Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam houdende regels omtrent kermissen en kermisattracties Nadere regels inzake kermissen en kermisattracties 2018

Geldend van 02-05-2018 t/m heden

Intitulé

Nadere regels ten aanzien van kermissen en kermisattracties in de gemeente Schiedam 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam,

overwegende dat de ‘Algemene plaatselijke verordening gemeente Schiedam 2013’ (hierna te noemen: APV) het, via een evenementenvergunning, houden van een kermis mogelijk maakt;

gelet op artikel 2:25b van de APV, waarin is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders nadere regels kan stellen ten aanzien van evenementen;

BESLUIT

vast te stellen de navolgende:

‘’Nadere regels ten aanzien van kermissen en kermisattracties in de gemeente Schiedam 2018’’

Artikel 1: Begripsbepaling

  • 1. Onder kermis wordt verstaan: een geconcentreerd samenstel van tenminste vijf kermisattracties.

  • 2. Onder een kermis wordt niet verstaan:  een speelautomatenhal of een gamecenter als bedoeld in artikel 2:39 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Schiedam 2013.

Artikel 2: Zelfstandige evenementenvergunning voor het houden van een kermis

Een kermis, al dan niet onderdeel van een ander evenement, wordt gezien als een evenement, waar een zelfstandige evenementenvergunning voor is vereist.

Artikel 3: Kermisattracties die onderdeel uitmaken van een evenement, niet zijnde een kermis

  • 1. Als onderdeel van een evenement, dat geen kermis is, is het toegestaan kermisattracties te plaatsen, indien:

    • a.

      het aantal kermisattracties niet meer bedraagt dan vier; en

    • b.

      de kermisattracties gericht zijn op gezinnen met jonge kinderen dan wel kleinschalige attracties betreffen; en

    • c.

      de kermisattracties weinig tot geen geluidsbelasting veroorzaken.

  • 2. Als de kermisattracties niet voldoen aan de in het eerste lid genoemde vereisten, dan worden de kermisattracties gekwalificeerd als zelfstandig evenement en is een evenementenvergunning vereist.

Artikel 4: Maximalisering aantal te vergunnen kermissen

  • 1. Binnen de gemeente Schiedam worden maximaal vier kermissen per kalenderjaar vergund, met dien verstande dat er tenminste twee kermissen en dienen plaats te vinden in het kader van een ander evenement.

  • 2. Een aanvraag om een evenementenvergunning voor het houden van een kermis wordt slechts in behandeling genomen, indien de aanvraag is ingediend door een deelnemer van de door het college uitgeschreven aanbestedingsprocedure inzake het houden van kermissen in de gemeente Schiedam.

  • 3. Een evenementenvergunning voor het houden van een kermis wordt slechts verleend aan diegene aan wie de opdracht volgend uit de, in het tweede lid genoemde, aanbestedingsprocedure is gegund.

Artikel 5: Inwerkingtreding en citeertitel nadere regels

  • 1. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na de dag van bekendmaking.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: nadere regels inzake kermissen en kermisattracties 2018’.

Artikel 6: Overgangsbepaling

Deze nadere regels zijn van toepassing op aanvragen om een evenementenvergunning voor het houden van een kermis die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze nadere regels en die zien op het houden van een kermis na 12 april 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam op 17 april 2018.
burgemeester en wethouders van Schiedam,
de secretaris,
drs. K.D. Handstede
de voorzitter,
C.H.J. Lamers

Bijlage: artikelsgewijze toelichting op de ‘nadere regels ten aanzien van kermissen en kermisattracties in de gemeente Schiedam 2018’

Bijlage: toelichting op de ‘nadere regels ten aanzien van kermissen en kermisattracties in de gemeente Schiedam 2018’

Algemeen

In november 2017 heeft de gemeenteraad de Programmabegroting 2018 Economie en Ontwikkeling vastgesteld.

In de programmabegroting zijn o.a. doelstellingen geformuleerd met betrekking tot evenementen in de gemeente Schiedam. De programmabegroting 2018 stelt in dit kader dat het uiteindelijke doel van het evenementenbeleid is “een levendige stad met meer bezoekers en waar de creativiteit in en attractiviteit van Schiedam gestimuleerd wordt”.

De “Operationele richtlijn evenementen Schiedam”, vastgesteld door de burgemeester van Schiedam op 16 april 2009), legt het operationele openbare orde- en veiligheidsbeleid vast dat structureel wordt toegepast bij de vergunningverlening inzake evenementen. Voorgenoemde richtlijn wordt op dit moment geactualiseerd. Het voornaamste doel van deze richtlijn is het vastleggen en scheppen van duidelijkheid voor organisatoren van evenementen door op voorhand aan te geven aan welke voorschriften uit deze richtlijn bij de (eventueel te verlenen) evenementenvergunning dient te worden voldaan door verwijzing naar deze standaardvoorschriften dan wel het opnemen van maatvoorschriften in de specifieke evenementenvergunning uit deze richtlijn.

