 18 en 19 van de Regeling basisregistratie personen, artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, de circulaire briefadres (BPR2013-0000746109) van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 december 2013 en op de circulaire registratie briefadres om veiligheidsredenen waaronder ingeval van verblijf in Blijf-van–mijn-lijf-huizen (BPR2013-0000722005) van 6 december 2013;

overwegende dat het noodzakelijk is om een beleidsregel vast te stellen met betrekking tot de aangifte en registratie van een briefadres om het oneigenlijk gebruik van het briefadres tegen te gaan;

besluit vast te stellen:

Regeling briefadres gemeente Rotterdam 2015

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    briefadres: adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen en waar, indien daartoe grond bestaat, zorg wordt gedragen dat geschriften of inlichtingen daarover, betrokkene bereiken;

  • b.

    briefadresgever: ingezetene in de basisregistratie personen of rechtspersoon die een briefadres ter beschikking stelt;

  • c.

    briefadreshouder: ingezetene in de basisregistratie personen die een briefadres houdt;

  • d.

    gezinshuishouden:

    • 1.

      twee personen die volgens de basisregistratie personen een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan of gehuwd zijn, met of zonder kind(eren);

    • 2.

      twee personen die door het overleggen van een door een notaris opgemaakt samenlevingscontract hebben aangetoond, dat zij een gemeenschappelijke huishouding voeren, met of zonder kind(eren);

    • 3.

      twee of meer personen die ten genoegen van het college van burgemeester en wethouders hebben aangetoond, dat zij een gemeenschappelijke huishouding (willen) voeren.

    • 4.

      een alleenstaande ouder met kind(eren);

  • e.

    wet: Wet basisregistratie personen;

  • f.

    dak- of thuisloze: persoon die zich bij het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling gemeld heeft om in aanmerking te komen voor opvang en ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1. van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • g.

    BRP: basisregistratie personen.

Artikel 2 Redenen briefadres

Redenen voor de aangifte van een briefadres zijn:

  • 1.

    het ontbreken van een woonadres vanwege:

    • a.

      dak- of thuisloosheid;

    • b.

      korte overbrugging tussen twee woonadressen;

    • c.

      de uitoefening van een ambulant beroep;

    • d.

      kort verblijf in het buitenland: gedurende een jaar ten hoogste twee derde van de tijd;

    • e.

      korter dan twee jaar verblijf in het buitenland en varend op een schip dat de thuishaven in Nederland heeft;

  • 2.

    verblijf in een instelling voor mannen- of vrouwenopvang (blijf-van-mijn-lijf-huizen);

  • 3.

    verblijf in een instelling als bedoeld in artikel 2.40, lid 3 en 4, van de wet;

  • 4.

    verblijf op een adres waarvan het opnemen van dat woonadres naar het oordeel van de burgemeester om veiligheidsredenen niet wenselijk is;

  • 5.

    verblijf in door de gemeente aangewezen instelling voor opvang.

Artikel 3 Voorwaarden

  • 1. De aangifte wordt gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.

  • 2. De aanvrager dient desgevraagd het verzoek in persoon toe te lichten, als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, eerste lid, sub a t/m d.

  • 3. De aanvrager is verplicht om bij de aangifte tot briefadres alle daartoe benodigde stukken te overleggen.

  • 4. Onder benodigde stukken als bedoeld in het tweede lid wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      een geldig identiteitsbewijs;

    • b.

      de schriftelijke verklaring van de aanvrager inhoudende de reden voor de aangifte alsmede de te verwachten periode dat het briefadres noodzakelijk is;

    • c.

      een geldig identiteitsbewijs of een kopie ervan en een schriftelijke verklaring van instemming van de briefadresgever;

    • d.

      een ingevulde en ondertekende vragenlijst briefadres, als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, eerste lid, sub a t/m d, en lid 4.

  • 5. Als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, lid 4 is een schriftelijke verklaring van de burgemeester noodzakelijk waaruit blijkt dat opname van een woonadres niet wenselijk is.

  • 6. De briefadresgever die als ingezetene in de BRP ingeschreven staat, kan maximaal aan twee gezinshuishoudens, aan twee alleenstaanden of aan een gezinshuishouden en een alleenstaande toestemming geven een briefadres te houden.

