Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent de rekenkamer (Verordening Rekenkamer Rotterdam)

Geldend van 01-04-2021 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent de rekenkamer (Verordening Rekenkamer Rotterdam)

De Raad van de gemeente Rotterdam,

gelezen het (herziene) voorstel van het presidium van 11 maart 2021 (raadsvoorstel nr. 21bb3248); (raadsstuk 21bb003451);

gelet op hoofdstuk IVa van de Gemeentewet;

overwegende dat:

  • -

    op 1 januari 2020 de Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren in werking is getreden;

  • -

    de Rekenkamer Rotterdam een zelfstandig orgaan is;

  • -

    regelgeving voor het personeel van de gemeente Rotterdam ook van toepassing is voor medewerkers van het bureau van de Rekenkamer Rotterdam;

  • -

    het noodzakelijk is de Verordening Rekenkamer Rotterdam te actualiseren;

besluit:

Paragraaf 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    Rekenkamer Rotterdam: de organisatie ex artikel 81a tot en met 81k van de Gemeentewet;

  • -

    orgaan: ieder bevoegd orgaan van de gemeente Rotterdam;

  • -

    dienst: een gemeentelijke dienst, een gemeentelijk bedrijf, een kostenplaats of fonds;

  • -

    directeur: de directeur van de Rekenkamer Rotterdam;

  • -

    presidium: vertegenwoordiging vanuit de gemeenteraad zoals omschreven in artikel 10 van het Reglement van de Orde voor de vergaderingen van de raad 2018.

Artikel 2 Rekenkamer Rotterdam

  • 1. Er is een Rekenkamer Rotterdam.

  • 2. De Rekenkamer Rotterdam heeft één lid, dat wordt aangeduid met de titel ‘directeur van de Rekenkamer Rotterdam’, en één plaatsvervangend lid, dat wordt aangeduid met de titel ‘plaatsvervangend directeur van de Rekenkamer Rotterdam’.

  • 3. Bij langdurige afwezigheid van de directeur treedt de plaatsvervangend directeur in zijn plaats.

  • 4. De artikelen van deze verordening zijn op de plaatsvervangend directeur van de Rekenkamer Rotterdam van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De directeur is niet ondergeschikt aan enig orgaan.

  • 6. De directeur is geen ambtenaar in de zin van de Ambtenarenwet 2017.

Artikel 3 Benoeming directeur en plaatsvervangend directeur

  • 1. Benoeming vindt slechts plaats nadat ten aanzien van de kandidaat-directeur of kandidaat-plaatsvervangend directeur een verklaring omtrent het gedrag is afgegeven als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

  • 2. De raad besluit ten minste zes maanden voor afloop van de benoemingsperiode over het al dan niet herbenoemen van de directeur.

  • 3. Jaarlijks vindt er een voortgangsgesprek plaats tussen de werkgeverscommissie, namens het presidium, en de directeur Rekenkamer.

Artikel 4 Non-activiteit

  • 1. De raad kan bij de beslissing, ex artikel 81d van de Gemeentewet waarbij de directeur op non-actief wordt gesteld, tevens besluiten dat tijdens de duur van de non-activiteit geen salaris of slechts een deel van het salaris zal worden genoten, in het laatste geval onder aanwijzing van het gedeelte van het salaris dat zal worden genoten.

  • 2. Indien de non-activiteit anders dan door ontslag is geëindigd zal de raad beslissen of het niet genoten salaris alsnog geheel of gedeeltelijk zal worden uitbetaald.

Artikel 5 Rechtspositie

De raad stelt de rechtspositie van de directeur bij verordening vast.

Daarin wordt tevens opgenomen of en zo ja, welke bepalingen uit andere regelingen, zoals het Burgerlijk Wetboek, de Ambtenarenwet 2017, de Cao Gemeenten of het Personeelshandboek010 op de directeur van overeenkomstige toepassing zullen zijn en bij wijziging van deze regelingen, van toepassing zullen zijn alsmede eventuele andersluidende of andere afspraken.

Artikel 6 Nevenfuncties

  • 1. De directeur is niet tevens bestuurder of persoon in dienst van een publiekrechtelijk samenwerkingsverband waaraan de gemeente Rotterdam deelneemt.

  • 2. De directeur vervult geen nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van zijn functie.

  • 3. De directeur kan tevens worden benoemd als lid van de rekenkamer van gemeenten die deelnamen aan de gemeenschappelijke regeling van de voormalige stadsregio, genoemd in de bijlage.

Paragraaf 2. BUDGET

Artikel 7 Budget van de Rekenkamer Rotterdam

  • 1. De directeur is bevoegd binnen een aan de Rekenkamer Rotterdam bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen en verplichtingen aan te gaan ten behoeve van de uitvoering van zijn taken.

  • 2. De Rekenkamer Rotterdam doet jaarlijks een voorstel aan de raad voor de nodige middelen voor een goede uitoefening van de taken.

  • 3. De Rekenkamer Rotterdam verantwoordt de baten en lasten van het vorig begrotingsjaar in het verslag aan de raad, bedoeld in artikel 185, derde lid, van de Gemeentewet.

