Regeling vervallen per 03-11-2014

Verordening Inburgering gemeente Rozendaal 2011

Geldend van 05-02-2011 t/m 02-11-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2011

Intitulé

Verordening Inburgering gemeente Rozendaal 2011

De raad van de gemeente Rozendaal;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 januari 2011, nummer MJ-11-05;

gelet op de artikelen 8, 19 lid 5, 23 lid 3, 24a lid 5, 24f en 35 van de Wet inburgering en

artikel 4.27 lid 3 van het Besluit inburgering;

RAADSBESLUIT

BESLUIT

Vast te stellen: de navolgende verordening:.

VERORDENING INBURGERING GEMEENTE ROZENDAAL 2011

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rozendaal;

    • b.

      de raad: de gemeenteraad van de gemeente Rozendaal;

    • c.

      de wet: de Wet inburgering;

    • d.

      inburgeringsvoorziening: voorziening gericht op het behalen van het inburgeringsexamen dan wel staatsexamen;

    • e.

      taalkennisvoorziening: combinatie van een MBO opleiding met inburgering;

    • f.

      oudkomer: vreemdelingen die al langere tijd rechtmatig in Nederland verblijven;

g nieuwkomer: vreemdelingen die op het moment tot Nederland worden toegelaten;

h inburgeringsplichtige: de persoon zoals omschreven in artikel 1 lid b van de wet;

  • i.

    vrijwillige inburgeraar: de persoon zoals omschreven in artikel 1 lid q van de wet;

  • j.

    inburgeringstraject: geheel van voorzieningen gericht op het behalen van het inburgeringsexamen eventueel gecombineerd met een tweede doelstelling zoals arbeidsmarkttoeleiding, maatschappelijke participatie of opvoedingsondersteuning;

  • k.

    intake: het gesprek tussen de consulent inburgering en de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar met het doel de inburgeraar te informeren over zijn rechten en plichten in het kader van de Wet, de Regeling Inburgering en uitvoering te geven aan de wettelijke verplichtingen van de gemeente op basis van de Wet en de Regeling;

  • l.

    boete: bestuurlijke boete, als bedoeld in hoofdstuk 6, paragraaf 2, van de wet;

  • m.

    bijstandsnorm: de bijstand als bedoeld in artikel 5 onder c van de Wet werk en bijstand;

  • n.

    onderwijskundig onderzoek: onderzoek naar het startniveau en de leerbaarheid voorafgaand aan de inburgering;

  • o.

    EER: overeenkomst betreffende Europese Economische Ruimte;

  • p.

    voorziening: inburgeringsvoorziening dan wel taalkennisvoorziening;

  • q.

    WWB: Wet Werk en Bijstand;

  • r.

    Derdelander: de persoon als bedoeld in artikel 5, tweede lid van de wet;

  • s.

    Geestelijk bedienaar: de persoon als bedoeld in artikel 1 lid g van de wet.

2.De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2 Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      Informatieverstrekking via het Publieksbureau van de gemeente Rheden;

    • b.

      Informatieverstrekking via maatschappelijke organisaties, waaronder Stichting Vluchtelingenwerk Midden Gelderland en betrokken onderwijsinstellingen;

    • c.

      Informatieverstrekking via de consulenten inburgering van de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente Rheden;

    • d.

      Informatie op de website met verwijzing naar relevantie links en foldermateriaal.

  • 3 Het college beoordeelt tenminste eens in de 3 jaar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover via de reguliere plannings- en controlcyclus.

  • 4 Aan de publieksbalie wordt algemene informatie verstrekt ten aanzien van:

    • a.

      de wet inburgering en aanverwante regelingen;

    • b.

      (gecertificeerde) aanbieders van inburgeringscursussen;

    • c.

      de wijze waarop de gemeente inburgering faciliteert.

  • 5 Door de consulenten inburgering van de afdeling Werk en Inkomen wordt op de situatie van het individu afgestemde informatie verstrekt betreffende:

    • a.

      de wet inburgering en aanverwante regelingen en de uit de wet voortvloeiende rechten en plichten;

    • b.

      een beoordeling van de inburgeringsverplichting van een potentieel inburgeringsplichtige;

    • c.

      indien hiertoe aanleiding bestaat, de procedure over ontheffing op basis van psychische of lichamelijke factoren of een verstandelijke handicap;

    • d.

      de inburgeringsplichtige en/of de vrijwillige inburgeraar geïnformeerd over de mogelijkheden voor een aanbod voor in inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening en de wijze waarop dit wordt gefaciliteerd.

Hoofdstuk 2 Het aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichtigen

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1. Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • a. mate van economische en maatschappelijke zelfstandigheid;

  • b. ouderlijk gezag.

