Regeling vervallen per 28-12-2013

Verordening, regelende de instelling en de inrichting van de Bestuurscommissie voortgezet onderwijs Schagen, alsmede de verhouding van de bestuurscommissie ten opzichte van de raad en het college

Geldend van 04-03-2004 t/m 27-12-2013

Intitulé

Verordening, regelende de instelling en de inrichting van de Bestuurscommissie voortgezet onderwijs Schagen, alsmede de verhouding van de bestuurscommissie ten opzichte van de raad en het college

De raad der gemeente Schagen;

overwegende dat het gewenst is het bestuur van de Gemeentelijke Scholengemeenschap Schagen en de Praktijkschool Schagen op te dragen aan een bestuurscommissie;

gelet op artikel 83 en 156 van de Gemeentewet;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 februari 2004;

gezien het advies van de Commissie Samenlevingszaken van 2 februari 2004;

b e s l u i t :

onverkort het bepaalde bij de artikelen 85 en 86 Gemeentewet en het bepaalde in de afdelingen 10.1.2., 10.2.2. en 10.2.3. van de Algemene wet bestuursrecht vast te stellen de volgende verordening, regelende de instelling en de inrichting van de Bestuurscommissie voortgezet onderwijs Schagen, alsmede de verhouding van de bestuurscommissie ten opzichte van de raad en het college:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    de raad: de gemeenteraad van de gemeente Schagen;

  • 2.

    de scholen: de scholen als bedoeld in de overwegingen van deze verordening;

  • 3.

    de commissie: de bestuurscommissie;

  • 4.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen.

Artikel 2 Doel en middelen

De commissie heeft ten doel het geven van openbaar onderwijs aan de scholen die onder haar gezag vallen, met inachtneming van artikel 42 WVO. Om het doel te verwezenlijken kan de commissie gebruikmaken van alle middelen die daaraan dienstbaar zijn.

Artikel 3 Duur en boekjaar

  • 1. De commissie is ingesteld voor onbepaalde tijd.

  • 2. Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar.

Artikel 4 De commissie

  • 1. De commissie bestaat uit ten minste 4 en ten hoogste 7 leden.

  • 2. De raad benoemt de leden op voordracht van de commissie.

    Ten minste één lid is ouder/verzorger van een leerling van een van de scholen, voorgedragen op aanbeveling van de oudergeleding van de medezeggenschapsraden van de scholen.

  • 3. De commissie streeft er naar de navolgende deskundigheden in het bestuur vertegenwoordigd te hebben: financiële, juridische en personeels-technische.

  • 4. De leden van de commissie respecteren de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs.

  • 5. Personen die werkzaam zijn op één van de scholen die door de commissie bestuurd worden, kunnen geen lid van de commissie zijn.

  • 6. Het lidmaatschap van de commissie is onverenigbaar met het lidmaatschap van de medezeggenschapsraden van de scholen.

  • 7. Een lid van de commissie mag niet:

    • a.

      als advocaat, procureur, gemachtigde of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de commissie dan wel ten behoeve van de wederpartij van de commissie;

    • b.

      als gemachtigde of als adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het aangaan van collectieve arbeidsovereenkomsten met de commissie of in die hoedanigheid deelnemen aan het Decentraal Georganiseerd Overleg;

    • c.

      als gemachtigde of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het aangaan van overeenkomsten met de commissie als bedoeld in onderdeel d;

    • d.

      rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende: 1. het aannemen van werk ten behoeve van de commissie;

      2. het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de commissie;

      3. het doen van leveranties aan de commissie;

      4. het verhuren van roerende zaken aan de commissie;

      5. het verwerven van een betwiste vordering ten laste van de commissie;

      6. het van de commissie onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

      7. het onderhands huren van de commissie.

  • 8. De commissie kan zich in zijn vergaderingen door deskundigen met een adviserende stem laten bijstaan.

  • 9. Indien in de commissie, om welke reden dan ook, een of meer commissieleden ontbreken, dan vormen de overblijvende commissieleden niettemin een commissie in de zin van deze verordening.

Artikel 5 Zittingsperiode

  • 1. De leden van de commissie worden voor een termijn van vier jaar benoemd. De leden kunnen na afloop van hun zittingsperiode terstond, maar voor maximaal 1 termijn worden herbenoemd.

  • 2. In afwijking van het voorgaande lid worden in de eerst benoemde commissie drie (3) leden voor twee jaar benoemd.

  • 3. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 4. Een lid van de commissie dat tussentijds is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

Artikel 6 Schorsing en ontslag

  • 1. De raad kan een lid van de commissie dat naar zijn oordeel in ernstige mate door handelen of nalaten afbreuk doet aan het functioneren van de commissie, voor maximaal vier (4) maanden schorsen of ontslaan.

  • 2. De commissie kan op dezelfde gronden en voor dezelfde termijn als vermeld in het voorgaande lid een lid van de commissie schorsen, mits daartoe wordt besloten met een tweederde meerderheid van stemmen. De commissie onderwerpt het besluit onmiddellijk aan het oordeel van de raad, die zo spoedig mogelijk daarop beslist of hij de schorsing al dan niet bevestigt. De schorsing geldt dan als door de raad besloten.

