Regeling vervallen per 19-02-2021

Beleidsregel Rotterdams Onderwijsbeleid 2016–2017 Leren Loont! 2015–2018

Geldend van 12-07-2017 t/m 18-02-2021

Intitulé

Beleidsregel Rotterdams Onderwijsbeleid 2016–2017 Leren Loont! 2015–2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

gelezen de voorstellen van de directie Jeugd en Onderwijs (van het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling) van 29 maart 2016 en 11 oktober 2016, registratienummers 16MO04026 en 16MO06607;

gelet op de Nadere regels Rotterdams Onderwijsbeleid 2016–2017;

overwegende, dat het wenselijk is om het subsidieplafond dat is vastgesteld in bovengenoemde nadere regels nader uit te werken en om richtlijnen vast te stellen voor de subsidieverlening in het kader van Leren Loont! Rotterdams onderwijsbeleid 2015–2018;

besluit vast te stellen:

de Beleidsregel Rotterdams Onderwijsbeleid 2016–2017 Leren Loont! 2015 – 2018.

Artikel 1 Toepassingsgebied beleidsregel

De hierbij als bijlage opgenomen Beleidsregel Rotterdams Onderwijsbeleid 2016–2017 Leren Loont! 2015–2018 is van toepassing op subsidies aan schoolbesturen voor zover de aanvraag betrekking heeft op een school binnen de grenzen van de gemeente Rotterdam. De beleidsregel bevat een verdeelsleutel van de beschikbare middelen en richtlijnen voor het doen van de subsidieaanvraag en de verantwoording.

Artikel 2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking van het Gemeenteblad waarin hij wordt geplaatst en werkt terug tot 1 augustus 2016.

Artikel 3 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel Rotterdams Onderwijsbeleid 2016–2017 Leren Loont! 2015–2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van

11 oktober 2016.

De secretaris,
Ph. F. M. Raets
De burgemeester,
A. Aboutaleb

BIJLAGE

Beleidsregel Rotterdams Onderwijsbeleid 2016–2017

Leren Loont! 2015–2018

Vastgesteld door het college van BenW van Rotterdam op 29 maart 2016, inclusief wijziging, namelijk de nadere uitwerking van paragraaf 3.1 schoolontwikkelingsbudget mbo,vastgesteld op 11 oktober 2016 door het college van BenW.

1 Inleiding

1.1 Beleidskaders

De gemeente Rotterdam stelt financiële middelen beschikbaar in de periode 2015–2018 om het Rotterdamse onderwijs te ondersteunen in het realiseren van de ambities van het Rotterdamse Onderwijsbeleid, zoals deze zijn vastgelegd in Leren Loont!. De beleidsregel is het instrument van de gemeente om deze middelen beschikbaar te kunnen stellen.

Met Leren Loont! zijn de gemeente Rotterdam en het Rotterdamse onderwijs een nieuwe weg ingeslagen. Het programma is tot stand gekomen door co-creatie tussen leraren, directeuren, ouders, schoolbestuurders en andere partners. Deze bijzondere samenwerking zetten we in de uitvoering voort.

Onderwijsinstellingen hebben sinds 2015–2016 meer ruimte om de gezamenlijke ambities naar eigen inzicht vorm te geven. Door uit te gaan van een vierjarige periode en aan te sluiten bij de schoolbestuurlijke cyclus, zorgen we voor meer continuïteit en een verlaging van de administratieve lasten. Ook is er meer stabiliteit gekomen in de subsidiebedragen door een schoolontwikkelingsbudget te bepalen op basis van het leerlingenaantal en de mate van achterstand. Als uitgangspunten hebben de gemeente en het onderwijsveld afgesproken een verschuiving te organiseren van rechtmatig naar doelmatig, van algemeen naar specifiek, van korte termijn naar lange termijn en van verantwoorden naar het afleggen van rekenschap. Deze beleidsregel is hier de uitwerking van. Hij biedt enerzijds veel ruimte voor de onderwijsinstellingen en geeft anderzijds de gemeente het noodzakelijke handvat om toe te zien op doelmatige en effectieve besteding van middelen en om risicogericht toe te zien op de voortgang van de realisatie. De beleidsregel kent een jaarlijkse actualisering.

In de beleidsregel zijn de procedures en kaders voor het beschikbaar stellen van deze financiële middelen opgenomen. Binnen de gestelde kaders vindt verdere concretisering plaats in maatwerkgesprekken tussen schoolbesturen, instellingen en gemeente. Deze gesprekken krijgen in voorliggende beleidsregel een steviger positie bij de uitvoering van het gezamenlijke onderwijsbeleid Leren Loont! Deze beleidsregel geldt voor subsidieaanvragen van schoolbesturen en vve-instellingen voor zover de aanvraag betrekking heeft op een school of instelling binnen de grenzen van de gemeente Rotterdam, tenzij anders vermeld.

In deze beleidsregel zijn niet opgenomen:

  • De voor- en vroegschoolse educatie en groepen nul, omdat de ontwikkeling tot een nieuw Rotterdams stelsel gaande is. Zodra de harmonisatie gereed is om op te nemen in een beleidsregel volgt een addendum of een aparte beleidsregel.

  • Het in de beleidsregel 2015–2016 aangekondigde Studiefonds Techniek, waarover het overleg door de gemeente met het bedrijfsleven gevoerd wordt en de aanvraag vooralsnog geen betrekking heeft op schoolbesturen.

  • Het schoolmaatschappelijk werk, omdat er reeds een vastgestelde beleidsregel schoolmaatschappelijk werk 2016 is en deze zich richt op aanbiedende instellingen voor schoolmaatschappelijk werk. Voor 2017 volgt een aparte beleidsregel of een addendum.

  • De component mbo bij de beste leraren van Rotterdam, omdat dit nog in overleg is met het mbo. Na afronding kan dit in een aparte beleidsregel of in een toevoeging landen.

  • De aanpak voor risicojongeren, omdat deze nog niet is afgerond.

1.2 De essentie en de opbouw van de beleidsregel

De beleidsregel kent steeds meer ruimte en mogelijkheden en minder ‘eisen, criteria of formats’. De beleidsregel doet daarmee recht aan de essentie van het programma Leren Loont! Doordat de scholen en schoolbesturen hun eigen sturingsdocumenten hanteren, waarin Leren Loont! geïncorporeerd wordt, kan het onderscheid tussen het school- of bestuursplan enerzijds en een aanvraag voor een subsidie steeds kleiner worden. Dat geeft de ruimte binnen kaders om het noodzakelijke te doen voor het onderwijs dat kinderen nodig hebben om hun toekomst tot een succes te maken.

De opbouw van de beleidsregel is als volgt. Het eerste hoofdstuk is een algemeen deel, waarvan de inhoud voor alle volgende hoofdstukken geldt. Vervolgens komen de sectoren aan bod. In hoofdstuk 2 het primair en voortgezet onderwijs inclusief het (voortgezet) speciaal onderwijs. Hoofdstuk 3 behandelt het mbo. Na de sectoren volgt een thema dat voor alle sectoren van toepassing kan zijn: de beste leraren. Per sector en bij het thema is de aanvraagprocedure vermeld.

Op de website http://www.rotterdam.nl/product:subsidiesib treft u vele documenten aan waarnaar in deze beleidsregel wordt verwezen. Daar treft u ook een overzicht met veelgestelde vragen en hulpdocumenten aan.

1.3 Doelen

Subsidie wordt verstrekt voor het behalen van hogere onderwijsresultaten en het verbeteren van onderwijskwaliteit. Alle scholen streven verbetering na, ongeacht hoe hoog zij nu al presteren. In het programma Leren Loont! zijn meetbare doelen opgenomen voor het onderwijs die de gemeente en schoolbesturen gezamenlijk nastreven (kwantitatief en kwalitatief). Met de schoolbesturen worden in het kader van subsidieverlening afspraken gemaakt op bestuursniveau en per school over de resultaten die verwacht worden in de jaren 2016 en verder en over de resultaten die jaarlijks behaald worden.

1.4 Maatwerk

Vanaf schooljaar 2015–2016 is maatwerk binnen subsidies het uitgangspunt. Voor de sectoren primair en voortgezet onderwijs (po en vo) betekende dit dat een deel van het subsidiebudget als schoolontwikkelingsbudget beschikbaar is gesteld. Scholen kunnen met dit schoolontwikkelingsbudget maatwerk op school toepassen. In 2016–2017 en 2017–2018 zal dezelfde systematiek van het verdeelscenario worden toegepast.

Maatwerk wordt als concept in de breedte toegepast. Niet alleen de inhoudelijke programmering op de scholen kan met maatwerk worden ingericht, ook het doorlopen van procedures van subsidieaanvragen en – verantwoorden wordt via maatwerk gedaan doordat voor deze procedures zoveel mogelijk wordt aangesloten op de bestaande structuren en cycli binnen de scholen en schoolbesturen. In de gesprekscyclus tussen gemeente en het desbetreffende bestuur zijn afspraken te wijzigen en aan te passen. Indien dit buiten de werking van de verstrekte verleningsbeschikking zal gaan, wordt een wijzigingsbeschikking afgegeven.

1.5 Nationaal Programma Rotterdam Zuid: afspraken over de extra inspanningen

1.5.1.1 Children’s Zone en Kiezen voor vakmanschap in de zorg en techniek

In januari 2015 is het Uitvoeringsplan 2015–2018 van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) door het bestuur van het NPRZ 1  vastgesteld. De Children’s Zone (CZ) is binnen het NPRZ aangemerkt als belangrijke drager voor de kwaliteitsverbetering van het onderwijs in Rotterdam Zuid. Alle po-scholen in de zeven focuswijken (Tarwewijk, Bloemhof, Hillesluis, Feijenoord, Carnisse, Afrikaanderwijk en Oud-Charlois) en alle vo-scholen in de gebieden Charlois, Feijenoord en IJsselmonde participeren in een Children’s Zone. De scholen geven ook met elkaar uitvoering aan een loopbaanoriëntatie en -begeleidingsprogramma, zodat de leerlingen een gerichte keuze kunnen maken voor een vervolgopleiding met grotere kansen op werk: kiezen voor vakmanschap in de zorg en techniek.

Voor de scholen in de Children’s Zone is binnen NPRZ een aantal extra inspanningen afgesproken in de maatwerkarrangementen:

  • De po-scholen in de focuswijken bieden minimaal 6 uur en maximaal 10 uur extra leertijd voor de groepen 3 tot en met 8 (waarbij in de Onderwijstafel NPRZ alertheid is afgesproken in de zone tussen de 6-8 uur). De vo-scholen handhaven de leertijduitbreiding op het niveau van het schooljaar 2014–2015.

  • In de schoolplannen van alle scholen in de CZ is een analyse opgenomen van de professionaliseringsambities van de school op de vijf professionaliseringsthema’s (taal & woordenschat, pedagogische tact, ouderbetrokkenheid, loopbaanoriëntatie & techniek en passie & gedrevenheid). Iedere school geeft aan hoe invulling wordt gegeven aan de afspraak dat iedere schoolleider of docent zich in het planjaar ontwikkelt (en zich daarbij vooral richt op de vijf thema’s).

  • Scholen geven in hun plan aan hoe ze invulling geven aan de bevordering van de ouderbetrokkenheid op basis van wederzijdsheid.

  • De schoolbesturen hebben met elkaar afgesproken dat uiterlijk vanaf schooljaar 2016 – 2017 iedere school in Rotterdam Zuid jaarlijks gerichte loopbaanoriëntatie aanbiedt aan hun leerlingen vanaf groep 6 conform de routekaart Gaan voor een baan!

  • Po- en vo-scholen maken samen afspraken over de voorlichting en overstap van leerlingen in het kader van een doorlopende leerlijn.

  • Er is een samenwerking tussen scholen in de wijk onderling en samen met welzijnspartijen.

  • Scholen geven in hun plan aan hoe ze de samenwerking met het wijkteam optimaliseren.

Voorbeelden treft u aan in bijlage 1.

1.6 Zwakke, zeer zwakke en risicovolle scholen

De gemeente en de schoolbesturen werken aan een vermindering van het aantal (zeer) zwakke en risicovolle scholen, afdelingen, instellingen of opleidingen in Rotterdam en aan het voorkomen van het ontstaan ervan. Scholen en besturen zijn altijd zelf verantwoordelijk voor de onderwijskwaliteit en de uitvoering van verbeterplannen. Er is een Expertteam geformeerd ter ondersteuning hiervan. Dit team bestaat uit onafhankelijke, externe deskundigen, die het vertrouwen genieten van het onderwijs. Dit onder leiding van een onafhankelijk voorzitter. Het team is flexibel, de samenstelling kan aangepast worden, en met deskundigheid uitgebreid als hier behoefte aan of noodzaak toe is. Er wordt gewerkt met duo’s van experts.

Het Expertteam richt zich vooral op vraagstukken ter voorkoming van zwakke scholen, afdelingen, instellingen of opleidingen.

Het arrangement dat zij bieden, ziet er als volgt uit:

  • 1.

    Een dialoog en reflectie met het bestuur over de (zeer) zwakke of risicovolle scholen/ afdelingen naar aanleiding van de inventarisatie door het bestuur

  • 2.

    Analyse van de situatie in samenspraak met het bestuur

  • 3.

    Reflectie op de acties die het bestuur en de school zelf ondernemen

  • 4.

    De ondersteuning die het Expertteam hierop kan bieden of biedt

De inzet van het Expertteam is maatwerk en zal in samenspraak met het bestuur worden ingezet.

1.7 Werken met indicatoren

In Leren Loont! staan per themalijn indicatoren benoemd, en per sector algemene indicatoren. De indicatoren worden/zijn in de sectorkamer definitief vastgesteld, zijn benoemd als graadmeter voor de effecten van Leren Loont! en hiermee een belangrijk sturingsinstrument. Ze vormen hiermee de basis om het goede gesprek te voeren over de voortgang van het programma, over de ontwikkeling die op schoolniveau wordt doorgemaakt, en ze dienen als aangrijpingspunt voor resultaatafspraken in het kader van de subsidieverlening. Het afgelopen jaar zijn de Leren Loont! indicatoren samen met het scholenveld geoperationaliseerd. Dit heeft geresulteerd in het zogenoemde ‘Hulpbestand indicatoren’. Afgesproken is dat scholen en schoolbesturen aansluitend bij hun eigen informatiesysteem, rapporteren volgens de definities van dit hulpbestand. In bijzondere gevallen kan hier beargumenteerd van afgeweken worden; bijvoorbeeld als een specifieke operationalisering voor onevenredig grote bureaucratische last zorgt. Met de indicatoren volgen we zoveel mogelijk de bestaande systematiek. Als bijvoorbeeld de beoordelingssystematiek van de Inspectie van het Onderwijs wijzigt, volgt Leren Loont! deze wijziging van indicatoren.

Het Excel-bestand met indicatoren is te downloaden op de website

http://www.rotterdam.nl/product:subsidiesib

1.8 Definities, beleid en regelgeving

In deze beleidsregel is:

  • Een school: de school of onderwijsinstelling zoals bepaald volgens de Wpo, Wec en Wvo en instellingen volgens de Wec en Web, tenzij specifiek is aangegeven dat dit anders is. Daar waar er sprake is van duidelijk geografisch gescheiden locaties die zelfstandig als volledige school functioneren, kan per schoollocatie subsidie aangevraagd worden. Op hoofd- of nevenvestiging toegewezen subsidie kan ook op de dislocatie van de betreffende hoofd- of nevenvestiging worden ingezet.