  • 2. Aan de volgende categorieën van verplichte inburgeraars wordt voorrang verleend:

  • a. zelfmelders;

  • b. oudkomers met een uitkering;

  • c. vrouwelijke migranten.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

1.Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op de uitkomst van de taal/leertoets of gelijkwaardige informatie omtrent taalniveau en leervermogen, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

2.Het college bepaalt hoe een inburgeringsvoorziening voor een inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, wordt ingevuld.

  • 3.

    Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgerings-voorziening op de arbeidsinschakeling wordt afgestemd. De aangeboden inburgeringsvoorziening mag arbeidsinschakeling niet in de weg staan.

  • 4.

    Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

  • a.

    deelname aan maatschappelijke participatie en taalstage;

  • b.

    deelname aan voorzieningen als genoemd in artikel 6 van de Verordening activering en re-integratie Wet werk en bijstand, of voorzieningen als bedoeld in artikel 6 van de Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren.

Artikel 5 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk, in tweevoud. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 3.

    Binnen de gegeven kaders kan in onderling overleg een wijziging in het aanbod worden aangebracht. Een eventuele wijziging wordt schriftelijk vastgelegd.

  • 4.

    De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 3 weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod, inclusief eventuele schriftelijk vastgelegde wijzigingen, aanvaardt. Dit kan plaatsvinden middels het tekenen van een verklaring bij de gemeente.

  • 5.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 6 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 6 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1. Aan de verstrekking van het persoonlijk inburgeringsbudget zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. het college kan via de gecontracteerde aanbieder van inburgeringstrajecten geen adequaat aanbod doen aan de verplichte inburgeraar en

  • b. de kosten van het traject zijn niet hoger dan het vergelijkbaar gemeentelijk aanbod en

  • c. de verplichte inburgeraar is naar het oordeel van het college in staat om zelf een passend traject te vinden en

  • d. de kosten van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening worden door de gemeente voldaan aan de instelling die de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening verzorgt.

  • 2. Het college behandelt het verzoek van de inburgeringsplichtige om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

  • a. de inburgeringsplichtige dient schriftelijk en met redenen omkleed een verzoek in bij het college om in aanmerking te komen voor een persoonlijk inburgeringsbudget;

  • b. indien na toetsing van artikel 6 lid 1 blijkt dat de inburgeringsplichtige niet in aanmerking komt voor een persoonsgebonden budget, wordt het verzoek om een persoonsgebonden budget door het college afgewezen;

  • c. indien na toetsing van artikel 6 lid 1 blijkt dat de inburgeringsplichtige in aanmerking kan komen voor een persoonsgebonden budget, dient de inburgeraar binnen zes weken na het collegebesluit over de toetsing van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget, schriftelijk een voorstel voor een inburgeringsprogramma in bij het college. Indien de inburgeringsplichtige daarom verzoekt ondersteunt de consulent inburgering de inburgeringsplichtige bij zijn keuze voor een inburgeringstraject;

  • d. het college neemt binnen acht weken na ontvangst van het voorstel voor een inburgeringsprogramma een besluit.

  • 3. Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma:

  • a. naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; en

  • b. wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat beschikt over het Keurmerk inburgering.

  • 4. Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:

  • a. naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en b. wordt verzorgd door een instelling/bedrijf dat beschikt over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van taalkennisvoorzieningen.

  • 5. Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluiten het college, de inburgeringsplichtige en zonodig een derde partij, een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

Artikel 7 De inning van de eigen bijdrage

1.De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in beginsel in één keer en ten hoogste in 36 termijnen betaald;

  • 2.

    Het college legt in de beschikking tot toekenning van een voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd;

  • 3.

    Het college kan in de beschikking tot toekenning van een voorziening bepalen dat de betaling van de eigen bijdrage door de inburgeringsplichtige geschiedt aan een door het college aangewezen aanbieder.

Artikel 8 Opleggen van verplichtingen

  • 1. Het college legt de inburgeringsplichtige die een gemeentelijk aanbod accepteert, bij beschikking de volgende verplichtingen op:

  • a. het deelnemen aan alle onderdelen van het geaccepteerde inburgeringstraject;

  • b. het deelnemen aan gesprekken met de consulent inburgering van de afdeling W & I;

  • c. het deelnemen aan voortgangsgesprekken met de hiertoe door de uitvoerder aangewezen functionaris;

  • d. voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen binnen een termijn die door het college is bepaald en/of op een door het college bepaald tijdstip;

  • e. op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op en de uitvoering van de inburgeringsvoorziening.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking ingeval van een gemeentelijk aanbod

Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van het inburgeringstraject;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de uiterste datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn afgelegd en moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage;

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Artikel 10 De inhoud van de beschikking ingeval van handhaving inburgeringsplichtige zonder gemeentelijk aanbod.

