Regeling vervallen per 17-05-2013

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal

Geldend van 22-01-2011 t/m 16-05-2013 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2011

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2011

Vastgesteld bij besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 17 januari 2011

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • a. Onder verordening wordt verstaan de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2010.

  • b. Onder financiële tegemoetkoming wordt verstaan een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de persoon met beperkingen.

  • c. Een fortaitaire vergoeding is een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens.

  • d. Een gemaximeerde vergoeding is een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens.

  • e. Een voorziening in natura is een voorziening die in eigendom, in bruikleen of in huur wordt verstrekt.

  • f. IHS-grens is de huursubsidiegrens, zoals jaarlijks vastgesteld door het Ministerie van VROM.

HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE REGELS OVER HET PERSOONSGEBONDENBUDGET

Artikel 2.1 Regels rond verstrekking en verantwoording.

  • 1.

    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2.

    De omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de voor de gemeente in de desbetreffende situatie goedkoopst-adequate te verstrekken voorziening in natura.

  • 3.

    Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget; of

    • b.

      belanghebbende op korte termijn de gemeente verlaat

  • 4.

    Door het college wordt terughoudend omgegaan met het verstrekken van een persoonsgebonden budget, indien er sprake is van:

    • a.

      een voorziening die voor een relatief koste periode wordt verstrekt; bijvoorbeeld bij jonge kinderen of bij ouderen op hoge leeftijd; of

    • b.

      een progressief ziektebeeld en de desbetreffende voorziening binnen redelijk korte termijn niet meer adequaat is; of

    • c.

      het een voorziening betreft waarbij veel specialistisch individueel maatwerk van toepassing is.

  • 5.

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats bij:

De aan te schaffen voorziening:

Binnen een periode van drie maanden, nadat de gelden voor een persoonsgebonden budget op de girorekening of bankrekening zijn overgemaakt, wordt door de budgethouder aan het college verstrekt:

  • a.

    de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

  • b.

    een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

  • c.

    het onderhoud/reparatiecontract (inclusief bewijs betaalde premie).

Hulp bij het huishouden:

Na afloop van de periode waarop het persoonsgebonden budget van toepassing is, wordt door de budgethouder aan het college of een uitvoerende instantie, die daarvoor zorgdraagt, een overzicht van de salarisadministratie verstrekt.

HOOFDSTUK 3 EIGEN BIJDRAGEN EN EIGEN AANDEEL

Artikel 3.1 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel.

  • 1.

    De omvang eigen bijdrage van een ongehuwd persoon jonger dan 65 jaar bedraagt € 17,80 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 22.636,- het bedrag van € 17,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 22.636,-

  • 2.

    De omvang eigen bijdrage van een ongehuwd persoon van 65 jaar en ouder bedraagt

€17,80 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan

€ 15.838 het bedrag van € 17,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 15.838,-

  • 3.

    De omvang eigen bijdrage van gehuwde personen, indien één van beiden jonger is dan 65 jaar bedraagt € 25,40 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 27.902,- het bedrag van € 25,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 27.902,-

  • 4.

    De omvang eigen bijdrage van gehuwde personen, indien beiden 65 jaar of ouder zijn, bedraagt € 25,40 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 22.100,- het bedrag van € 25,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 22.100,-

Artikel 3.2 Maximale termijn van betaling eigen bijdrage bij roerende zaken.

Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager, wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 3.1 vastgestelde in mindering gebracht.

HOOFDSTUK 4 HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Artikel 4.1 Hoogte persoonsgebonden budget

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget is afhankelijk van de omvang van de toegekende hulp bij het huishouden, zoals genoemd in artikel 3.4 van de verordening.

  • 2.

    Het bedrag, dat per week wordt verstrekt voor hulp bij het huishouden zoals bedoeld in artikel 3.1, lid c van de verordening, is vastgesteld op :

€ 15,00 voor 1 uur per week huishoudelijke hulp.

HOOFDSTUK 5 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 5.1 Financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening.

  • 1. De financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2. De volgende voorwaarde wordt opgenomen bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget:

    De woonvoorziening is uitgevoerd conform het programma van eisen.

Artikel 5.2 Vergoeding kosten woningaanpassing

De kosten voor een woningaanpassing die subsidiabel zijn, zijn als volgt:

  • 1.

    de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

  • 2.

    de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

  • 3.

    het honorarium van architect of constructeur tot ten hoogste 10% van de aanneemsom inclusief BTW met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld en indien de aanpaskosten meer bedragen dan € 1500,- worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpende woningaanpassingen;

  • 4.

    de kosten voor het toezicht op de uitvoering (alleen bij sociale woningbouw), indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% en maximaal € 350,- van de aanneemsom exclusief BTW;

  • 5.

    de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

  • 6.

    de verschuldigde en niet verrekenbare- of terugvorderbare omzetbelasting;

  • 7.

    renteverlies, i.v.m. het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw danwel het treffen van voorzieningen.

