Regeling vervallen per 01-01-2019

Transitieregeling Rotterdam Wmo 2015

Geldend van 19-02-2016 t/m 31-12-2018

Intitulé

Transitieregeling Rotterdam Wmo 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van de concerndirecteur van het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling van 8 februari 2016; 16MO01191, 16bb985;

gelet op de artikelen 2, derde lid, 17 en 18 van de Algemene Verordening Nadeelcompensatie;

overwegende dat:

  • als gevolg van de transitie van de zorg en ondersteuning vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten naar de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de daarmee door het gemeentebestuur van de gemeente Rotterdam gemaakte organisatorische en beleidsmatige keuzes, aanbieders van ondersteuning voor dienstverlening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 in het jaar 2015 nadeel hebben kunnen ondervinden;

  • het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam het, gezien de belangen voor de continuïteit van de ondersteuning aan de cliënten, noodzakelijk acht om de aanbieders van ondersteuning in de vorm van dienstverlening voor dit nadeel een compensatie te verstrekken;

besluit vast te stellen:

Transitieregeling Rotterdam Wmo 2015

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze transitieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    aanbieder:

    rechtspersoon die op grond van een voor het jaar 2015 met de gemeente Rotterdam gesloten overeenkomst arrangementen ouderen, verstandelijk beperkten, lichamelijk beperkten, GGZ extramuraal of GGZ intramuraal jegens het college gehouden is een maatwerkvoorziening voor dienstverlening te leveren;

  • b.

    aanvraag:

    een aanvraag op grond van deze regeling;

  • c.

    aanvrager:

    degene die namens de aanbieder een aanvraag indient;

  • d.

    accountant:

    accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • e.

    compensatie:

    de tegemoetkoming in de schade op basis van deze regeling;

  • f.

    concerndirecteur MO:

    concerndirecteur van het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Rotterdam;

  • g.

    nadeel:

    de aantoonbaar onvoorzien geleden schade als gevolg van de door het gemeentebestuur rechtmatig gemaakte beleidsmatige en organisatorische keuzes in het kader van de transitie naar de Wmo 2015, die niet reeds op grond van een wet in formele zin of een andere schadevergoedingsregeling door een bestuursorgaan wordt vergoed en die redelijkerwijze niet ten laste van aanbieder behoort te komen;

  • h.

    omzetdaling:

    het procentuele verschil tussen de relevante omzet 2014 en relevante omzet 2015, berekend aan de hand van de volgende formule:

    (relevante omzet 2014 – relevante omzet 2015 : relevante omzet 2014 x 100;

  • i.

    Wmo:

    Wet maatschappelijke ondersteuning, zoals deze van kracht was tot en met 31 december 2014;

  • j.

    Wmo 2015:

    Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • k.

    regeling:

    onderhavige Transitieregeling Rotterdam Wmo 2015;

  • l.

    relevante omzet 2014:

    de omzet zoals die valt af te leiden uit de door een accountant gecontroleerde en goedgekeurde jaarrekening 2014 van de aanbieder, voor zover deze omzet:

    • betrekking heeft op productcodes die volgens de verdeling naar wettelijke kaders 2015 d.d. 19 mei 2015 zijn overgegaan van de AWBZ naar de Wmo 2015 (met uitzondering van de productcodes voor zorg aan cliënten met een zintuiglijke beperking en inloopfunctie GGZ);

    • betrekking heeft op de Wmo;

    • betrekking heeft op de cliënten woonachtig in de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Ridderkerk en Rotterdam voor de productcodes Beschermd Wonen (GGZ-C), waarvoor de gemeente Rotterdam als gevolg van een bestuurlijke samenwerkings-overeenkomst de rol van centrumgemeente vervult;

    • betrekking heeft op cliënten woonachtig in de gemeente Rotterdam voor alle overige productcodes die zijn overgegaan van de AWBZ naar de Wmo 2015;

    • geen betrekking heeft op cliënten die volgens de Regeling Wlz-indiceerbaren (Staatscourant 2015, 7653) in aanmerking komen voor het speciale overgangsrecht in het kader van de Wet langdurige zorg;

