Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rucphen.

Geldend van 01-03-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rucphen.

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rucphen 

 

Ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning dient het college voorzieningen te treffen om beperkingen op te heffen, die een persoon als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub g, onderdeel 4, 5 en 6 ondervindt in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. De voorzieningen moeten een persoon in staat stellen a) een huishouden te voeren, b) zich te verplaatsen in en om de woning, c) zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en d) medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Dit betreft de zogeheten compensatieplicht. De gemeenteraad beoogt met deze Verordening regels vast te stellen over de uitvoering van de compensatieplicht door het college.

 

Op basis van deze verordening is een persoon er in beginsel zelf verantwoordelijk voor zijn deelname aan de samenleving te borgen, al dan niet door een beroep te doen op familie en mantelzorgers. Indien dit netwerk een onvoldoende waarborg vormt om de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van een persoon zeker te stellen, kan de betreffende persoon een beroep doen op de gemeente.

 

De gemeente zal dan een beoordeling maken van de persoonlijke situatie van de betreffende persoon en de persoon een passende voorziening bieden. Om de persoonlijke situatie van een persoon in te kunnen schatten, zal in beginsel een gesprek plaatsvinden bij de betreffende persoon thuis. Het college zal een inventarisatie laten opmaken van wat de persoon kan, wat de persoon wil en wat zijn omgeving kan betekenen. Op die manier kan, op basis van individueel maatwerk, een geschikte oplossing worden gevonden, waarbij de persoon zonodig kan worden toegewezen naar algemene voorzieningen, collectieve voorzieningen of individuele voorzieningen afhankelijk van zijn persoonlijke situatie.

 

HOOFSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

1.1 In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

 

  • 1.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning van 29 juni 2006, Stb. 351, zoals deze Wet van tijd tot tijd is en zal worden gewijzigd;

 

  • 1.

    Besluit: het Besluit maatschappelijke ondersteuning van 2 oktober 2006, Stb. 450 zoals dit Besluit van tijd tot tijd is en zal worden gewijzigd;

 

  • 1.

    Persoon met beperkingen: persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem beperkingen ondervindt in zijn zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie;

 

  • 1.

    Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1 sub b van de Wet;

 

  • 1.

    Aanvrager: een persoon met beperkingen die aan het college verzoekt in aanmerking te komen voor een voorziening in het kader van deze verordening, dan wel een mantelzorger die bij de uitvoering van de mantelzorg ondersteuning nodig heeft;

 

  • 1.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke of financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die maatschappelijke participatie mogelijk maken;

 

  • 1.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijk verkeer, waaronder wordt verstaan het kunnen voeren van een huishouden, het normale gebruik van een woning, het zich in en om de woning kunnen verplaatsen, het zich zodanig kunnen verplaatsen dat aansluiting kan worden gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoerssystemen, het kunnen ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

 

  • 1.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke opvattingen tot het gangbare gebruiks- en bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

 

  • 1.

    Gebruikelijke zorg: krachtens het protocol gebruikelijke zorg in aanmerking te nemen hulp van huisgenoten;

 

  • 1.

    Huisgenoot: iedere meerderjarige persoon met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

 

  • 1.

    Goedkoopst compenserend: indien meer dan één voorziening als compensatie voor de beperking kan worden aangemerkt, wordt de goedkoopste voorziening verstrekt;

 

  • 1.

    Voorziening: een algemene, collectieve of individuele voorziening die een beperking in zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie kan opheffen of verminderen;

 

  • 1.

    Algemene voorziening: een voorziening die snel en zonder indicatiestelling beschikbaar is en die een compenserende oplossing biedt voor de beperkingen die een aanvrager ondervindt;

 

  • 1.

    Collectieve voorziening: een voorziening die op basis van een indicatiestelling wordt verstrekt en die door meerdere personen (met beperkingen) tegelijk kan worden gebruikt;

 

  • 1.

