Regeling vervallen per 30-12-2017

KABELS EN LEIDINGEN VERORDENING SCHIEDAM 2009 op de aanleg, het houden, het onderhoud, het gebruik en het verwijderen van leidingen in de openbare ruimten in de Gemeente Schiedam

Geldend van 01-01-2010 t/m 29-12-2017

Intitulé

KABELS EN LEIDINGEN VERORDENING SCHIEDAM 2009 op de aanleg, het houden, het onderhoud, het gebruik en het verwijderen van leidingen in de openbare ruimten in de Gemeente Schiedam

De raad van de Gemeente Schiedam;

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders;

Overwegende:

  • Dat de ondergrondse infrastructuur aan kabels en leidingen, inclusief de daarvoor bestemde onder- en bovengrondse onderdelen en appendages, van onmisbaar belang zijn voor het functioneren van de stad;

  • Dat met deze kabels en leidingen ook grote andere belangen zijn gemoeid, zoals milieu, veiligheid en (ondergrondse) ordening;

  • Dat na de opheffing van ONS de overeenkomst tussen ONS en de Gemeente Schiedam is komen te vervallen en er derhalve thans geen regeling is;

  • Dat daarom een specifiek op deze kabels en leidingen gerichte verordening noodzakelijk is;

 

Besluit:

Vast te stellen de hierna volgende KABELS EN LEIDINGEN VERORDENING SCHIEDAM 2009 op de aanleg, het houden, het onderhoud, het gebruik en het verwijderen van leidingen in de openbare ruimten in de Gemeente Schiedam (Kabels en Leidingenverordening Schiedam 2009)

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    College Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam

  • b.

    Leiding Een buis bestemd voor het transport van vaste stoffen, vloeistoffen en gassen, of een kabel, gelegen in, op of boven de grond, met uitzondering van bovengrondse hoogspanningskabels, of in kunstwerken, met alle daarbij behorende voorzieningen zoals mantelbuizen, kabelgoten, afsluiters, brandkranen, kasten, detectielussen, etc.

  • c.

    Openbare Ruimte Alle voor publiek openbare, al dan niet met enige beperking, toegankelijke plaatsen binnen de Gemeente Schiedam;

  • d.

    Kunstwerken Voor de geleiding van een leiding aangebrachte infrastructuur, waaronder in ieder geval wordt verstaan leidingentunnels en leidingenviaducten, en in infrastructuur aanwezige voorzieningen ten behoeve van de geleiding van leidingen.

  • e.

    Leidingexploitant Degene onder wiens verantwoordelijkheid een leiding wordt aangelegd, beheerd of geëxploiteerd, waaronder tevens wordt begrepen degene die een vergunning voor het aanleggen van een leiding heeft aangevraagd

  • f.

    Handboek Leidingen Door het college vastgestelde of nader vast te stellen regels betreffende ontwerp, aanleg, exploitatie, onderhoud en verwijdering van Kabels en Leidingen

Artikel 2

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de aanleg, het houden, het onderhoud, de exploitatie en het verwijderen van leidingen in de openbare ruimte en in of op kunstwerken.

  • 2. Deze verordening is niet van toepassing op kabels, bedoeld in de Telecommunicatiewet en op leidingen, die onderdeel zijn van een inrichting als bedoeld in de Wet Milieubeheer of deel uitmaken van drukapparatuur als bedoeld in het Warenwetbesluit drukapparatuur.

  • 3. Deze verordening is niet van toepassing op het gemeentelijk rioleringsnet.

Artikel 3

  • 1. Het college stelt ter uitvoering van deze verordening een Handboek Leidingen vast wa waarin onder meer bepalingen zijn opgenomen betreffende de veiligheid, het ontwerp, het beheer, de aanleg, het onderhoud, de exploitatie en het verwijderen van leidingen.

DE VERGUNNING

Artikel 4

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning leidingen in, op of boven de openbare ruimte en in of op kunstwerken:

    • a.

      aan te leggen of te houden;

    • b.

      te onderhouden of te exploiteren,

    • c.

      of te verwijderen.

  • 2. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning bestaande leidingen:

    • a.

      Te wijzigen;

    • b.

      Te verplaatsen;

    • c.

      Een andere functie te geven dan die in de vergunning is omschreven.