Voor het bepalen van dit bedrag wordt uitgegaan van het rentepercentage dat gold op het

moment van de financieringsaanvraag.

8.de prijs van bouwrijpe grond indien noodzakelijk als niet binnen het oorspronkelijk kavel

gebouwd kan worden, gemaximeerd aan hetgeen gesteld is in bijlage I.

9.de door Burgemeester en Wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten

tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.

  • 10.

    de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het

    verrichten van de aanpassing;

  • 11.

    de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;

  • 12.

    de administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening

    voor de gehandicapte, voorzover de kosten onder 1 t/m 11 meer bedragen dan € 1000,-,;

    bedragen 10% van die kosten, met een maximum van € 350,-.

Ad 1 en 2: Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, dan vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten als subsidiabel aangemerkt.

Artikel 5.3 Afschrijvingsschema woonvoorzieningen

Het in artikel 4.16 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt:

Lineaire afschrijving in 10 jaar met 10% per jaar

Voor het eerste jaar: 100% van de meerwaarde

Voor het tweede jaar 90% van de meerwaarde

Voor het tiende jaar: 10% van de meerwaarde

Van de meerwaarde wordt tevens het eigen aandeel of eigen bijdrage afgetrokken dat betaald is gedurende de looptijd.

Artikel 5.4 Hoogte verhuiskostenvergoeding

Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 4.4 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 2.270,-.

Artikel 5.5 Hoogte financiële tegemoetkoming bezoekbaar maken van een woning.

Het bedrag dat verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 4.14 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt de werkelijk gemaakte kosten tot een maximum van € 2.270,-.

Artikel 5.6 Hoogte financiële tegemoetkoming onderhoud, keuring en reparatie van liftsystemen en elektrische apparatuur.

  • 1. De werkelijk gemaakte kosten van reparatie van de in bijlage II genoemde liftsystemen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming ter hoogte van de werkelijk gemaakte kosten.

  • 2. De vergoeding voor keuring en onderhoud van liftsystemen vindt plaats volgens bijlage II

  • 3. De werkelijk gemaakte kosten van reparatie van de volgende elektrische apparatuur wordt vergoed:

    a spoel-föhn installatie

    b elektrische deuropener

  • 4. Onderhoud en keuring van elektrische deuropeners wordt vergoed tot de werkelijke kosten, maximaal 2 keer per jaar.

Artikel 5.7 Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting

1 Met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.10 van de verordening wordt de vergoeding voor tijdelijke huisvesting gesteld op de werkelijk gemaakte kosten met als maximum de IHS- grens, indien bedoeld als tegemoetkoming in de kosten voor tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het langer aan moeten houden van te verlaten woonruimte.

2 In gevallen dat het om een niet-zelfstandige woonruimte gaat dan wordt de tegemoetkoming op een maximum van € 230,- per maand gesteld.

Artikel 5.8 Normbedragen woningsanering

1 Een vergoeding wordt alleen verstrekt in die gevallen dat de te vervangen stoffering nog niet is afgeschreven. Indien een artikel is afgeschreven (in de regel na 8 jaar) wordt geen financiële tegemoetkoming verleend. Bij de hoogte van de vergoeding wordt rekening gehouden met de reeds verlopen afschrijvingsperiode. De vergoeding bedraagt een percentage van de kosten, afhankelijk van de afschrijvingsperiode:

100% indien het artikel nieuwer is dan 2 jaar;

75% indien het artikel tussen de twee en vier jaar oud is;

50% indien het artikel tussen de vier en zes jaar oud is;

25% indien het artikel tussen de zes en acht jaar oud is.

2 Als normbedragen worden gehanteerd:

a € 53,- voor zeil of linoleum (uitgaande van een gemiddelde lengte van een rol van 4 meter),

inclusief egalisatiekosten;

b € 15,- per meter voor rolgordijnen of een ander soort gladde gordijnen.

HOOFDSTUK 6 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 6.1 Hoogte persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening

Het persoonsgebonden budget voor een vervoermiddel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het tarief van het onderhoudscontract zoals overeengekomen met de leverancier.

Artikel 6.2 Hoogte financiële tegemoetkoming voor vervoer

1.De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 5.2 lid 2b is een forfaitaire

vergoeding en bedraagt € 300,- op jaarbasis.