  • Leerlingenaantal: het aantal leerlingen dat staat ingeschreven op een school op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het te subsidiëren school- of kalenderjaar, tenzij anders aangegeven. Voor de basisgegevens bij de aanvraag en de verantwoording met betrekking tot scholen wordt uitgegaan van de administratie van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De gemeente hanteert de tellingen met de zogenoemde voorlopige status die in januari 2016 op de website van DUO beschikbaar zijn. Er vinden geen aanpassingen meer plaats bij de publicatie van de definitieve status.

  • Schoolplan: het meerjarig/vierjaarlijks schoolplan in het po, vo, (v)so of kwaliteitsplan in het mbo dat door iedere school wordt opgesteld, en dat tevens wordt ingediend bij de Inspectie van het Onderwijs of bij de minister van OCW.

  • Jaar- of activiteitenplan van de school of voorschoolse voorziening: uitvoeringsplan per schooljaar als afgeleide uit het schoolplan.

  • Prestatie: een uit te voeren activiteit, waar mogelijk meetbaar.

  • Resultaat: de meetbare opbrengst van de activiteiten die worden uitgevoerd.

  • Wijkteam: een geformaliseerde samenwerking tussen uitvoerende zorgverleners en hulpverleners die binnen een nader bepaald geografisch gebied werkzaam zijn.

  • Schoolontwikkelingsarrangement: een set van op elkaar afgestemde, gevalideerde maatregelen ter verbetering van de schoolkwaliteit.

Onderstaande gemeentelijke en landelijke beleidskaders en regelgeving zijn van toepassing op het subsidieproces.

1.9 Gemeentelijk beleid en regelgeving

  • Subsidieverordening Rotterdam 2014 (SVR 2014), inclusief SVR2014-subsidiecontroleprotocol van de gemeente Rotterdam (http://www.rotterdam.nl/subsidies)

  • Bestuursafspraken G4/G33 – Rijk, Effectief benutten van vve en extra leertijd voor jonge kinderen. Inclusief de Rotterdamse uitwerking (http://www.rotterdam.nl/product:subsidie_groep_nul)

  • Leren Loont! Rotterdams onderwijsbeleid 2015–2018, vastgesteld door de gemeenteraad van Rotterdam op 2 april 2015 (http://onderwijsbeleid010.nl/publicaties)

  • Nadere regels subsidie meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, gemeenteblad 2009, nummer 131 (http://www.bis.rotterdam.nl/cgi-bin/verordeningen.cgi/action=view/id=45414)

  • Nadere subsidieregels SISA, gemeenteblad 2009, nummer 132

  • (http://www.bis.rotterdam.nl/cgi-bin/verordeningen.cgi/action=view/id=45415)

  • Samenwerkingsconvenant SISA 2015

  • (http://www.sisa.rotterdam.nl/download.php?itemID=41587)

  • Nadere regels subsidievoorwaarde taal, gemeenteblad 2013, nummer 67

  • (http://www.rotterdam.nl/Clusters/Maatschappelijke%20ontwikkeling/Document%202014/Subsidies/2013-67%20Nadere%20regels%20subsidievoorwaarde%20taal1.pdf)

  • Nationaal Programma Rotterdam Zuid, Uitvoeringsplan 2015–2018

  • (http://www.rotterdam.nl/product:subsidiesib)

  • Uitvoeringsagenda 2013–2014 EU arbeidsmigratie

  • Uitwerkingsnotitie schakelklassen Rotterdam 2016–2020

  • (http://www.rotterdam.nl/product:subsidiesib)

  • De tussen het college en de gebieden overeengekomen gebiedsplannen

  • (http://www.rotterdam.nl/gebiedscommissies en dan kiezen voor het desbetreffende gebied)

  • Verordening op de gebiedscommissies 2014, gemeenteblad 2013, nummer 96

  • (http://www.bis.rotterdam.nl/cgi-bin/verordeningen.cgi/action=view/id=45756)

  • Verbinding Passend Onderwijs – Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel, januari 2014

  • (http://www.servicepuntsmw.nl/sites/default/files/eindversie%20Werkdocument%20onderwijs-NRJ.pdf)

  • Nadere regels Leren Loont! (subsidieplafonds) (http://www.rotterdam.nl/product:subsidiesib)

1.10 Landelijk beleid en regelgeving

  • Wet op het primair onderwijs (Wpo)

  • Wet op het voortgezet onderwijs (Wvo)

  • Wet op de expertisecentra (Wec)

  • Wet educatie en beroepsonderwijs (Web)

  • Wet medezeggenschap op scholen (Wms)

  • Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo)

  • Wet op het onderwijstoezicht (Wot)

  • Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Whw)

  • Wet op de beroepen in het onderwijs (Wet BIO)

  • Algemene wet bestuursrecht (Awb)

  • Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen

  • Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen

Deze documenten zijn te vinden via www.overheid.nl.

1.11 Financieringswijze

1.11.1 Betalingssystematiek en wijze vastlegging besluit

De in deze beleidsregel genoemde bedragen zijn onder voorbehoud van de jaarlijkse goedkeuring van de begroting door de gemeenteraad. Naast de budgetten die via deze beleidsregel beschikbaar worden gesteld, zijn er middelen beschikbaar voor specifieke doelgroepen of thema’s. Deze worden via aparte subsidiekaders of een aanvulling op voorliggende beleidsregel beschikbaar gesteld. Voor het overzicht van kaders verwijzen we naar de website:

www.rotterdam.nl/subsidiesonderwijsoverzicht.

De betalingssystematiek wordt jaarlijks vastgelegd in de verleningsbeschikking, conform de voorwaarden uit de Awb en SVR 2014.

Het is voor subsidieaanvragers mogelijk een verzoek in te dienen voor een afwijkende manier van betaling.

1.11.2 Hardheidsclausule

De directie Jeugd & Onderwijs handelt in overeenstemming met deze beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbende(n) gevolgen zou kunnen hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hiervan wordt melding gemaakt aan het college van B&W en de gemeenteraad.

1.11.3 Prioriteitstelling

Voor enkele subsidieonderdelen kan een prioriteitstelling nodig zijn. Wanneer voor een subsidieonderdeel het totaal van effectief bevonden aanvragen tezamen het subsidieplafond van een subsidieonderdeel overschrijdt, vindt een prioriteitstelling plaats op basis van onderstaand criterium, tenzij anders is aangegeven:

  • a.

    Het percentage gewichtenleerlingen (schoolgroepscore) in het primair onderwijs. Hoe hoger de score, hoe groter de kans op subsidie.

  • b.

    Het budget voor leerplusgelden in het voortgezet onderwijs waarvoor de school in aanmerking komt. Hoe hoger het budget, des te groter de kans op subsidie.

1.11.4 Sluiting of fusie van scholen

Bij de sluiting of fusie van scholen vloeien de subsidie en faciliteiten voor die school terug naar de gemeente. Schoolbesturen kunnen deze niet herverdelen binnen hun instelling of overdragen aan andere instellingen. In voorkomende gevallen treedt het schoolbestuur tijdig met de gemeente in overleg, zodat de gemeente kan bepalen of en hoe ze de middelen weer ten behoeve van het onderwijs ter beschikking kan stellen op grond van de prioriteitstelling.

1.12 Moties gemeenteraad Rotterdam

De gemeenteraad heeft in zijn vergadering op 2 april 2015 bij de behandeling van het Rotterdams onderwijsbeleid Leren Loont! de volgende moties aangenomen die het onderwijs bij de uitvoering raken:

  • Gezonde voeding op scholen 15bb2352

  • Zonder ouders gaat het niet 15bb2348

  • Prominente aandacht voor Holocaust op Rotterdamse scholen 15bb2344

  • Rotterdam daagt excellente leerlingen uit 15bb2343

  • Voorts heeft de gemeenteraad in zijn vergadering van 5 november 2015 bij de behandeling van de uitgangspuntennota voor het cultuurplan 2017–2020 de volgende motie aangenomen:

  • Cultuureducatie Loont! 15bb8931

Het college van B&W vraagt uw aandacht om bij te dragen aan de uitvoering van deze moties in uw maatwerkplannen.

Een overzicht van deze moties treft u aan op http://www.rotterdam.nl/product:subsidiesib.

1.13 Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector

De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 17 december 2015 de Subsidieverordening Rotterdam 2014 gewijzigd door een nieuw onderdeel op te nemen over de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.

Uitgangspunt is dat loonkosten boven de WNT-norm niet subsidiabel zijn.

Bij het aanvragen van een subsidie wordt (in de portal) gevraagd of de instelling een zogenaamde WNT-instelling is en of verwacht wordt dat de WNT-norm overschreden zal worden. Indien dit het geval is, moet een formulier ingevuld worden.

Ook bij de vaststelling moeten vervolgens alle WNT-instellingen een formulier invullen waarin ze verklaren of de WNT-norm overschreden is.

Bij overschrijding kan dit consequenties hebben voor de hoogte van de subsidie.

De verplichte accountantsverklaring bij de WNT-verantwoording komt te vervallen. Dit omdat de WNT- opgave van de instelling (voor het Rijk) door de accountant wordt gecontroleerd middels de jaarrekening van die instelling.

2 Primair en voortgezet onderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs

Kwaliteit door schoolontwikkeling

Dit hoofdstuk behandelt de beschikbare subsidies voor het primair en voortgezet onderwijs (po en vo). Naast het subsidiebudget voor schoolontwikkeling, wordt ook een aantal specifieke programma’s beschikbaar gesteld of worden programma’s in natura aangeboden. Daarnaast is subsidie voor een aantal faciliteiten beschikbaar.

Eerst bespreken we de inhoudelijke onderdelen waarvoor subsidie of faciliteiten mogelijk is en vervolgens gaan we in op de aanvraagprocedure, de beoordeling van de aanvragen, de verlening en het subsidiegesprek, de verantwoording en gesprekscyclus.

2.1 Schoolontwikkelingsbudget

2.1.1 Doel van de subsidie

De ambitie is dat alle Rotterdamse leerlingen op een school zitten die volgens de Inspectie van het Onderwijs het oordeel ‘voldoende’ of hoger krijgt. Zo krijgt elke leerling het onderwijs dat hij of zij verdient. Scholen weten het beste wat er nodig is om het maximale uit hun leerlingen te halen. Het Schoolontwikkelingsbudget heeft tot doel om de onderwijsresultaten van de leerlingen te laten stijgen op een brede ontwikkeling met een accent op taal en rekenen door de kwaliteit van het gehele onderwijssysteem te verhogen. Hierbij is ook de samenwerking tussen school en ouders gepositioneerd.

2.1.2 Uitwerking

Schoolontwikkeling is maatwerk. Iedere school heeft een vierjaarlijks/vierjarig schoolplan. In dit schoolplan worden onder meer de doelen van de school in een meerjarig perspectief beschreven en is uitgewerkt hoe deze behaald worden. Dit schoolplan vormt de basis voor de subsidieaanvraag. Jaarlijks vertaalt de school het schoolplan naar een concreet jaar-/activiteitenplan. Dit plan beschrijft de concrete activiteiten en instrumenten die ingezet gaan worden, en bevat een begroting.

Het budget is een bundeling van de voormalige budgetten voor leertijduitbreiding, vakantiescholen en schakelklassen met uitzondering van de schakelklassen eerste opvang nieuwkomers.

Het budget kan worden aangewend voor de acties die de school en het bestuur noodzakelijk achten voor de ontwikkeling van de school, het personeel, de leerlingen en de samenwerking tussen school en ouders ter ondersteuning van de leerlingen. Dit varieert al naargelang de opgave waarvoor de school staat en de context van de school. Dit budget kan ingezet worden vanaf groep nul.

Hierbij brengen we onder de aandacht dat er binnen het schoolontwikkelingsbudget ruimte is voor de uitvoering van cultuuronderwijs (zie 1.12 motie Cultuureducatie Loont!)

Voor scholen die er niet in slagen voor 1 mei hun vierjaarlijkse schoolplan in te dienen, bestaat de mogelijkheid een jaarplan 2016–2017 in te dienen en de vierjaarlijkse cyclus later te starten, echter af te ronden binnen de periode van Leren Loont!

2.1.3 Voor wie is de subsidie bestemd

Besturen van Rotterdamse scholen die vallen onder de Wpo, Wvo, Wec

2.1.4 Beschikbaar budget & subsidieplafond

Beschikbaar budget schoolontwikkeling

2016–2017

2017–2018

2018–2019

PO buiten Children’s Zone

€ 13.700.000

€ 13.700.000

€ 13.700.000

PO binnen Children’s Zone

€   7.100.000

€   7.100.000

€   7.100.000

VO buiten Children’s Zone

€   4.200.000

€   4.200.000

€   4.200.000

VO binnen Children’s Zone

€   2.900.000

€   2.900.000

€   2.900.000

2.1.5 Verdeling van schoolontwikkelingsbudget

De verdeling van middelen in het schoolontwikkelingsbudget vindt plaats via een bedrag per leerling, rekening houdend met het leerlingengewicht. In de beschikbaarheidstelling is een onderverdeling gemaakt in po en vo en wel of niet binnen de Children’s Zone. De budgetten die voor de Children’s Zone beschikbaar worden gesteld zijn zo veel mogelijk gefixeerd vanwege de specifiek voor dit gebied gemaakte afspraken in het kader van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid. In het kader van het wegvallen van een specifieke uitkering vanuit het Rijk voor loopbaanoriëntatie in de Children’s Zone, is het beschikbare budget voor 2016–2017 met € 300.000 voor zowel po als vo naar beneden bijgesteld ten opzichte van 2015–2016.

Voor de verdeling van het schoolontwikkelingsbudget over de scholen hanteren we sinds schooljaar 2015–2016 een formule op basis van de volgende uitgangspunten:

  • Alle scholen moeten aan schoolontwikkeling kunnen doen. Er wordt rekening gehouden met de schoolgrootte.

  • Het geld moet daarheen gaan waar de opgave het grootst is.

  • De budgetten voor de Children’s Zone blijven gelijk en worden alleen binnen de Children’s Zone besteed.

Het bedrag per leerling voor een schooljaar (po, vo en binnen en buiten de Children’s Zone) zal jaarlijks opnieuw bepaald worden op basis van de leerlingtelling van het voorgaande schooljaar. Veranderingen in aantallen leerlingen en in weging tussen schooljaren hebben dus gevolgen voor de hoogte van het bedrag per leerling. Hiermee wordt geborgd dat jaarlijks het totale gemeentelijke budget beschikbaar kan worden gesteld. Met deze verdeelsystematiek kunnen scholen in principe op voorhand en meerjarig rekenen op een bepaald subsidiebedrag, mits hier een kwalitatief goed plan aan ten grondslag ligt. Uitzondering zijn de scholen in het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs. Voor deze scholen is een bedrag van € 10.000,00 per brin-nummer beschikbaar.

De verdeling van middelen volgens de verdeelsleutel, leidt tot een subsidiebedrag per school. Het schoolbestuur verdeelt de totale middelen over de scholen in principe volgens deze verdeelsleutel.

De wijze van berekening van het schoolontwikkelingsbudget is opgenomen in bijlage 2.

Bovenstaande nieuwe verdeelsystematiek die in 2015 is ontwikkeld voor de schooljaren 2015–2016 en verder leidde in sommige gevallen tot forse verschillen ten opzichte van verleende subsidies uit het verleden. Daarom is afgesproken dat de omschakeling naar de nieuwe subsidiebedragen voor het schoolontwikkelingsbudget gefaseerd zou worden ingevoerd. Hieraan is de term zachte landing gekoppeld waarbij is afgesproken dat de helft van het verschil in subsidie tussen schooljaar 2014–2015 ten opzichte van het nieuw berekende bedrag al in schooljaar 2015–2016 werd toegepast (zowel toe-als afname) en de andere helft per 2016–2017. Per saldo is met ingang van het subsidiejaar 2016–2017 de zachte landing gerealiseerd.