Artikel 5

  • 1. Een vergunning wordt door het college op aanvraag aan de leidingexploitant verleend, nadat is gebleken dat wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2. De aanvraag voor een vergunning wordt ingediend bij de Gemeente Schiedam door middel van een daartoe bestemd formulier. Het formulier is onderdeel van het Handboek Leidingen als vermeld in artikel 3.

  • 3. Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt het college uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding in het eerste lid schriftelijk in kennis gesteld van de resultaten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.

  • 4. Het college stelt in het Handboek Leidingen vast welke gegevens en documenten voor de beoordeling van de aanvraag benodigd zijn.

  • 5. In het geval van reparaties en het maken van huisaansluitingen met een maximale lengte van 25 meter in de openbare ruimte, geldt een ten opzichte van de vorige leden verkorte procedure, te weten: Het college verleent voor de beoogde werkzaamheden toestemming indien ten minste twee werkdagen voorafgaande aan de werkzaamheden door de leidingexploitant melding is gedaan door middel van een door het college vastgesteld formulier. Aan de toestemming kunnen door het college voorwaarden worden gesteld. Artikel 8, tweede lid, is hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Het vierde lid is niet van toepassing op hoogspanningskabels zijnde kabels van meer dan 380 Volt.

  • 7. Bij storingen, waarvoor uitstel van de reparatie niet mogelijk is of wanneer de storing buiten de normale werktijden plaatsvindt, geschiedt de melding, bedoeld in het vierde lid, bij het college binnen 1 werkdag na aanvang van de werkzaamheden met voornoemd formulier.

Artikel 6

  • 1. Een voor een leiding verleende vergunning geldt voor deze leiding. De leidingexploitant draagt ervoor zorg dat de aan de vergunning verbonden voorschriften worden nageleefd.

  • 2. Indien de leiding ten aanzien waarvan een vergunning is verleend wordt overgedragen of de leidingexploitant in een andere rechtsvorm wordt omgezet, melden de oude en de nieuwe leidingexploitant respectievelijk meldt de nieuwe rechtspersoon dit onverwijld schriftelijk aan de Gemeente Schiedam.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan het college in de vergunning bepalen dat de vergunning slechts geldt voor de leidingexploitant.

  • 4. Een krachtens deze verordening verleende vergunning geldt, voor zover van toepassing, tevens als een vergunning op grond van artikel 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Schiedam.

Artikel 7

  • 1. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van de complete aanvraag als bedoeld in artikel 5 lid 3.

  • 2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, kan met acht weken worden verlengd.

  • 3. Het college houdt een beslissing op de aanvraag voor een leidingvergunning aan, indien er geen grond is om de vergunning te weigeren en voor de aanleg, verplaatsing of verwijdering van de leiding tevens een bouwvergunning of een vergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening vereist is, tenzij:

    • a.

      de betreffende vergunning is afgegeven en zes weken zijn verstreken waarbinnen geen bezwaar is aangetekend dan wel;

    • b.

      een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend en op dat verzoek is beslist.

  • 4. De vergunning wordt in ieder geval niet verleend indien niet wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 8

  • 1. Het college kan met inachtneming van het Handboek Leidingen aan de vergunning voorschriften en beperkingen verbinden.

  • 2. De voorschriften en beperkingen, bedoeld in het eerste lid, hebben betrekking op:

    • a.

      de bescherming van de openbare orde;

    • b.

      de bescherming van de bodem;

    • c.

      de bescherming van de volksgezondheid;

    • d.

      de voorkoming van gevaar, schade of hinder;

    • e.

      de verkeersveiligheid en goede doorstroming van het verkeer;

    • f.

      het verschaffen van nadere informatie;

    • g.

      de bescherming en ongestoorde exploitatie van naburige leidingen;

    • h.

      de afstemming met andere werken;

    • i.

      het afstemmen met andere overheden of bestuursorganen;

    • j.

      de verzekering van de toestand waarin het tracé na voltooiing van het werk moet worden opgeleverd;

    • k.

      het behoud van de van de integriteit van de leiding;

    • l.

      de bepaling van het tijdstip waarop de feitelijke werkzaamheden aan de leiding mogen of moeten beginnen;

    • m.

      de vaststelling van het in te dienen werkplan en de termijn waarbinnen het plan moet zijn ingediend;

    • n.

      het tijdschema voor de aanleg, wijziging of verwijdering van de leiding;

    • o.

      de voorwaarden waaronder afwijking van het werkplan of het tijdschema is toegestaan;

    • p.

      de bepaling van onderhoudsverplichtingen;

    • q.

      het tracé waar de leiding moet worden gelegd en gehouden.

