Regeling vervallen per 05-02-2011

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2010

Geldend van 01-01-2010 t/m 04-02-2011

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2010

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2010

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • b.

    Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen die aantoonbare beperkingen ondervinden in de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie door het treffen van voorzieningen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

  • c.

    Beperkingen: moeilijkheden die een persoon op grond van ziekte of gebrek heeft met het uitvoeren van activiteiten.

  • d.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden.

  • e.

    Mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten aan elkaar overstijgt.

  • f.

    Mantelzorger: een persoon die mantelzorg verleent.

  • g.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

  • h.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven.

  • i.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt.

  • j.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt.

  • k.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal van toepassing zijn.

  • l.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.

  • m.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit te stellen regels van toepassing zijn.

  • n.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager.

  • o.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend.

  • p.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening.

  • q.

    Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont.

  • r.

    Inkomen:

    1 het bruto-inkomen van de persoon met beperkingen indien aanvrager 18 jaar of ouder is en geen echtgenoot heeft.

    2 het gezamenlijk bruto-inkomen van de ouders of pleegouders van de persoon met beperkingen indien deze persoon jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft.

    3 het gezamenlijk bruto-inkomen van de persoon met beperkingen en zijn echtgenoot indien deze persoon een echtgenoot heeft; verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies met uitzondering van de procentuele premie voor de verplichte ziektekostenverzekering.

    4 voor het bepalen van het inkomen wordt uitgegaan van het kalenderjaar waarin de aanvraag wordt ingediend.

  • s.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

  • t.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de persoon met beperkingen.

  • u.

    Gebruikelijke zorg: de gebruikelijke zorg aan huisgenoten, die volgens het protocol gebruikelijke zorg van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), vastgesteld in april 2005 wordt geleverd.

  • v.

    Besluit: het door het college vastgestelde Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal.

  • w.

    Beleidsregels: het door het college vastgestelde Verstrekkingenhandboek voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal.

Artikel 1.2 Toekennen voorziening

1.Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

a deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen; én

b deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt; én

c deze in overwegende mate op het individu is gericht.

2.Geen voorziening wordt toegekend:

a indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

b indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Rozendaal;

c voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

d voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger uitrustingsniveau dan het niveau voor sociale woningbouw;

e voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

f voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt;

g indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft, reeds eerder namens de gemeente Rozendaal door de gemeente Rheden of door een andere gemeente is verstrekt, en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken; indien de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is of niet meer gebruikt kan worden als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen, bestaat wel recht op een voorziening;

h op grond van enige andere wettelijke regeling of verbintenis aanspraak op de voorziening bestaat.

HOOFDSTUK 2 VORM VAN TE VERSTREKKEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN

Artikel 2.1 Keuzevrijheid

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden.

Artikel 2.2 Voorziening in natura

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de aanvrager en leverancier of gemeente van toepassing.

Artikel 2.3 Financiële tegemoetkoming

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit in de beschikking opgenomen.

Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget

1.Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

a een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

b de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de voor de gemeente in de desbetreffende situatie goedkoopst-adequate te verstrekken voorziening in natura; de omvang van het persoonsgebonden budget wordt, zonodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten, zoals vastgelegd in het Besluit;

c de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit;

d op het persoonsgebonden budget is de Overeenkomst persoonsgebonden budget gemeente Rheden van toepassing.

  • 2.

    De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.

  • 3.

    Een persoonsgebonden budget wordt niet toegekend, indien er sprake is van overwegende bezwaren; in het Besluit en de beleidsregels wordt dit nader uitgewerkt.

  • 4.

    Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

  • 5.

    Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager. Nadere regels omtrent uitbetaling worden vastgelegd in het Besluit en de beleidsregels.

  • 6.

    Na aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is, dan wel na afloop van de periode waarop het persoonsgebonden budget van toepassing is, wordt aan het college door de budgethouder, voor zover van toepassing, verstrekt:

a de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

b een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

c een overzicht van de salarisadministratie;

volgens de voorschriften zoals door het college in het Besluit opgenomen.