    • alleen vanuit hoofdaannemerschap wordt gegenereerd en omzet die gegenereerd wordt uit onderaannemerschap bij een andere hoofdaannemer uitsluit;

    • betrekking heeft op inkomsten uit inkoopcontracten met de gemeente Rotterdam voor trajecten dagbesteding MO/OGGZ (TTC-trajecten; gefinancierd vanuit het participatiebudget);

    • betrekking heeft op inkomsten uit subsidies Begeleiding MO/OGGZ (TTC-trajecten) en Vrouwenopvang van de gemeente Rotterdam;

    • inkomsten uit subsidies van de gemeente Rotterdam voor Cliëntmanagement MO/OGGZ, Thuishavens MO/OGGZ, Beschikbaarheidsvoorzieningen MO/OGGZ en Vrouwenopvang, gecontroleerde heroïneverstrekking, Toeleiding MO, Arbeidsparticipatie en pilot Buurt M/V uitsluit;

  • m.

    relevante omzet 2015:

    de omzet zoals die valt af te leiden uit de door het college betaalde declaraties, uit de door aanbieders opgenomen stelposten voor nog te ontvangen betalingen en uit de door het college verleende subsidies over 2015, voor zover deze omzet:

    • betrekking heeft op de met de gemeente Rotterdam afgesloten contracten overgangsrecht en arrangementen Wmo 2015;

    • betrekking heeft op inkomsten uit de Overeenkomst voucherregeling HHT van de gemeente Rotterdam;

    • betrekking heeft op inkomsten uit inkoopcontracten met de gemeente Rotterdam voor trajecten dagbesteding MO/OGGZ (TTC-trajecten, gefinancierd vanuit het participatiebudget);

    • betrekking heeft op inkomsten uit subsidies Trajecten dagbesteding MO/OGGZ (TTC-trajecten, gefinancierd vanuit het participatiebudget) van de gemeente Rotterdam;

    • betrekking heeft op inkomsten uit subsidies Begeleiding MO/OGGZ (TTC-trajecten) en Vrouwenopvang inclusief mogelijke aanvulling voor toezichtfunctie en extra huisvestingslasten) van de gemeente Rotterdam;

    • alleen vanuit hoofdaannemerschap wordt gegenereerd en omzet die gegenereerd wordt vanuit onderaannemerschap uitsluit;

    • inkomsten uit subsidies van de gemeente Rotterdam voor Cliëntmanagement MO/OGGZ, Thuishavens MO/OGGZ, Beschikbaarheidsvoorzieningen MO/OGGZ, gecontroleerde heroïneverstrekking, Toeleiding MO, Inloop GGZ, Arbeidsparticipatie en pilot Buurt M/V uitsluit;

  • n.

    verordening:

    Algemene Verordening Nadeelcompensatie (AVN) van de gemeente Rotterdam.

Artikel 2 Toepasselijkheid verordening

  • 1. Het bepaalde in de artikelen 4, 5, 6, 7, 8, 9, derde en vierde lid, 10 en 16 van de verordening is niet van toepassing op aanvragen op grond van de regeling.

  • 2. Voor het overige zijn de bepalingen van de verordening van toepassing, tenzij hierna uitdrukkelijk van een of meer bepalingen wordt afgeweken.

  • 3. De beleidsregel behorende bij de Algemene Verordening Nadeelcompensatie is niet van toepassing op aanvragen op grond van deze regeling. 2

Paragraaf 2 De compensatie

Artikel 3 Recht op compensatie

  • 1. Het college kent de aanbieder die aantoont in 2015 nadeel te hebben ondervonden, een compensatie toe op grond van deze regeling, indien voldaan is aan de in deze regeling gestelde voorwaarden en criteria.

  • 2. Een aanvraag om compensatie kan worden geweigerd als de aanbieder op 1 mei 2016 nog niet alle declaraties in het kader van de contracten arrangementen en overgangsrecht Wmo 2015 over 2015 heeft ingediend.