Artikel 4 Volledige aangifte

  • 1. De aanvraag is volledig indien alle benodigde gegevens, zoals bedoeld in artikel 3, lid 4 zijn ingeleverd.

  • 2. Als één of meer gegevens ontbreken, dan wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen.

  • 3. Indien de aanvraag niet binnen de, in het vorige lid bepaalde termijn kan worden aangevuld, dan kan, op verzoek van de aanvrager, de termijn eenmalig verlengd worden met veertien dagen.

  • 4. Indien de aangifte niet binnen veertien dagen na aangifte, aangevuld wordt of uitstel gevraagd wordt, wordt de aangifte buiten behandeling gesteld.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Het is niet mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres, indien:

  • a.

    de aanvrager een woonadres heeft;

  • b.

    de aanvrager langer dan acht maanden gedurende één jaar in het buitenland verblijft en niet beroepshalve varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft;

  • c.

    de aanvrager beroepshalve varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft en langer dan twee jaar in het buitenland verblijft;

  • d.

    het briefadres een adres betreft waarop geen personen staan ingeschreven;

  • e.

    er een onderzoek loopt naar de verblijfplaats van de briefadresgever;

  • f.

    het briefadres een adres betreft waarop reeds aan twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of een alleenstaande en een gezinshuishouden een briefadres is verleend;

  • g.

    het briefadres geen bestaand adres in de BRP betreft;

  • h.

    het briefadres een postbus is;

  • i.

    het briefadres wordt verleend op grond van artikel 2, lid 4 en de verklaring van de burgemeester zoals bedoeld in artikel 3, lid 5 ontbreekt;

  • j.

    uit nader onderzoek blijkt dat de aanvrager geen recht heeft op een briefadres.

Artikel 6 Termijn briefadres

  • 1. In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b, mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal zes maanden. Deze termijn kan eenmalig met maximaal zes maanden worden verlengd.

  • 2. In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder d en e, mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal de periode dat aangever buiten Nederland zal verblijven.

  • 3. Als de aangever voor het aflopen van de termijn als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel geen woonadres heeft gekozen, wordt door de aangever een verzoek ingediend om het briefadres te verlengen.

  • 4. In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 4 wordt een briefadres verleend voor de duur die de burgemeester noodzakelijk acht.

  • 5. De aanvraag voor verlenging van het briefadres wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 2 en 5.

  • 6. In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 5 wordt een briefadres verleend voor ten hoogste de duur noodzakelijk voor de opvang en ondersteuning.

  • 7. Onverminderd hetgeen is bepaald in het eerste tot en met het derde lid van dit artikel, is diegene op wie het briefadres betrekking heeft en een ander adres krijgt, gehouden om in de periode tussen vier weken vóór de beoogde verhuisdatum tot en met de vijfde dag na verhuisdatum hiervan aangifte te doen bij de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft.

  • 8. Bij verhuizing of overlijden van de briefadresgever of als de briefadresgever een rechtspersoon is en deze wordt ontbonden, voldoet het briefadres niet meer aan gestelde voorwaarden. De vakeenheid Publiekszaken stuurt de briefadreshouder hierover schriftelijk een informatieverzoek. Als niet binnen veertien dagen op het informatieverzoek wordt ingegaan of als de ontvangen reactie geen reden is om het briefadres te handhaven, dan wordt een onderzoek gestart naar de juistheid van de adresgegevens in de BRP.

Artikel 7 Bestuurlijke boete

  • 1. Onverminderd het gestelde in artikel 2 tot en met 6 is zowel de briefadresgever als de briefadresnemer verplicht om op verzoek van het college van burgemeester en wethouders inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de registratie van het briefadres.

  • 2. De betrokkene verschijnt hierbij desgevraagd in persoon.

  • 3. Aan degene die niet voldoet aan de verplichting als bedoeld in eerste lid kan een bestuurlijke boete worden opgelegd van ten hoogste 325 euro.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Als vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze regeling zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan worden afgeweken van het bepaalde in deze regeling.

Artikel 9 Intrekken oude regeling

De Regeling briefadres gemeente Rotterdam 2012 wordt ingetrokken.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 december 2015.

Artikel 11 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling briefadres gemeente Rotterdam 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van

13 oktober 2015.