2.1.6 Mogelijkheid toepassing hardheidsclausule

Voor scholen die volgens de nieuwe verdeelsystematiek die inging in 2015–2016 meer dan 40% achteruit zouden gaan in budget, bestond de mogelijkheid om bij de gemeente een gemotiveerd beroep te doen op de hardheidsclausule. Hiervan is in een aantal gevallen gebruik gemaakt wat heeft geleid tot maatwerkafspraken tussen besturen en de gemeente. Deze gemaakte afspraken blijven van kracht, evenals de mogelijkheid voor de betreffende schoolbesturen een gemotiveerd beroep te doen op de hardheidsclausule.

2.2 Specifieke subsidieonderdelen

2.2.1 Schakelklassen eerste opvang nieuwkomers

Schakelklassen eerste opvang zijn klassen voor leerlingen in het primair onderwijs die minder dan twee jaar in Nederland zijn. In de schakelklas krijgen deze leerlingen met behulp van effectieve methoden intensief onderwijs met als doel het aanleren van de Nederlandse taal om daarna in te stromen in het reguliere onderwijs. De duur van het verblijf van leerlingen in de schakelklas is maximaal 18 maanden.

De schakelklassen eerste opvang hebben een dekkende spreiding over de stad en worden zo veel mogelijk gelijkmatig opgevuld.

Vormgeving

De schakelklas voldoet aan de eisen die door de wet gesteld zijn aan de inrichting van het onderwijs.

Schakelklassen eerste opvang bevatten minimaal acht leerlingen en maximaal 15 leerlingen voor de leerlingen uit de groepen drie t/m acht. Vanaf 16 leerlingen kan een nieuwe schakelklas aangevraagd worden als ook de andere klassen tot 15 leerlingen gevuld zijn.

Voor wie is de subsidie bestemd

Schoolbesturen van scholen die vallen onder de Wpo.Op basis van drie telmomenten (1 oktober, 1 februari, 1 juni) wordt bepaald of uitbreiding van klassen nodig is. Bij de verdeling van de klassen voor 2016–2017 is de 1 februari-telling van 2015 leidend.

Voor de uitvoering is specifieke expertise op het gebied van opvang nieuwkomers vereist die reeds aanwezig is bij een beperkt aantal scholen conform de Uitwerkingsnotitie schakelklassen Rotterdam 2016–2020. Continuïteit van de schakelklassen eerste opvang nieuwkomers geldt als prioriteit en de subsidie kan alleen door de besturen van de volgende scholen worden aangevraagd.

Lijst met expertisescholen

Bestuur

Expertise school

gebied

BOOR

Boog

Delfshaven

BOOR

Duo 2002

Delfshaven

BOOR

Kameleon

Charlois

BOOR

Over de Slinge

Charlois

BOOR

Catamaran

IJsselmonde

BOOR

Notenkraker

Hoogvliet

PCBO

Pniëlschool

Feijenoord

PCBO

CBS de Sleutel (inclusief locatie* Da Costa)

Feijenoord

RVKO

Stephanus

Schiebroek

RVKO

Emmausschool (inclusief locatie* Rozenhorst)

Delfshaven/Rozenburg

K&O

Talmaschool (inclusief locaties*

Buskus en Onze Wereld)

Kralingen/Crooswijk

Prins Alexander

* locatie werkt onder de regie van de expertiseschool

Beschikbaar budget & subsidieplafond

Beschikbaar budget schakelklassen opvang nieuwkomers

2016–2017

2017–2018

2018–2019

€ 1.360.000

€ 1.360.000

€ 1.360.000

Financiering

De gemeentelijke subsidie is maximaal € 40.000 voor een schakelklas eerste opvang nieuwkomers van minimaal 940 uur onderwijs gedurende een heel schooljaar.

2.2.2 Denken, Voelen, Doen (DVD):

Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat een structurele en actieve beoefening van muziek, filosofie, dans, drama of beeldende kunst een positief effect heeft op leerlingen en hun leerprestaties.

Via het programma Leren Loont! is het voor alle Rotterdamse scholen mogelijk geworden om met behulp van subsidie van de gemeente Rotterdam aan schoolontwikkeling te doen. Denken Voelen Doen (DVD) is een van de manieren waarop scholen aan hun schoolontwikkeling kunnen werken. Uit de schoolplannen voor schooljaar 2015–2016 blijkt dat scholen een bewuste keuze maken voor een bredere ontwikkeling van kinderen. In eerdere jaren heeft het subsidiëren van Denken Voelen Doen een duidelijke rol vervuld in het stimuleren van muziek, filosofie, dans, drama of beeldende kunst op scholen. In lijn van het programma Leren Loont! zal in het vervolg ook de ondersteuning voor DVD uit het schoolontwikkelingsbudget betaald kunnen worden. De scholen die in schooljaar 2015–2016 begonnen zijn aan DVD kunnen nog wel de middelen voor de ondersteuning in het tweede jaar ad € 5.000 voor begeleidings- en materiaalkosten apart aanvragen.

Beschikbaar budget & subsidieplafond

Het beschikbare budget en subsidieplafond bedraagt voor het primair en voortgezet onderwijs gezamenlijk € 25.000 voor schooljaar 2016–2017 en is alleen bestemd voor scholen die hun tweede jaar van DVD ingaan.

Financiering

Scholen die in schooljaar 2015–2016 voor het eerst subsidie toegekend hebben gekregen voor Denken, Voelen, Doen, kunnen voor 2016–2017 een aanvraag voor vervolgsubsidie van maximaal € 5.000 doen.

2.2.3 Lekker Fit!

In het gemeentelijke programma Rotterdam Lekker Fit!, werken de directies Sport & Cultuur en Jeugd & Onderwijs samen met verschillende partners in de stad (zoals scholen) aan het bevorderen van een gezond gewicht en een actief leven onder de Rotterdamse jeugd. Een onderdeel van dit programma is de Lekker Fit! aanpak in het primair onderwijs.

2.2.3.1 Vormgeving

In het po zijn 94 scholen Lekker Fit!-school. Deze scholen werken volgens 10 pijlers, op het gebied van voeding en bewegen, structureel aan een Lekker Fitte basis voor de Rotterdamse jeugd. Scholen hebben de onderdelen van deze aanpak en de doelen van Lekker Fit! ingebed in het schoolbeleid.

Subsidie wordt, via de directie Sport & Cultuur van de gemeente Rotterdam, geleverd in natura in de vorm van een vakleerkracht bewegingsonderwijs, begeleiding op schoolniveau bij de uitvoering van de 10 pijlers en een productaanbod.

Bij de selectie van Lekker Fit!-scholen is een prioriteitstelling toegepast waarbij de schoolgroepscore, het percentage overgewicht op de school en de beschikbaarheid van een gymzaal als belangrijkste criteria zijn genomen. Verder geldt dat continuïteit van de huidige Lekker Fit!-scholen prioriteit heeft.

Voor het schooljaar 2016–2017 is er geen mogelijkheid tot uitbreiding van het aantal scholen. Indien een school geen gebruik meer zal maken van Lekker Fit!, komt er een plaats ter beschikking. Schoolbesturen kunnen kenbaar maken dat ze bij vrijkomende capaciteit voor specifiek genoemde scholen interesse hebben om deel te nemen. De prioriteitstelling bij de selectie zal worden toegepast.

Lekker Fit! werkt aan een toekomstbestendig Lekker Fit! op de scholen. Samen met de schoolbesturen, scholen en partners is onderzocht of/en in hoeverre het mogelijk is om de uitvoering van Lekker Fit! meer aan de scholen over te laten. Dit is in het schooljaar 2015 – 2016 gestart op 9 pilot scholen. De pilot is met behoud van financiering van de vakleerkracht en het betekent dat scholen de Lekker Fit!-aanpak binnen het eigen karakter en beleid van hun school kunnen inbedden. Na onderzoek en aanpassing wordt dit uitgebreid met nog eens 10 scholen in het schooljaar 2016 – 2017. Deze keuze wordt gemaakt op basis van een aantal criteria, zoals een gelijke verdeling per bestuur. De scholen worden dit schooljaar benaderd of zij bereid zijn om aan de pilot deel te nemen. Het lange termijnperspectief voor financiering van de vakleerkrachten is een onderwerp van gesprek met de bestuurders.

2.2.4 Ieder Kind Een Instrument (IKEI)

Het project ‘Ieder Kind een Instrument’ biedt kinderen van de basisschool de kans om een instrument te leren bespelen en samen muziek te maken. Het talent voor muziek wordt op school ontdekt en ontwikkeld en het enthousiasme groeit spelenderwijs. Muzieklessen stimuleren naast emotionele en muzikale intelligentie ook algemene vaardigheden; het vraagt veel van de concentratie en doorzettingsvermogen en leert kinderen op een andere manier te luisteren en samen te werken. Ook de grove en fijne motoriek wordt gestimuleerd.

2.2.4.1 Vormgeving

IKEI wordt aan scholen in natura verstrekt. De continuïteit van de huidige IKEI-scholen heeft prioriteit.

Voor het schooljaar 2016–2017 is er geen mogelijkheid tot de uitbreiding van het aantal scholen. Indien een school geen gebruik meer zal maken van IKEI, komt er een plaats ter beschikking. Schoolbesturen kunnen kenbaar maken dat ze bij vrijkomende capaciteit voor specifiek genoemde scholen interesse hebben om deel te nemen. Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam (SKVR) zal namens de gemeente op basis hiervan met de school in gesprek gaan op zoek naar maatwerkmogelijkheden.

2.2.5 Faciliteiten

Scholen kunnen een aanvraag doen voor facilitaire ondersteuning die bijdraagt aan de resultaatverbetering van de school.

2.2.5.1 Conciërges

Sinds mei 2008 is de rijksregeling betreffende het verstrekken van loonkostensubsidie voor ondersteunend personeel op basisscholen van kracht geweest. In de regeling werd melding gemaakt van cofinanciering door schoolbesturen en gemeenten. De regeling bestond in schooljaar 2014–2015 voor het laatst in de oorspronkelijke vorm. Het gemeentelijke deel van de cofinanciering kent sinds 2015–2016 een afbouw waarvan het eerste jaar reeds verstreken is. Er resteert dus nog één jaar: 2016–2017. In de beleidsregel 2015–2016 is dit reeds gemeld.

Doel van de subsidie

Bijdragen aan de aanstelling van een volwaardige en reguliere conciërge op basisscholen, die voorheen vielen onder de loonkostensubsidie ondersteunend personeel.

Voor wie is de subsidie bestemd

Besturen van scholen of instellingen die vallen onder de Wpo die van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tot en met schooljaar 2014–2015 subsidie ontvingen in het kader van de Rijksregeling loonkostensubsidie ondersteunend personeel basisscholen.

Beschikbaar budget & subsidieplafond

Beschikbaar budget conciërges

2016–2017

2017–2018

2018–2019

€ 463.000

€ –

€ –

Financiering

Tot en met schooljaar 2014–2015 droeg de gemeente voor maximaal 1/5 deel bij aan de loonkosten van de conciërge die in dienst is in het kader van de dan geldende Rijksregeling. De precieze hoogte van dit bedrag was gebaseerd op het normbedrag dat het ministerie hanteerde, te weten schaal 3, salarisnummer 7, per fte. Voor de schooljaren 2015–2016 en 2016–2017 wordt naar rato van de afbouw van beschikbare middelen minder subsidie verleend.

2.2.5.2 Schoolmaatschappelijk werk

Met schoolbesturen en het werkveld schoolmaatschappelijk werk (smw) zijn in begin 2014 uitvoeringsafspraken gemaakt over smw en de financiering daarvan vanaf 2016, die zijn geland in het werkdocument ‘Verbinding Passend Onderwijs en Jeugdhulp’. In navolging hiervan zijn beleidsregels schoolmaatschappelijk werk voor 2015 en 2016 opgesteld. Voor de situatie vanaf 2017 wordt bekeken of een addendum op voorliggende beleidsregel volgt of dat sprake is van een beleidsregel schoolmaatschappelijk werk 2017.

2.2.5.3 Medewerker ouderbetrokkenheid

Met een gelijkwaardig educatief partnerschap tussen school en ouders worden betere onderwijsresultaten van de leerling bereikt. Medewerkers ouderbetrokkenheid helpen de school om de betrokkenheid en het onderwijsondersteunend gedrag van ouders optimaal te stimuleren.

Vormgeving

De medewerker ouderbetrokkenheid geeft mede uitvoering aan het vastgestelde ouderbeleidsplan van de school. Zij ondersteunt en faciliteert docenten en mentoren bij het vormgeven van ouderbetrokkenheid en doet dit binnen de kaders zoals vastgelegd in Leren Loont! en het schoolplan. Daarnaast stimuleert zij onderwijsondersteunend gedrag van ouders. Basisscholen met een groep nul zetten de medewerker ouderbetrokkenheid ook in om de ouders in de groep nul te ondersteunen bij het uitvoeren van de oudercomponent van het programma van de groep nul. Daarmee geven zij invulling aan de doorgaande lijn ouderbetrokkenheid groep nul – basisschool.

Een medewerker ouderbetrokkenheid binnen het primair onderwijs beschikt over een diploma op minimaal mbo 4-niveau of is hiervoor studerend, bij voorkeur een pedagogisch-didactische richting en beheerst het Nederlands op niveau 2F. Een medewerker ouderbetrokkenheid in het voortgezet onderwijs beschikt over een diploma op minimaal hbo-niveau of is hiervoor studerend, bij voorkeur een pedagogisch-didactische richting, en beheerst het Nederlands op niveau 3F. Medewerkers ouderbetrokkenheid die nog studerend zijn, hebben binnen twee jaar deze studie afgerond.

Scholen die een medewerker ouderbetrokkenheid hebben door middel van trekkingsrecht maken met de payroll-organisatie afspraken met betrekking tot het personeelsbeleid.

Doel van de subsidie

Scholen in de gelegenheid stellen een medewerker ouderbetrokkenheid aan te stellen.

Voor wie is de subsidie bestemd

Besturen van scholen die vallen onder de Wpo, Wvo, Wec.

Beschikbaar budget & subsidieplafond

Er is een bedrag van € 5.425.000 beschikbaar, dit is inclusief overhead en exclusief scholingskosten medewerkers ouderbetrokkenheid in dienst bij SSC-flex. Voor het primair onderwijs is een bedrag van € 4.550.000 beschikbaar, wat neerkomt op 130 x 0,8 fte of € 35.000,00. Voor het voortgezet onderwijs is een bedrag van € 875.000 beschikbaar, wat neerkomt op 25 x € 35.000. In afwijking van paragraaf 1.11.3 vindt toekenning plaats op basis van continuïteit.

Financiering

De school komt in aanmerking voor maximaal 0,8 fte trekkingsrecht als zij al een medewerker ouderbetrokkenheid inzet via een door de gemeente georganiseerde payroll organisatie. Indien er geen medewerker ouderbetrokkenheid via deze payroll organisatie wordt ingezet, is het ook mogelijk om een subsidiebedrag aan te vragen om een medewerker ouderbetrokkenheid in dienst te nemen of houden. Dit bedrag is gebaseerd op een normbedrag van € 35.000 per 0,8 fte.

Er is geen budgetruimte voor uitbreiding van medewerkers ouderbetrokkenheid, tenzij een van de huidige scholen stopt met de medewerker ouderbetrokkenheid.

2.2.5.4 Medewerker brede school

Schoolbesturen met scholen die gebruik maken van een gesubsidieerde medewerker brede school, kunnen bij hun subsidieaanvraag een vervolgaanvraag voor deze inzet indienen. Het is mogelijk deze aanvraag op schoolbestuurlijk niveau te doen.