Aldus verwoordt deze richtlijn het operationele beleid dat op grond van de bevoegdheid van de burgemeester ten opzichte van de organisatie van evenementen wordt uitgevoerd.

Deze operationele richtlijn stelt dat zij vanuit juridisch oogpunt dient te worden gezien als een uitvloeisel van de - in hoofdstuk 2, paragraaf 2 van de APV (oude versie. Huidige versie: Hoofdstuk 2, Afdeling 7 “evenementen” APV Schiedam 2013) - aan de burgemeester gegeven bevoegdheden en, in dit licht bezien, als vastgesteld geldend beleid. Als zodanig dient voorgenoemde “operationele richtlijn” in juridische zin te worden beschouwd als een beleidsregel in de zin van Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Waarom toch nog deze nadere regels van het college?

Een kermis geeft een dermate invulling en belasting van de openbare ruimte dat specifieke nadere regels gewenst zijn. Er is behoefte aan aanvullende regels om de identiteit van kermissen vast te leggen en duidelijke kaders te stellen. Dit draagt bij aan een soepel verloop van de vergunningaanvraag, een goede samenwerking tussen alle betrokken partijen en een veilig en ongestoord verloop van de kermissen.

Omdat deze specifieke regels een normstellend karakter hebben (zo kun je aanvragen, die niet voldoen aan deze regels, om die reden afwijzen), kunnen zij slechts bij of krachtens wettelijke voorschrift worden vastgesteld. De gemeenteraad heeft de bevoegdheid om wettelijke voorschriften vast te stellen. Ingevolge artikel 156, eerste jo derde lid, van de Gemeentewet mag de gemeenteraad deze bevoegdheid, in de vorm van het stellen van nadere regels, aan het college (niet de burgemeester) overdragen. In artikel 25b van de APV Schiedam 2013 heeft de gemeenteraad van deze bevoegdheid gebruik gemaakt en het college de bevoegdheid gegeven om nadere regels vast te stellen met betrekking tot het organiseren en het veilige verloop van een evenement.

De doelstelling van deze nadere regels is om, naast het beperken van de belasting van de openbare ruimte door regulering, aantrekkelijke kermissen te bieden voor bezoekers, organisatoren, kermisexploitanten, horeca-ondernemers, winkeliers, omwonenden. andere belanghebbenden en betrokkenen om als zodanig de toekomst van kermissen in de gemeente Schiedam te waarborgen.

Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt, dat het feit dat het hier om openbare orde en veiligheid gaat, het nog niet maakt dat het college niet bevoegd zou zijn om daarover nadere regels te stellen. Deze visie is in recente jurisprudentie door de Raad van State bevestigd 1 . Artikel 25b is dan ook rechtmatig opgenomen in de APV.

Afbakening nadere regels

  • Deze nadere regels worden ingevolge en daarmee in aanvulling op de APV Schiedam 2013 vastgesteld en dienen in samenhang met de “Operationele richtlijn evenementen Schiedam” te worden bezien.

  • Deze nadere regels zien inhoudelijk niet op de privaatrechtelijke gunningsprocedure met betrekking tot de organisatie van kermissen door het college van burgemeester en wethouders (zie toelichting op artikel 5).

  •  

Artikel 1: Begripsbepaling

Een kermis dient te worden beschouwd als een evenement in de zin van artikel 2:24 van de APV Schiedam 2013 (APV). Een “kermis”, in welke vorm, inhoud en grootte dan ook, betreft een naar zijn aard een bijzonder evenement dat niet zonder meer en zonder enig onderscheid onder de algemene verzamelterm “evenement” kan worden ondergebracht. Een kermis valt ook niet per definitie in één van de beschreven categorieën evenementen. In dit verband is het noodzakelijk om objectief vast te stellen wat onder het begrip “kermis” als evenement dient te worden verstaan, door het evenement “kermis” nader te definiëren in de begripsbepaling.

 

Indien er sprake is van vijf of meer kermisattracties, dan wordt het evenement beschouwd als kermis in de zin van deze nadere regels. Bij deze kermis horen ook de eventueel aanwezige mobiele verkoopzaken (voedsel/geen voedsel) en de gelegenheden tot het deelnemen aan bijvoorbeeld (behendigheids)spelen.

