Regeling vervallen per 01-01-2015

Premieverordening Wet werk en bijstand gemeente Súdwest Fryslân

Geldend van 11-03-2011 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2011

Intitulé

Premieverordening Wet werk en bijstand gemeente Súdwest Fryslân

 

De raad van de gemeente Súdwest Fryslân;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 januari 2011;

gelet op artikel 8 lid 1 sub f van de Wet werk en bijstand (WWB) jo. artikel 10a, zesde lid van de WWB én artikel 147 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de: Premieverordening Wet werk en bijstand gemeente Súdwest Fryslân 

Artikel 1 Begripsomschrijving.

Deze verordening verstaat onder:

a. de WWB: de Wet werk en bijstand

b. uitkeringsgerechtigde: de persoon van 27 tot 65 jaar die een uitkering voor algemene bijstand ontvangt, een uitkering op grond van de IOAW (Wet Inkomensvoorziening Oudere en Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werkloze Werknemers) of IOAZ (Wet Inkomensvoorziening Oudere en Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Gewezen Zelfstandigen).

c. Deeltijdarbeid: betaalde arbeid voor een niet volledige werkweek waaruit een inkomen wordt verdiend waarmee niet zelfstandig in het bestaan wordt voorzien.

d. Premie: een premie die op grond van artikel 7 van de Wwb kan worden ingezet als voorziening gericht op inschakeling in de arbeid.

e. Inkomstenvrijlating: de vrijlating van een deel van de inkomsten uit arbeid als bedoeld in artikel 31, lid 2, onder j van de Wwb.

Artikel 2 Premie op participatie

  • 1 Recht op een eenmalige premie per kalenderjaar heeft de uitkeringsgerechtigde die naar het oordeel van het college een bijzondere inspanning heeft verricht gericht op participatie.

  • 2 Als de bijzondere inspanning bestaat uit het verrichten van deeltijdarbeid voor de duur van tenminste zes maanden per kalenderjaar en het inkomen uit die arbeid per maand tenminste gelijk is aan de helft van de van toepassing zijnde bijstandsnorm heeft die uitkeringsgerechtigde recht op een premie.

  • 3 De premie wordt niet toegekend zolang een vrijlating van inkomsten wordt genoten.

  • 4 Het recht op premie vervalt bij het verwijtbaar weigeren van de mogelijkheid tot uitbreiding van het aantal arbeidsuren.

Artikel 3 Aanvullende bepalingen

  • 1 Het college kent een premie waar mogelijk ambtshalve toe.

  • 2 Het college is bevoegd de hoogte van de premie vast te stellen.

  • 3 Geen recht op premie bestaat als de informatie over het verwerven van inkomsten uit arbeid niet, niet tijdig of onvolledig is verstrekt en dit de uitkeringsgerechtigde te verwijten valt.

Artikel 4 Slotbepaling

  • 1 Deze verordening treedt in werking op 11 maart 2011 en werkt terug tot 1 januari 2011.

  • 2 Deze verordening kan worden aangehaald als "Premieverordening Wet werk en bijstand gemeente Súdwest Fryslân".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 3 maart 2011
Drs. H.H. Apotheker , voorzitter.
 
Drs. K. Schraagen , griffier.
 
 

Toelichting 1

Toelichting

In deze verordening is het premiebeleid opgebouwd rond één premie: de premie op participatie. Deze premie is in te zetten om de bijzondere inspanningen van een klant gericht op diens participatie te belonen. Hierbij valt te denken aan onder meer het aanvaarden van betaalde (gesubsidieerde)arbeid in voltijd of deeltijd; het volgen van een scholing of stage; sociale activering; het verlenen van mantelzorg; het verrichten van vrijwilligerswerk; vrijwillige deelname aan inburgering (oud-komers); starten van een zelfstandig bedrijf/beroep en werken met behoud van uitkering (deelname aan inzetbanen, een participatieproject of toekomstige varianten hiervan). Een inzetbaan is een voorziening gericht op het vrijwillig opdoen van werkervaring met behoud van uitkering door langdurige uitkeringsgerechtigden met een verminderd perspectief op uitstroom.

Een premie op participatie maakt een aparte premie voor werkvormen met behoud van uitkering overbodig. Een aparte premie voor het compenseren van het verlies van de langdurigheidstoeslag is niet langer nodig, omdat de WWB op dit punt inmiddels is gerepareerd. Ook een aparte premie voor werken in deeltijd is niet langer nodig en is te ondervangen binnen de premie op participatie. Het lonend maken van werken is een kernpunt van het lokale premiebeleid. Ondersteuning via het premiebeleid is gewenst, omdat de Wet werk en bijstand het eigen inkomen slechts aanvult tot het sociaal minimum: de bijstandsnorm. De WWB biedt een inkomensgarantie op minimumniveau. De WWB staat eenmalig over een aaneengesloten termijn van zes maanden een vrijlating van inkomsten toe. Na afloop van deze termijn moet het inkomen uit arbeid volledig (100%) op de uitkering in mindering wordt gebracht. Werken in deeltijd loont dan niet meer. Met name groepen die langdurig op deeltijdarbeid zijn aangewezen, veelal kwetsbare personen met weinig perspectief op volledige uitstroom, ervaren dit als niet redelijk/billijk. De extra waarborg (deze premie) is ingebouwd om het (blijven) werken in deeltijd meer langdurig te ondersteunen en om de combinatie arbeid en zorg te stimuleren. Beter in deeltijd werken dan voltijds stilzitten. Werken in deeltijd naar vermogen is te sturen via afstemmingsverordening. De afstemmingsverordening voorziet hier in.