7.Na ontvangst van de in het vorige lid genoemde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 2.5 Eigen bijdragen en eigen aandeel

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet is de aanvrager een eigen

bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. De eigen

bijdrage of het eigen aandeel zullen worden opgelegd voor alle individuele voorzieningen met uitzondering van rolstoelen, een kortingspas voor collectief vraagafhankelijk vervoer en een financiële tegemoetkoming voor vervoer. Het college legt in het Besluit de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.

HOOFDSTUK 3 HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Artikel 3.1 Vormen van hulp bij het huishouden

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

a een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

b een individuele voorziening in de vorm van hulp bij het huishouden in natura;

c een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 3.2 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden

1.Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 3.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:

a door aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het zelf uitvoeren van één of meer huishoudelijke taken onmogelijk is en de algemene voorziening dit snel en adequaat kan oplossen; of

b door problemen bij het uitvoeren van mantelzorg het zelf uitvoeren van één of meer huishoudelijke taken onmogelijk is en de algemene voorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

2.Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 3.1 onder b en c vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht indien de in het eerste lid genoemde algemene voorziening een onvoldoende oplossing biedt of niet beschikbaar is.

Artikel 3.3 Gebruikelijke zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 3.2 lid 1 en 2 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt één of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 3.4 Omvang van de hulp bij het huishouden

  • 1. De omvang van de toe te kennen hulp bij het huishouden wordt bepaald aan de hand van de noodzakelijke activiteiten en uitgedrukt in gemiddelde tijdsinvesteringen per week.

  • 2. In aansluiting op lid 1 stelt het college in het Besluit nadere regels vast met betrekking tot de uitvoering van de hulp bij het huishouden, zowel voor de huishoudelijke hulp in natura als in de vorm van een persoonsgebonden budget.

HOOFDSTUK 4 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 4.1 Vormen van woonvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

a een algemene woonvoorziening;

b een woonvoorziening in natura;

c een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

d een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 4.2 Primaat algemene woonvoorziening

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 4.1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

Artikel 4.3 Recht op een individuele voorziening

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 4.1, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien een algemene voorziening niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.

Artikel 4.4 Soorten individuele woonvoorzieningen.

De in artikel 4.1 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

a een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

b een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

c een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

d een uitraasruimte;

e onderhoud, keuring en reparatie van trapliften en elektrische apparatuur;

f kosten voor tijdelijke huisvesting.

Artikel 4.5 Een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.4 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2. Een persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte de woonruimte bestemd voor permanente bewoning heeft ontruimd, kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.4 onder a. in aanmerking komen.

Artikel 4.6 Een (niet) bouwkundige of (niet) woontechnische woonvoorziening

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.4 onder b, c en d in aanmerking worden gebracht indien:

a een verhuizing naar een adequate woning niet mogelijk is; of

b de raming van de totale kosten van de voorzieningen als bedoeld in artikel 4.4 onder € 25.000,- blijven. Wat betreft de raming van de te maken kosten zal hierbij ook het perspectief voor de komende 3 jaar worden betrokken.

Artikel 4.7 Primaat van verhuizing

  • 1. Indien de totale kosten zoals genoemd in artikel 4.4 boven de € 25.000,- uitkomen, zullen er geen voorzieningen worden getroffen zoals genoemd in artikel 4.3 onder b t/m e. Het primaat van verhuizing zal dan van toepassing zijn, wat betekent dat er een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten zal worden verstrekt om te verhuizen naar een geschikte woning.

  • 2. Indien binnen een medisch verantwoorde periode van maximaal 6 maanden na besluit en berichtgeving zowel door belanghebbende als door het college geen geschikte woning is gevonden, zullen de noodzakelijke voorzieningen zoals genoemd in artikel 4.3 onder b t/m e alsnog worden verstrekt.

  • 3. Het moet aantoonbaar zijn dat er geen geschikte woning beschikbaar is geweest in de termijn van 6 maanden na beschikking en dat de cliënt voldoende inspanning heeft verricht om een geschikte woning te vinden dan wel te accepteren.

Artikel 4.8 Kosten voor een uitraasruimte

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.4, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

Artikel 4.9 Kosten voor onderhoud, keuring en reparatie van trapliften en elektrische apparatuur

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.4, onder e. in aanmerking worden gebracht indien de voorziening aangebracht is ten behoeve van dezelfde persoon en deze voorziening nog steeds noodzakelijk is om de belemmeringen in het normale gebruik van de woning op te heffen of te verminderen.

