Regeling vervallen per 01-01-2019

Parkeerverordening Súdwest-Fryslân 2014

Geldend van 27-06-2014 t/m 31-12-2018

Intitulé

Parkeerverordening Súdwest-Fryslân 2014

De raad van de gemeente Súdwest-Fryslân;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 januari 2014;

b e s l u i t:

vast te stellen de

Parkeerverordening Súdwest-Fryslân 2014

AFDELING I DEFINITIES EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • b.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • g.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:

  • i. is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

  • ii. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • h.

    parkeerverbodszoneplaats: een parkeerplaats waar een parkeerverbod geldt die:

  • i. is aangeduid met bord E1 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

  • ii. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E1 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • i.

    parkeerschijfzoneplaats: een parkeerplaats die is voorzien van een blauwe streep, waar het parkeren van een motorvoertuig op meer dan twee wielen slechts is toegestaan indien het motorvoertuig overeenkomstig het bij ministeriële regeling bepaalde is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf;

  • j.

    vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen;

  • k.

    ontheffing: een door het college verleende ontheffing op grond van artikel 87 van het RVV krachtens welke het wordt toegestaan te parkeren bij een parkeerverbodszoneplaats (art. 62, verkeersteken E1) of een parkeerschijfzoneplaats zonder dat het motorvoertuig is voorzien van een duidelijk zichtbare parkeerschijf (art. 25 van het RVV);

  • l.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • m.

    ontheffinghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een ontheffing is verleend;

  • n.

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

  • o.

    autodateplaats: een parkeerplaats aangewezen voor een motorvoertuig bestemd voor autodate.

AFDELING II PLAATSEN VOOR VERGUNNINGHOUDERS, VERGUNNINGEN EN VERGUNNINGBEWIJZEN

Artikel 2

  • 1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. Het college kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 2. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1. Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2. Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 3. Een vergunning kan worden verleend aan:

    • a.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, te noemen bewonersvergunning;

    • b.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren, te noemen bedrijfsvergunning;

    • c.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die eigenaar is van een zelfstandige recreatiewoning in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, te noemen recreatiewoningvergunning;

    • d.

      degene die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, ten behoeve van het parkeren van het motorvoertuig van degene die hem of haar bezoekt, te noemen bezoekersvergunning,

    • d.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor autodate, waarvan de autodateplaats is gelegen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, te noemen autodatevergunning;

    • e.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die gebruik wil maken van de parkeerapparatuurplaatsen buiten de stadsgrachten van Sneek, te noemen parkeerabonnement, lang parkeren Sneek;

    • g.

      instellingen die voor de uitoefening van de functie of taak structureel één of meer motorvoertuigen in de gehele gemeente moet bezigen, voor het parkeren op parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen, te noemen functionele vergunning;

    • g.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren, voor één dag, te noemen dagvergunning.

  • 4. Het college kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het derde lid genoemde vereisten.

  • 5. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven vergunningen per aaneengesloten gebied en per categorie vaststellen.

  • 6. Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Aan een autodatevergunning genoemd in artikel 3, lid d kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

Artikel 4

  • 1. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 5

De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • 1.

    de periode waarvoor de vergunning geldt;

  • 2.

    het gebied waarvoor de vergunning geldt;

  • 3.

    de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6

  • 1. De vergunning kan worden uitgegeven onbepaalde tijd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de geldigheid van de vergunningen korter zijn, indien bij het verlenen van de vergunning reeds bekend is dat de vergunning nodig is voor een bepaalde tijd.

Artikel 7

Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning is verleend;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen of wordt gewijzigd;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan;

  • f.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • g.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • h.

    om redenen van openbaar belang.

AFDELING III PLAATSEN VOOR ONTHEFFINGHOUDERS, ONTHEFFINGEN EN ONTHEFFINGBEWIJZEN

Artikel 8

  • 1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen waarvoor ontheffingen kunnen worden verleend. Het college kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 8, derde lid.

  • 2. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan ontheffinghouders is toegestaan.

Artikel 9

  • 1. Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een ontheffing verlenen voor het parkeren op een parkeerverbodszoneplaats of een parkeerschijfzoneplaats.

  • 2. Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een ontheffing.