Er is geen budgetruimte voor uitbreiding van of nieuwe aanvragen voor medewerkers brede school.

2.3 Procedures

De gehele subsidiecyclus bestaat uit een aantal deelprocessen. Deze processen worden achtereenvolgens uitgewerkt.

2.3.1 Aanvraagprocedure

2.3.1.1 Voortgangsgesprek

Tijdens de subsidieperiode van 2015–2016 vinden voortgangsgesprekken plaats tussen het schoolbestuur en de gemeente. Het gesprek dat in februari – april gevoerd wordt, functioneert als voorbereiding (opmaat) op de aanvraag van 2016–2017.

In dit gesprek komen in ieder geval de volgende punten aan de orde:

Inhoudelijk:

De inhoudelijke voortgang van de uitvoering van de thema’s van Leren Loont! en de resultaten op de indicatoren tot dusver op bestuursniveau en op de scholen op hoofdlijnen. Besproken wordt wat dit betekent voor het handelen van het bestuur op het bestuursplan en op de sturing van de scholen (consequenties voor schoolplannen/activiteitenplannen) in het kader van de uitvoering van Leren Loont!Tijdens dit gesprek grijpen schoolbesturen en gemeente terug op de afspraken die al eerder overeengekomen zijn en die in de verleningsbeschikking 2015–2016 zijn opgenomen.

Procesmatig:

Als bovenstaande aanleiding geeft tot het aanpassen van het bestuursplan en/of de begroting dan verwerkt het bestuur dit in de nieuwe subsidieaanvraag voor 2016–2017. Tevens wordt helder of het bestuur de schoolplannen of activiteiten-/jaarplannen gelijktijdig met het bestuursplan zal indienen of dat ze later volgen en op welke termijn.

2.3.1.2 Inhoud van de bestuursaanvraag

De aanvraag bevat:

  • 1.

    De bestuursaanvraag (met bijgevoegd de volledige lijst van indicatoren met ingevulde waarden op schoolbestuurlijk en schoolniveau en een overzicht van de risicovolle scholen/afdelingen volgens Inspectie van het Onderwijs: zwak, zeer zwak, risicovol of volgens het schoolbestuur risicovol). Het format is te downloaden op de website http://www.rotterdam.nl/product:subsidiesib

  • 2.

    De meerjarige schoolplannen (tenzij reeds ingeleverd bij de aanvraag voor schooljaar 2015–2016 en de werkingsduur nog niet verstreken is).

  • 3.

    De activiteiten-/jaarplannen op schoolniveau voor het schooljaar waar subsidie voor wordt aangevraagd.

  • 4.

    Voor NPRZ geldt tevens:

    • De besturen en scholen in de Children’s Zone in het gebied van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) geven in hun plannen weer hoe zij de afspraken tussen de schoolbesturen als partners binnen NPRZ uitvoeren. Zie de afspraken genoemd in paragraaf 0.

    • Verder leveren de basisscholen in de focuswijken van het NPRZ een ingevuld overzicht van de leertijduitbreiding in uren (verplicht format beschikbaar op de website). Voor de scholen van voortgezet onderwijs een overzicht waaruit blijkt dat zij de leertijduitbreiding handhaven op het niveau van 2014–2015.

Inhoud bestuursaanvraag

Door het schoolbestuur wordt een analyse en een plan aangeleverd die in ieder geval zijn gebaseerd op de behaalde resultaten in relatie tot de afgesproken resultaten in de verleningsbeschikking voor schooljaar 2015–2016 én op de doelen die zijn afgesproken in Leren Loont! (waar relevant voor de sector). Hiertoe geeft het bestuur inzicht in de meest recente resultaten op alle indicatoren. In de bestuursaanvraag wordt beschreven welke acties worden uitgevoerd (en/of welke acties worden bijgesteld) om de zelf gestelde doelen plus de doelen die in Leren Loont! zijn afgesproken te behalen. Hierbij wordt uitgegaan van het ‘pas toe of leg uit’ principe waarin alleen beredeneerd kan worden afgeweken van inzet op de thema’s van Leren Loont! om de afgesproken doelen te behalen.

Over de analyse en het plan gaan de gemeente en het schoolbestuur in overleg tijdens het subsidiegesprek dat plaatsvindt in de periode mei-juni waarbij wederzijds akkoord op het plan een voorwaarde is voor het verkrijgen van subsidie.

Het bestuur dient het volledige indicatorenoverzicht één keer per jaar in, namelijk bij de aanvraag. Specifieke resultaatafspraken in relatie tot de subsidie worden gemaakt door een beredeneerde keuze te maken voor een beperkt aantal relevante indicatoren en hieraan doelstellingen te koppelen. Alleen deze resultaatafspraken worden in de verleningsbeschikking opgenomen en over deze resultaatafspraken moet na afloop van de subsidieperiode worden verantwoord.

Indienen van de aanvraag

Voor 1 mei (SVR 2014, art 6 lid 3) dient het schoolbestuur een bestuursaanvraag in, inclusief de schoolplannen (voor zover van toepassing) en jaar-/activiteitenplan van de scholen voor 2016–2017.

Het is ook mogelijk om in het voortgangsgesprek afspraken te maken over het eerder indienen van de bestuursaanvraag (vanaf 1 april). Ook over de indientermijn van de schoolplannen/activiteitenplannen kunnen maatwerkafspraken worden gemaakt in het voortgangsgesprek.

De aanvraag wordt geüpload via het subsidieportaal van de gemeente Rotterdam, te vinden op: http://www.rotterdam.nl/product:subsidiesib.

De aanvraag moet voldoen aan de gestelde voorwaarden. Onvolledige aanvragen worden niet in behandeling genomen. De aanvrager wordt wel in de gelegenheid gesteld om de aanvraag te completeren. Uitstel voor het indienen van aanvragen is mogelijk. Om hiervan gebruik te maken moet een beargumenteerd verzoek om uitstel voor 1 mei 2016 bij de directie Jeugd en Onderwijs worden ingediend. Voor aanvragen die na 1 mei 2016 binnen komen, bestaat de kans dat er op bepaalde subsidieonderdelen of faciliteiten geen subsidie meer beschikbaar is.

Ook is het mogelijk om tijdens het proces van opstellen van school- en/of bestuursplannen concepten op te sturen naar, en te bespreken met de gemeente.

De gemeente kan zowel op schoolniveau als op schoolbestuurlijk niveau ondersteunen in het opstellen van de school- en activiteitenplannen.

2.3.2 Beoordelingsprocedure aanvraag

De gemeente beoordeelt de subsidieaanvraag. Bij de gemeentelijke beoordeling kan externe deskundigheid worden ingeroepen. Daarnaast wordt de bestuursaanvraag beoordeeld op effectiviteit volgens de volgende operationalisering:

Oordeel

Toelichting

Effectief

De onderbouwing van het schoolbestuur is volledig, de genoemde resultaten en doelen zijn valide en betrouwbaar. Het schoolbestuurlijke beleid is doelmatig en effectief in relatie tot Leren Loont! en is uitvoerbaar en realistisch.

Verder zijn de uitvoering en resultaten controleerbaar, en is de sturingsstrategie van het bestuur op de scholen effectief. Uitvoering van het plan leidt in voldoende of sterke mate tot het verbeteren van de kwaliteit van de scholen, het verhogen van de onderwijsresultaten en tot de afgesproken resultaten in Leren Loont!.

Het schoolbestuur heeft op grond van de waarden op alle indicatoren en het inzicht in de risicovolle scholen een focus aangebracht op een beperkt aantal, relevante indicatoren waarop men resultaten heeft geformuleerd die voor de subsidie als resultaat kunnen dienen. De gemeente is van mening dat de keuze voor relevante indicatoren logisch volgt uit de analyse.

Niet effectief

De onderbouwing van het schoolbestuur is onvolledig en/of de genoemde resultaten en doelen zijn niet valide en/of betrouwbaar. Het schoolbestuurlijke beleid is onvoldoende doelmatig en/of onvoldoende effectief in relatie tot Leren Loont!, en/of is niet uitvoerbaar en realistisch.

Verder zijn de uitvoering en resultaten niet controleerbaar, en/of is de sturingsstrategie van het bestuur op de scholen niet effectief. Uitvoering van het plan leidt in onvoldoende mate tot het verbeteren van de kwaliteit van de scholen, het verhogen van de onderwijsresultaten en/of het behalen van de resultaten in Leren Loont!.

Het schoolbestuur heeft op grond van de waarden op alle indicatoren en het inzicht in de risicovolle scholen niet of onvoldoende focus aangebracht op een beperkt aantal, relevante indicatoren waarop men onvoldoende resultaten heeft geformuleerd die voor de subsidie als resultaat kunnen dienen. De gemeente is van mening dat de keuze voor relevante indicatoren (nog) niet logisch volgt uit de analyse.

Schoolplannen

In het schoolplan is aan de hand van analyses, gebaseerd op de school en de omgeving, helder gemaakt wat de opgave van de school is. De school en het schoolbestuur bepalen zelf de inhoud van het schoolplan, en maken hierin de koppeling met de inzet van gemeentelijke middelen. De gemeente is echter verantwoordelijk voor een doelmatige en effectieve inzet van middelen en toetst ieder schoolplan, in relatie tot de doelen uit Leren Loont!, daarom aan twee soorten criteria:

De juiste informatie

In een Word-hulpformat is opgenomen welke informatie met betrekking tot de themalijnen Leren Loont! de aanvraag moet bevatten. Daarnaast wordt ook op schoolniveau inzicht gegeven in de indicatoren uit Leren Loont!(zie paragraaf 1.7). Voor beide zijn formats te vinden op

http://www.rotterdam.nl/product:subsidiesib.

De kwalitatieve toetsing

Hiervoor zijn de volgende criteria geformuleerd:

  • Voor iedere school wordt inzichtelijk gemaakt dat de school aan een schoolontwikkelingsarrangement deelneemt, en aan welk arrangement. Voorbeelden zijn, de methode LEERkracht, ouderbetrokkenheid 3.0, en andere expertise en arrangementen. Ook een eigen (school) specifiek kwaliteitstraject binnen het schoolbestuur kan tot een arrangement worden gerekend. Bij risicovolle, zwakke en/of zeer zwakke scholen geldt dat begeleiding van buiten de school hier onderdeel van uitmaakt in afstemming met het Expertteam. Zie ook paragraaf 1.6. Het Expertteam kan ook ondersteuning bieden, hetgeen ook geldt als begeleiding van buiten de school.

  • Het meest recente inspectieoordeel is de basis voor ieder schoolplan. In het schoolplan wordt systematisch aangegeven hoe de verbeterpunten van de inspectie worden opgepakt.

  • De ingezette instrumenten zijn gevalideerd tenzij er geen gevalideerde instrumenten beschikbaar zijn. Experimentele instrumenten kunnen wel worden ingezet maar dan wetenschappelijk begeleid en onderbouwd.

  • De aanvraag is SMART, en is te koppelen aan de inzet van gemeentelijke middelen in de vorm van een begroting (alle onderdelen, niet alleen het schoolontwikkelingsbudget).

  • In de aanvraag heeft iedere school en ieder schoolbestuur voldoende capaciteit opgenomen om goede uitvoering te garanderen.

  • De activiteiten worden uitgevoerd door interne of externe medewerkers die daarvoor voldoende gekwalificeerd zijn of een kwalificatietraject volgen.

  • In de plannen is aangegeven hoe de borging is geregeld.

  • In de plannen is met motivatie aangegeven welke inzet uit voorgaande jaren gecontinueerd danwel beëindigd wordt.

  • De plannen van de basisscholen in de focuswijken van NPRZ en de scholen voor voortgezet onderwijs voldoen aan de afspraken tussen de schoolbesturen die zij binnen het NPRZ gemaakt hebben.

Bij zwakke, zeer zwakke, en risicoscholen kan door de gemeente extern advies ingewonnen worden over de effectiviteit van het schoolontwikkelingsarrangement/kwaliteitstraject dat deze school volgt. Indien aanvullend advies wordt ingewonnen, vindt hierover overleg plaats met het betreffende bestuur.

Voor het schoolplan is een hulpformat ontwikkeld dat op de website van de gemeente is geplaatst. Het gebruik van dit format is niet verplicht.

Tenzij de school- en activiteitenplannen op de website van de school raadpleegbaar zijn, geldt het volgende. Indien de schoolplannen reeds zijn gestuurd bij de aanvraag van 2015–2016 en de werkingsduur niet is verstreken, worden alleen de jaarlijkse activiteitenplannen gestuurd. Als er sprake is van nieuwe schoolplannen, dan worden schoolplannen en het jaarlijkse activiteitenplan gestuurd.

2.3.3 Verlening en subsidiegesprek

De gemeentelijke beoordeling van de subsidieaanvraag wordt aan het schoolbestuur teruggekoppeld in het subsidiegesprek tussen gemeente en schoolbestuur. Ter voorbereiding op dit gesprek kan externe deskundigheid worden ingewonnen. Ook kan door beide, of een van beide partijen een externe deskundige worden uitgenodigd om het gesprek bij te wonen. Naar aanleiding van dit gesprek kunnen prestatie- en resultaatafspraken, behorende tot een subsidieaanvraag, worden herijkt, toegevoegd of gewijzigd. Verder maken de gemeente en het schoolbestuur afspraken over de aard en de frequentie van de voortgangsgesprekken.

Indien de schoolbestuurlijke subsidieaanvraag als effectief wordt beoordeeld, wordt de aanvraag verwerkt tot een verleningsbeschikking. De subsidieaanvraag kan ook worden afgewezen.

In de verleningsbeschikking worden meetbare afspraken opgenomen over de:

  • te behalen resultaten op de relevante indicatoren op schoolbestuurlijk en op schoolniveau

  • in te zetten middelen op schoolbestuurlijk en op schoolniveau. Voor de uitvoering van de activiteiten wordt verwezen naar de school-/activiteitenplannen met bijbehorende schoolbegroting

2.3.4 Verantwoording

Na afloop van de subsidieperiode geeft de subsidieontvanger aan wat de behaalde resultaten op de in de verleningsbeschikking als relevant aangemerkte indicatoren zijn in verhouding tot de in de beschikking afgesproken resultaten (of eventueel in verhouding tot tussentijds bijgestelde afspraken). Bij niet voldoende resultaat wordt onderbouwd wat hiervan de oorzaak is en wat de geplande aanpassingen zijn. Daarnaast worden de ingezette middelen verantwoord.

De verantwoording bestaat uit drie delen: een financiële verantwoording, een inhoudelijke verantwoording en een controleverklaring (vanaf € 50.000):

  • De financiële verantwoording geeft inzicht in de realisatie van inzet van middelen in relatie tot de ingediende begroting.

  • De inhoudelijke verantwoording geeft inzicht in de afgesproken prestaties en resultaten en het nakomen van de subsidievoorwaarden.

  • Een controleverklaring is een verklaring van een accountant waarin hij kijkt of de realisatiegegevens van de financiële verantwoording met een redelijke of beperkte mate van zekerheid zijn weergegeven. Voor de financiële verantwoording geldt het controleprotocol van de SVR2014. In bijlage 3 zijn de verwachtingen die aan de financiële verantwoording worden gesteld, uitgewerkt.

2.3.4.1 Trapsgewijs inhoudelijk verantwoorden

De inhoudelijke verantwoording volgt na afloop van elk schooljaar. Tenzij met het schoolbestuur anders wordt afgesproken, wordt deze uiterlijk 1 december na afloop van het gesubsidieerde schooljaar ingediend.

Wanneer de resultaten op bestuursniveau zijn gehaald, hoeft in de inhoudelijke verantwoording niet te worden verantwoord over de uitvoering van activiteiten op schoolniveau.