De secretaris,

Ph. F. M. Raets

De burgemeester,

A. Aboutaleb

Bijlage: Toelichting

Artikelsgewijs:

artikel 2, lid 1, sub a:

Personen die niet beschikken over een woonadres en die noodgedwongen gebruik moeten maken van opvang omdat zij niet in staat zijn om zich op eigen kracht te handhaven in de maatschappij kunnen tijdelijk met een briefadres worden ingeschreven op een de door de gemeente aangewezen briefadres. Personen die niet beschikken over een woonadres, maar niet zijn aangewezen op opvang, zijn verplicht om elders een briefadres te kiezen.

artikel 2, lid 1, sub b:

Hierbij valt te denken aan twee echtgenoten die gaan scheiden, maar op één adres wonen. Wanneer de één op het huidige adres blijft wonen, heeft de ander (tijdelijk) geen vast woonadres. Deze laatste persoon kan ingeschreven worden op een briefadres. Een ander voorbeeld is als een persoon een nieuwe woning heeft gekocht en de oude al heeft verkocht. De nieuwe woning moet echter nog opgeleverd worden terwijl de oude woning al overgedragen is aan de nieuwe eigenaar.

artikel 2, lid 1, sub c:

Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractie meereizen. Personen die tot deze categorie behoren komen in aanmerking voor een briefadres, mits zij geen woonadres hebben.

artikel 2, lid 1, sub d:

Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gekeken voor welke periode iemand naar het buitenland gaat. Iemand moet een briefadres kiezen, wanneer hij/zij voor een kortere periode dan acht maanden in een tijdsbestek van een jaar naar het buitenland gaat en niet meer beschikt over een woonadres. Op grond van artikel 2.43 van de wet mag iemand die voor een periode van meer dan acht maanden naar het buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven blijven in de BRP.

In de BRP wordt dan opgenomen dat hij/zij vertrokken is naar het buitenland. In dit geval is de burger verplicht om aangifte te doen van zijn vertrek naar het buitenland. Op grond van de aangifte wordt de bijhouding van zijn persoonslijst een verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en “verhuist” de persoonslijst naar het Register Niet Ingezetene (RNI) vanwege emigratie. In dat geval kan geen briefadres gekozen worden.

artikel 2, lid 1, sub e:

Als een inwoner beroepshalve gaat varen aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft en is er bij vertrek de redelijke verwachting dat hij niet langer dan twee jaar buiten Nederland zal verblijven, dan hoeft hij geen aangifte van vertrek te doen (artikel 29 Besluit BRP). Een voorwaarde is wel dat hij/zij gedurende het verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland. Veelal zal dit een briefadres zijn. Het is de burger wel toegestaan om aangifte van vertrek naar het buitenland te doen in deze situatie. Een verplichting daartoe bestaat niet.

artikel 2, lid 2

In de circulaire Registratie briefadres om veiligheidsredenen (waaronder ingeval van verblijf in Blijf-van-mijn-lijf-huizen) van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 december 2013 (kenmerk BPR2013-0000722005) is geregeld dat personen die verblijven in een opvanghuis voor mannen en vrouwen met een briefadres ingeschreven worden op het kantooradres van de desbetreffende instelling. Op die manier wordt het feitelijke woonadres van betrokkenen adequaat beschermd tegen ongewenste kennisneming door onbevoegden.

artikel 2, lid 3:

Degene die zijn woonadres heeft in een instelling, kan in afwijking van artikel 2.38, lid 1 en artikel 2.39, lid 1 van de wet, in plaats van inschrijving op zijn woonadres een briefadres kiezen. Op grond van artikel 2.40, lid 3, van de wet zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. In artikel 17 t/m 19 van de Regeling BRP is aangegeven voor welke instellingen een briefadres gekozen kan worden. Het college van B&W is eveneens bevoegd, op grond van artikel 2.40, lid 4 van de wet, instellingen op het terrein van maatschappelijke opvang aan te wijzen.

artikel 2, lid 5:

Ingezetenen die niet feitelijk dakloos zijn maar niet over een vaste woon- of verblijfplaats beschikken of die marginaal zijn gehuisvest kunnen een beroep doen op ondersteuning in het kader van de Wmo 2015. Om deze ondersteuning te kunnen bieden, kunnen deze ingezetenen tijdelijk op een door de gemeente aangewezen briefadres worden in geschreven.