Artikel 4 Hoogte van de compensatie

  • 1. De hoogte van de nadeelcompensatie wordt, op basis van de door aanvrager aangetoonde omzetdaling, berekend aan de hand van de algemene regels voor wettelijke verplichtingen tot schadevergoeding (Boek 6, Titel 1, afdeling 10 BW), met dien verstande dat het bepaalde in artikel 7, aanhef en onder a tot en met c van de verordening niet van toepassing is en met inachtneming van de hiernavolgende bepalingen.

  • 2. Schade als gevolg van het normaal maatschappelijk en ondernemersrisico komt niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid, valt schade in ieder geval binnen het normaal maatschappelijk- en ondernemersrisico als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de verordening, indien de schade bestaat uit een omzetdaling die niet uitgaat boven de drempelwaarde van 12,5%.

Artikel 5 Budgettair kader van de compensatie

  • 1. Het totaal beschikbare budget voor de regeling bedraagt € 5 miljoen, zegge: vijf miljoen euro.

  • 2. Indien het totaal aan compensatie dat vergoed moet worden op basis van de aanvragen in het kader van deze regeling meer bedraagt dan het beschikbare budget, als bedoeld in het eerste lid, wordt de toe te kennen compensatie naar rato met een gelijk percentage verlaagd.

Paragraaf 3 Procedure

Artikel 6 Aanvraag voor compensatie

  • 1. In afwijking van artikel 3, tweede lid, van de verordening, dient de aanvraag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vóór 1 mei 2016, bij het college te zijn ingediend.

  • 2. De aanvrager verstrekt de gegevens en bescheiden die voor het nemen van de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een opgave op een daartoe door het college vastgesteld formulier van de omvang van het nadeel, vergezeld van een zo nauwkeurig mogelijke specificatie van het bedrag op basis van de omzetdaling.

    • b.

      een goedkeurende verklaring van een accountant voor de aangevraagde compensatie, waarbij de aard van de verklaring afhankelijk is van de hoogte van de aangevraagde compensatie:

      • Voor een compensatie-aanvraag van € 0 tot € 50.000 is geen verklaring van een accountant noodzakelijk;

      • Voor een compensatie-aanvraag vanaf € 50.000 tot € 200.000 is een beoordelingsverklaring vereist;

      • Voor een compensatie-aanvraag vanaf € 200.000 is een controleverklaring vereist.

Artikel 7 Besluitvorming

  • 1. In afwijking van artikel 16, tweede lid, van de verordening, beslist het college vóór 1 augustus 2016 op de aanvraag.

  • 2. Alvorens het college een definitief besluit neemt op de aanvraag, legt het college het conceptbesluit voor aan aanvrager en stelt hem daarbij in de gelegenheid binnen vier weken zijn zienswijze op het besluit te geven.

  • 3. In afwijking van artikel 14, tweede lid, van de verordening, kan aanvrager zijn zienswijze alleen schriftelijk aan het college bekendmaken.

  • 4. De termijn voor de besluitvorming wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het college de aanvragers op grond van het tweede lid gevraagd heeft hun zienswijze in te dienen, tot:

    • a.

      de dag waarop alle zienswijzen zijn ontvangen of aanvragers schriftelijk hebben aangegeven geen gebruik te willen maken van de zienswijzeprocedure;

    • b.

      de in het tweede lid genoemde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 8 Intrekking en terugvordering

  • 1. Het college is bevoegd een besluit tot verstrekking van een compensatie geheel of gedeeltelijk te herzien en de ten onrechte uitgekeerde compensatie terug te vorderen, als het besluit is genomen op grond van door aanvrager verstrekte onjuiste of onvolledige informatie en, als de informatie juist of volledig was geweest, deze tot een ander besluit had geleid.

  • 2. Het college heeft deze bevoegdheid tot herziening tot uiterlijk twee jaar nadat het besluit tot verstrekking van een compensatie is bekendgemaakt.

