Beleidsregels voor het toekennen van ambtshalve verminderingen gemeentelijke belastingen

Geldend van 01-03-2010 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Beleidsregels voor het toekennen van ambtshalve verminderingen gemeentelijke belastingen

Beleidsregels ambtshalve vermindering 2010

Artikel 1 Reikwijdte en definities

  • 1.

    Deze beleidsregels gelden bij de heffing van gemeentelijke belastingen in de zin van artikel 219 van de Gemeentewet, met dien verstande dat onder gemeentelijke belastingen mede worden begrepen rechten die door de gemeente kunnen worden geheven.

  • 2.

    Van deze beleidsregels zijn uitgezonderd belastingaanslagen, waaraan ingevolge een wettelijk voorschrift een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde ten grondslag heeft gelegen, voor zover op deze belastingaanslagen artikel 18a, eerste lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van (overeenkomstige) toepassing is.

  • 3.

    Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    de ambtshalve vermindering: de vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belastingen bedoeld in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 244 van de Gemeentewet;

  • b.

    de belanghebbende: de belastingplichtige of degene die de belasting als hoofdelijk mede-aansprakelijke heeft betaald;

  • c.

    de driejaarstermijn: de termijn door welks verloop na het tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld op voet van artikel 11, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de bevoegdheid tot het vaststellen van een aanslag vervalt;

  • d.

    het bedrag van de vermindering: de vermindering van het belastingbedrag vermeerderd met (het daaraan toe te rekenen gedeelte van) de bestuurlijke boete of (het daaraan toe te rekenen gedeelte van) de kostenopslag, indien een bestuurlijke boete of een kostenopslag is toegepast. Het bedrag van de vermindering wordt berekend per belastingaanslag;

  • e.

    de belastingaanslag: de aanslag bedoeld in artikel 2, derde lid, aanhef en onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met dien verstande dat voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder: 1. de aanslag, de voorlopige aanslag, de navorderingsaanslag: het gevorderde bedrag, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde, het nagevorderde bedrag; 2. het aanslagbiljet: de kennisgeving van het in onderdeel 1. bedoelde bedrag.

  • f.

    de belastingwet: algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels op het gebied van gemeentelijke belastingen.

Artikel 2 Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend

Ingeval het bedrag van de belasting had behoren te zijn vastgesteld op een bedrag dat tenminste € 10,- per aanslag lager is dan het te hoog vastgestelde bedrag van die belasting, verleent de heffingsambtenaar ambtshalve de vermindering waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt, indien:

  • a.

    een bezwaarschrift of een verzoekschrift niet ontvankelijk wordt verklaard wegens het te laat indienen van het bezwaarschrift of de aanvraag dan wel om andere redenen van formele aard;

  • b.

    uit enig feit blijkt dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld en deze aanslag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet gehandhaafd kan worden;

Artikel 3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 2 vindt geen toepassing indien:

  • a.

    ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift, dan wel op het tijdstip waarop het in artikel 2, onderdeel b, bedoelde feit ter kennis van de heffingsambtenaar komt, de driejaarstermijn is verstreken;

  • b.

    een bezwaarschrift wordt ingediend na afloop van de bezwaartermijn maar voor de verzending van een aanmaning, waarbij sprake is van feiten of omstandigheden die ten tijde van het opleggen van de betreffende aanslag niet bij de gemeente bekend waren of hadden kunnen zijn en dit aan belastingplichtige is toe te rekenen;

  • c.

    een bezwaarschrift wordt ingediend na de verzending van de aanmaning, waarbij blijkt dat ten tijde van het opleggen van de aanslag feiten en omstandigheden niet bij de gemeente bekend waren of hadden kunnen zijn en dit aan belastingplichtige is toe te rekenen;

  • d.

    een bezwaarschrift wordt ingediend na het uitvaardigen van een dwangbevel of op een later tijdstip; de aanslag staat dan in principe onherroepelijk vast, tenzij feiten of omstandigheden blijken die bij de gemeente bekend hadden kunnen zijn.

  • e.

    aannemelijk is dat de belanghebbende door opzet of grove schuld de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of de aanvraag ongebruikt heeft laten verstrijken.

Artikel 4 Jurisprudentie

  • 1.

    Een uitspraak van de Hoge Raad, een gerechtshof of van een rechtbank waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting indien de belastingaanslag of de voldoening op aangifte onherroepelijk is komen vast te staan voor de dag, waarop de uitspraak door de Hoge Raad, het hof of de rechtbank is gewezen, tenzij het college van burgemeester en wethouders op dit punt een afwijkende regeling heeft getroffen.

  • 2.

    Hetgeen in het eerste lid is bepaald met betrekking tot een uitspraak van de Hoge Raad, van een gerechtshof of van een rechtbank is in daartoe leidende gevallen van overeenkomstige toepassing op prejudiciële beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke uitspraken van het Hof en andere supranationale colleges.

Artikel 5 Mededeling van afwijzing

Indien geen termen aanwezig zijn om ambtshalve vermindering te verlenen, wordt daarvan gemotiveerd mededeling gedaan in de uitspraak waarin de niet-ontvankelijkheid wordt uitgesproken van een bezwaarschrift of verzoekschrift , bedoeld in artikel 2, onder a.

Artikel 6 Slotbepaling

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en werken terug tot 1 januari 2010.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels ambtshalve vermindering 2010”.

Schiedam, 1 maart 2010

de Afdelingsmanager Gemeentelijke Belastingen,

B.van der Kooij