 

Vanaf vijf of meer attracties wordt geacht dat er een risicovollere situatie met betrekking tot de openbare orde en veiligheid ontstaat. Hierbij moet ook gedacht worden aan de zwaardere belasting voor de directe (leef)omgeving. Voor deze grootschaligere kermisactiviteiten is nadere regulering van toepassing. Voor wat betreft het aantal van vijf of meer, maakt het niet uit of het een zelfstandige kermis betreft of dat de attracties in eerste instantie bedoeld zijn als onderdeel van een ander evenement. Beide gevallen worden gekwalificeerd als een kermis, die beide zelfstandig vergunningsplichtig zijn.

 

Artikel 2: Evenementenvergunning voor het organiseren van een kermis

Met de nadere regels wordt beoogd de kermis als zelfstandig evenement te kwalificeren. Hiermee wordt bewerkstelligd dat een kermis altijd een op zichzelf staande activiteit betreft. Het houden van een kermis vraagt daarmee om een eigen zelfstandige aanvraag als ook een eigen zelfstandige evenementenvergunning.

 

Het is dus niet langer mogelijk een kermis onderdeel te laten zijn van een ander evenement, dat gedekt zou worden door de evenementenvergunning van dat evenement. In plaats daarvan zal de kermis zijn eigen vergunning moeten bezitten.

 

Artikel 3. Kermisattracties als onderdeel van een evenement, niet zijnde een kermis.

Bij reguliere evenementen, niet zijnde een kermis, is een tendens bespeurbaar in de zin van de plaatsing van een aantal kermisattracties als één van de (neven)activiteiten van het evenement.

Het motief van een dergelijke uitbreiding is de aantrekkelijkheid van het evenement te vergroten alsmede (gedeeltelijke) financiering van het betreffende evenement.

 

Omdat er als zodanig geen afbreuk wordt gedaan aan het karakter van het (andersoortig) evenement, is er in deze situatie geen sprake van een kermis in de zin van deze nadere regels. Een bepalende factor hierbij is het gegeven, dat uit de praktijk is gebleken dat een maximum aantal van vier kermisattracties in relatie tot de directe leefomgeving aanvaardbaar wordt geacht, waarbij deze attracties relatief kleinschalige attracties betreffen die niet geluidbelastend zijn en naar hun aard zijn gericht op (jonge) kindervermaak (zoals “touwtje-trek”, “eendjes vangen”, en/of een draaimolen).

In de evenementvergunning worden hiervoor specifieke eisen gesteld (bijvoorbeeld maximum aantal DBA).

 

Deze nadere regels zijn gesteld om het mogelijk te maken dat deze kermisattracties op een evenement een ondergeschikte rol kunnen spelen en als zodanig als een nevenactiviteit van het evenement kunnen fungeren en niet als zelfstandig evenement (een kermis) worden gekwalificeerd, dat zijn eigen vergunning behoeft.

 

Met het maximum van vier wordt ook aansluiting gezocht bij artikel 1. Ten aanzien van kermisattracties die onderdeel uitmaken van een evenement, maakt het aantal van vier of minder attracties de impact op het evenement zodanig klein, dat niet wordt aangenomen dat deze attracties een substantieel onderdeel van het evenement worden. Ook wordt niet aangenomen dat de attracties een bredere dan wel zelfstandige doelgroep aantrekken of dat sprake is dat het karakter van het evenement verandert. In plaats daarvan wordt het aantal van vier gezien als een (ondergeschikte) verlevendiging van het evenement.

 

Daarnaast is het denkbaar dat ook vier attracties als zelfstandige activiteit georganiseerd kunnen worden of dat de vier attracties niet voldoen aan de eisen genoemd in het eerste lid. In die gevallen maken de attracties geen onderdeel uit van een ander evenement. Er is dan sprake van een op zichzelf staand evenement met een eigen karakter en stroom van bezoekers. In deze situaties dient in het vergunningenproces beoordeeld te worden of de soort attracties, de omvang, doelgroep en geluidbelasting passen op de locatie en in de (directe) omgeving waar het wordt georganiseerd. De beperkingen die gelden voor de attracties als die onderdeel zijn van een ander evenement, gelden dus niet voor de attracties indien zij een eigen evenement vormen. Daarvoor is gekozen zodat het mogelijk blijft om bijvoorbeeld zelfstandig een reuzenrad te plaatsen. Het maximum van vier geldt echter wel, omdat vanaf vijf attracties sprake is van een kermis en kermissen slechts georganiseerd mogen worden door diegene die de aanbestedingsprocedure heeft gewonnen.

  

Artikel 4: Maximalisering aantal zelfstandige kermissen

Eerste lid

Het regelmatig op dezelfde locatie organiseren van een kermis, kan door de directe (woon)omgeving als belastend worden ervaren. Om de woonomgeving niet onevenredig te belasten, wordt het maximaal te organiseren aantal kermissen in de gemeente Schiedam beperkt tot vier per jaar. Deze maximalisering geldt voor de gehele gemeente Schiedam. Dit betekent dat er geen onderverdeling kan worden toegepast, bijvoorbeeld op wijkniveau, om dit maximum te vergroten.