artikel 3, lid 1:

Een briefadres kan, in aanvulling op wat de wet regelt en in afwijking van een woonadres, worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar voor het laatst een woonadres werd gehouden. De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.

artikel 3, lid 2:

De aanvrager moet als dit mogelijk is, persoonlijk aangifte doen. Dit om de identiteit deugdelijk vast te stellen (artikel. 2.52, lid 1 van de wet), om informatie te geven over de redenen en oneigenlijk gebruik van het briefadres tegen te gaan.

artikel 3, lid 3 en 4:

De aanvrager zal aannemelijk moeten maken dat hij geen woonadres heeft. De aanvrager doet dit aan de hand van inlichtingen en stukken. Ten eerste dient de aanvrager aan de hand van een vragenlijst gemotiveerd en schriftelijk aan te geven wat de reden is van de aanvraag briefadres. Ten tweede dient hij de benodigde stukken over te leggen. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 5. Bij de aangifte dient onder meer een schriftelijke verklaring van instemming te worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden op grond van artikel 2.45, lid 2 van de wet.

In de schriftelijke verklaring van aangifte dienen de redenen van het briefadres en de te verwachten duur te worden opgenomen. De aanvrager dient tevens een (kopie van een) geldig identiteitsbewijs zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van zichzelf als van degene bij wie het briefadres wordt gehouden te overleggen.

artikel 4:

Ontbreekt bij de aangifte tot briefadres één of meer van de benodigde stukken, dan wordt de aangifte behandeld als een onvolledige aangifte. De aanvrager wordt schriftelijk in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen na verzending van het verzoek het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen met de ontbrekende stukken. De aanvrager kan echter in reactie daarop het verzoek doen de termijn om de aangifte aan te vullen eenmalig te verlengen met veertien dagen.

Wanneer de aanvrager niet binnen veertien dagen zijn/haar aangifte aanvult of uitstel aanvraagt, wordt een brief aan aanvrager verstuurd waarin vermeld wordt dat de aangifte briefadres buiten behandeling wordt gesteld wegens het ontbreken van de gevraagde documenten.

Het is toegestaan om in de mededeling tot aanvulling van gegevens (4:5 Awb) al melding te maken van het voornemen om de aangifte buiten behandeling te stellen (4:7 Awb) in het geval dat niet voldaan wordt aan de aanvulling.

artikel 5:

Het betreft hier een limitatieve opsomming van weigeringsgronden voor de aanvraag briefadres.

artikel 5 sub a:

Er kan geen briefadres worden gekozen indien de aanvrager een woonadres heeft. Onder woonadres wordt het adres verstaan als bedoeld in artikel 1.1. van de wet. Hieronder valt ook het adres, a. indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten; of b. het adres waar, bij het ontbreken van adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten. In de situatie dat geen woonadres vastgesteld kan worden, kan wel gekozen worden voor een briefadres.

artikel 5 sub b en c:

Er dient aangifte van vertrek uit Nederland te worden gedaan als de persoon langer buiten Nederland verblijft dan een periode van 2/3e deel van een jaar. In dat geval kan niet gekozen worden voor een briefadres. Hierop is één uitzondering: in het geval de persoon beroepshalve op een schip vaart. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, lid 1, sub e.

artikel 5 sub f:

Met de hierin vermelde weigeringsgrond wordt bedoeld dat een briefadres alleen verleend kan worden op een woonadres waar nog geen of slechts één briefadres is geregistreerd. Hierbij geldt een briefadres verleend aan een gezinshuishouden als één briefadres. Dit betekent dat er maximaal of twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of één alleenstaande en één gezinshuishouden een briefadres kunnen hebben op één adres.

artikel 5 sub h:

Een briefadres mag geen postbus zijn. Kenmerk van een briefadres is dat er een waarborg is, dat voor briefadreshouder bestemde geschriften of inlichtingen daarover aan deze worden doorgegeven of medegedeeld. Als post naar een postbus wordt gestuurd, wordt aan die voorwaarde niet voldaan. Het is wel mogelijk om een briefadres bij een rechtspersoon te houden. Hierbij geldt dan wel, dat een natuurlijk persoon, die namens de rechtspersoon optreedt, als briefadresgever de toestemming moet geven.