  • 3. De herziening of terugvordering leidt, ook indien het college bij de vaststelling van de hoogte van de compensatie toepassing heeft gegeven aan artikel 5, tweede lid, niet tot wijziging van de hoogte van de compensatie voor andere aanbieders.

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 9 Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking in het Gemeenteblad en vervalt op 1 januari 2019.

  • 2. Deze regeling blijft van toepassing ten aanzien van besluiten, genomen op basis van deze regeling.

Artikel 10 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Transitieregeling Rotterdam Wmo 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van

16 februari 2016.

De secretaris,
Ph.F.M. Raets
De burgemeester,
A. Aboutaleb

Toelichting Transitieregeling Rotterdam Wmo 2015

Algemene toelichting

Per 1 januari 2015 is een groot deel van de zorg die in 2014 nog viel onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) overgegaan naar gemeenten en ondergebracht in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).

De Wmo 2015 zet in op een groter beroep op de eigen kracht en mogelijkheden om cliënten te helpen met inzet van het netwerk, vrijwilligers of een algemene voorziening. Hierdoor moet het beroep op dure maatwerkvoorzieningen uiteindelijk lager worden.

Gemeenten moeten de nieuwe taken uitvoeren met een aanmerkelijk kleiner budget.

In Rotterdam is deze transitie gepaard gegaan met ingrijpende beleidsmatige en organisatorische keuzes. Het meest in het oog springend zijn daarbij:

  • de vorming van wijkteams die de toegang tot de tweedelijns zorg, de zogenaamde maatwerkvoorzieningen, moesten verzorgen.

  • de vormgeving van de nieuwe taken in zogenaamde arrangementen met resultaatsturing.

  • Aanbieders werden geconfronteerd met 2 vormen van ondersteuning en declaratie:

  • op basis van de contracten overgangsrecht Wmo 2015 werd de zorg geleverd en gedeclareerd op basis van de oude AWBZ-systematiek;

  • op basis van de contracten arrangementen Wmo 2015 was sprake van integrale arrangementen en resultaatsturing – en bekostiging.

Cliënten die vielen onder het Wmo-overgangsrecht konden de onder de AWBZ geïndiceerde zorg en ondersteuning houden totdat de indicatietermijn was afgelopen, doch uiterlijk tot 1 januari 2016. Voor de GGZ-intramurale cliënten geldt een overgangstermijn van maximaal 5 jaar.

Cliënten die na afloop van het overgangsrecht in aanmerking willen komen voor een arrangement op grond van de Wmo 2015, moesten allemaal worden geherindiceerd.

De transitie AWBZ-Wmo 2015 heeft veel gevergd van zowel de zorgaanbieders als de gemeente.

Een terugloop in het aantal nieuwe cliënten was voorzien als gevolg van bijvoorbeeld de eerder genoemde grotere inzet op eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht. Maar ook door de hogere eigen bijdrage als gevolg van het vervallen van de zogenaamde WTCG-korting en het hanteren van een andere kostprijs als grondslag werd verwacht dat mensen (vooral als zij een iets hoger inkomen hebben) sneller zouden afzien van een maatwerkvoorziening en eigen oplossingen zouden zoeken. De combinatie van keuzes is blijkens het door AEF op verzoek van de gemeente Rotterdam uitgevoerd onderzoek echter ook aanleiding geweest voor het ontstaan van een terugloop in het aantal nieuwe cliënten, waardoor de terugloop groter werd dan voorzien. Sommige aanbieders hebben hierdoor schade geleden. Die schade kan ertoe leiden dat de continuïteit van de zorg voor 2016 in gevaar komt en/of aanbieders onomkeerbare beslissingen nemen, zoals het sluiten van locaties of het ontslaan van personeel. Die gevolgen zijn ongewenst. De bedoeling is dat aanbieders door deze regeling de continuïteit van de door hen te leveren zorg in 2016 kunnen waarborgen. De regeling ziet uitdrukkelijk op schade geleden in het transitiejaar 2015.

Artikelsgewijze toelichting

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze bepaling wordt een aantal kernbegrippen omschreven.