  • 3. Een ontheffing kan worden verleend aan:

    • a.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar parkeerverbodszoneplaatsen of parkeerschijfzoneplaatsen aanwezig zijn, te noemen bewonersontheffing. b. een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar parkeerverbodszoneplaatsen of parkeerschijfzoneplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren, te noemen bedrijfsontheffing;

    • b.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die eigenaar is van een zelfstandige recreatiewoning in een gebied waar parkeerverbodszoneplaatsen of parkeerschijfzoneplaatsen aanwezig zijn, te noemen recratiewoningontheffing;

    • c.

      degene die woont in een gebied waar parkeerverbodszoneplaatsen of parkeerschijfzoneplaatsen aanwezig zijn, ten behoeve van het parkeren van het motorvoertuig van degene die hem of haar bezoekt , te noemen bezoekersontheffing,

    • d.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor autodate, waarvan de autodateplaats is gelegen in een gebied waar parkeerverbodszoneplaatsen of parkeerschijfzoneplaatsen aanwezig zijn, te noemen autodateontheffing;

  • 4. Het college kan in bijzondere gevallen een ontheffing ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het derde lid genoemde vereisten.

  • 5. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven ontheffingen per aaneengesloten gebied en per categorie vaststellen.

  • 6. Het college kan aan een ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Aan een ontheffing voor categorie IV kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

Artikel 10

  • 1. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van een aanvraag voor een ontheffing.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 11

De ontheffing bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • 1.

    de periode waarvoor de ontheffing geldt;

  • 2.

    het gebied waarvoor de ontheffing geldt;

  • 3.

    de naam van de ontheffinghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de ontheffing is verleend.

Artikel 12

  • 1. De ontheffing kan wordt uitgegeven onbepaalde tijd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de geldigheid van de vergunningen korter zijn, indien bij het verlenen van de ontheffing reeds bekend is dat de ontheffing nodig is voor een bepaalde tijd.

Artikel 13

Het college kan een ontheffing intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de ontheffinghouder;

  • b.

    wanneer de ontheffinghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning of ontheffing is verleend;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de ontheffing;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van ontheffingen komt te vervallen of wordt gewijzigd;

  • e.

    wanneer de ontheffinghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn ontheffing heeft voldaan;

  • f.

    wanneer de ontheffinghouder handelt in strijd met de aan de ontheffing verbonden voorschriften;

  • g.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de ontheffing onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • h.

    om redenen van openbaar belang.

AFDELING IV VERBODSBEPALINGEN

Artikel 14

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats of een autodateplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      bij vergunningen die volgens artikel 5, lid 3 op naam zijn verleend: zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven vergunningsbewijs;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

    • d.

      Houders van een Gehandicaptenparkeerkaart zijn hiervan uitgezonderd.

  • 2. Het is ontheffinghouders verboden gedurende de tijden waarop ontheffing is verleend voor het parkeren bij parkeerverbodszoneplaatsen en parkeerschijfzoneplaatsen aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder ontheffing;

    • b.

      bij ontheffingen die volgens artikel 10, lid 3 op naam zijn verleend: zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven ontheffingsbewijs;

    • c.

      in strijd met de aan de ontheffing verbonden voorschriften.

    • d.

      Houders van een gehandicaptenparkeerkaart zijn hiervan uitgezonderd.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel.

Artikel 15

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats

    • b.

      op een belanghebbendenplaats;

    • c.

      op een parkeerverbodszoneplaats;

    • d.

      op een parkeerschijfzoneplaats.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

AFDELING V STRAFBEPALING

Artikel 16

Overtreding van het bepaalde in afdeling IV van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

AFDELING VI OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 17

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de buitengewoon opsporingsambtenaren van het Team Handhaving en Toezicht Publiek Domein.

Artikel 18

Deze verordening wordt aangehaald als: Parkeerverordening Súdwest-Fryslân 2014.

Artikel 19

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 april 2014 of een door het college bij openbaar besluit bekend te maken datum.

  • 2. Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Parkeerverordening Súdwest-Fryslân 2013

  • 3. Vergunningen en ontheffingen die zijn verleend krachtens de verordeningen genoemd in artikel 18, tweede lid worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 maart 2014

 
drs. H.H. Apotheker , voorzitter
 
G.W. Stegenga, wnd. griffier.