Paragraaf 3. BUREAU

Artikel 8 Bureau van de Rekenkamer Rotterdam

  • 1. De directeur geeft leiding aan het bureau van de Rekenkamer Rotterdam dat hem bij het uitoefenen van zijn taken ondersteunt.

  • 2. Arbeidsovereenkomsten en andere rechtshandelingen ten aanzien van de medewerkers die werkzaamheden verrichten voor het bureau van de Rekenkamer Rotterdam worden aangegaan dan wel verricht door de directeur, zoals omschreven in artikel 6 van de Regeling mandaat, volmacht en machtiging P&O.

  • 3. De directeur kan een of meer van zijn bevoegdheden aan een of meer van zijn medewerkers van zijn bureau mandateren dan wel een volmacht verlenen.

Paragraaf 4. TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 9 Onderzoeksplan

  • 1. Jaarlijks legt de Rekenkamer Rotterdam een onderzoeksplan ter kennisname aan de raad voor.

  • 2. De raad en het college van Burgemeester & Wethouders kunnen beide onderwerpen aandragen voor onderzoek door de Rekenkamer Rotterdam.

  • 3. In het onderzoeksplan wordt naar onderwerp aangegeven:

    • a.

      de afbakening van het onderzoeksterrein;

    • b.

      de formulering van de onderzoeksopdracht;

    • c.

      de eventuele randvoorwaarden;

    • d.

      de planning.

Artikel 10 Overige bevoegdheden

  • 1. De Rekenkamer Rotterdam kan, voor zover dat naar haar oordeel ten behoeve van het onderzoek is vereist, zonder toestemming alle plaatsen betreden van het betrokken orgaan of dienst.

  • 2. Organen, diensten en instellingen als bedoeld in artikel 184 Gemeentewet reageren op verzoeken van de Rekenkamer Rotterdam binnen een maand, tenzij de Rekenkamer Rotterdam anders bepaalt.

Artikel 11 Rapportage en terugkoppeling

  • 1. De Rekenkamer Rotterdam stelt het betrokken orgaan en, indien en voor zover het hen betreft, de betrokken instelling, schriftelijk op de hoogte van haar voorlopige onderzoeksresultaten. Indien de resultaten daartoe aanleiding geven kan de Rekenkamer Rotterdam ter zake conceptaanbevelingen aan het betrokken orgaan opnemen.

  • 2. De Rekenkamer Rotterdam stelt het betrokken orgaan en, indien van toepassing, de betrokken instelling, in de gelegenheid schriftelijk te reageren op de voorlopige onderzoeksresultaten en, indien van toepassing, de conceptaanbevelingen. Het betrokken orgaan deelt ten minste mee:

    • a.

      welke aanbevelingen worden overgenomen; of

    • b.

      indien aanbevelingen niet worden overgenomen, de motivering waarom van de aanbevelingen wordt afgeweken.

  • 3. Voor de in het tweede lid bedoelde reactie geldt een termijn van drie weken tenzij de Rekenkamer Rotterdam anders bepaalt.

  • 4. Na ontvangst van de reactie(s) sluit de Rekenkamer Rotterdam haar onderzoek af en stelt een definitief rapport op waarin de resultaten van haar onderzoek en, indien van toepassing, de aanbevelingen, alsmede de reacties hierop zijn opgenomen.

Artikel 12 Behandeling rapporten

  • 1. De rapporten en overige stukken van de Rekenkamer Rotterdam worden aan de raad aangeboden.

  • 2. De raad kan bepalen dat rapporten en overige stukken voor de raadsbehandeling in een raadscommissie worden behandeld.

  • 3. De directeur kan door de commissie worden uitgenodigd de behandeling van het rapport in een of meer raadscommissies bij te wonen om daar het rapport toe te lichten en eventuele vragen te beantwoorden.

  • 4. De rapporten en overige stukken worden door de raad in zijn vergadering, binnen drie maanden na ontvangst, behandeld. Daarbij stelt de raad een termijn vast waarbinnen het college van Burgemeester & Wethouders met een plan van aanpak dient te komen ter uitvoering van de door de raad overgenomen aanbevelingen.

Paragraaf 5. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. De Verordening Rekenkamer Rotterdam wordt ingetrokken.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Rekenkamer Rotterdam.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 maart 2021.

De griffier,

I.C.M. Broeders

De voorzitter,

A. Aboutaleb

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 23 maart 2021 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Bijlage 1. als bedoeld in artikel 6, derde lid van de Verordening Rekenkamer Rotterdam

De aangesloten gemeenten bij de voormalige Stadsregio Rotterdam zijn:

  • 1.

    Albrandswaard

  • 2.

    Barendrecht

  • 3.

    Brielle

  • 4.

    Capelle aan den IJssel

  • 5.

    Hellevoetsluis

  • 6.

    Krimpen aan den IJssel

  • 7.

    Lansingerland

  • 8.

    Maassluis

  • 9.

    Nissewaard

  • 10.

    Ridderkerk

  • 11.

    Rotterdam

  • 12.

    Schiedam

  • 13.

    Vlaardingen

  • 14.

    Westvoorne