Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2010

Geldend van 24-12-2009 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2010

De raad van de gemeente Schagen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 1 december 2009, nr. 17 ;

gezien het advies van de commissie Algemene Zaken Middelen d.d. 1 december 2009;

gelet op artikel 228a, eerste lid, aanhef en onderdeel a van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de:

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN RIOOLHEFFING 2010

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • d.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing worden twee directe belastingen geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; verder te noemen: rioolheffing afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, verder te noemen: rioolheffing hemel- en grondwater.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2. Met betrekking tot het gebruikersdeel wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt het recht geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1. Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 2. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 3. Indien de toegevoerde hoeveelheid water in enig verbruiksjaar niet of onvoldoende op voet van het tweede lid kan worden vastgesteld wordt die hoeveelheid door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar vastgesteld.

  • 4. De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

Artikel 6 Tarieven

  • 1. Het recht bedraagt per eenheid van 350 kubieke meter afvalwater € 105,60.

  • 2. Voor de berekening van het recht wordt een gedeelte van een eenheid van 350 kubieke meters als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

Het recht wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en bepalingen omtrent aanvang en einde in de loop van het tijdvak

  • 1. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom in gebruik neemt.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet het recht worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer is dan € 90 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van het rioolrecht.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening rioolrecht 2009” van 16 december 2008 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening rioolheffing 2010”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 december 2009.
griffier voorzitter
N.S. Voogd G. Westerink