Wanneer de resultaten op bestuursniveau niet zijn gehaald, dan wordt op schoolniveau bekeken of de schoolresultaten zijn behaald. Wanneer dit het geval is, dan hoeft in de inhoudelijke verantwoording op schoolniveau niet te worden verantwoord over de uitvoering van activiteiten.

Indien de schoolresultaten niet zijn behaald, moet op schoolniveau inzicht worden gegeven in de uitvoering van activiteiten. De administratie van de school moet derhalve zijn ingericht op het inzichtelijk kunnen maken van de uitvoering van de in het school-/activiteitenplan opgenomen activiteiten. Hierbij moet de relatie kunnen worden gelegd met de besteding van toegekende middelen voor deze uitvoering.

2.3.4.2 Financiële verantwoording

Voor de financiële verantwoording kan indien gewenst worden aangesloten bij de cyclus van de (kalender)jaarrekening. In dat geval kunnen maatwerkafspraken worden voorgesteld door het schoolbestuur. Over de uitgave van deze financiële middelen voor de uitvoering van Leren Loont! is een controleverklaring vereist. In bijlage 3 zijn de verwachtingen die aan de financiële verantwoording worden gesteld nader uitgewerkt.

Verder is van cruciaal belang dat het schoolbestuur voorafgaande aan het starten van de subsidieperiode met de eigen accountant in overleg treedt over de verantwoordingseisen die op basis van deze beleidsregel en de SVR 2014 worden gesteld aan de financiële verantwoording en over de manier waarop hiertoe de school- en schoolbestuurlijke administratie moet worden ingericht. Omdat maatwerk wordt toegepast, gebaseerd op de individuele school- en schoolbestuurlijke begrotingen, is ook verantwoording maatwerk. De verantwoording is een vast onderdeel van gesprek in de subsidiegesprekken tussen gemeente en het schoolbestuur.

2.3.5 Gesprekscyclus

Analoog aan de reguliere cyclus binnen het schoolbestuur worden tussen gemeente en schoolbestuur voortgangsoverleggen gevoerd, zowel over de voortgang van Leren Loont! binnen het bestuur als op de scholen. Deze voortgangsoverleggen zijn gericht op het delen van kennis in een gelijkwaardige dialoog en kennen een bredere reikwijdte dan alleen de subsidieonderdelen, namelijk Leren Loont!.

Specifiek één tussentijds overleg op schoolbestuurlijk niveau wordt gemarkeerd als moment van tussentijdse evaluatie. In de verleningsbeschikking is een tijdstip medio schooljaar 2016–2017 benoemd waarop het schoolbestuur in dat kader, in relatie tot de verlening 2017–2018, gedocumenteerd overlegt met de gemeente. Dit vormt dan het voortgangsgesprek met de inhoud zoals in 2.3.1.1 benoemd is.

Doel van dit tussentijds overleg is vooral om wederzijds tot meer inzicht te komen in de voortgang van het realiseren van de afgesproken resultaten en wat daarvoor (nog) nodig is. Dit specifieke tussentijdse overleg wordt dus oplossingsgericht ingestoken en is ook van betekenis voor de eindverantwoording omdat oplossingen kunnen leiden tot een wijzigingsverlening waarin ook nieuwe of aanvullende afspraken worden gemaakt. Ook kunnen oplossingen leiden tot op schrift gestelde actiepunten die niet direct tot wijziging van de verlening hoeven te leiden, en/of tot een op schrift gesteld advies/adviezen van de gemeente.

Op deze manier wordt een cyclus gecreëerd waarin er jaarlijks een tussentijds overleg is (en waarin afspraken kunnen worden gemaakt en/of bijgesteld), en een evaluatief verantwoordingsoverleg dat indien mogelijk tegelijk dient als nieuw subsidiegesprek voor de volgende periode.

Bij de vaststelling en volgende verleningen houdt de gemeente rekening met de mate waarin de actiepunten zijn uitgevoerd en/of het advies/de adviezen zijn gevolgd.

Het tijdstip van dit specifieke tussentijdse overleg wordt zo gekozen dat informatie uit het P&C-proces van schoolbesturen en informatie uit het werkproces tussen gemeente en afzonderlijke scholen beschikbaar is.

Naast dit overleg tussen het schoolbestuur en de gemeente, vertegenwoordigd door de schoolbestuurlijk contactpersoon, treedt de gemeentelijk schoolcontactpersoon in overleg met de schooldirecteur conform de afspraken die gemaakt zijn in het ROF van 8 juli 2015. In de uitvoering is het uitgangspunt dat de formele lijn op het gebied van afspraken over subsidies loopt tussen het schoolbestuur en de schoolbestuurlijk contactpersoon.

3 Mbo

In de beleidsregel stelt de gemeente aanvullend op de rijksbijdrage middelen ter beschikking die gerelateerd zijn aan Leren Loont!. Echter niet alle beschikbare gemeentelijke en regionale middelen voor het mbo zijn geregeld in deze beleidsregel. De gemeentelijke middelen voor bijvoorbeeld schoolmaatschappelijk werk zijn reeds bepaald in een vastgestelde beleidsregel en vormt een aanvulling op de Subsidieregeling schoolmaatschappelijk werk in het mbo van het Rijk. De middelen voor risicojongeren en de middelen voor voortijdig schoolverlaters worden dit jaar op andere wijze beschikbaar gesteld. Verder zijn er nog middelen mogelijk op regionaal of (inter-)sectoraal niveau die ook geen onderdeel vormen van dit document.

De beschikbare middelen kunnen een extra impuls geven aan de versterking van de kwaliteit van de mbo-instelling bovenop de landelijke en regionale geldstromen en aan de resultaten die in Leren Loont! zijn afgesproken. De subsidies die verstrekt zullen worden bouwen voort op die van vorig schooljaar. De gemeente beoordeelt de aanvraag op de bijdrage aan Leren Loont! en op de samenhang met de andere beleidsterreinen die vanuit andere subsidieregelingen wordt ingezet.

Dit hoofdstuk gaat specifiek in op de gemeentelijke inzet op schoolontwikkeling in het mbo en de relatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt.

3.1 Schoolontwikkelingsbudget mbo

3.1.1 Doel van de subsidie

De ambitie is dat alle Rotterdamse mbo-leerlingen een opleiding volgen die volgens de Inspectie van het Onderwijs het oordeel voldoende of hoger krijgt. Zo krijgt elke leerling het onderwijs dat hij of zij verdient. Dit vereist kwaliteitsontwikkeling van mbo-opleidingen en verbetering van de leerresultaten.

Uitwerking

Schoolontwikkeling is maatwerk. De wetgever heeft bepaald dat iedere instelling voor 1 mei 2015 een kwaliteitsplan heeft ingediend, zoals bedoeld in de Regeling kwaliteitsafspraken mbo, Staatscourant nr. 35959, 16 december 2014. Dit kwaliteitsplan en de daarin geformuleerde doelstellingen en indicatoren tot en met 2018, vormen de basis voor de subsidieaanvraag voor schoolontwikkelingsbudget. De instelling maakt daarbij de koppeling met de inzet van gemeentelijke middelen in het kader van Leren Loont!

3.1.2 Voor wie is de subsidie bestemd

Besturen van in Rotterdam gevestigde mbo-instellingen die vallen onder de Web.

Beschikbaar budget & subsidieplafond

Beschikbaar budget schoolontwikkeling

2016

2017

2018

Mbo-instellingen

€ 275.000

€ 275.000

€ 275.000

De verdeling van middelen in het schoolontwikkelingsbudget mbo is als volgt:

  • het totale budget 2016–2017 van € 275.000 wordt verdeeld over het totaal aantal mbo-studenten van vestigingen in Rotterdam (2014–2015: 41.545 mbo-studenten) en vervolgens naar rato over de mbo-instellingen. Per student rekenen we met een bedrag van circa € 6,61. Na berekening van het totaal vindt de afronding plaats.

  • indien een mbo-instelling, eventueel na uitstel, geen beroep doet op de voor hen gereserveerde middelen via hun bestuursaanvraag dan is het mogelijk dat twee of meer mbo-instellingen een gezamenlijke aanvraag doen die gericht is op samenwerking tussen de mbo-instellingen.

3.1.3 Aanvraagprocedure

Voortgangsgesprek

Tijdens de subsidieperiode van 2015–2016 vinden voortgangsgesprekken tussen het schoolbestuur en de gemeente plaats. Het gesprek is een voorbereiding (opmaat) op de aanvraag van 2016–2017.

In dit gesprek komen in ieder geval aan de orde

  • In hoeverre de doelstellingen bereikt worden/zijn en of dit tot bijstellingen van acties of doelen/ambities leidt.

Bestuursaanvraag

Op uiterlijk 1 mei 2016 (SVR 2014, art 6 lid 3) dient het instellingsbestuur een bestuursaanvraag in.

Uitzondering hierop is de indieningstermijn voor een samenwerkingsaanvraag schoolontwikkelingsbudget mbo (indien er individuele besturen afzien van individuele aanvragen), deze is gesteld op uiterlijk 10 juli 2016.

De aanvraag worden geüpload via het subsidieportaal van de gemeente Rotterdam, te vinden op: http://www.rotterdam.nl/product:subsidiesib.

De aanvraag moet voldoen aan de gestelde voorwaarden. Onvolledige aanvragen worden niet in behandeling genomen. De aanvrager wordt wel in de gelegenheid gesteld om de aanvraag te completeren. Uitstel voor het indienen van aanvragen is mogelijk. Om hiervan gebruik te maken moet een beargumenteerd verzoek om uitstel voor 1 mei 2016 bij de directie Jeugd en Onderwijs worden ingediend.

3.1.4 Inhoud van de aanvraag

De aanvraag kent:

  • 1.

    De bestuursaanvraag

  • 2.

    Een overzicht van de ingevulde indicatoren van Leren Loont! en een overzicht van risicovolle opleidingen volgens de Inspectie van het Onderwijs of de instelling zelf.

De bestuursaanvraag bevat de wijzigingen/update in het bestuursplan ten opzichte van het bestuursplan dat bij de aanvraag 2015–2016 is ingediend, beargumenteerd op grond van een analyse op indicatoren en resultaten tot dusver. In feite een update van de schoolbestuurlijke oplegger van vorig jaar of van het schoolbestuurlijk (strategisch) plan. In de aanvraag worden de concrete activiteiten en instrumenten die ingezet gaan worden beschreven en gekoppeld aan een begroting.

De bestuursaanvraag bevat de volledige lijst van indicatoren en ingevulde waarden op schoolbestuurlijk en een overzicht van de risicovolle scholen/afdelingen/opleidingen (volgens Inspectie van het Onderwijs: zwak, zeer zwak, attendering/waarschuwing of volgens het schoolbestuur). Laatste is bedoeld om de dialoog te voeren in aanwezigheid van een lid van het stedelijk Expertteam.

Het bestuur dient het indicatorenoverzicht één keer per jaar in en wel bij de aanvraag.

3.1.5 Beoordelingsprocedure aanvraag

Alvorens tot een verlening of afwijzing over te gaan voert de gemeente een gesprek met de instelling over de aanvraag. Het gesprek tussen de mbo-instelling en gemeente gaat over de samenhang tussen het kwaliteitsplan, de doelstellingen in het kader van Leren Loont en de doelstellingen in het kader van overige beleidsprogramma’s of regelingen zoals risicojongeren en vsv.

Indien het overzicht van de indicatoren of van risicovolle afdelingen ontbreekt/ontbreken dan wordt de aanvraag als niet-effectief beoordeeld.

3.2 Onderwijs en Arbeidsmarkt

Het beroepsonderwijs is gericht op theoretische en praktische voorbereiding van jongeren voor de uitoefening van beroepen en leidt op voor de arbeidsmarkt of geeft aansluiting op een vervolgopleiding. Opleidingen moeten optimaal afgestemd zijn op de behoeften van marktpartijen en/of een vervolgopleiding. Maar afstemming is niet voldoende. Einddoel is een gedeelde verantwoordelijkheid voor het beroepsonderwijs (Triple Helix2, de 3 O’s3).

Het gaat om meer dan het zorgdragen voor voldoende stages en beroepspraktijkvormingsplaatsen (operationeel). Het aanbod richt zich op kwalitatieve en kwantitatieve afstemming op de huidige en toekomstige behoeften van de markt en op de capaciteiten van Rotterdamse jongeren (macrodoelmatigheid). Ook innovatieve ontwikkelingen, duurzaamheid en vakoverstijgende 21ste eeuwse vaardigheden zijn voor alle partijen van belang (strategisch).

3.2.1 Kader

De kolom van het beroepsonderwijs bestaat uit de vmbo-scholen, de in Rotterdam gevestigde roc’s, aoc’s, de vakinstellingen voor mbo en de hbo-instellingen.

Voor het mbo is een zeer relevante partner het SBB (stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven) die wettelijke opdrachten heeft in het kader van opstellen van kwalificatiedossiers, acquireren en certificeren van leerbedrijven en het houden van toezicht.

Alle hierboven genoemde partijen onderhouden relaties met elkaar en het bedrijfsleven op operationeel en strategisch niveau. Opdracht is arbeidsmarktrelevant opleiden. Vanuit Leren Loont zijn hierbij de kernwoorden doorlopende leerlijnen en vakmanschap. Het budget Onderwijs en Arbeidsmarkt biedt hierin ondersteuning.

3.2.2 Doel van de subsidie

Het versterken of tot stand brengen van duurzame relaties tussen onderwijsinstellingen in de kolom beroepsonderwijs en het bedrijfsleven, waarbij deze relaties leiden tot kwalitatief goed en innovatief onderwijs (vakmanschap) met een optimale uitstroom naar werk en/of doorstroom naar hogere onderwijsvormen (doorlopende leerlijnen). Het mbo heeft binnen deze relaties een spilfunctie.

Voor het vmbo en het hbo geldt dat men kan participeren in op basis van deze regeling gesubsidieerde werkzaamheden. In alle gevallen geldt dat er aantoonbaar commitment moet bestaan van alle partners: onderwijs, overheid en bedrijfsleven.

De middelen worden ingezet voor onderstaande werkzaamheden en doelstellingen:

  • 1.

    het faciliteren van netwerken

  • 2.

    stimuleren van innovatie in het onderwijs en bedrijven

  • 3.

    stimuleren van arbeidsmarktvaardigheden bij leerlingen, zoals de 21ste eeuwse vaardigheden

  • 4.

    onderzoek

Ad 1: faciliteren van netwerken

De gemeente wil in nauw overleg tussen onderwijs en bedrijfsleven bestaande netwerken versterken of indien nodig initiatief nemen tot het realiseren van nieuwe netwerken. Aanleiding tot de vorming of versterking van een netwerk moet een concrete en helder gedefinieerde vraag of probleemstelling zijn, waarbij het netwerk ook in staat is die vraag te beantwoorden: netwerken met een concrete opdracht binnen een gedefinieerde sector. Partners hebben op voorhand hun commitment uitgesproken: er is sprake van een gedeelde vraagstelling. Hierbij wordt ingezet om op strategisch niveau te werken aan een gezamenlijke langere termijn visie, een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het opleiden van voldoende goed geschoold personeel, en afspraken te maken over de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de plaatsing van de laagst opgeleiden.

Daarbij wordt er binnen maximaal 2 jaar naar toegewerkt dat de deelnemers zelf verantwoordelijkheid nemen voor de continuïteit van het netwerk.

Ad 2: innovatie

Een eventuele bijdrage moet aantoonbaar meerwaarde hebben voor onderwijs en arbeidsmarkt in de vorm van stage- of arbeidsplaatsen, waar mogelijk in de vorm van baangaranties. Zowel onderwijs als bedrijfsleven moeten er perspectief in zien en bereid zijn financiële (mede-)verantwoordelijkheid te nemen.