    Individuele voorziening: een voorziening die op basis van een indicatiestelling wordt verstrekt indien een algemene of collectieve voorziening geen compenserende oplossing biedt;

 

  • 1.

    Gesprek: gesprek dat wordt gevoerd onder eindverantwoordelijkheid van het college waarmee behoeften, capaciteiten en mogelijkheden van een persoon worden geïnventariseerd;

 

  • 1.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

 

  • 1.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag dat de tegenwaarde vormt van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten, waarmee een aanvrager een of meer aan hem te verlenen individuele voorzieningen kan verwerven;

 

  • 1.

    Eigen bijdrage: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een individuele voorziening in natura of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Rucphen van toepassing zijn;

 

  • 1.

    Financiële tegemoetkoming: een geldbedrag, al dan niet kostendekkend, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat. 

 

  • 1.

    Hoofdverblijf: de woonruimte, waar de aanvrager zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft of zal hebben en op welk adres de aanvrager in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staat of zal staan, dan wel het feitelijke woonadres indien de aanvrager met een briefadres in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staat of zal staan;

 

  • 1.

    Meerkosten: kosten van een krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

 

1.2 Voor zover in deze verordening termen worden gebruikt die niet zijn gedefinieerd, hebben deze dezelfde betekenis als daaraan in de Wet en het Besluit is gegeven.

 

1.3 In deze verordening gebruikte woorden, in enkelvoud of meervoud, hebben de betekenis zoals gedefinieerd in artikel 1.1.

 

 

Artikel 2 Compensatieplicht

 

2.1 Een persoon met beperkingen, die onvoldoende mogelijkheden heeft om zijn zelfredzaamheid en/of zijn maatschappelijke participatie met inzet van zijn eigen netwerk, waaronder onder meer begrepen huisgenoten, familieleden en mantelzorgers, te compenseren, kan hiervoor worden gecompenseerd met inzet van:

 

a. algemene voorzieningen;

b. collectieve voorzieningen; en/of

c. individuele voorzieningen.

 

2.2 Bij het bepalen of, en zo ja welke voorziening benodigd is, houdt het college rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien. Op basis van die uitgangspunten wordt bepaald welke voorziening voor een aanvrager naar objectieve maatstaven de goedkoopst compenserende oplossing biedt.

 

2.3 De voorkeur van een aanvrager voor een duurdere compenserende voorziening wordt alleen gehonoreerd als de aanvrager de meerkosten voor eigen rekening neemt.

 

2.4 Om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen wordt de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) als grondslag gehanteerd.

 

2.5 Het college kent geen voorziening toe indien:

 

  • 1.

    de aanvrager niet zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Rucphen;

  • 2.

    sprake is van gebruikelijke zorg;

  • 3.

    de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

  • 4.

    de voorziening niet langdurig noodzakelijk is, tenzij voor een afzienbare periode hulp bij het huishouden nodig is of een toewijzing naar een algemene voorziening een adequate oplossing biedt;

  • 5.

    er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

  • 6.

    de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan de datum van het besluit heeft gemaakt, tenzij het college uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven tot het maken van die kosten of de noodzaak tot het maken van die kosten nog kan worden vastgesteld;

  • 7.

    een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft, reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;

  • 8.

    er op grond van een andere wettelijke regeling aanspraak op een voorziening bestaat die een compenserende oplossing biedt.

 

Artikel 3 Te bereiken resultaten

3.1 De te bereiken resultaten ter compensatie van beperkingen die de aanvrager ondervindt, betreffen:

a. een schoon en leefbaar huis;

b. wonen in een geschikt huis;

c. beschikken over goederen voor primaire levensbehoefte;

d. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

e. het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

f. het zich verplaatsen in en om de woning;

g. zich lokaal verplaatsen per vervoersmiddel;

h. de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

3.2 Voor elk van de in artikel 3.1 te bereiken resultaten geldt het primaat van een ter zake beschikbare algemene voorziening. Een persoon met beperkingen komt voor een algemene voorziening in aanmerking als sprake is van een beperking, die door middel van een beschikbare algemene voorziening snel en adequaat kan worden opgelost.