Het besluit tot handhaving van de inburgeringsverplichting bevat in ieder geval:

  • a.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • b.

    de uiterste datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

  • c.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Artikel 11 Ontheffing van de inburgeringsplicht

Een inburgeringsplichtige komt in aanmerking voor ontheffing van de inburgeringsplicht, indien een daartoe bevoegd arts constateert dat er bij de inburgeringsplichtige sprake is van lichamelijke of psychische omstandigheden die de inburgering belemmeren.

Hiertoe verplicht het college in dat geval de inburgeringsplichtige tot medewerking aan het medisch onderzoek van de arts. De kosten van de keuring zijn voor rekening van de gemeente.

Hoofdstuk 3. De bestuurlijke boete

Artikel 12 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

1.De bestuurlijke boete bedraagt € 200,- indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2.

    Ingeval van een inburgeringsplichtige die een gemeentelijk aanbod voor een inburgeringstraject heeft aanvaard, gelden de volgende boetes:

  • a.

    De bestuurlijke boete bedraagt minimaal € 350,- indien de inburgeringsplichtige een of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7 van deze verordening;

  • b.

    De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald;

3.Ingeval van een inburgeringsplichtige die zelf verantwoordelijk is voor zijn inburgering maar voor wie de gemeente een handhavingsverplichting heeft, bedraagt de boete € 250,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

4.Indien het college besluit tot vermindering van de opgelegde boete of afziet van het opleggen van een boete op grond van niet-verwijtbaarheid of dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

5.Het college verlengt de bedoelde termijn in artikel 7, eerste lid van de wet eenmalig met ten hoogste twee jaar en zes maanden, indien aantoonbaar een alfabetiseringscursus als bedoeld in artikel 7.3.1., eerste lid , onder e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt of is gevolgd voor het verstrijken van de eerder bedoelde termijn.

Artikel 13 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

1.De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 12, eerste lid van deze verordening, bedraagt € 250,- de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2.

    Ingeval van een inburgeringsplichtige die een gemeentelijk aanbod voor een inburgeringstraject heeft aanvaard, gelden de volgende boetes:

  • a.

    De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 12, tweede lid onder a van deze verordening, bedraagt € 500,- indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding;

  • b.

    De bestuurlijke boete bedraagt € 500,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de

wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald;

3.Ingeval van een inburgeringsplichtige die zelf verantwoordelijk is voor zijn inburgering maar voor wie de gemeente een handhavingsverplichting heeft, bedraagt de bestuurlijke boete € 350,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 4. Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars

Artikel 14 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1. Het college wijst de groepen vrijwillige inburgeraars aan waaraan hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • a. de derdelander die zich, na eerdere vestiging in een EU- of EER-land gedurende een periode van maximaal 12 maanden, voor het eerst in Nederland heeft gevestigd, en zich zelf meldt;

  • b. de vrijwillige inburgeraar, met uitzondering van personen als bedoeld onder a, die minimaal een jaar in Nederland woont en werkt, dan wel degene die een arbeidsovereenkomst kan overleggen voor minimaal een jaar, en zich zelf meldt;

  • c. partners als bedoeld in artikel 3 WWB van de onder lid 1, sub a en b bedoelde personen, en zich meldt;

  • d. personen die afkomstig zijn uit een EU of EER-land, en partner zijn als bedoeld in artikel 2 WWB van een persoon met de Nederlandse nationaliteit, dan wel van een persoon die behoort of behoord heeft tot de doelgroep van de wet, en zich zelf meldt.

  • 2. Het college kan afzien van het doen van een aanbod indien:

  • a. uit het onderwijskundig onderzoek blijkt dat de taalbeheersing en kennis van de Nederlandse samenleving voldoende zijn. De kosten voor het onderwijskundig onderzoek zijn voor rekening van de gemeente.

  • b. uit het onderwijskundig onderzoek blijkt dat de vrijwillige inburgeraar analfabeet is.

  • c. de vrijwillige inburgeraar bezig is met een opleiding of beschikt over een diploma, dat binnen de wet tot vrijstelling van de inburgeringsplicht leidt;

  • d. er onvoldoende middelen beschikbaar zijn voor inburgering, zoals opgenomen in het Participatiebudget, dit naar oordeel van het college.

Artikel 15 De samenstelling van de voorziening

Het college bepaalt in overleg met de vrijwillige inburgeraar, uitgezonderd geestelijke bedienaren, de samenstelling van de voorziening. De voorziening wordt afgestemd op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de vrijwillige inburgeraar. Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

  • a.

    deelname aan maatschappelijke participatie en taalstage;

  • b.

    deelname aan voorzieningen als genoemd in artikel 6 van de Verordening

activering en reïntegratie Wet werk en bijstand, of voorzieningen als bedoeld in artikel 6 van de Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren.