NB Voor innovatievoorstellen kunt u ook gebruik maken van CityLab010: www.citylab010.nl

Ad 3: stimuleren van arbeidsmarktvaardigheden bij leerlingen, zoals de 21steeeuwse vaardigheden

De gemeente wil de onderwijsinstellingen in staat stellen bij te dragen aan netwerkontwikkeling bij de leerlingen zelf. De afgelopen jaren is bijvoorbeeld gebleken dat het instrument Big Day hier een goed instrument toe is. Big Day wordt hiermee een coproductie van het programma Jongeren aan de Slag en de Rotterdamse onderwijsinstellingen.

Ad 4: onderzoek

Inzet van het ministerie van OCW is dat het beroepsonderwijs optimaal wordt afgestemd op de behoeften van de markt (macrodoelmatigheid). Het ministerie (en in het verlengde daarvan SBB) gaat daarbij uit van landelijke trends. Regionaal dienen deze trends nader ingevuld te worden. Van de gemeenten wordt verwacht dat zij daar een rol in spelen. Gemeenten beschikken ook over een instrumentarium met regionale arbeidsmarktinformatie en netwerken binnen de regionale en sectorale koepels van het bedrijfsleven. Onderzoek heeft vooral betrekking op de regionale inkleuring van wat landelijk, onder meer via de benchmarkt van OCW, eigen onderzoek van SBB en data van ROA bekend is.

In beginsel vormt de subsidie onderwijs en arbeidsmarkt een aanjaagfunctie en kent daardoor geen structureel karakter.

3.2.3 Voor wie is de subsidie bestemd?

Aanvragen kunnen worden ingediend door of namens de mbo-instellingen, de mbo-vakinstellingen, de instellingen voor hbo en (samenwerkingsverbanden vanuit) het bedrijfsleven.

In alle gevallen wordt op voorhand commitment gevraagd van andere partijen, zodat aannemelijk wordt gemaakt dat de subsidie de samenwerking in de triple helix verstrekt.

3.2.4 Beschikbaar budget en subsidieplafond

2016

2017

2018

onderwijs – arbeidsmarkt

€ 300.000

€ 570.000

€ 570.000

3.2.5 Aanvraagprocedure

De aanvraag kan gedurende het jaar worden ingediend. Er is geen indieningstermijn van toepassing.

De aanvraag bevat een analyse van het initiatief/de problematiek, de activiteiten die een oplossing bieden, welke resultaten bereikt zullen worden en welk belang gediend wordt met de activiteiten/resultaten. Voorts is er een relatie gelegd met de partners die erbij betrokken zijn. In beginsel kent de subsidie een aanjaagfunctie en dient een beeld geschetst worden hoe de voortgang geregeld is na het einde van de subsidie.

3.2.6 Beoordelingsprocedure

De gemeente beoordeelt de aanvraag op de kwaliteit en de verwachte effectiviteit. Externe deskundigen kunnen worden betrokken.

4 Beste Leraren voor Rotterdam

De gemeente Rotterdam stimuleert de professionaliteit en innovativiteit van leraren door een viertal acties in het kader van de Rotterdamse leraren CAO4: Rotterdamse Lerarenbeurs, Rotterdampas, Erasmus Excellentie Leergang, Welkomstpremie en door het Innovatiefonds CityLab010 Onderwijs.

De gemeente organiseert de Erasmus Excellentie Leergang. De selectieprocedure van kandidaten wordt vormgegeven. De leergang maakt geen deel uit van deze beleidsregel.

Het Innovatiefonds CityLab010 is gemeentebreed en kent een apart onderdeel voor onderwijs. De informatie en wijze van aanvragen treft u aan op www.citylab010.nl

De gratis Rotterdampas is een faciliteit voor professionals in Rotterdam werkzaam als leraar, pedagogisch medewerker vve, onderwijsassistent of conciërge, en werkzaam is bij een publiek bekostigde onderwijsinstelling die valt onder de Wpo, Wvo, Wec of Web, of een instelling die uitvoering geeft aan de door de gemeente bekostigde vve, gevestigd in Rotterdam, en daar een vaste aanstelling heeft. Meer informatie treft u aan op

http://onderwijsbeleid010.nl/sites/onderwijsbeleid010.nl/files/files/factsheet%20leraren%20cao.pdf

De Rotterdamse Lerarenbeurs en de Welkomstpremie onderstaand in de beleidsregel opgenomen.

4.1 De Rotterdamse Lerarenbeurs

4.1.1 Doel

Het beste onderwijs in Rotterdam door het stimuleren van de professionalisering van individuele of samenwerkende leraren. De beurs heeft als doel dat leerlingen beter les krijgen en om de werknemers in het onderwijs of de vve, die bij de uitoefening van hun beroep direct bijdragen aan de bevordering van het leerproces bij peuters, leerlingen of studenten (hierna te noemen de leraar) te boeien en binden aan het uitoefenen van hun vak in Rotterdam, omdat zij zich daar verder kunnen ontwikkelen.

4.1.2 Kader en vormgeving

De Rotterdamse Lerarenbeurs is complementair aan de maatregelen die het bestuur van de school of instelling neemt om de medewerkers verder te professionaliseren. Deze beurs is tevens complementair aan de landelijke lerarenbeurs.

De Rotterdamse lerarenbeurs:

  • wordt ingezet voor een activiteit die een bijdrage levert aan de bekwaamheid van de medewerkers werkzaam in het onderwijs of de vve die bij de uitoefening van hun beroep direct bijdragen aan de bevordering van het leerproces bij peuters, leerlingen of studenten, zoals opgenomen in de Wet beroepen In het onderwijs (pedagogisch bekwaam, vakdidactisch bekwaam en vakinhoudelijk bekwaam). Op termijn zullen hier de Rotterdamse lerarenprofielen aan worden toegevoegd die in Rotterdam worden gemaakt.

  • kan verschillende vormen hebben, zoals het volgen van een studie of cursus, een coachingstraject of bijvoorbeeld een stage in het bedrijfsleven of een andere onderwijssector, maar kan ook samen met anderen worden ingezet voor een professionele leergemeenschap (peer-feedback). De beurs kan ook worden aangevraagd voor een onderzoeksproject binnen de eigen school of bovenschools met meerdere leraren.

  • is van toepassing op een professionaliseringsactiviteit die wordt aangevangen in het schooljaar 2016–2017.

  • is niet bedoeld voor leraren die een formele hogere of tweede bevoegdheid willen halen, omdat zij in eerste instantie gebruik kunnen maken van de landelijke lerarenbeurs. Alleen wanneer onderbouwd wordt beschreven dat een aanvrager niet voor een landelijke beurs in aanmerking komt, kan de Rotterdamse Lerarenbeurs hierin voorzien. De Rotterdamse Lerarenbeurs is complementair aan de landelijke Lerarenbeurs.

  • is niet bedoeld voor activiteiten die de school of het bestuur heeft georganiseerd. Deze vallen niet onder deze beurs.

  • kan in de periode 2016–2018 per leraar maar één keer worden verleend.

4.1.3 Voor wie is de subsidie bestemd

Voor de Rotterdamse Lerarenbeurs komt iedereen in aanmerking die:

  • werknemer is in het onderwijs of de vve en bij de uitoefening van zijn of haar beroep direct bijdraagt aan de bevordering van het leerproces bij peuters, leerlingen of studenten; en

  • werkzaam is bij een publiek bekostigde onderwijsinstelling die valt onder de Wpo, Wvo, Web, Wec, een instelling die uitvoering geeft aan de door de gemeente bekostigde vve, gevestigd in Rotterdam, pabo Thomas More, pabo InHolland vestiging Rotterdam, lerarenopleiding Hogeschool Rotterdam en pabo Hogeschool Rotterdam.

.

4.1.4 Hoogte Rotterdamse Lerarenbeurs

  • Uitgegaan wordt van een beursaanvraag van gemiddeld € 500 tot € 1.000. Aanvragen van individuele leraren bedragen maximaal € 2.000 per aanvraag, ook eventuele vervangingskosten moeten uit dit bedrag worden bekostigd.

  • Aanvragen van groepen leraren bedragen maximaal het veelvoud van € 2.000 per leraar die aantoonbaar onderdeel uitmaakt van de aanvraag, tot een maximum van € 10.000 per groepsaanvraag.

  • De beurs kan zowel benut worden om kosten te dekken voor de professionaliseringsactiviteit, als voor het compenseren van tijd (en vervanging) die nodig is om de professionaliseringsactiviteit uit te voeren. Voor dat laatste kan maximaal € 50 per te compenseren uur worden gerekend, voor maximaal een kwart van het aan te vragen bedrag.

  • Alle bedragen zijn inclusief btw.

 4.1.5 Beschikbaar budget en subsidieplafond

2016

Lerarenbeurs

€ 600.000

Bij overtekening zal toekenning geschieden op basis van inhoudelijke toetsing, waarbij de aanvragen worden getoetst in volgorde van binnenkomst. De toetsing stopt als het subsidieplafond is bereikt.

4.1.6 Aanvraag procedure

  • 1.

    Leraren schrijven een onderbouwing van hun aanvraag, voorzien van een advies en een handtekening van de schoolleiding of de direct leidinggevende. Daarvoor is een format ‘formulier aanmelding lerarenbeurs 2016’ te downloaden op www.rotterdam.nl/subsidiesonderwijsoverzicht en www.rotterdam.nl/lerarenbeurs.

  • 2.

    De aanvraag voor de lerarenbeurs kan gedurende de gehele subsidieperiode ingediend worden. De docent stuurt hiertoe een scan van een ondertekende print en een ongetekende digitale versie naar lerarenbeurs@rotterdam.nl. De docent stuurt ook gelijk een kopie naar de schoolleider die er verantwoordelijk voor is dat de aanvraag Rotterdamse Lerarenbeurs van de docent mee gaat met de aanvraag Leren Loont!

  • 3.

    Het schoolbestuur dient formeel de aanvragen collectief in, als onderdeel van de totale aanvraag. Het formele besluit is de integrale (wijzigings)beschikking die daarop volgt.

  • 4.

    In het format wordt de aanvrager verzocht aan te geven:

    • Naam, contactgegevens, school en locatie, leeftijd, opleidingsniveau

    • De ontwikkeldoelen die de aanvrager in het kader van de eigen professionalisering en bekwaamheid stelt en hoe die passen in de wet BIO.

    • De activiteiten die de aanvrager wil ondernemen om deze ontwikkeldoelen te realiseren en met welke partijen de aanvrager daarvoor afspraken maakt.

    • Op welke wijze de aanvrager de leeropbrengst gaat delen met collega’s en verwacht hoe die merkbaar is voor de leerlingen.

    • De onderbouwde begroting van deze activiteiten.

    • Welk bedrag het schoolbestuur inlegt uit het collectieve opleidingsbudget of hoe dat budget anderszins wordt ingezet (€ 500 of € 600 per leraar per jaar).

    • Het advies en de handtekening van de direct leidinggevende of schoolleider.

4.1.7 Beoordelingsprocedure aanvraag

  • 1.

    Vanaf 1 april neemt de gemeente de aanvragen in behandeling, in volgorde van binnenkomst op emailadres lerarenbeurs@rotterdam.nl . De gemeente neemt het besluit of de aanvraag wordt gehonoreerd. Het besluit wordt gebaseerd op het advies van een beoordelingscommissie die bestaat uit vertegenwoordigers van het onderwijs en de gemeente.

  • 2.

    De toewijzing staakt bij het bereiken van het subsidieplafond.

4.1.8 Beoordeling

De beoordeling richt zich primair op:

  • Het voldoen aan de formele randvoorwaarden die aan een aanvraag voor een lerarenbeurs zijn gesteld.

  • De consistentie van de relatie tussen professionaliseringswens, daar op gerichte activiteiten en de beoogde resultaten.

  • De mate waarin de leeropbrengst wordt gedeeld met collega’s en merkbaar wordt voor de leerlingen.

4.1.9 Toekenning

De gemeente zal binnen 6 weken na ontvangst van de aanvraag aan de kandidaten en schoolbesturen bekend maken welke aanvragen zijn gehonoreerd. De beurs wordt via het schoolbestuur verstrekt, geoormerkt per school, en per leraar. Wanneer een aanvraag wordt toegekend, stemt de aanvrager ermee in om mee te werken aan een evaluatieonderzoek naar uitvoering en resultaten van de Lerarenbeurs.

4.1.10 Restitutie

De aanvrager gaat, met het accepteren van de beurs, ermee akkoord om het gehele bedrag terug te betalen aan het schoolbestuur als hij of zij de opleiding of het traject niet afmaakt, desgevraagd geen rekenschap geeft van wat met de beurs is gedaan, of besluit om binnen een jaar het Rotterdamse onderwijs te verlaten. De gemeente zal in zo’n geval dit bedrag van het schoolbestuur terugvorderen bij de vaststelling van de integrale beschikking.

4.1.11 Verantwoording

De aanvragers worden gevraagd, na afronding van de lerarenbeurs, hun aanpak en professionaliseringswinst te delen met het schoolteam. Voor de verantwoording wordt een beknopt format opgesteld.

4.2 De Welkomstpremie

4.2.1 Doel

Het beste onderwijs in Rotterdam door het aantrekken van specifieke categorieën leraren aan wie (in Rotterdam) het grootste tekort is. Om leraren naar Rotterdam te trekken, stelt de gemeente de welkomstpremie beschikbaar. De premie heeft als doel om leraren, die voor een keuze staan tussen gaan lesgeven op een school in Rotterdam of elders, over de streep te trekken en te laten kiezen voor Rotterdam. De welkomstpremie onderstreept ook het belang dat Rotterdam hecht aan bevoegde docenten.

4.2.2 Kader

De welkomstpremie:

  • is een eenmalige premie.

  • geldt voor leraren die werkzaam zijn bij een publiek bekostigde onderwijsinstelling die valt onder de Wpo, Wvo, Wec, nog niet in Rotterdam lesgeven en vanaf schooljaar 2016–2017 voor het eerst op een Rotterdamse school les gaan geven.

  • wordt via het schoolbestuur uitgekeerd op het moment dat de leraar een vast contract krijgt (na één jaar tijdelijke aanstelling).

  • bedraagt € 5.000 (bruto) bij een voltijds-aanstelling en wordt berekend naar rato van de werktijdfactor op een Rotterdamse school of vestiging.

  • dient volledig door de ontvanger te worden terugbetaald als hij/zij het Rotterdams onderwijs op eigen initiatief binnen drie jaar verlaat. Die termijn omvat de totale tijd dat hij/zij op een Rotterdamse locatie heeft lesgegeven, dus inclusief de periode voor het vaste contract. Ook de overstap naar een andere school in Rotterdam telt in deze termijn mee.

4.2.3 Voor wie is dit bedoeld

Met inachtneming van het bovenstaande komen voor de welkomstpremie de volgende categorieën in aanmerking:

  • leraren op basisscholen, met lesbevoegdheid en een afgeronde academische opleiding (universitaire master), ongeacht het vak; en

  • leraren in het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs met een lesbevoegdheid ongeacht het vak; en

  • leraren met lesbevoegdheid in de volgende tekortvakken en daarin lesgeven: eerste- en tweedegraads wiskunde, scheikunde en natuurkunde; alsmede eerstegraads biologie en Duits.

De premie geldt niet voor alle andere gevallen, zoals leraren die van de ene naar de andere Rotterdamse school overstappen of leraren die weliswaar al op een Rotterdame school werken, maar nu pas de vereiste lesbevoegdheid hebben gehaald.