  • 2. De vergoeding voor onderhoud, keuring en reparatie van trapliften en elektrische apparatuur is in een aantal gevallen gelimiteerd conform de regels opgenomen het Besluit. In het Besluit wordt tevens vastgelegd welke vormen van elektrische apparatuur in aanmerking komen voor vergoeding van onderhoud, keuring en reparatie.

Artikel 4.10 Kosten voor tijdelijke huisvesting

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.4, onder f. in aanmerking worden gebracht voor de kosten die gemaakt moeten worden in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte. Er dient sprake te zijn van dubbele woonlasten als gevolg van het realiseren van de woningaanpassing waardoor de huidige woonruimte niet bewoond kan worden.

Artikel 4.11 Primaat van de losse woonunit

  • 1. Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die het eigendom is van een verhuurder, die niet bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

  • 2. Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning, die het eigendom is van de aanvrager kan het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 4.12 Uitsluitingen

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden. Regels omtrent het verstrekken van aanpassingen aan woonwagens worden opgenomen in de door het college vast te stellen richtlijnen.

Artikel 4.13 Hoofdverblijf

Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

Artikel 4.14 Bezoekbaar maken

  • 1. In afwijking van het gestelde in artikel 4.13 kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling. De aan te passen woning dient gelegen te zijn in de gemeente Rozendaal.

  • 2. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het eerste lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit vast te leggen maximumbedrag. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken en gebruiken.

Artikel 4.15 Beperkingen

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

a de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen ten gevolg van ziekte of gebrek bij het normale gebruik van de woning geen aanleiding bestond; indien er sprake is van bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken;

b de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

c deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, extra trapleuningen, een opstelplaats voor een rolstoel en scootmobiel bij de toegangsdeur van het woongebouw;

d de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

e de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

f de aanvrager verhuisd is vanuit of naar een woonruime die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden;

g de aanvrager verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

h er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.

Artikel 4.16 Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden.

De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Artikel 4.17 Verwerven van grond

Voor zover het treffen van voorzieningen als bedoeld in artikel 4.4 lid b, betreft het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kunnen Burgemeester en Wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in het door het college vast gestelde Besluit.

HOOFDSTUK 5 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 5.1 Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening, kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoer;

  • c.

    een vervoersvoorziening in natura;

  • d.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoermiddel;

  • e.

    een financiële tegemoetkoming voor een autoaanpassing.

Artikel 5.2 Primaat algemene vervoersvoorziening

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.1 onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

  • 2.

    Voor een persoon die in aanmerking komt voor een collectieve vervoersvoorziening in de vorm van collectief vraagafhankelijk vervoer bestaat er een keuze uit:

a een kortingspas voor het gebruik van collectief vraagafhankelijk vervoer; of

b een financiële tegemoetkoming voor inkomens onder de in het Besluit voor diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen.

3.De hoogte van de financiële vergoeding wordt vastgesteld door het college in het Besluit.

Artikel 5.3 Het recht op een individuele vervoersvoorziening

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor

    de in artikel 5.1, onder b t/m d vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer

    a aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 5.1, onder a., onmogelijk maken dan wel

    b het verstrekken van een voorziening als bedoeld in artikel 5.2a niet toereikend is voor de

    vervoersbehoefte die de persoon heeft.

  • 2. Voor de financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoer geldt een inkomensgrens zoals

    opgenomen in het Besluit. De hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt ook vastgelegd in het Besluit.

Artikel 5.4 Een financiële tegemoetkoming voor een autoaanpassing

1 Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 5.1, onder e. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer er een medische noodzaak is voor het aanpassen van een auto.

  • 2.

    Indien een persoon in aanmerking is gekomen voor een autoaanpassing, kan deze geen gebruik meer maken van de in artikel 5.1 onder a. genoemde voorziening.

  • 3.

    Een auto kan worden aangepast tot een maximum bedrag zoals vastgesteld in het Besluit.