  • 1.

    Voor elk van de in artikel 3.1 te bereiken resultaten geldt het primaat van een ter zake beschikbare collectieve voorziening, zoals het collectief vraagafhankelijk vervoer, indien de algemene voorziening geen compenserende oplossing biedt of niet beschikbaar is.

 

3.4 Voor elk van de in artikel 3.1 te bereiken resultaten geldt dat een persoon met beperkingen in beginsel alleen in aanmerking komt voor een individuele voorziening als een algemene, noch een collectieve voorziening in het individuele geval een adequate oplossing biedt of een dergelijke voorziening niet beschikbaar is.

 

3.5 Ten aanzien van het resultaat als benoemd in artikel 3.1, sub b geldt dat voor zover een aanvrager kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning, en deze verhuizing kan leiden tot het bereikte resultaat, dan zal deze mogelijkheid eerst worden beoordeeld. In een dergelijk geval kan een verhuiskostenvergoeding worden verstrekt.

 

3.6 Ten aanzien van het resultaat als benoemd in artikel 3.1, sub b geldt dat voor zover een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een aanvrager en de eigenaar is niet bereid de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van een persoon met beperkingen die behoefte hebben aan een dergelijke woning, het college een herplaatsbare losse woonunit kan verstrekken indien dit de goedkoopst compenserende voorziening is en daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

 

 

HOOFDSTUK 2 PROCEDURE VOOR BEOORDELEN VAN PASSENDE VOORZIENINGEN

 

Artikel 4 Aanmelding voor een gesprek

 

4.1 Indien een persoon met beperkingen behoefte heeft aan compenserende middelen ten behoeve van het bevorderen van zijn zelfredzaamheid en/of zijn maatschappelijke participatie, dan kan door of namens hem een aanmelding voor een gesprek worden gedaan bij de gemeente Rucphen.

 

4.2 Indien een mantelzorger belemmeringen ondervindt in de uitvoering van de mantelzorg, kan door hem een aanmelding voor een gesprek worden gedaan bij de gemeente Rucphen.

 

Artikel 5 Inventarisatie van behoeften, capaciteiten en mogelijkheden

 

5.1Om te bepalen welke voorziening in het individuele geval passend is, laat het college onderzoek verrichten naar de situatie van de persoon met beperkingen.

 

5.2 Dit onderzoek kan worden verricht door het voeren van een gesprek bij de persoon met beperkingen thuis. Bij dit gesprek kan een huisgenoot, familielid, mantelzorger of een andere vertrouwenspersoon aanwezig zijn.

 

5.3 Een gesprek zal in beginsel gevoerd worden indien:

 

a. de aanmelding afkomstig is van een persoon met beperkingen of een mantelzorger die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de wet heeft gedaan;

b. de aanmelding die afkomstig is van een persoon met beperkingen of een mantelzorger die al eerder een aanvraag in het kader van de wet heeft gedaan, maar met wie nog geen gesprek is gevoerd;

c. de aanmelding die afkomstig is van een persoon met beperkingen of een mantelzorger die al eerder een aanvraag in het kader van de wet heeft gedaan, maar bij wie sprake is van gewijzigde omstandigheden of een gewijzigd te bereiken resultaat.

 

5.4 Het college heeft de bevoegdheid in een individueel geval te beslissen dat geen gesprek zal plaatsvinden.

 

5.5 In het gesprek informeert de zorgmakelaar de aanvrager over de voorziening(en) die in het individuele geval mogelijk een passende compensatie zou(den) kunnen bieden.