4.2.4 Beschikbaar budget

2016

De welkomstpremie

€ 200.000

4.2.5 Financiering

Dit is een subsidie die wordt aangevraagd door de schoolbesturen en door de gemeente wordt toegekend in de integrale beschikking.

Omdat het gaat om leraren die vanaf schooljaar 2016–2017 in Rotterdam beginnen, zullen de uitkeringen vooral pas worden uitgekeerd in schooljaar 2017–2018, wegens de vereiste van een vast contract na één jaar. Leraren die vanaf schooljaar 2016–2017 in Rotterdam starten en daarin hun vaste contract meenemen, bijvoorbeeld omdat zij voor hetzelfde bestuur blijven werken, maar nu binnen de gemeentegrenzen van Rotterdam, komen datzelfde schooljaar al voor de welkomstpremie in aanmerking.

4.2.6 Aanvraagprocedure

  • De welkomstpremie wordt namens de leraar bij de gemeente aangevraagd door het schoolbestuur, en toegekend als onderdeel van de integrale beschikking. Daarvoor geeft het bestuur in de aanvraag de naam, het vak, de werktijdfactor en de contactgegevens op van degenen die voor de welkomstpremie in aanmerking komen.

  • De schoolbesturen geven in de aanvraag tevens per vestiging een prognose van het aantal te verwachten welkomstpremies in het komende twee schooljaren. Op basis hiervan worden de subsidieplafonds bepaald voor de overige CAO-maatregelen voor komende jaren.

4.2.7 Verantwoording

De schoolbesturen leggen verantwoording af over de daadwerkelijke uitkering van de welkomstpremies in de jaarlijkse subsidieverantwoording.

In geval de ontvanger van de welkomstpremie eerder dan drie jaar het Rotterdams onderwijs verlaat, moet het schoolbestuur het premiebedrag terugbetalen aan de gemeente. Het schoolbestuur is verantwoordelijk voor het verhalen van het bedrag op de betreffende vertrekkende docent.

5 Bijlagen

5.1 Bijlage 1 Voorbeelden binnen Nationaal Programma Rotterdam Zuid

Het NPRZ heeft als doel om in 2030 het gemiddelde van de vier grote steden te evenaren. De aanpak concentreert zich op drie pijlers: school, werk en wonen. Alle scholen in Rotterdam Zuid nemen deel aan de aanpak voor de pijler school. Deze pijler kent twee subpijlers: Kiezen voor vakmanschap in de zorg en de techniek en de Children’s Zone.

De scholen in Rotterdam Zuid (de gebieden Charlois, IJsselmonde en Feijenoord), maken onderdeel uit van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ). In de Onderwijstafel van het NPRZ hebben de schoolbesturen afspraken gemaakt over de implementatie van loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) in het curriculum van alle scholen in Rotterdam Zuid en er zijn afspraken gemaakt over activiteiten die in de Childrens Zone gaan plaatsvinden. Wij lichten hieronder toe wat van scholen in het kader van het NPRZ verwacht wordt in schooljaar in 2016/2017.

Kiezen voor vakmanschap in de zorg en de techniek

De aanpak onder deze noemer betreft een programma voor loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB)De LOB-aanpak in Rotterdam Zuid heeft als doelen het aantal voortijdig schoolverlaters te verminderen en ervoor te zorgen dat vanaf 2020 50% van de mbo-leerlingen een keuze maakt voor een opleiding en een werkcarrière in de zorg (15%), haven of techniek (35%). Zorg en Techniek zijn de sectoren met relatief hoge mbo-salarissen en waar in de toekomst werk voorhanden is. Werkgevers bieden hiervoor in het kader van het Nationaal Programma ook carrièrestartgaranties en vaak ook aanverwante faciliteiten als begeleiding aan. Met loopbaanoriëntatie en -begeleiding krijgen leerlingen inzicht in hun talenten en in hun passies, en krijgen zij ook zicht op kansrijke opleidingen en beroepen. De leerlingen die vanaf 2020 een mbo-opleiding kiezen, zitten in schooljaar 2016/17 in groep 8 en lager.

Er is een overzicht gemaakt van laagdrempelige en beschikbare activiteiten en instrumenten die de scholen implementeren. De activiteiten en instrumenten zijn ondergebracht in vier thema’s.

De Onderwijstafel van NPRZ heeft afgesproken dat alle scholen in Rotterdam Zuid participeren, dus ook de scholen buiten de zeven focuswijken.

Het gaat om de volgende activiteiten en instrumenten:

thema:

– activiteiten en instrumenten:

Ontdekken en ervaren.

Leerlingen maken op een praktische manier kennis met studierichtingen en beroepen in de zorg, haven en techniek. Ze gaan op excursie naar de haven, doen bliksemstages, experimenteren bij evenementen of in workshops en gaan proefstuderen op het mbo of hbo. De leerling krijgt de ruimte om te ontdekken wat hij leuk vindt, te ontdekken waar hij aanleg voor heeft en actueel beeld te vormen van kansrijke beroepen.

Havenexcursies (po, vo)

Voorlichtingsprogramma’s en -evenementen over opleidingen en arbeidsmogelijkheden in de zorg, haven en techniek (po, vo, mbo)

Technieklessen en -workshops (po)

Bedrijfsbezoeken en ministages (po, vo)

Proefstuderen (bovenbouw vo)

Reflecteren & kiezen

Reflecteren op wat ze hebben meegemaakt helpt leerlingen om bewust keuzes te maken. Via werkstukken of andere opdrachten verwerken ze opgedane ervaringen en ontwikkelen ze inzicht in hun talenten en motivatie. Elk verslag komt in een persoonlijk digitaal talentportfolio. Daarin houdt de leerling ook bij welke competenties hij heeft ontwikkeld.

Werken met een digitaal talentportfolio (po, vo en mbo)

Loopbaangesprekken met leerlingen (po, vo en mbo)

Professionalisering docenten en mentoren

Docenten, mentoren en studieloopbaanbegeleiders in het po, vo en mbo leren praktische handreikingen om LOB in hun lessen op te nemen. Basisscholen implementeren een techniekcurriculum. Docenten krijgen zelf techniekonderwijs. Ook volgen zij trainingen loopbaangespreksvoering.

Ontwikkelen en implementeren van een techniekcurriculum (po)

Training loopbaangespreksvoering (po, vo, mbo)

Opleiden voor Zuid

Leerlingen ondervinden tijdens hun schoolloopbaan wat goed werknemerschap inhoudt. Behalve vakkennis ontwikkelen ze een gedreven, betrouwbare werkhouding. Werkgevers uit de regio hebben daardoor vertrouwen in de leerlingen van Rotterdam Zuid en geven carrièrestartgaranties af. Onder duidelijke voorwaarden kan een leerling na succesvolle afronding van één van de geselecteerde mbo-opleidingen starten bij één van de aangesloten bedrijven.

Voorlichting over opleidingen met een carrièrestartgarantie en deelname aan evenement over deze opleidingen (bovenbouw vo)

Ontwikkeling werknemersvaardigheden (po, vo, mbo)

Sollicitatietrainingen (vo, mbo)

Scholen zoeken bij alle activiteiten steeds de samenwerking met ouders om hun betrokkenheid bij de loopbaan van hun kind te versterken.

Meer informatie en ondersteuning

Het overzicht van LOB-activiteiten en instrumenten is opgenomen in het Uitvoeringsplan NPRZ 2015 – 2018. Het programma met een toelichting op de aanpak is ook beschreven in de brochure Gaan voor een baan! die is te downloaden via http://www.rotterdam.nl/kiezenvoorvakmanschapindezorgentechniek. U kunt de brochure met voorbeelden van aanbieders per onderdeel ook opvragen bij de projectleider LOB NPRZ, Frank Schutte: 06 1170 2390 en frank.schutte@urbia.nl.

De projectleider kan u helpen met het opstellen van uw jaarplan voor het onderdeel Kiezen voor vakmanschap in de zorg en de techniek en kan u op weg helpen met de implementatie van de activiteiten. U kunt zich natuurlijk ook wenden tot de vertegenwoordiger van uw bestuur in de Werkgroep Loopbaanoriëntatie NPRZ.

Children’s Zone (CZ)

De Children’s Zone is een integrale benadering die vanuit de drie leefwerelden van het kind (school, thuis en vrije tijd) werkt naar maximale leerprestaties van de kinderen op weg naar een succesvolle toekomst. Doel hierbij is meer geslaagden voor havo (24%) en vwo (15%). Prioritaire thema’s in de aanpak zijn: extra leertijd, professionalisering, samenwerking scholen onderling en met partijen in de wijk, de doorlopende leerlijn en Ouders en onderwijsondersteuning.

In de Rotterdamse Children’s Zone zijn 32 po-scholen betrokken verdeeld over de 7 Focuswijken (Feijenoord, Hillesluis, Bloemhof, Afrikaanderwijk, Oud Charlois, Carnisse en Tarwewijk) plus de 25 vo-scholen in het NPRZ gebied. Buiten de focuswijken zijn er nog 26 po-scholen op Zuid. Ook daar is deels vergelijkbare problematiek te vinden. Waar nodig kunnen de scholen (binnen de beschikbare budgetten) een vergelijkbare aanpak invoeren als in de focuswijken.

De schoolbesturen hebben met elkaar afgesproken dat elke school in de Children’s Zone in haar schoolplannen en bij de uitvoering daarvan aandacht besteedt aan een aantal (prioritaire) onderwerpen.

Het gaat om de volgende activiteiten en instrumenten.

thema:

activiteiten en instrumenten:

Extra lestijd.

Scholen en schoolbesturen ontwikkelen een aanpak voor kwantitatief en kwalitatief voldoende extra leertijd in de Children’s Zone, die op een transparante wijze kan bijdragen aan de verbetering van de onderwijsresultaten.

Mede op basis van de aanbevelingen van Beter Presteren van 2014 bepalen de scholen doelgericht hoe ze de extra lessen effectief gaan invullen, teneinde de bijdrage aan de verbetering van de onderwijsresultaten te optimaliseren.

De scholen zijn vrij om de invulling van de uren te kiezen (taal, rekenen, huiswerkuren, LOB, sport, cultuur, etc.).

Over de omvang van de extra leertijd verwijzen we naar paragraaf 1.5.

Ouders en onderwijsondersteuning

De thuisbasis van kinderen draagt nagenoeg voor 50% bij aan de schoolprestatie. In de Children’s Zone zijn hiervoor afspraken gemaakt met de wijkteams. Er is capaciteit voor 25% van de kinderen per school per jaar waarbij 1/3 probleemgericht maar ook 1/3 preventief en 1/3 kansgericht.

Dit krijgt o.a. inhoud door het gebruik van frontlijnmethodes als integrale intake hele gezin op alle leefvelden en het programma ‘Samen Leren’.

Daarnaast is er voor ouders ruimte om via of op school te werken aan onderwijsondersteunende vaardigheden.

Voldoende aanmeldingen van kinderen.

Begeleiding/stimulering van de scholen om de ouderbetrokkenheid op wederkerige basis te gaan vorm geven en daarbij ook oudertrainingen aan te bieden.

Professionalisering docenten en mentoren

De afspraak is dat alle docenten en schoolleiders in de Children’s Zone zich jaarlijks bekwamen en zich daarbij vooral richten op de vijf thema’s die vanuit de scholen zijn aangedragen. Dit zijn: Taal & woordenschat, Pedagogisch tact, Ouderbetrokkenheid, Loopbaanoriëntatie & techniek en Passie & gedrevenheid.

Mogelijke activiteiten waaraan docenten en schoolleiders Zuid breed reeds kunnen deelnemen zijn Passie op Zuid en po-vo netwerken op de verschillende thema’s.

Voor de afspraken verwijzen we naar paragraaf 1.5.

Doorlopende leerlijn

Rotterdam breed is afgesproken dat elk kind wordt overgedragen (digitaal via OT: Onderwijs Transparant op basis van de plaatsingswijzer). Op Zuid gebeurt dit bij voorkeur warm bijvoorbeeld via de overdrachtsdagen in coalitieverband.

Daarnaast wordt gestreefd om elk po-leerling structureel kennis te laten maken met het vo. Dit kan bv in de extra leertijd met docenten uit het VO, deelname aan pre-gymnasium klassen, talentklassen en perspectiefklassen.

Elke leerling wordt persoonlijk en met goede toelichting overgedragen naar het vo. po -scholen en vo-scholen maken (mede in het kader van de plaatsingswijzer) goede afspraken over de overstap. Leerlingen worden in staat gesteld in een vroeg stadium kennis te maken met het vo.

Samenwerking scholen onderling en met partijen in de wijk

Het is van belang te komen tot een zinvol buitenschools programma voor kinderen per wijk, waarbij scholen en welzijnspartijen elkaar aanvullen en ieder zich richt op zijn core business. Scholen en welzijnspartijen werken (in principe in coalitieverband) samen op basis van een pedagogische visie per wijk.

In het kader van dat buitenschools programma worden jongeren ook gestimuleerd om lid te worden van een sportvereniging en wordt er voor gezorgd dat sportverenigingen (m.n. pedagogisch) ondersteund kunnen worden (bijv. vanuit Sportsupport). Naast sport levert ook cultuureducatie binnen de wijk een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de kinderen.

Per focuswijk tussen de coalities van scholen en de begunstigde welzijnspartijen komen tot een zinvol buitenschools programma (gericht vanuit het Nieuwe Rotterdamse Welzijnswerk) dat aansluit op wat de scholen in de wijk voor de jongeren én hun ouders bieden.

Meer informatie en ondersteuning

Het overzicht van CZ-activiteiten en instrumenten is opgenomen in het Uitvoeringsplan NPRZ 2015 – 2018.

U kunt voor het thema professionalisering de projectleider NPRZ, Annet Dries, benaderen: 06 8322 4536 en annet@annetdries.nl

U kunt zich natuurlijk ook wenden tot de vertegenwoordiger van uw bestuur in de Werkgroep Children’s Zone NPRZ.

De projectleider kan u helpen met het opstellen van uw jaarplan voor het onderdeel professionalisering en kan u op weg helpen met de implementatie van de activiteiten.

Tevens kunt u de schoolcontactpersoon van de gemeente benaderen voor verdere informatie.

Contactpersoon NPRZ: Astrid Kroos, 06 5324 8864 en a.kroos@rotterdam.nl

5.2 Bijlage 2 Uitleg berekening subsidiebedragen schoolontwikkelbudget

De berekeningssystematiek is dezelfde als die in het schooljaar 2015–2016 is toegepast.

Gebruikte bronbestanden

Basisbestanden van DUO: data.duo.nl

Primair onderwijs, leerlingen

  • 01. Leerlingen basisonderwijs naar leerlinggewicht en per vestiging het schoolgewicht en impulsgebied

  • 06. Leerlingen speciaal (basis)onderwijs naar onderwijssoort

Voortgezet onderwijs, leerlingen

  • 01. Leerlingen per vestiging naar onderwijstype, lwoo-indicatie, sector, afdeling, opleiding

  • 02. Leerlingen per vestiging naar postcode leerling en leerjaar

Overige bestanden

  • Wetten.overheid.nl: Van de Regeling Leerplusarrangement vo, Nieuwkomers vo en eerste opvang Vreemdelingen 2009 de meest recente bijlage 5: Lijst met postcodes van de armoedeprobleemcumulatiegebieden.

  • Overzicht van scholen in de Children’s Zone

  • Beschikbare bedragen gesplitst naar po, vo, po Children’s Zone en vo Children’s Zone. Deze bedragen bestaan uit de volgende onderdelen: leertijduitbreiding, vakantiescholen en schakelklassen. Bedragen voor schakelklassen eerste opvang nieuwkomers worden apart beschikt.