Nadeel

Verreweg de belangrijkste definitie is die van het begrip nadeel, die bepaalt welke schade op grond van deze regeling voor vergoeding in aanmerking komt. In de definitie kan een aantal elementen worden onderscheiden:

  • 1.

    het door de gemeente Rotterdam ingerichte stelsel van maatschappelijke ondersteuning: Schade die geen gevolg is van de keuzes die de gemeente Rotterdam heeft gemaakt bij de inrichting van het stelsel van maatschappelijke ondersteuning komt niet in aanmerking voor vergoeding.

  • 2.

    niet reeds op grond van een wet in formele zin of een andere schadevergoedingsregeling: Voor zover de aanbieder voor dezelfde schade een beroep doet of kan doen op grond van een wet of een andere schaderegeling, komt hij niet in aanmerking voor een compensatie op basis van deze regeling.

  • 3.

    schade: er moet sprake zijn van aantoonbare schade die de verzoeker onevenredig zwaar treft en die uitgaat boven hetgeen als voorzienbaar kan worden beschouwd. Bij voorzienbaar wordt in aanmerking genomen welke schade de verzoeker redelijkerwijs had kunnen verwachten of wat behoort tot het normale bedrijfs- of maatschappelijke risico.Bovendien moet deze schade van zodanige aard zijn dat de schade redelijkerwijs voor vergoeding in aanmerking komt.

Relevante omzet

Voor de berekening van de schade wordt een vergelijking gemaakt tussen de relevante omzet 2014 en 2015. Hierbij is van belang dat de omzet met vergelijkbare vormen van zorg voor de doelgroep binnen Rotterdam(of: centrumgemeenteregio in het geval van Beschermd Wonen en de maatschappelijke opvang) met elkaar kunnen worden vergeleken.

Daardoor wordt omzet ten behoeve van cliënten waarvoor de aanbieder bepaalde subsidies ontvangt, die betrekking heeft op gespecialiseerde zorg aan zintuiglijk beperkten of die betrekking heeft op Wlzindiceerbaren niet betrokken bij de vaststelling van de omzet. Ook wordt niet gekeken naar de omzet die een aanbieder als onderaannemer heeft gehad. Een eventueel omzetverlies als onderaannemer kan de aanbieder voorleggen aan de hoofdaannemer, die op grond van deze regeling een aanvraag kan indienen. Voor de aanvraag door de hoofdaannemer is dus ook de omzet van belang die in het kader van het contract/de subsidie door een eventuele onderaannemer is gegenereerd.

Tot slot wordt voor de diverse soorten subsidies maatschappelijke opvang en vrouwenopvang per geval aangegeven of deze al dan niet mee tellen in de relevante omzet. Deze verfijning is nodig omdat een aantal gesubsidieerde activiteiten vanaf 1 januari 2015 geleidelijk overgaat in bekostiging via MO/GGZ-arrangementen. Dit geldt eveneens voor de trajecten dagbesteding maatschappelijke opvang die via inkoopcontracten bij aanbieders worden ingekocht. Andere activiteiten worden zowel in 2014 als in 2015 gesubsidieerd en zijn derhalve niet relevant voor de omzetvergelijking 2014-2015 in het kader van deze regeling.

Artikel 2 Toepasselijkheid verordening

Deze regeling is gebaseerd op de Algemene Verordening Nadeelcompensatie. Op basis van deze verordening is een beleidsregel vastgesteld.

In deze regeling is op diverse plaatsen afgeweken van de verordening.

In dit artikel wordt daarnaast geregeld dat een aantal artikelen uit de verordening niet van toepassing zijn op de regeling. Evenmin is de beleidsregel van toepassing op deze regeling.

Paragraaf 2 De compensatie

Artikel 3 Recht op compensatie

In het eerste lid is aangegeven dat alleen een aanbieder recht kan hebben op compensatie op grond van deze regeling. Een aanbieder is in artikel 1 gedefinieerd als een aanbieder van maatwerkvoorzieningen voor arrangementen waarvoor een contract met de gemeente is afgesloten. De aanbieders van maatwerkvoorzieningen voor gespecialiseerde ondersteuning aan zintuiglijk beperkten vallen hier dus niet onder: zij hebben een overeenkomst met de VNG en worden hierdoor niet op getroffen door de beleidsmatige en organisatorische keuzes van de gemeente.

