Verordening op de heffing en invordering van sluisgelden 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van sluisgelden 2020

De raad van de gemeente Súdwest-Fryslân;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 1 oktober 2019;

gelet op artikel 229 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Verordening op de heffing en invordering van sluisgelden 2020

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    abonnement: het recht om gedurende de periode 1 april tot 1 november, tijdens reguliere bedieningstijden, gebruik te maken van de in artikel 2 bedoelde diensten, zonder daarvoor een recht per doorvaart verschuldigd te zijn;

  • b.

    bedieningstijden: de tijden waarop de bruggen, regulier worden bediend zoals vastgesteld in de “Verordening brugbediening Súdwest-Fryslân”;

  • c.

    vaartuig: een drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebezigd dan wel bestemd is of geschikt is voor het vervoer te water van persoon of goederen of voor het dragen of vervoeren van al dan niet met het drijvende lichaam één geheel uitmakende voorwerpen.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam “sluisgeld” worden rechten geheven voor alle vaartuigen waarvoor van gemeentewege sluizen (in Makkum en Workum) worden geopend of open worden gehouden.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is degene op wiens aanvraag de in artikel 2 bedoelde dienst wordt verleend.

Artikel 4 Vrijstelling

Het sluisgeld wordt niet geheven voor:

  • a.

    volg- en bijboten behorende tot vaartuigen, waarvoor sluisgeld verschuldigd is, mits zij daaraan zijn bevestigd;

  • b.

    vaartuigen in directe dienst van het rijk, de provincie, het waterschap of de gemeente;

  • c.

    een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt.

Artikel 5 Tarieven

Het recht als bedoeld in artikel 2 voor de sluizencomplexen in Makkum en Workum bedraagt per vaartuig:

  • a.

    per doorvaart € 5,-;

  • b.

    voor een abonnement, per kalenderjaar, per sluis € 75,-.

Artikel 6 Belastingjaar

Met betrekking tot het sluisgeld dat per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

Het sluisgeld wordt geheven bij wege van aanslag dan wel mondelinge of schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of ander schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van een schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8 Termijn van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten worden betaald ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 7:

    • a.

      mondeling gedaan wordt: op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk gedaan wordt: op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel in geval van toezending daarvan, binnen één maand na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 2.

    De algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de sluisgelden wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

  • 2.

    De ‘Verordening sluisgelden 2016’ van 12 november 2015 wordt ingetrokken.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020. Op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan blijft de Verordening sluisgelden 2016 van toepassing.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening sluisgelden 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 november 2019,

mr. drs. J.A. de Vries, voorzitter

G.W. Stegenga, griffier