Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening langdurigheidtoeslag gemeente Schinnen

Geldend van 16-10-2009 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009

Intitulé

Verordening langdurigheidtoeslag gemeente Schinnen

DE RAAD VAN DE GEMEENTE SCHINNEN

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 28 juli 2009;

gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d en 36 van de Wet werk en bijstand,

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

gelet op het advies van de Sociaal Maatschappelijke Adviesraad Schinnen;

gelet op het advies van de Beleidscommissie d.d. 21 september 2009

B E S L U I T :

Vast te stellen de Verordening langdurigheidtoeslag gemeente Schinnen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet werk en bijstand

  • b.

    WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

  • c.

    WSF 2000: Wet Studiefinanciering

  • d.

    bijstandsnorm: de norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet

  • e.

    peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidtoeslag ontstaat.

  • f.

    Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede “een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan” moet worden gelezen “de referteperiode”. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidtoeslag als inkomen gezien.

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1. Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidtoeslag de belanghebbende die gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden, de referteperiode, aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is 120 % van de voor hem geldende bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.

  • 2. Niet voor de langdurigheidtoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000.

Artikel 3 Hoogte van de toeslag

  • 1. De langdurigheidtoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      voor gehuwden: € 498

    • b.

      voor alleenstaande ouders: € 447

    • c.

      voor alleenstaanden: € 349

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3. Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidtoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidtoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 4. De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gehuwdennorm per 1 januari van dat jaar en de gehuwdennorm van het daaraan voorafgaande jaar.

Artikel 4 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 6 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als: Verordening langdurigheidtoeslag Wet werk en bijstand gemeente Schinnen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 8 oktober 2009.

de Griffier

W.A.J.M. Huisinga

de Voorzitter

B.H.M. Link

Toelichting op Verordening langdurigheidtoeslag gemeente Schinnen

Algemeen

Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidtoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidtoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip langdurig, laag inkomen, zoals dat in artikel 36 lid 1 WWB wordt gebruikt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

De begrippen die in de WWB voorkomen, hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB en zijn dan ook niet nader omschreven. Aan de overige begrippen is in dit artikel wel een definitie gegeven.

Artikel 2

Het begrip “langdurig, laag inkomen” werd ingevuld als een inkomen dat gemiddeld niet hoger is dan 100 % van de bijstandsnorm. Marginale overschrijdingen van deze 100% grens dienen genegeerd te worden (zie CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a.).

Dit uitgangspunt heeft de wetgever verlaten en de gemeenten de vrijheid gegeven te bepalen wat een langdurig laag inkomen is. Dit betekent, dat de gemeenteraad moet vastleggen wat onder “langdurig” en wat onder “laag” wordt verstaan.

Een referteperiode van 5 jaar, zoals artikel 36 WWB (tot 1-1-2009) voorschreef wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden 3 jaar op een minimum inkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt hier een termijn van drie jaar aangehouden. Deze termijn wordt ook door het Nibud gehanteerd. Tevens sluit dit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd is immers, normaal gesproken, vanaf zijn 18e voor de WWB een zelfstandig rechtssubject.

De ondergrens van “laag” is de bijstandsnorm ofwel het sociaal minimum. De bovengrens is vrij te bepalen, maar het moet wel gaan om een inkomen dat ook redelijkerwijs als “echt laag” te zien is. Het meest voor de hand liggend is hierbij aan te sluiten bij het ruimhartige minimabeleid van de gemeente Schinnen, waarbij de maximale inkomensgrens op 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm is vastgesteld.

De vaststelling van de hoogte van het inkomen vindt plaats aan de hand van artikel 32, waarbij op grond van het tweede lid van artikel 36 een eerder verstrekte langdurigheidtoeslag niet meetelt bij de vaststelling van dat inkomen.

In het tweede lid worden studenten expliciet uitgesloten van de langdurigheidtoeslag. In de Nota van toelichting bij het wetsontwerp geeft het kabinet aan dat studenten niet worden geacht te behoren tot de doelgroep van de langdurigheidtoeslag (in de huidige wettelijke bepalingen zijn studenten al uitgesloten). De overweging hierachter is dat studenten zich met hun studie voorbereiden op de beroepspraktijk op hoger niveau.

Artikel 3

De hoogte van de langdurigheidtoeslag is gebaseerd op de huidige hoogte. Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel 2 maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidtoeslag maar éénmaal, wordt steeds vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen van 1 januari van het voorafgaande jaar.

Een persoon kan slechts éénmaal binnen een periode van 12 maanden in aanmerking komen voor een langdurigheidtoeslag. Indien deze periode de jaarwisseling overschrijdt vindt tussentijds geen aanpassing plaats, maar geldt bij eventuele aanspraak voor een volgende periode van 12 maanden het nieuwe bedrag.

In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidtoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. De WWB voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is.

Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidtoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidtoeslag. Het recht op langdurigheidtoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.

Artikel 4, 5 en 6

Geen toelichting.