Artikel 16 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1.

    Aan de verstrekking van het persoonlijk inburgeringsbudget zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • a.

    het college kan via de gecontracteerde aanbieder van inburgeringstrajecten geen adequaat aanbod doen aan de vrijwillige inburgeraar en

  • b.

    de kosten van het traject zijn niet hoger dan het vergelijkbaar gemeentelijk aanbod en

  • c.

    de vrijwillige inburgeraar is naar het oordeel van het college in staat om zelf een passend traject te vinden en

  • d.

    de kosten van de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening worden door de gemeente voldaan aan de instelling die de inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening verzorgt.

  • 2.

    Het college behandelt het verzoek van de vrijwillige inburgeraar om in aanmerking te komen voor een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget op de volgende wijze:

  • a.

    het college beoordeelt bij de intake inburgering of de vrijwillige inburgeraar

op grond van de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 16 lid 1 in aanmerking komt voor een persoonlijk inburgeringsbudget;

b Indien na toetsing van artikel 16 lid 1 blijkt dat de vrijwillige inburgeraar niet in aanmerking komt voor een persoonsgebonden budget, wordt de vrijwillige inburgeraar hierover schriftelijk door het college bericht;

  • c.

    Indien na toetsing van artikel 16 lid 1 blijkt dat de vrijwillige inburgeraar in aanmerking kan komen voor een persoonsgebonden budget, dient de inburgeraar binnen zes weken na het collegebesluit over de toetsing van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget, schriftelijk een voorstel voor een inburgeringsprogramma in bij het college. Indien de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt ondersteunt de consulent inburgering de vrijwillige inburgeraar bij zijn keuze voor een inburgeringstraject;

  • d.

    Het college neemt binnen acht weken na ontvangst van het voorstel voor een inburgeringsprogramma een besluit.

  • 3.

    Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een (duaal) inburgeringsprogramma goed, indien dit programma:

  • a.

    naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; en

  • b.

    wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat beschikt over het Keurmerk inburgering.

  • 4.

    Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze taalkennisvoorziening:

  • a.

    naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2; en

  • b.

    wordt verzorgd door een instelling/bedrijf dat beschikt over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van taalkennisvoorzieningen.

  • 5.

    Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget heeft vastgesteld, sluiten het college, de inburgeringsplichtige en zonodig een derde partij, een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

Artikel 17 De inning van de eigen bijdrage

1.De eigen bijdrage van € 270,00, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in beginsel in één keer en ten hoogste in 36 termijnen betaald;

  • 2.

    Het college legt in de beschikking tot toekenning van een voorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd;

  • 3.

    Het college kan in de beschikking tot toekenning van een voorziening bepalen dat de betaling van de eigen bijdrage door de inburgeringsplichtige geschiedt aan een door het college aangewezen aanbieder van een inburgeringsvoorziening door bijschrijving op een daartoe aangewezen rekeningnummer;

  • 4.

    Vrijwillige inburgeraars die een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, van de wet, moeten volgen, hoeven geen eigen bijdrage te betalen (artikel 24e, derde lid, WI), deze doelgroep wordt niet uitgebreid.

Artikel 18 De inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet, bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de voorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar;

  • c.

    de datum waarop aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn deelgenomen.

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage.

Artikel 19 Opleggen van verplichtingen

Het college kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet een of meer van de volgende verplichtingen opnemen:

  • a.

    het deelnemen aan de voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II op een tijdstip dat in de overeenkomst wordt neergelegd;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de overeenkomst kan worden voldaan;

  • f.

    het deelnemen aan andere activiteiten die noodzakelijk worden geacht om de

    (gecombineerde) inburgeringsvoorziening succesvol te laten verlopen.

Artikel 20 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of in onvoldoende nakomt, kan het college betrokkene een boete opleggen, waarbij het bedrag hetzelfde is als de bestuurlijke boetes die het college kan opleggen als een inburgeringsplichtige de verschillende verplichtingen niet nakomt. Hierbij verwijzen wij naar artikelen 12 en 13 welke onverkort van toepassing zijn.

Artikel 21 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 22 Hardheidsclausule

Het college kan afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 23 Intrekking

De Verordening inburgering gemeente Rozendaal 2007 wordt ingetrokken.

Artikel 24 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag volgend op die van de bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2011.

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Inburgering gemeente Rozendaal 2011.

Aldus besloten in de openbare vergadering van

de gemeenteraad van Rozendaal d.d. 1 februari 2011,

de griffier

K.M. Schaap

de voorzitter

drs. J.H. Klein Molekamp