  • 3. Het college kan met het oog op de belangen bedoeld in het tweede lid een verleende vergunning wijzigen.

Artikel 9

  • 1. Het college kan de vergunning onverminderd het bepaalde in artikel 8, derde lid, wijzigen of intrekken, indien:

    • a.

      de leidingexploitant niet binnen zes weken na het onherroepelijk worden van de vergunning de werkzaamheden als omschreven in de vergunning is begonnen;

    • b.

      de leidingexploitant de exploitatie en het onderhoud van de leiding gedurende een aaneengesloten periode van tenminste zes maanden staakt dan wel de leiding anderszins gedurende een periode van ten minste zes maanden niet in gebruik en niet onderhouden is;

    • c.

      blijkt dat de vergunning op basis van onjuiste of onvolledige gegevens is verleend;

    • d.

      de vergunning in strijd met enig wettelijk voorschrift is afgegeven;

    • e.

      de leidingexploitant het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de vergunningvoorschriften niet naleeft;

    • f.

      na het verlenen van de vergunning naar het oordeel van het college gegronde aanleiding bestaat te veronderstellen dat het van kracht blijven van de vergunning onaanvaardbare schadelijke gevolgen heeft voor mens, natuur of milieu en hieraan door het stellen van nadere voorschriften en beperkingen van de verleende vergunning niet kan worden tegemoetgekomen;

    • g.

      dit noodzakelijk is vanwege de uitvoering van werken.

Artikel 10

  • 1. De vergunning vervalt indien de leidingexploitant schriftelijk aan de Gemeente Schiedam verklaart van de vergunning geen gebruik meer te willen maken.

  • 2. Degene die een schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid afgeeft, wordt gedurende de tijd dat de leiding na opzegging in de openbare ruimte aanwezig is, beschouwd als leidingexploitant, tenzij de leiding is overgedragen of wordt geëxploiteerd of beheerd door een andere persoon, in welk geval laatstgenoemde persoon als leidingexploitant wordt beschouwd.

DE AANLEG

Artikel 11

  • 1. Het college kan de leidingexploitant verplichten binnen een door het college vast te stellen termijn na verlening van de vergunning en voor de beoogde aanvang van de feitelijke werkzaamheden voor de aanleg, wijziging of verwijdering van de leiding bij de Gemeente Schiedam, overeenkomstig het Handboek Leidingen, documenten in te dienen.

  • 2. De leidingexploitant voltooit de werkzaamheden met betrekking tot de aanleg, wijziging of verwijdering binnen zes maanden na aanvang van de werkzaamheden, tenzij in de vergunning anders is bepaald.

Artikel 12

  • 1. De leidingexploitant stelt de Gemeente Schiedam in overleg in de gelegenheid op werkdagen de gelegde leiding te inspecteren.

  • 2. De leidingexploitant draagt ervoor zorg dat het leidingtracé na afloop van het werk in de oorspronkelijke, dan wel in de vergunning omschreven staat wordt opgeleverd.

  • 3. Indien door de leidingexploitant werkzaamheden aan leidingen in de openbare ruimte worden uitgevoerd, brengt het college de kosten voor herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van die openbare ruimte die het rechtstreekse gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden bij de leidingexploitant in rekening conform de Schaderegeling Ingravingen Schiedam.

Artikel 13

  • 1. Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden ondergrondse obstakels worden aangetroffen, meldt de leidingexploitant dit onverwijld aan de Gemeente Schiedam

  • 2. Het college kan bij gebleken ondergrondse obstakels in of nabij het tracé van de leiding aan de leidingexploitant maatregelen opdragen ter bescherming van de belangen waartoe deze verordening strekt en opschorting van de werkzaamheden gelasten. De kosten van de te nemen maatregelen komen ten laste van de vergunninghouder.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde opschorting wordt pas gelast, indien:

    • a.

      Is gebleken dan geen uitvoering is gegeven aan de door het college aan de leidingexploitant opgedragen maatregelen, of

    • b.

      naar het oordeel van het college maatregelen als bedoeld in a. niet mogelijk zijn.

Artikel 14

  • 1. Het college verplicht de leidingexploitant na de voltooiing van het werk tekeningen, waaruit de feitelijke situatie na de uitvoering van de werkzaamheden blijkt, om niet aan de Gemeente Schiedam ter beschikking te stellen.

