Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Schiedam houdende regels omtrent de heffing en invordering van parkeerbelastingen (Verordening parkeerbelastingen 2015)

Geldend van 26-11-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Schiedam houdende regels omtrent de heffing en invordering van parkeerbelastingen (Verordening parkeerbelastingen 2015)

De raad van de gemeente Schiedam;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. van 28 oktober 2014 (kenmerk: BVBEL nr. 14INT00395)

gelet op de artikelen 225 van de Gemeentewet;

gelezen het advies van de raadscommissie van 4 november 2014;

besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van Parkeerbelastingen 2015

Begripsomschrijvingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    houder: degene die houder: degene op wiens naam het motorrijtuig ten tijde van het parkeren in het kentekenregister, bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, was ingeschreven

  • c.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamel-parkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

  • d.

    dag: een periode van 24 uren die om 0.00 uur aanvangt;

  • e.

    halve dag: een periode van 4 aaneengesloten uren binnen één kalenderdag;

  • f.

    GSM-parkeren: systeem waarbij personen die een contract hebben met een door de gemeente Schiedam geaccrediteerd bedrijf of bedrijven hun parkeren telefonisch of elektronisch aan- en afmelden en hun verschuldigde parkeerbelastingen betalen via het betreffende bedrijf.

Belastbaar feit

Artikel 2

Onder de naam “parkeerbelastingen” worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Belastingplicht

Artikel 3

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat

      • 1.

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      • 2.

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Vrijstelling

Artikel 3a

De belasting bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven in het geval het betreft:

  • a.

    motorvoertuigen als bedoeld in artikel 10, lid 1, van de Parkeerverordening Gemeente Schiedam 2013 en

  • b.

    door burgemeester en wethouders nader aangeduide voertuigen;

  • c.

    Burgemeester en wethouders kunnen voorwaarden verbinden aan het verlenen van een vrijstelling als bedoeld in artikel 3a onder a. en b.

Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

Artikel 4

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij de verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel (bijlage 1) + overzichtskaart.

Ontstaan van de belastingschuld

Artikel 5

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 1a. In afwijking van het bepaalde onder punt 1. is de belasting verschuldigd na afloop van het parkeren indien deze wordt geheven door middel van het GSM-parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Wijze van heffing en termijnen van betaling

Artikel 6

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 1a. In afwijking van het onder punt 1. bepaalde wordt de belasting geheven door middel van het GSM-parkeren, indien de belastingplichtige bij de aanvang van het parkeren op de door het college van burgemeester en wethouders voorgeschreven wijze te kennen heeft gegeven voor deze wijze van heffing te opteren. Deze belasting wordt geheven bij wege van gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt verstaan een nota of andere schriftuur. Deze belasting moet binnen de op de schriftelijke kennisgeving vermelde termijn worden betaald.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3. Indien vergunninghouder het gebied waarvoor vergunning is verleend metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt wordt ontheffing verleend over zoveel driemaandelijkse of zoveel twaalfde gedeelten als er in dat kwartaal of jaar, na beëindiging van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de vergunning in de loop van het jaar wordt verleend of beëindigd is het tarief naar evenredigheid verschuldigd, gerekend van de eerste dag van de maand volgend op de datum van verlening, dan wel tot de eerste dag van de maand na beëindiging.

  • 5. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

Artikel 7

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling

Artikel 8

  • 1. Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het motorvoertuig een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het motorvoertuig wordt weggereden.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3. Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het motorvoertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Kosten

Artikel 9

  • 1. De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 63,15.

  • 2. De kosten van het aanbrengen en het verwijderen van de wielklem bedragen € 63,15.

    3.  De kosten voor de overbrenging bedragen € 171,44 en voor de bewaring € 50,63 per etmaal met dien verstande dat daarenboven voor het bewaren gedurende elk aansluitend half etmaal € 25,25 kosten berekend worden.

    4. De kosten voor de opsporing van degene aan wie de kennisgeving van de overbrenging en bewaring wordt gezonden bedragen € 23,09 per daaraan besteed kwartier, vermeerderd met € 72,53 voor het doen van de kennisgeving.

    5. De kosten voor de verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van het voertuig bedragen € 92,64 per daaraan besteed uur.

    6. Voor de berekening van de in het derde tot en met vijfde lid bedoelde kosten wordt een gedeelte van een in deze leden genoemde eenheden voor een volle eenheid gerekend.

    7. Het bedrag van de ingevolge het derde tot en met vijfde lid in rekening te brengen kosten wordt bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld.

Kwijtschelding

Artikel 10

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Artikel 11

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.

Overgangsrecht

Artikel 12

De "Verordening Parkeerbelasting 2014", vastgesteld bij raadsbesluit van 14 november 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft ten aanzien van de periode waarvoor zij heeft gegolden.

Inwerkingtreding

Artikel 13

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

Citeertitel

Artikel 14

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening parkeerbelastingen 2015”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam in zijn openbare vergadering van 13 november 2014
de griffier, de voorzitter,
J.Gordijn C.H.J. Lamers

Bijlage 1: TARIEVENTABEL 2020 BEHORENDE BIJ DE “VERORDENING PARKEERBELASTINGEN 2015

1.