artikel 6, lid 1, 2, 4 en lid 6:

Om het tijdelijke karakter te bevestigen is besloten om een briefadres voor een periode van zes maanden te verlenen met de mogelijkheid tot éénmalige verlenging met nogmaals zes maanden. Na het verloop van deze periode, moet de burger worden ingeschreven op een woonadres waar hij feitelijk verblijft. Deze periode van zes maanden is bewust gekozen om op deze manier in ieder geval na zes maanden een contactmoment te hebben met de burger, om zo te zorgen dat hij/zij snel een woonadres heeft.

Hierop is een aantal uitzonderingen mogelijk:

  • -

    Als van te voren al bekend is dat iemand een bepaalde periode in het buitenland zal verblijven en geen woonadres heeft, dan kan een briefadres worden verleend voor maximaal deze termijn;

  • -

    een andere uitzondering heeft te maken met de feitelijke onmogelijkheid van de burger om een woonadres te hebben. Hierbij valt te denken aan binnenvaartschippers. Zolang deze schippers varen kunnen zij kiezen voor een briefadres. Het recht op het briefadres wordt voor deze categorie om de vijf jaar getoetst;

  • -

    een inschrijving met een briefadres in verband met opvang of ondersteuning heeft tot doel om tot een stabiele (woon)situatie te komen. Daarom is de inschrijving op een door de gemeente aangewezen briefadres uitsluitend voor dit doel bestemd en altijd tijdelijk van aard. De duur van de inschrijving komt overeen met de door de gemeente gestelde termijnen voor verblijf in de opvang en ondersteuning. In de regel is dit drie tot zes maanden. Verlenging is bij uitzondering mogelijk met zes maanden;

  • -

    ook voor dak- en thuislozen ligt het voor de hand om een afwijkende termijn te kiezen. Zolang de briefadreshouder een zwervend bestaan leidt kan een briefadres gehouden worden. Het recht op het briefadres wordt bij deze doelgroep jaarlijks getoetst.

artikel 6, lid 3 en 5:

Als de briefadreshouder een verzoek doet om na de overeengekomen termijn ingeschreven te blijven op zijn briefadres, dan wordt opnieuw beoordeeld of hij aan de voorwaarden die zijn gesteld in deze regeling voldoet. Dit gebeurt ook wanneer de aanvrager nog niet heeft aangegeven dat hij inmiddels beschikt over een woonadres. Middels een brief wordt betrokkene verzocht aan te geven of hij al een woonadres heeft, dan wel of hij nog steeds een briefadres heeft. Naar aanleiding van de reactie van betrokkene wordt bepaald of betrokkene ingeschreven wordt op een woonadres of op het briefadres ingeschreven blijft.

artikel 6, lid 7:

De wet verplicht een ingezetene om aangifte te doen van zijn nieuwe adres. Zodra hij weer beschikt over een woonadres of over een ander briefadres, moet hij hiervan aangifte doen. Hij mag hier niet mee wachten totdat de maximale termijn van het briefadres is verstreken. Als aangifte wordt gedaan van een nieuw briefadres dan wordt dit uiteraard weer getoetst aan de voorwaarden uit deze regeling.

artikel 7:

Op grond van artikel 4.17 van de wet kan een bestuurlijke boete worden opgelegd als er geen of een onjuiste aangifte van een (brief)adres wordt gedaan. Dit geldt ook voor verplichting voor zowel de briefadreshouder als voor de briefadresgever om op verzoek van het college van burgemeester en wethouders inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de juiste bijhouding van de basisregistratie zoals bepaald in artikel 2.45 van de wet. Voor de op te leggen bestuurlijke boete geldt een maximaal bedrag van € 325,-.

artikel 8:

In uitzonderingsgevallen kan het gerechtvaardigd zijn om af te wijken van deze regeling, bijvoorbeeld in het geval van de eenmalige verlenging zoals vastgelegd in artikel 6, lid 1 van de regeling. Individuele omstandigheden kunnen er toe leiden dat er nog een extra verlenging van de termijn wordt overeengekomen. Conform artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht wordt gehandeld overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Bijlage:

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 27 oktober 2015 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)