 

5.6 Van het gesprek wordt een verslag opgemaakt, waarin in ieder geval het volgende wordt uiteengezet:

 

a. de behoefte van de persoon met beperkingen;

b. een korte beschrijving van de persoonlijke situatie en het netwerk van de persoon met beperkingen;

c. welke voorziening in het individuele geval passend wordt geacht.

 

5.7 Het verslag zal, met eventuele opmerkingen van of namens de aanvrager, in beginsel binnen een week nadat het gesprek heeft plaatsgevonden worden ondertekend door de aanvrager, alsmede door de zorgmakelaar.

 

Artikel 6Aanvraag van voorzieningen

 

6.1 Indien er een verslag zoals bedoeld in artikel 4 is opgemaakt, kan dit verslag worden gebruikt als aanvraagformulier voor collectieve en individuele voorzieningen. Daarnaast kan, indien een aanvrager die gebruik wenst te maken van collectieve of individuele voorzieningen, door of namens deze persoon een aanvraag worden ingediend bij de gemeente Rucphen. In dat geval wordt gebruik gemaakt van een daartoe opgesteld aanvraagformulier.

 

6.2 Het college kan, alvorens een aanvraag in behandeling te nemen, beslissen dat indien een aanvrager geen aanmelding voor een gesprek heeft ingediend, een dergelijk gesprek toch dient plaats te vinden voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening.

 

6.3 De aanvraag dient te worden ingediend bij het zorgloket van de gemeente Rucphen waar tevens de aanvragen voor zorg in het kader van de Algemene wet bijzondere ziektekosten kunnen worden ingediend.

 

6.4 De aanvrager dient zich desgevraagd te identificeren met een geldig paspoort, Europese identiteitskaart, rijbewijs dan wel een Vreemdelingendocument.

 

Artikel 7 Extern advies

 

7.1 Het college vraagt een door hen daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

 

a. de gevraagde voorziening om medische redenen beoordeling behoeft;

b. het een complexe aanvraag betreft.

 

7.2 Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

 

7.3 Bij de advisering zoals bedoeld in dit artikel wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de ICF.

HOOFSTUK 3 DE TE VERSTREKKEN VOORZIENINGEN

 

Artikel 8 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

8.1 Een voorziening kan in beginsel worden verstrekt in natura, als financiële tegemoetkoming of als persoonsgebonden budget.

8.2 Een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen. De omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten, zoals bepaald in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rucphen.

8.3 Het college kan vanwege overwegende bezwaren in een individuele situatie bepalen dat geen keuze wordt geboden ten aanzien van de vorm van de te verstrekken individuele voorzieningen.  In het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rucphen zijn hiervoor bepalingen opgenomen.

8.4 Het college licht een aanvrager, vooraf in duidelijke en begrijpelijke bewoordingen in over de gevolgen van de keuze voor een individuele voorziening, een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming.

8.5 De wijze waarop de financiële tegemoetkoming en het persoonsgebonden budget worden vastgesteld, wordt door het college vastgelegd in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rucphen.

Artikel 9 Eigen bijdragen en eigen aandeel

9.1 Bij het verstrekken van voorzieningen kan de aanvrager die ouder is dan 18 jaar, zowel voor een voorziening in natura als voor een persoongebonden budget, een eigen bijdrage verschuldigd zijn die afhankelijk is van het type voorziening en is afgestemd op het inkomen van de aanvrager en zijn echtgenoot.

9.2 De hoogte van een financiële tegemoetkoming is afhankelijk van het type voorziening en is afgestemd op het inkomen van de aanvrager en zijn echtgenoot; de aanvrager 'betaalt' aldus een zogenoemd eigen aandeel.

9.3 Het college legt, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk IV van het Besluit, in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rucphen de omvang van het norminkomen, de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.