2.De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 5.3 (personen die geen

gebruik kunnen maken van het collectief vraagafhankelijk vervoer) is als volgt:

a Vergoeding voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal per jaar: € 300,-;

b Vergoeding voor gebruik van een taxi bedraagt maximaal per jaar: € 3750,-;

c Vergoeding voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal per jaar: € 4875,-.

De bedragen zijn gebaseerd op een vervoersbehoefte van 1500 kilometer.

3.In het geval er sprake is van een aantoonbare grotere vervoersbehoefte dan 1500 kilometer kan het bedrag onder lid 2 worden verhoogd tot een bedrag gerelateerd aan een vervoersbehoefte van 2000 kilometer op jaarbasis. De bedragen zijn dan als volgt.

a Vergoeding voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal per jaar: € 400,- ;

b Vergoeding voor gebruik van een taxi bedraagt maximaal per jaar: € 5000,-;

c Vergoeding voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal per jaar: € 6500,-.

4.Het aantal kilometers dat op andere wijze wordt verreden (bijvoorbeeld door het bezit van een

scootmobiel of andere vervoersvoorziening) kan in mindering worden gebracht.

5. De inkomensgrens voor het verstrekken van deze financiële tegemoetkoming is als volgt:

Norminkomen

a Echtpaar € 31.304,88

b Alleenstaande ouder € 21.913,44

c Alleenstaand € 15.652,56

d In instelling gehuwd € 10.842,24

e In instelling alleenstaand € 6.970,80

norminkomens 65-plusser (niet in instelling) Norminkomen

a Alleenstaand € 24.199,20

b Alleenstaande ouder € 30.449,28

c Gehuwd beide 65+ € 33.315,84

d Gehuwd één 65+ € 33.315,84

Artikel 6.3 Inkomensgrens algemeen gebruikelijk

De grens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 5.5 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning wordt gelijkgesteld aan de inkomensnorm zoals opgenomen in artikel 6.2 van dit Besluit.

Artikel 6.4 Hoogte financiële tegemoetkoming autoaanpassing

De gemaximeerde vergoeding voor autoaanpassingen, als bedoeld in artikel 5.1 lid e van de Verordening bedraagt € 11.520,- (inclusief BTW).

HOOFDSTUK 7 VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING

Artikel 7.1 Persoonsgebonden budget rolstoel

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het tarief van het onderhoudscontract zoals overeengekomen met de leverancier.

Artikel 7.2 Persoonsgebonden budget sportrolstoel

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt 2.500,-, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

HOOFDSTUK 8 ADVISERING EN SAMENHANGENDE AFSTEMMING

Artikel 8.1 Samenhangende afstemming.

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 19 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 9.1 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als “Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Rozendaal 2011”.

Vastgesteld bij besluit van Burgemeester en Wethouders d.d. 17 januari 2011.

Bijlage I

Aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden gegeven ingevolge artikel 4.17 ‘het verwerven van grond’ van de Verordening

Ingevolge artikel 4.17 is het mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 dat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek (zie onderstaande tabel) gemaximaliseerd.

1a Aantal m2 waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning.

____________________________________________________________________________

Aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële

tegemoetkoming wordt verleend in geval van tegemoetkoming wordt verleend in geval

aanbouw van een vertrek van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek.

____________________________________________________________________________

Soort vertrek

Woonkamer 30 6

Keuken 10 4

Eenpersoonsslaapkamer 10 4

Tweepersoonsslaapkamer 18 4

Toiletruimte 2 1

Badkamer

  • -

    wastafelruimte 2 1

  • -

    doucheruimte 3 2

  • -

    badruimte 4 2

Eenpersoonszit/slaapkamer 18 8

Entree/gang/hal 5 2

Berging 6 4

1b Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m2.

1c Het aantal m² verharding ten behoeve van de aanleg van een terras, dan wel aanpassing van een bestaand terras direct bij een woonruimte dat ten hoogste in aanmerking komt bedraagt 6 m².

Bijlage II

Maximale aantal vergoedingen van kosten van onderhoud en keuring van liftsystemen ingevolge artikel 4.9 van de Verordening.

Werkelijke kosten van onderhoud en keuring worden vergoed tot een maximaal aantal keren per tijdseenheid. Het maximale aantal vergoedingen van onderhoud en keuring van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen is als volgt:

_______________________________________________________________________________

Frequentie Frequentie periodieke

keuring onderhoud

_______________________________________________________________________________

Stoelliften 1 x per 4 jaar 1 x per jaar

Rolstoel-plateauliften 1 x per 4 jaar 1 x per jaar

Sta-plateauliften 1 x per 4 jaar 1 x per jaar

Woonhuisliften 1 x per 1,5 jaar 2 x per jaar

Hefplateauliften 1 x per 1,5 jaar 2 x per jaar

Balansliften 1 x per 1,5 jaar 1 x per jaar