De Wet werk en bijstand staat fiscaal vrije premies toe als is voldaan aan de uitgangspunten van die wet. Fiscaal vrij wil zeggen, dat de premies niet meetellen als inkomen bij het gebruik van inkomensafhankelijke voorzieningen als huurtoeslag, zorgtoeslag, kwijtschelding, eigen bijdrage thuiszorg, kinderopvangtoeslag etc. Voor een fiscaal vrije premie is vereist, dat de premie in één bedrag wordt uitgekeerd. Bij uitbetaling van de premie in termijnen wordt deze als een periodieke uitkering aangemerkt. Het werken met een fiscaal vrije premie heeft verre de voorkeur. Met dit aspect is in het nieuwe premiebeleid rekening gehouden. Een uitkeringsgerechtigde komt maar eenmaal per kalenderjaar voor een premie op participatie in aanmerking. Verder is samenloop van een inkomstenvrijlating met een premie op participatie uitgesloten.

 

 

 

Artikelsgewijze toelichting

Toelichting bij artikel 1 (begripsomschrijving)Het omschrijven van de begrippen sluit aan bij de begripsbepalingen van de WWB.

Toelichting bij artikel 2 (premie op participatie)Bij de premie op participatie gaat het niet zozeer om het toekennen van een recht op een specifieke voorziening, maar om het recht om bijzondere inspanningen van de klant te ondersteunen. Een zodanig aanspraak stimuleert de eigen verantwoordelijkheid van de klanten. De zinsnede "naar het oordeel van het college" houdt in, dat er een toetsing plaats vindt aan de feiten en omstandigheden in het individuele geval. De klant kan weliswaar de premie aanvragen, maar het uitvoeringsorgaan (de casemanager) toetst en beoordeelt de aanvraag. De bijzondere inspanning kan betrekking hebben op onder meer doorgroei in of uitstroom naar betaald werk; opdoen van werkervaring; volgen van scholing; stage lopen; sociale activering; het verrichten van mantelzorg of vrijwilligerswerk; vrijwillige inburgering (oud-komers); starten zelfstandig bedrijf/beroep; werken met behoud van uitkering. Bij het beoordelen van het recht op deze premie is mede bepalend het opleidingsniveau; duur werkloosheid; zorg of sociaalpsychische problematiek; geboden voorzieningen (mate van investering in de klant); kans op uitstroom; inkomensperspectief; aanspraak op inkomstenvrijlating; ontvangst vergoeding uit stage/ vrijwilligerswerk etc. Uitkeringsgerechtigden van 18 tot 65 jaar zijn in beginsel verplicht algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden. Inkomsten uit arbeid worden slechts aangevuld tot de norm. Omdat werken moet lonen, is binnen de premie op participatie een extra waarborg ingebouwd die recht geeft op de premie als deeltijdarbeid wordt verricht voor de duur van zes maanden of meer per jaar en als uit die arbeid tenminste een inkomen wordt verdiend gelijk aan de helft van de toepasselijke bijstandsnorm. Betaald werken omvat mede betaalde gesubsidieerde arbeid. Op deze werkvorm zijn vaak kwetsbare personen: arbeidsgehandicapten of personen met complexe problematiek aangewezen. Aan de waarborg voor het recht op de premie zijn geen verdere beperkende of aanvullende voorwaarden gesteld. Het betaald werken naar vermogen is immers via de afstemmingsverordening voldoende adequaat te ondervangen. De vastgelegde anticumulatie van een premie op participatie en een inkomstenvrijlating moet voorkomen dat de premie als niet fiscaal vrij wordt aangemerkt. Met het oog hierop is tevens vastgelegd dat een premie op participatie slechts eenmaal per klant per kalenderjaar wordt verstrekt.

Toelichting bij artikel 3 (aanvullende bepalingen)

-Toekennen premie met en zonder aanvraag De casemanagers controleren en bewaken reeds de doelmatigheid van de uitkering. Deze activiteit is gericht op het ondersteunen van de klant bij diens participatie. Om deze redenen wordt de premie waar mogelijk toegekend zonder het hoeven doen van een aanvraag. Een belanghebbende kan het recht op de premie ook claimen via het doen van een aanvraag. Verschil van inzicht over de mate van de verrichte bijzondere inspanning tussen casemanager en klant is inherent aan het leveren van maatwerk. Zo nodig worden aanvullende richtlijnen aan het casemanagement verstrekt. Goede voorlichting aan de klant moet bijdragen aan het voorkomen van onnodige verwachtingen.

-Vaststellen hoogte premiesAan het college is de bevoegdheid toegekend tot het vaststellen van de hoogte van de premie op participatie. Dit maakt het flexibel inspringen op ontwikkelingen in wetgeving en premievolume mede mogelijk. Het college legt de hoogte van de premie vast in beleidsregels.Toelichting bij artikel 4 (slotbepaling).Het premiebeleid treedt in werking daags na het bekendmaken van de vaststelling van deze verordening met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2011.