 

 

Artikel 10 Beschikking

10.1 In de beschikking wordt vastgesteld:

a. in het geval het een voorziening in natura betreft:

  • 1.

    welke voorziening aan de persoon met beperkingen wordt verstrekt;

  • 2.

    indien van toepassing: wat de looptijd is van de te verstrekken voorziening;

  • 3.

    hoe de voorziening wordt verstrekt;

 

b. in het geval een persoonsgebonden budget wordt verstrekt:

  • 1.

    voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget wordt verstrekt;

  • 2.

    wat de looptijd van het te verstrekken persoonsgebonden budget is;

  • 3.

    wat de omvang en de wijze van betaling van het persoonsgebonden budget is;

  • 4.

    of sprake is van een overeenkomst (inclusief programma van eisen) waarin nadere vereisten worden bepaald waaraan de te verwerven voorziening dient te voldoen;

 

c. in het geval een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt:

  • 1.

    voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming wordt verstrekt;

  • 2.

    indien van toepassing: wat de looptijd van de te verstrekken financiële tegemoetkoming is;

  • 3.

    wat de omvang en de wijze van betaling van de financiële tegemoetkoming is;

 

10.2 Indien sprake is van een te betalen eigen bijdrage of eigen aandeel, wordt dit in de beschikking opgenomen;

 

10.3 De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

 

 

Artikel 11 Wijzigingen in de situatie van een persoon met beperkingen

 

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

 

 

Artikel 12 Intrekking van een voorziening

 

12.1 Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

 

a. niet of niet langer wordt voldaan aan het gestelde bij of krachtens deze verordening;

b. op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

c. de aanvrager tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond;

d. indien blijkt dat gedurende een periode van meer dan zes maanden geen gebruik is gemaakt van de verstrekte voorziening.

 

12.2 Het college is gerechtigd een aanvrager die een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget heeft ontvangen verantwoording te laten afleggen over de besteding van de ontvangen gelden. De aanvrager is verplicht alsdan de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Rucphen, per ommegaande te verstrekken. Indien een aanvrager geen of onvoldoende verantwoording aflegt omtrent de besteding van het persoonsgebonden budget, dan wel indien blijkt dat het persoonsgebonden budget na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden, kan het college de beschikking tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget intrekken.

 

 

Artikel 13 Terugvordering

 

13.1 In geval het recht op een in bruikleen of eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden ingenomen.

 

13.2 In geval een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

 

 

HOOFSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 14 Hardheidsclausule

 

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald, indien strikte toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

 

Artikel 15 Gevallen waarin de verordening niet voorziet

 

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

 

 

Artikel 16 Indexering

 

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rucphen geldende bedragen verhogen of verlagen op basis van de indexcijfers Overheidsbijdrage in de Arbeidskostenontwikkeling ("OVA") van het Centraal Planbureau en het consumentenprijsindexcijfer (CPI) 'alle huishoudens (2006 = 100) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (zoals vermeld op de website www.cbs.nl), waarbij het OVA voor 80% en het CPI voor 20% mee weegt, met dien verstande dat indexering nimmer meer zal bedragen dan 2% per jaar. De geïndexeerde bedragen worden afgerond op de cent nauwkeurig (twee cijfers achter de komma).

 

 

Artikel 17 Evaluatie

 

17.1 Het college publiceert jaarlijks voor 1 juli de uitkomsten van onderzoek naar de tevredenheid van vragers van maatschappelijke ondersteuning over de uitvoering van de wet. Indien dit onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan deze verordening danwel het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rucphen en/of de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Rucphen worden aangepast.

 

17.2 Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per vier jaar geëvalueerd waarna een verslag over doeltreffendheid en effectiviteit aan de raad wordt voorgelegd. Indien de evaluatie hiertoe aanleiding geeft wordt de verordening aangepast.

 

 

Artikel 18 Inwerkingtreding

 

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 maart 2013.

 

 

Artikel 19 Citeertitel

 

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Rucphen.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Rucphen, op 6 februari 2013.

 

 

 

 

de griffier,

de voorzitter,

 

 

 

drs. R.A.F. van Pareren.

mr. M. van der Meer Mohr.