HET BEHEER VAN LEIDINGEN

Artikel 15

  • 1. De leidingexploitant is verplicht, met inachtneming van het Handboek Leidingen, zorg te dragen voor een goede staat van onderhoud van de leiding.

  • 2. Het college kan de leidingexploitant verplichten periodiek aan de Gemeente Schiedam een door een onafhankelijk en deskundig bureau opgesteld rapport te verstrekken, waarin wordt aangetoond dat de leiding voldoet aan de beperkingen en voorschriften waaronder de vergunning is verleend.

  • 3. Indien naar het oordeel van het college een leiding onvoldoende is onderhouden, zendt het college een aanzegging naar de leidingexploitant. De leidingexploitant meldt binnen de in de aanzegging bepaalde termijn op welke wijze en binnen welke termijn onderhoudswerkzaamheden zullen worden verricht.

  • 4. Indien voor het verrichten van onderhoud aan de leiding graafwerkzaamheden in de openbare ruimte worden verricht zijn de artikelen 11 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.

VERLEGREGELING

Artikel 16

  • 1. Indien blijkt dat een leidingexploitant als gevolg van een besluit van het college, inhoudende een intrekking of wijziging van een vergunning op grond van artikel 9, onderdeel g, schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of geheel niet tot het normale bedrijfsrisico kan worden gerekend en waarvan een vergoeding niet of niet voldoende is verzekerd, kent het college op verzoek aan hem een vergoeding toe.

VERONTREINIGING, GEVAAR EN HINDER

Artikel 17

  • 1. De leidingexploitant is verplicht verontreiniging, gevaar of hinder, dan wel storingen waarbij verontreiniging, gevaar of hinder kunnen optreden, onmiddellijk conform de procedure als bedoeld in het Handboek Leidingen te melden en alle maatregelen te treffen teneinde verder verontreiniging, gevaar of hinder te voorkomen.

  • 2. Het college kan de leidingexploitant opdragen een milieutechnisch onderzoek dan wel een onderzoek naar mogelijk gevaar of hinder uit te voeren, indien een redelijk vermoeden bestaat van het ontstaan van verontreiniging, gevaar of hinder bij de exploitatie van de leiding.

  • 3. Het college kan bij gebleken of ernstige dreiging van verontreiniging, gevaar of hinder in of nabij het tracé van de leiding opschorting gelasten van de exploitatie van de betreffende leiding en, indien sprake is van een vergrote kans op verontreiniging, gevaar of hinder door belendende leidingen, van laatstgenoemde leidingen.

VERWIJDEREN VAN LEIDINGEN

Artikel 18

  • 1. De leidingexploitant is verplicht na het verlopen, opzeggen of geheel of gedeeltelijke intrekking van de vergunning binnen een door het college te bepalen termijn de leiding te verwijderen.

  • 2. De artikelen 4, 11, 12, 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de verwijderingen, bedoeld in het eerste lid.

TOEZICHT OP DE NALEVING

Artikel 19

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

EVALUATIEBEPALING

Artikel 20

  • 1. Het college zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening en vervolgens telkens na vijf jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze verordening.

OVERIGE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 21

  • 1. Voor leidingen die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening aanwezig en in gebruik zijn geldt de schriftelijke toestemming dan wel vergunning op grond waarvan zij gelegd zijn als een vergunning krachtens deze verordening.

  • 2. Indien het college van oordeel is dan een schriftelijke toestemming dan wel reeds verleende vergunning als bedoeld in het eerste lid niet voldoet aan de voorschriften bij of krachtens deze verordening kan het college de leidingexploitant een termijn stellen waarbinnen de leidingexploitant het college nadere informatie over de leiding dient te verschaffen of een aanvraag voor een vergunning moet indienen, bij gebreke waarvan de schriftelijke toestemming bij een door het college te bepalen tijdstip komt te vervallen.

Artikel 22

  • 1. Op overtreding van de artikelen 4, 6 tweede lid, 11, tweede lid, 13, eerste lid, 15 eerste lid en derde lid, tweede volzin, 16 derde lid, en 17, eerste lid, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 23

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de eerste maand na publicatie in het gemeenteblad.

  • 2. Bij in het in werking treden van deze verordening vervallen alle oude Kabels en Leidingen Verordeningen.

Artikel 24

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Kabels en Leidingenverordening Gemeente Schiedam 2009

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de Gemeente Schiedam in zijn openbare vergadering van 17 december 2009
De Griffier, De Voorzitter,
J. Gordijn W.M. Verver-Aartsen