 

Het tarief voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt voor sector A:

 
 

a.

€ 2,70 per 60 minuten met een minimum van € 0,10 tot een maximum van € 12,70. In geval er minder dan een uur geparkeerd wordt, wordt het uurtarief naar rato berekend. Hierbij geldt dat er altijd een veelvoud van € 0,10 wordt berekend. Als hierdoor afronding noodzakelijk is, wordt de parkeertijd altijd afgerond in het voordeel van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

 
 
 

Voor de sectoren B, C, D of E:

 
 

b.

€ 1,90 per 60 minuten met een minimum van € 0,10 tot een maximum van € 7,00.

 
 

c.

De onder b. genoemde tarieven zijn ook van toepassing voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen gelegen buiten de sectoren A, B, C, D en E.

 

2.

 

Het tarief van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt:

 

2.1

 

Bewoners:

 
 
 

Voor een vergunning als bedoeld in artikel 3, lid 3 onder a, van de Parkeerverordening 2013:

 
 

a.

voor de eerste vergunning van maandag tot en met zaterdag inclusief koopavond, waarin een bepaald deel van de gemeente is aangewezen:

 
 
 

 per maand

€ 7,75

 
 

 per jaar

€ 93,00

 

b.

voor de tweede vergunning van maandag tot en met zaterdag inclusief koopavond, waarin een bepaald deel van de gemeente is aangewezen:

 
 
 

 per maand

€ 32,84

 
 

 per jaar

€ 394,00

2.2

 

Beroep/bedrijf:

 
 
 

Voor een vergunning als bedoeld in artikel 3, lid 3 onder b, van de Parkeerverordening 2013:

 
 

a.

voor een vergunning van maandag tot en met zaterdag inclusief koopavond, waarin een bepaald deel van de gemeente is aangewezen:

 
 
 

 per maand

€ 32,84

 
 

 per jaar

€ 394,00

 

b.

voor een vergunning van maandag tot en met vrijdag met uitzondering van de koopavond, waarin een bepaald deel van de gemeente is aangewezen:

 
 
 

 per maand

€ 22,42

 
 

 per jaar

€ 269,00

2.3

 

Zorginstellingen

 
 
 

Voor een vergunning als bedoeld in artikel 3, lid 3 onder b, van de Parkeerverordening 2013:

 
 

a.

voor een eerste vergunning van maandag tot en met zaterdag inclusief koopavond,  waarin een bepaald deel van de gemeente is aangewezen:

 
 
 

 per maand

€ 14,75

 
 

 per jaar

€ 177,00

 

b.

voor een eerste vergunning van maandag tot en met vrijdag met uitzondering van  de koopavond, waarin een bepaald deel van de gemeente is aangewezen:

 
 
 

 per maand

€ 11,17

 
 

 per jaar

€ 134,00

 

c.

voor een tweede vergunning van maandag tot en met zaterdag inclusief koopavond, waarin een bepaald deel van de gemeente is aangewezen:

 
 
 

 per maand

€ 17,17

 
 

 per jaar

€ 206,00

 

d.

voor een tweede vergunning van maandag tot en met vrijdag met uitzondering van  de koopavond, waarin een bepaald deel van de gemeente is aangewezen:

 
 
 

 per maand

€ 12,75

 
 

 per jaar

€ 153,00

 

e.

voor een derde en vierde vergunning van maandag tot en met zaterdag inclusief koopavond, waarin een bepaald deel van de gemeente is aangewezen:

 
 
 

 per maand

€ 20,17

 
 

 per jaar

€ 242,00

 

f.

voor een derde en vierde vergunning van maandag tot en met vrijdag met uitzondering van de koopavond, waarin een bepaald deel van de gemeente is aangewezen:

 
 
 

 per maand

€ 14,75

 
 

 per jaar

€ 177,00

 

g.

voor grote bedrijven: voor de vijfde en verdere vergunning:

 
 
 

per maand

€ 27,84

 
 

per jaar

€ 334,00

2.4

 

Voor een vergunning waarin een bepaald parkeerterrein binnen de gemeente is aangewezen met plaatsgarantie

 
 
 

per maand

€ 48,59

 
 

per jaar

€ 583,00

2.5

 

Gereserveerde standplaats (onder andere autodate):

 
 
 

Voor een vergunning voor een bepaald kenteken of bepaalde kentekens op één of meerdere standplaatsen

 
 
 

per maand

€ 32,84

 
 

per jaar

€ 394,00

2.6

 

Functionele bedrijfsvergunning

 
 
 

per maand

€ 36,25

 
 

per jaar

€ 435,00

3.

 

Voor een parkeerkrasvergunning voor de in artikel 3 lid 3 sub a en b Parkeerverordening 2013 genoemde eigenaren of houders van motorvoertuigen, per stuk € 2,50.

 

Kaart

kaart