Artikel 5.5 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan de in het Besluit voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 5.6 Omvang in gebied en in kilometers

1 Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

2.De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2000 kilometer mogelijk maken.

HOOFDSTUK 6 VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING

Artikel 6.1 Vormen van rolstoelvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

a een algemene voorziening, waaronder een algemene rolstoelvoorziening;

b een rolstoelvoorziening in natura;

c een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening;

d een persoonsgebonden budget te besteden aan een sportrolstoel.

Artikel 6.2 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik

1.Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:

a aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken; en

b hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

2.Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:

a een algemene voorziening niet beschikbaar is dan wel geen adequate oplossing biedt; en

b aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel of dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken; en

c hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

Artikel 6.3 Aanspraak op een sportrolstoel

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 6.1, onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 6.4 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In uitzondering op het gestelde in artikel 6.2, lid 1 en 2 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

HOOFDSTUK 7 HET VERKRIJGEN VAN VOORZIENINGEN EN HET MOTIVEREN VAN BESLUITEN

Artikel 7.1 Gebruik aanvraagformulier

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

Artikel 7.2 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

De aanvraag dient te worden ingediend bij het zorgloket Rheden/Rozendaal van de gemeente Rheden, op welke plaats zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragenzorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend.

Artikel 7.3 Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking

1.Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

a op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

b op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien er voor het nemen van een beslissing een extern advies noodzakelijk wordt gevonden om de medische situatie objectief te kunnen beoordelen.

  • 3.

    Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4.

    Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

  • 5.

    De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 7.4 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager, laat het college onderzoek verrichten naar de situatie van de aanvrager.

Artikel 7.5 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 7.6 Intrekking van een voorziening

1.Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

a niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

b op grond van gegevens beschikt is en daarna gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

2.Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 7.7 Terugvordering

  • 1. Ingeval het recht op een voorziening is ingetrokken, kunnen de op basis daarvan de door de gemeente gemaakte kosten worden teruggevorderd met betrekking tot de verleende financiële tegemoetkoming, een voorziening in natura, dan wel een voorziening anders dan in natura.

  • 2. In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

  • 3. De wijze van terugvordering wordt in de Beleidsregels nader geregeld.

HOOFDSTUK 8 OVERGANGSRECHT

Artikel 8.1 Overgangsbepaling eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1. Voor voorzieningen die voor 1 juli 2007 in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten verstrekt zijn, zal geen eigen bijdrage of eigen aandeel worden opgelegd.

  • 2. Het overgangsrecht is geldend tot het moment dat een nieuwe voorziening wordt verstrekt. Voor de nieuwe verstrekkingen zal het eigen bijdragebeleid inwerking treden zoals opgenomen in deze Verordening.

Artikel 8.2 Overgangsbepaling hulp bij het huishouden in de vorm van een pgb

  • 1. Voor personen die een indicatie hebben voor hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget waarvan de beschikking is afgegeven na 1 januari 2009 en waarbij het budget lager uitvalt door uitbetaling van het totaal aan geïndiceerde activiteiten gerelateerd aan de tijdsnormeringen zoals omschreven in de Beleidsregels, blijft de hoogte van het budget gehandhaafd voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2010. Per 1 juli 2010 worden de werkelijk geïndiceerde uren uitbetaald.

  • 2. Voor personen die een indicatie hebben voor hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget waarvan de beschikking is afgegeven voor 1 januari 2009 en waarbij het budget lager uitvalt door uitbetaling van het totaal aan geïndiceerde activiteiten gerelateerd aan de tijdsnormeringen zoals omschreven in de Beleidsregels, blijft de hoogte van het budget gehandhaafd voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2010. Per 1 januari 2011 worden de werkelijk geïndiceerde uren uitbetaald. In de tussenliggende periode van 1 juli 2010 tot en met 31 december 2010 wordt 50% van het verschil in hoogte tussen voornoemde budgetten gecompenseerd.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 9.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 9.2 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal geldende bedragen verhogen of verlagen, conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 9.3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 9.4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2010.

Aldus besloten in de openbare vergadering van

de gemeenteraad van Rozendaal d.d. 15 december 2009,

de griffier

K.M. Schaap

de voorzitter

drs. J.H. Klein Molekamp