  • 3. Wanneer de raad de schorsing als bedoeld in het voorgaande lid bevestigt, wordt de schorsingstermijn geacht ingegaan te zijn op het moment van het besluit van de commissie daartoe.

Artikel 7 Einde lidmaatschap van de commissie

Het lidmaatschap van de commissie eindigt door:

  • a.

    het eindigen van de periode waarvoor een lid is benoemd;

  • b.

    het verlies van de hoedanigheid op grond waarvan men is benoemd;

  • c.

    verklaring in staat van faillissement;

  • d.

    verlening van surseance van betaling;

  • e.

    onder curatelenstelling;

  • f.

    ontslag;

  • g.

    opzegging;

  • h.

    overlijden.

Artikel 8 Taken en bevoegdheden van de commissie

  • 1. De commissie heeft, met inachtneming van het bepaalde in artikel 156 van de Gemeentewet, alle bevoegdheden, die bij of krachtens de wet aan het bevoegd gezag van de scholen zijn toegekend, voorzover daarvan in deze verordening niet is afgeweken.

  • 2. De commissie is bevoegd tot het geven van betalingsopdrachten.

  • 3. De voorzitter en de secretaris tekenen alle stukken die van de commissie uitgaan.

  • 4. Er is een directiestatuut dat de taken en bevoegdheden van de directie regelt.

Artikel 9 Taakverdeling

De commissie benoemt uit zijn midden een voorzitter, een secretaris/vice-voorzitter en een penningmeester.

Artikel 10 Vergaderfrequentie

  • 1. De commissie vergadert ten minste vier maal per jaar en voorts zo dikwijls als door de voorzitter, dan wel ten minste twee leden van de commissie nodig wordt geoordeeld.

  • 2. De voorzitter draagt er zorg voor dat de oproepingen, spoedeisende gevallen uitgezonderd, ten minste tien dagen voor de dag der vergadering aan de leden worden toegezonden.

  • 3. Tegelijkertijd met de oproeping draagt de voorzitter zorg voor openbare kennisgeving van de vergadering. Daarbij geeft hij aan op welke plaats de agenda en de bijbehorende stukken ter inzage liggen.

  • 4. Ieder lid van de commissie is bevoegd om ter vergadering voor te stellen een onderwerp aan de agenda toe te voegen. De commissie beslist of, en zo ja in hoeverre, aan dit voorstel gevolg wordt gegeven.

Artikel 11 Quorum

  • 1. De vergadering vindt geen doorgang indien niet ten minste de helft van het aantal zittende leden aanwezig is.

  • 2. In geval een vergadering op grond van het eerste lid geen doorgang kan vinden, belegt de voorzitter binnen 14 dagen een nieuwe vergadering.

  • 3. Indien wegens onvoltalligheid op grond van het tweede lid een nieuwe vergadering is belegd, beraadslagen en besluiten de aanwezige leden over de onderwerpen die voor de eerste vergadering aan de orde waren gesteld, ongeacht het aantal leden dat aanwezig is.

Artikel 12 Stemmen

  • 1. De leden stemmen zonder last.

  • 2. Tenzij de verordening anders bepaalt, worden alle besluiten genomen bij meerderheid van stemmen. Een blanco uitgebrachte stem geldt als een niet uitgebrachte stem.

  • 3. Over personen wordt schriftelijk gestemd, over zaken mondeling.

  • 4. Indien de stemmen staken bij een stemming, niet een benoeming betreffende, wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien bij herstemming de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 5. Wordt bij stemming over personen, een benoeming betreffende, de vereiste meerderheid niet verkregen, dan vindt herstemming plaats tussen de personen die de meeste stemmen op zich verenigd hebben. Indien bij deze stemming de stemmen opnieuw staken, dan beslist terstond het lot.

Artikel 13 Openbaarheid van vergaderingen

  • 1. De vergaderingen van de commissie zijn openbaar.

  • 2. De vergadering wordt besloten gehouden, wanneer ten minste twee van de aanwezige leden hierom vragen of wanneer de voorzitter dit nodig acht. De commissie beslist vervolgens op grond van de aard van de aan de orde zijnde aangelegenheid of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 3. Vergaderen met gesloten deuren kan uitsluitend geschieden indien het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen:

    • a.

      het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;

    • b.

      de economische of financiële belangen van de commissie;

    • c.

      het belang van voorkoming van onevenredige bevoordeling of benadeling voor bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.

  • 4. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij de commissie anders beslist.

Artikel 14 Geheimhouding van stukken

  • 1. De commissie kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan haar zijn of worden voorgelegd, geheimhouding opleggen.

  • 2. De ingevolge het voorgaande lid opgelegde geheimhouding wordt zowel door degene die bij de behandeling tegenwoordig waren, alsmede door degenen, die op andere wijze van het behandelde en van de stukken kennis nemen, in acht genomen, totdat de commissie de geheimhouding opheft.