Uitgangspunten voor berekening

  • In de berekeningen wordt voor het begrip school steeds uitgegaan van officiële vestigingen van DUO, de hoofd- of nevenvestigingen (aangeduid met het 4-cijferige brin-nummer plus het 2-cijferige volgnummer). In enkele gevallen worden op zichzelf staande dislocaties als school aangemerkt, mits dit tijdig door het bestuur kenbaar is gemaakt.

  • Zes-cijferig brin-nummer. Voor de bestanden van DUO moet het brin-nummer en vestigingsnummer eerst samengevoegd worden.

  • Het aantal leerlingen op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan de aanvraag is bepalend. In de berekeningen worden vier hoofdgroepen onderscheiden namelijk: primair onderwijs buiten de Children’s Zone (po), primair onderwijs binnen de Children’s Zone (pocz), voortgezet onderwijs buiten de Children’s Zone (vo) en voortgezet onderwijs binnen de Children’s Zone (vocz). De sbo-scholen zijn meegerekend bij de scholen voor primair onderwijs.

  • De so/vso scholen worden 50%/50% verdeeld over so en vso.

  • De scholen en leerlingen worden aan de vier hoofdgroepen toegedeeld.

  • Het schoolgewicht van alle po scholen binnen en buiten de Children’s Zone wordt opgeteld, de sbo-scholen hebben geen schoolgewicht dus de waarde nul.

  • Het aantal leerlingen per schoolvestiging en het deel van die leerlingen dat woont in een APC-gebied wordt voor het vo bepaald op basis van de leerlingen per schoolvestiging (bronbestand vo 01) en de lijst met postcodes van armoedeprobleemcumulatiegebieden (APC-gebieden) (de bovengenoemde bijlage 5).

  • Het aantal leerlingen dat een opleiding in het vmbo, lwoo en praktijkonderwijs volgt, wordt voor het vo bepaald op basis van de leerlingen per schoolvestiging (bronbestand vo 01). De leerlingen in een gemengde opleiding havo/vwo/vmbo zijn voor 50%/50% verdeeld over havo/vwo en vmbo.

Beschikbare bedragen

De beschikbare middelen per schooljaar voor schoolontwikkeling zoals genoemd in de beleidsregel bestaan uit de volgende onderdelen: leertijduitbreiding, vakantiescholen en schakelklassen (exclusief eerste opvang nieuwkomers) en loopbaanoriëntatie (lob) in de Children’s Zone.

In de beleidsregel zijn deze beschikbare middelen onderverdeeld naar de vier hoofdgroepen van po en vo binnen en buiten de Children’s Zone (zie onderstaande tabel). Ook de middelen voor de so en vso scholen worden hieruit bekostigd. Deze scholen kunnen maximaal € 10.000 subsidie per vestiging krijgen. De te verdelen middelen voor po en vo worden berekend door het totale budget te verminderen met € 10.000 per schoolvestiging so en vso per hoofdgroep (zie onderstaande tabel).

Hoofdgroepen

Totaal beschikbare budget

Aantal bepaalde so en vso schoolvestigingen per hoofdgroep

Gecorrigeerde beschikbare budget po en vo (excl. so en vso)

vo

€   4.200.000

12

€   4.080.000

vocz

€   2.900.000

1,5

€   2.895.000

po

€ 13.700.000

14

€ 13.560.000

pocz

€   7.100.000

0,5

€   7.095.000

Berekening schoolontwikkelingsbudget per leerling

Het maximale beschikbare schoolontwikkelbudget per schoolvestiging wordt jaarlijks berekend aan de hand van het totaal beschikbare budget (zie bovenstaande toelichting) en het aantal leerlingen (teldatum 1 oktober van het jaar voorafgaand aan schooljaar) op die vestiging. Om deze berekening te kunnen uitvoeren wordt eerst een bedrag per leerling uitgerekend. De jaarlijkse berekening voor het bedrag per leerling gaat als volgt, zie onderstaande.

Voor de schoolvestigingen buiten de Children’s Zone (po):

Het bedrag per leerling wordt berekend op basis van het leerlingaantal en het schoolgewicht. De berekening is als volgt:

Het bedrag per leerling po =

(totale beschikbare gecorrigeerde bedrag voor hoofdgroep po) gedeeld door

(totaal aantal leerlingen hoofdgroep po + 5 maal schoolgewicht scholen hoofdgroep po)

Voor de schoolvestigingen in de Children’s Zone (pocz):

Ook hier wordt het bedrag per leerling berekend op basis van het leerlingaantal en het schoolgewicht met één uitzondering. Uitgangspunt voor deze leerlingen is dat alle leerlingen in de groepen 3 tot en met 8 tenminste zes uur leertijduitbreiding (LTU) moeten kunnen organiseren. Het totaal hiervoor benodigde budget wordt eerst in mindering gebracht op het beschikbare budget voor de groep pocz. Vervolgens wordt voor het resterende bedrag op vergelijkbare wijze als voor po het bedrag per leerling berekend.

Het benodigde subsidiebedrag voor de zes uur gaat per schoolvestiging op dezelfde wijze als in de beleidsregel 2014–2015. Er wordt gerekend met 40 schoolweken per jaar: dus (6/8 van het totaal aantal leerlingen van de schoolvestiging) maal (6 uur LTU) maal (40 weken). Het maximaal beschikbare budget voor de uitkomst van deze urenberekening per schoolvestiging wordt aan de hand van de volgende staffel berekend:

– voor de eerste 21.840 uren

– € 4,40 per leerlinguur;

– voor de volgende 21.840 uren (dus het aantal boven de 21.840 uur)

– € 3,70 per leerlinguur;

– voor de resterende uren (dus het aantal boven 43.680 uur)

– € 3,00 per leerlinguur.

De uitkomsten per schoolvesting worden vervolgens getotaliseerd afgetrokken van het beschikbare budget pocz. Het restbedrag wordt gebruikt voor de berekening van het bedrag per leerling.

Het bedrag per leerling wordt berekend op basis van genoemd restbedrag, het leerlingaantal en het schoolgewicht. De berekening is als volgt:

Het bedrag per leerling pocz =

(totale beschikbare gecorrigeerde bedrag voor hoofdgroep pocz min bedrag voor de zes uur LTU) gedeeld door

(totaal aantal leerlingen hoofdgroep pocz + 5 maal schoolgewicht scholen hoofdgroep pocz)

Voor de schoolvestigingen buiten de Children’s Zone (vo):

Van het totaal beschikbare budget wordt 30% specifiek beschikbaar gesteld aan de leerlingen in het vmbo, lwoo en praktijkonderwijs.

Het bedrag per leerling vmbo, lwoo en pro =

(30% van totale beschikbare gecorrigeerde bedrag voor hoofdgroep vo) gedeeld door

(aantal leerlingen vmbo, lwoo en pro hoofdgroep vo)

Het resterende bedrag wordt over alle leerlingen (van praktijkonderwijs tot gymnasium) voortgezet onderwijs buiten de Children’s Zone verdeeld. Het bedrag per leerling wordt bepaald op basis van het beschikbare gecorrigeerde vo-budget, het leerlingaantal op de betreffende schoolvestigingen en het aantal leerlingen dat daarvan woont in een APC-gebied. De berekening is als volgt:

Het bedrag per leerling vo =

(totale beschikbare gecorrigeerde bedrag voor hoofdgroep vo min bedrag voor vmbo, lwoo en praktijkonderwijs) gedeeld door

(totaal aantal leerlingen hoofdgroep vo + 10 maal aantal leerlingen uit APC-gebieden)

Voor de schoolvestigingen in de Children’s Zone (vocz):

Van het totaal beschikbare budget wordt 30% specifiek beschikbaar gesteld aan de leerlingen in het vmbo, lwoo en praktijkonderwijs.

Het bedrag per leerling vmbo, lwoo en pro =

(30% van totale beschikbare gecorrigeerde bedrag voor hoofdgroep vocz) gedeeld door

(aantal leerlingen vmbo, lwoo en pro hoofdgroep vocz)

Het resterende bedrag wordt over alle leerlingen (van praktijkonderwijs tot gymnasium) voortgezet onderwijs binnen de Children’s Zone verdeeld. Het bedrag per leerling wordt bepaald op basis van het beschikbare gecorrigeerde vo-budget, het leerlingaantal op de betreffende schoolvestigingen en het aantal leerlingen dat daarvan woont in een APC-gebied. De berekening is als volgt:

Het bedrag per leerling vo =

(totale beschikbare gecorrigeerde bedrag voor hoofdgroep vocz min bedrag voor vmbo, lwoo en praktijkonderwijs) gedeeld door

(totaal aantal leerlingen hoofdgroep vocz + 10 maal aantal leerlingen uit APC gebieden)

De berekening schoolontwikkelbudget per schoolvestiging (per 6-cijferig brin-nummer)

Voor so, vso en so/vso scholen:

€ 10.000 per schoolvestiging

Voor de hoofdgroep po (po plus sbo):

Formule voor buiten CZ (leerlingbedrag po) x (aantal leerlingen + (5 X vestigingsgewicht));

Formule voor binnen CZ: (leerlingbedrag pocz) x (aantal leerlingen + (5 X het vestigingsgewicht)) + (berekend bedrag op basis van ( ¾ aantal leerlingen X 40 weken X zes uur ) ).

Voor de hoofdgroep vo:

  • Formule voor buiten CZ: (leerlingbedrag vo) X ( aantal leerlingen + (10 X het aantal APC-leerlingen)) + (leerlingbedrag vmbo, lwoo en praktijkonderwijs) X (aantal leerlingen vmbo, lwoo en praktijkonderwijs);

  • Formule voor binnen CZ: (leerlingbedrag vocz) x (aantal leerlingen + (10 X het aantal APC-leerlingen)) + (leerlingbedrag vmbo, lwoo en praktijkonderwijs vocz) X (aantal leerlingen vmbo, lwoo en praktijkonderwijs).

5.3 Bijlage 3 Verantwoording Leren Loont!

De aanvraag per schoolbestuur bevat een totaalbedrag, een begroting op schoolniveau en een beschrijving van de activiteiten (uitvoeringsplan) die het schoolbestuur wil gaan uitvoeren met hun scholen. De afzonderlijke schoolplannen met bijbehorende begroting per school zijn de verdere detaillering. In de aanvraag wordt aangegeven hoe de kosten in het kader van Leren Loont! begroot worden.

Bij de subsidieverlening door de gemeente, wordt er op basis van de aanvraag en de (per school beschikbare) schoolplannen een bedrag toegekend. Bij de jaarlijkse vaststelling maken de schoolbesturen inzichtelijk op bestuursniveau hoe de realisatie van de beschikbare middelen is verlopen en welke resultaten zijn gehaald. Bij de vaststelling wordt aan de subsidieaccountant een oordeel gevraagd over de besteding van de financiële middelen conform artikel 14 lid 2 b en lid 4 d SVR2014 en de daarbij behorende controleverklaring ten opzichte van de beschikking. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • De inhoudelijke verantwoording geeft inzicht, voor gemeente, in de behaalde resultaten en geeft een analyse van de relatie tussen de uitgevoerde activiteiten en de resultaten.

  • De accountant heeft geen rol in de beoordeling van de behaalde resultaten.

  • Het accountantsproduct heeft betrekking op de financiële verantwoording. Hierbij is het aangrijpingspunt de schoolbestuurlijke begroting die bij de subsidieaanvraag is gevoegd, daar waar het gaat over de inzet voor Leren Loont!. In de subsidie verleningsbeschikking wordt verwezen naar de uitvoering van de activiteiten zoals op genomen in de schoolbestuurlijke aanvraag en de onderliggende schoolplannen. In ieder schoolplan is ook een begroting voor het gedeelte Leren Loont! opgenomen. De accountant controleert niet of de activiteiten tot bepaalde resultaten hebben geleid maar of de kosten hiervoor goed zijn geboekt conform begroting. Bijvoorbeeld Leertijduitbreiding: De accountant toetst (door middel van een steekproef) of de geboekte kosten enerzijds zijn te herleiden naar de begroting en anderzijds of de feitelijke kosten juist zijn geboekt (bijvoorbeeld inzet via rooster, normjaartaak, of iets dergelijks).

  • De schoolbestuurlijke begroting is voor het gedeelte Leren Loont! gebaseerd op de begrotingen van de onderliggende scholen. Verder kan het zo zijn dat het bestuur bovenschoolse zaken in de begroting heeft opgenomen. Overhead is een voorbeeld hiervan dat, in principe gespecificeerd naar onderdelen, als bovenschools in de begroting terug kan komen.

  • De mate van zekerheid van de controleverklaring is afhankelijk van de hoogte van de totale subsidie. Dit wordt in de verleningsbeschikking opgenomen en is ook terug te lezen in de toelichting op de SVR 2014.

  • Er kan niet (vooraf) gewerkt worden met een uniform en vast percentage voor overheadkosten; maar overheadkosten mogen wel meegenomen worden als kosten voor een gesubsidieerd project. De overheadkosten worden berekend conform de geldende systematiek binnen de onderwijsinstelling en ingediende begroting van het subsidieproject.

  • Bij de verantwoording van de loonkosten gaat het om de werkelijke kosten inclusief werkgeverslasten (premies sociale verzekeringen en pensioen) en een eventuele daarbij behorende werkelijke (in)directe opslag. Hierbij kan worden gedacht aan een opslag voor vervangingskosten en Duurzame Inzetbaarheid.

  • In geval van lesgeven, kan ook voorbereidingstijd en tijd voor nawerk meegenomen worden.

  • De gemeente Rotterdam vereist geen specifieke verantwoordingswijze van de bestede uren. De verantwoordingswijze van de bestede uren wordt door het schoolbestuur in overleg met de accountant vastgesteld. De accountant controleert deze verantwoordingswijze van de bestede uren, met in achtneming van zijn (accountants)voorschriften en professional judgement. Het verantwoorden van de bestede uren middels een jaartaakformulier van docenten of onderwijsondersteunend personeel kan hiervan een voorbeeld zijn.

  • Betalingen aan externen (materiële kosten) dienen met facturen onderbouwd te worden.

  • Vooraf worden de kosten opgenomen in de begroting.

  • In de begroting en dus ook in de financiële verantwoording blijkt duidelijk dat de middelen worden ingezet voor de specifieke doelen die passen in Leren Loont! en de aanvraag/het ingediende plan van de school.

  • Wanneer de accountant een verklaring heeft afgegeven, zullen aangaande zijn constateringen geen vragen gesteld worden of achterliggende documenten opgevraagd worden door de gemeente.

Overig

  • De financiële verantwoording kan per schooljaar of per kalenderjaar. Dit is aan het schoolbestuur, maar moet passen bij de afspraken. In de verleningsbeschikking worden de betreffende afspraken opgenomen;

  • Een accountantsproduct over het jaarverslag van het schoolbestuur voldoet niet geheel voor de financiële verantwoording voor Leren Loont!. De accountant moet een aparte verklaring afgeven voor Leren Loont!

  • Daar waar genoemde kaders onvoldoende duidelijkheid bieden voor de controlerend accountant en/of het schoolbestuur, kan een gesprek met de gemeente worden aangevraagd. In dit gesprek kunnen verdere aanscherpingen/afspraken op maat en daarmee voor het betreffende schoolbestuur geldend worden gemaakt.

Dit gemeenteblad 2016, nummer 178, is uitgegeven op 27 oktober 2016 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)


Noot
1

In het bestuur van het NPRZ zitten naast de gemeente onder andere ook de schoolbesturen. Het uitvoeringsplan is voor vaststelling door het bestuur NPRZ tevens geaccordeerd in B&W en de gemeenteraad is op 30 januari 2015 geïnformeerd over het uitvoeringsplan (kenmerk 15BB175).