In de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 staat vermeld dat een arrangement bestaat uit dienstverlening en huisvesting. De dienstverlening is gericht op een aantal resultaatgebieden, zoals huishoudelijke verzorging, mantelzorgondersteuning waarbij verblijf aan de orde is en ondersteuning bij financiën.

Aanbieders van andere maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wmo 2015 (vervoer, hulpmiddelen) komen niet voor een compensatie op grond van deze regeling in aanmerking. Hetzelfde geldt voor aanbieders voor jeugdhulp of algemene voorzieningen in het kader van de Jeugdwet. De gevolgen van de transitie AWBZ – Wmo 2015 en de door het gemeentebestuur gemaakte keuzes hebben niet die consequenties voor die andere aanbieders, zoals ze er zijn voor de aanbieders van arrangementen.

In het tweede lid wordt aangegeven dat er sprake moet zijn van nadeel over 2015. Juist in dit startjaar zijn de consequenties van de transitie op deze manier voelbaar geweest voor de aanbieders.

Het college moet de omzetdaling kunnen vaststellen. Daarnaast moet het college kunnen vaststellen of de totaal uit te keren compensaties vallen binnen het door het college gestelde financiële kader. Hiervoor is het nodig dat de aanbieder tijdig, dus vóór 1 mei 2016 alle declaraties over 2015 in het kader van het overgangsrecht en arrangementen Wmo 2015 heeft ingediend. Indien dit niet is gebeurd, kan het recht op een compensatie op grond van deze regeling komen te vervallen. In de contracten tussen aanbieders en gemeente is al aangegeven dat aanbieders tijdig hun declaraties moeten indienen. De contractuele termijn is aanmerkelijk korter dan de in dit artikel genoemde termijn.

Artikel 4 Hoogte van de compensatie

In het eerste lid is bepaald dat de compensatie in principe gelijk is aan de omzetdaling.

Hierbij wordt op grond van het volgende artikel rekening gehouden met het beschikbare budget. Ook wordt rekening gehouden met het normaal maatschappelijk en ondernemersrisico.

In beginsel dienen de risico's die het verkeren met anderen in een gemeenschap met zich meebrengt door getroffene zelf gedragen te worden. Veranderingen die het gevolg zijn van handelingen van de overheid dienen daarom in beginsel te worden aangemerkt als te behoren tot het normaal maatschappelijk en bedrijfsrisico. Het mag voor zich spreken dat voor een compensatie terzake van nadeel dat in de normale risicosfeer van de getroffene ligt geen plaats is. Zo was voorzien dat er sprake zou zijn van een verlaging van de omzet als gevolg van de verlaging van de tarieven. Ook was voorzien dat het cliëntenbestand zou dalen omdat onder de Wmo 2015 een sterker beroep wordt gedaan op de eigen kracht. Daarnaast werd verwacht dat burgers andere keuzes zouden maken als gevolg van de verhoging van de eigen bijdrage.

Daarnaast was voor alle partijen duidelijk dat een dergelijk ingrijpende transitie niet vlekkeloos zou verlopen.

Dit soort zaken vallen onder het normale maatschappelijk en houden bij de bedrijfsvoering.

Het college heeft in het derde lid het in dit geval voorzienbare risico vastgesteld op een percentage van de omzetdaling.

Op basis van door het uitgevoerde onderzoek door AEF en de cijfers over 2015 is het niet aannemelijk dat een omzetdaling die meer bedraagt dan 40% is toe te rekenen aan het handelen van de gemeente en de daarbij gemaakte keuzes: er moet dan meer aan de hand zijn, waardoor deze extreme omzetdaling kan worden verklaard.