  • 3. De voorzitter kan omtrent de inhoud van stukken in het voorgaande lid voorlopige geheimhouding opleggen. De verplichting tot voorlopige geheimhouding vervalt, indien zij niet in de eerstvolgende vergadering, waarin meer dan de helft van de zittende leden tegenwoordig is, door de commissie wordt bekrachtigd.

  • 4. Indien leden van de raad om inzage vragen in stukken omtrent welke de commissie geheimhouding heeft opgelegd, wordt dit slechts geweigerd voor zover deze inzage in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 15 Huishoudelijk reglement

Alle zaken betreffende de interne aangelegenheden van de commissie worden geregeld bij huishoudelijk reglement. Het huishoudelijk reglement mag geen bepalingen bevatten in strijd met deze verordening.

Artikel 16 Verantwoording

  • 1. De commissie brengt jaarlijks aan de raad verslag uit omtrent haar werkzaamheden. In dit verslag wordt in ieder geval aandacht geschonken aan de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs. De commissie brengt dit verslag tegelijk uit met haar ontwerp-jaarrekening.

  • 2. Het verslag wordt bekendgemaakt.

Artikel 17 Dagelijks bestuur

De voorzitter, de secretaris/vice-voorzitter en de penningmeester vormen het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding en uitvoering van de besluiten van de commissie.

Artikel 18 Werkwijze en besluitvorming dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo vaak als de voorzitter dit nodig oordeelt of indien ten minste twee leden dit verzoeken.

  • 2. De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan slechts besluiten nemen indien ten minste twee leden aanwezig zijn.

  • 4. Besluiten kunnen alleen worden genomen bij meerderheid van stemmen.

  • 5. Bij het staken van de stemmen beslist de stem van de voorzitter.

Artikel 19 Verantwoording dagelijks bestuur

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn afzonderlijk en tezamen voor het door hen gevoerde bestuur informatie en verantwoording verschuldigd aan de commissie en geven de commissie met betrekking tot het gevoerde bestuur alle verlangde inlichtingen.

  • 2. De commissie kan een lid van het dagelijks bestuur uit zijn functie ontheffen, indien dit lid niet langer het vertrouwen van de commissie geniet.

Artikel 20 Subcommissies

  • 1. De commissie kan al dan niet uit haar midden subcommissies benoemen, die onder verantwoordelijkheid van de commissie belast kunnen worden met aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de commissie behoren.

  • 2. Het bepaalde in de artikelen 4, achtste lid, 10, tweede, derde en vierde lid, 11, 12, 13 en 14 van deze verordening is op de subcommissies van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het huishoudelijk reglement bevat regels voor de werkwijze en samenstelling van de commissies.

Artikel 21 Financiën en verslaglegging

  • 1. De commissie biedt het college jaarlijks vóór 1 april een ontwerpbegroting met toelichting aan en vóór 1 april een ontwerpjaarrekening met toelichting.

  • 2. Indien het college zich niet kan verenigen met het ontwerp, treedt het in overleg met de commissie om overeenstemming te bereiken.

  • 3. Wanneer het college de begroting en jaarrekening aan de raad in ontwerp aanbiedt, doet het college verslag van de gang van zaken.

Artikel 22 Schorsing en vernietiging

  • 1. Het college schorst een besluit van de commissie, dat naar zijn oordeel in strijd is met de wet of het algemeen belang. Alvorens het schorsingsbesluit te nemen hoort het college de commissie.

  • 2. Het college draagt een besluit van de commissie, dat is geschorst, met redenen omkleed ter vernietiging voor aan de raad.

  • 3. De raad neemt een met redenen omkleed besluit en regelt zo nodig de gevolgen van zijn beslissing.

  • 4. Indien de raad besluit tot vernietiging van het geschorste besluit van de commissie dan deelt het college dit onverwijld schriftelijk aan de commissie mede.

  • 5. In het geval van vernietiging neemt de commissie binnen een maand na ontvangst van de in het vierde lid van dit artikel bedoelde mededeling een nieuw besluit met inachtneming van het besluit van de raad.

  • 6. Indien de raad besluit het geschorste besluit van de commissie niet te vernietigen vervalt de schorsing van rechtswege.

Artikel 23 Intrekking oude verordening

De Verordening bestuurscommissie voortgezet onderwijs Schagen, vastgesteld bij raadsbesluit van 24 september 1996 wordt ingetrokken.

Artikel 24 Wijziging of intrekking van de verordening

  • 1. De commissie kan een verzoek tot wijziging of intrekking van deze verordening indienen bij de raad.

  • 2. De raad kan de verordening te allen tijde wijzigen of intrekken. De raad kan daartoe niet overgaan dan na overleg met de commissie.

Artikel 25 Bezwaar tegen besluit gemeente.

De bepalingen inzake bezwaar van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing voorzover het besluiten van de raad of het college betreft waardoor de commissie rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen.

Artikel 26 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1. De voordracht door de commissie als bedoeld in artikel 4, tweede lid van deze verordening heeft voor de benoeming van de eerste commissie plaats door het college.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 4 maart 2004.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening bestuurscommissie voortgezet onderwijs Schagen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 februari 2004.
De raad voornoemd,
, voorzitter
, griffier