 

Diegene aan wie de opdracht volgend uit de, in het tweede lid genoemde, aanbestedings-procedure is gegund, dient voor het exploiteren van een kermis welke aanhaakt bij een ander evenement overeenstemming qua programmering te krijgen met de organisatie van dat evenement.

 

Tweede lid en derde lid

In verband met de belasting van de leefomgeving dienen de kermissen verspreid over het jaar te worden georganiseerd en is het aantal te houden kermissen gemaximeerd op vier. Zo is er plaats voor een voor- en najaarskermis. Dit zijn zelfstandige, dat wil zeggen geen onderdeel uitmakend van een andersoortig evenement, kermissen. Tevens is in verband met de belasting van de leefomgeving bepaald dat van het maximum aantal kermissen er twee aan moeten haken bij een ander evenement, te denken valt aan bijvoorbeeld de Brandersfeesten. Omdat het aantal kermissen, waarvoor een evenementenvergunning zal worden verleend is gemaximeerd is er sprake van “schaarse vergunningen”. Het college acht het wenselijk om via een aanbestedingsprocedure aan een opdrachtnemer een opdracht te verlenen om deze kermissen te organiseren, zodat gunning transparant is en alle marktpartijen kunnen deelnemen aan deze procedure. Om die reden is in het tweede lid van dit artikel dan ook bepaald dat aanvragen voor dergelijke vergunningen alleen ingediend kunnen worden door deelnemers aan deze aanbestedingsprocedure. De betreffende vergunning wordt slechts verleend aan degene die de gunning wint (lid 3). Degene, aan wie de opdracht wordt gegund, zal binnen de door het college gestelde randvoorwaarden zelf voor de organisatie en exploitatie van de kermissen zorg moeten dragen.

 

Artikel 5: Inwerkingtreding en citeertitel nadere regels

Spreekt voor zich.

 

Artikel 6 Overgangsbepaling

Ingevolge dit artikel zijn de nadere regels ook van toepassing op aanvragen die eerder zijn ingediend dan de datum van inwerkingtreding van deze nadere regels en indien zij betrekking hebben op het houden van kermissen na 12 april 2018.


Noot
1

ECLI:NL:RVS:2016:3342: ”….. 2.4. Volgens de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 172 van de Gemeentewet is de zorg voor de handhaving van de openbare orde exclusief aan de burgemeester opgedragen. De handhaving van de openbare orde bestaat uit het feitelijk herstellen en bewaren van de openbare orde (Kamerstukken II 1985/86, 19 403, nr. 3, p. 49). De handhaving van de openbare orde wordt beschouwd als de zorg voor de naleving van regels, bij niet naleving waarvan de orde en rust in het openbare leven wordt verstoord. Deze regels kunnen zijn vervat in wetten in materiële zin, zoals de APV. De gemeenteraad komt de taak en bevoegdheid toe om met inachtneming van hogere regels, het gewenste niveau van orde en rust te bepalen en te beïnvloeden door middel van normstelling. De burgemeester heeft de exclusieve verantwoordelijkheid toe te zien op de naleving van deze regels ten aanzien van de openbare orde. Hij kan daarbij algemeen beleid voeren, waarbij wordt bepaald op welke wijze hij de handhaving gestalte wil geven, zoals de surveillance door de politie of een gericht preventiebeleid. Ook kan worden gedacht aan het daadwerkelijk optreden om overtreding van de desbetreffende regels te voorkomen of te beëindigen (Kamerstukken II 1988/89, 19 403, nr. 10, p. 88-89).

een besluit als bedoeld in artikel 2.7.3, eerste lid, van de APV echter geen invulling gegeven aan het begrip ‘handhaving van de openbare orde’ als bedoeld in artikel 172, eerste lid, van de Gemeentewet, ten aanzien waarvan de burgemeester exclusief bevoegd is. Blijkens de wetgeschiedenis zoals hiervoor weergegeven in 2.4 dient immers onder ‘handhaving’ van de openbare orde het ‘feitelijk herstellen en bewaren’ van de openbare orde te worden verstaan. Die situatie doet zich niet voor in het voorliggende artikellid van de APV. Op grond van voormeld artikellid kan een vorm van nadere regelgeving op het terrein van de openbare orde worden vastgesteld. De bevoegdheid daartoe kan (ook) aan het college worden toebedeeld…….. Nu de uitzondering in artikel 160, eerste lid, van de Gemeentewet ten aanzien van de aanwijzing van de burgemeester als bevoegd orgaan niet aan de orde is, mocht de aanwijzing van een gebied als bedoeld in artikel 2.7.3, eerste lid, van de APV in dit geval aan het college worden toebedeeld…..”.