Uitgangspunt is dan ook, dat omzetverlies boven de 40% niet voor compensatie op basis van deze regeling in aanmerking komt. ondernemersrisico, waar aanbieders geacht worden rekening mee te

Artikel 5 Budgettair kader van de compensatie

Het college heeft in het eerste lid het budgettair kader voor de Transitieregeling Wmo 2015 vastgesteld op € 5 miljoen.

Het college acht dit bedrag redelijk op basis van de beschikbare cijfers en het onderzoek van AEF.

Indien de schadelast van alle gegronde verzoeken dit budgettair kader overschrijdt, wordt naar rato een korting toegepast.

Paragraaf 3 Procedure

Artikel 6 Aanvraag voor compensatie

In dit artikel worden regels gegeven voor het indienen van een verzoek om schadevergoeding. De regeling sluit aan bij de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast zijn op de regeling toegesneden bepalingen opgenomen.

Lid 1

De aanvrager dient een aanvraag zo spoedig mogelijk in te dienen, doch uiterlijk voor 1 mei 2016. Deze bepaling berust op de gedachte dat een benadeelde die zonder goede reden onnodig lang wacht met het indienen van zijn verzoek, zijn aanspraak op compensatie verwerkt heeft.

Ook gezien de bedoeling van de regeling, namelijk het ondersteunen bij de continuïteit van de zorg in 2016, ligt het niet voor de hand om een aanvraag uit te stellen.

Lid 2

In dit lid is aangegeven welke documenten en informatie de aanvrager in ieder geval moet aanleveren bij zijn aanvraag. Het betreft informatie die nodig is voor de beoordeling van het recht op een compensatie.

Artikel 7 Besluitvorming

Lid 1

De afhandelingstermijn is gesteld op 1 augustus 2016. Deze langere termijn is noodzakelijk omdat de diverse aanvragen in samenhang met elkaar moeten worden beoordeeld. Indien noodzakelijk kan de afhandelingstermijn op grond van artikel 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht worden verlengd. Het college moet de aanvrager dan in kennis stellen van de termijn binnen welke de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

De afhandelingstermijn kan daarnaast worden opgeschort op grond van de in artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gronden.

Leden 2 en 3

De aanvragers worden (gelijktijdig) in de gelegenheid gesteld hun zienswijze op het concept-besluit te geven. Dit kunnen zij alleen schriftelijk doen.

De door aanvrager aangeleverde zienswijze wordt meegenomen in het uiteindelijke besluit.

Lid 4

De aanvragen worden in samenhang met elkaar beoordeeld. Daarom is in dit lid geregeld dat zolang de zienswijzen niet allemaal zijn ontvangen, aanvragers hebben aangegeven dat zij hier geen gebruik van wensen te maken, of aanbieders binnen de termijn van 4 weken hier geen gebruik van hebben gemaakt, de termijn voor besluitvorming wordt opgeschort.

Artikel 8 Intrekking en terugvordering

Dit artikel geeft een wettelijke grondslag om het besluit waarmee de compensatie wordt verstrekt te herzien en de ten onrechte ontvangen compensatie terug te vorderen. Herziening en terugvordering is op grond van dit artikel mogelijk als het besluit onjuist was als gevolg van de door aanvrager verstrekte onjuiste of onvolledige informatie.

Herziening moet gebeuren binnen twee jaar nadat het besluit tot verstrekking van de compensatie is bekendgemaakt.

Een eventuele herziening heeft geen consequenties voor de hoogte van de compensatie van andere aanbieders.

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 9 Inwerkingtreding en intrekking

Deze regeling wordt gepubliceerd in het Gemeenteblad en treedt de dag erna in werking.

De regeling vervalt op 1 januari 2019, maar blijft van toepassing ten aanzien van besluiten die op basis van deze regeling zijn genomen. Dat betekent dat de regeling van toepassing is in een bezwaar- of beroepsprocedure en ten aanzien van nieuwe besluiten die op grond hiervan genomen moeten worden.

Dit gemeenteblad 2016, nummer 18, is uitgegeven op 18 februari 2016 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)