Regeling vervallen per 01-01-2015

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Schinnen

Geldend van 01-11-2004 t/m 31-12-2014

Intitulé

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Schinnen

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

Gemeente Schinnen

Reïntegratieverordening

De raad van de gemeente Schinnen

  • -

    gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van … (datum)

  • -

    gezien het advies van de Raadscommissie zorg van (datum)

  • -

    gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7 en 8 en 10 tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers,

besluit vast te stellen de volgende verordening

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Schinnen

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, de IOAW of de IOAZ;

    • b.

      Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet en die als werkloze werkzoekenden staan ingeschreven bij de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI);

    • c.

      Nuggers: personen die als werkzoekenden zijn geregistreerd bij het CWI en die geen uitkeringsgerechtigden zijn;

    • d.

      jongeren: uitkeringsgerechtigden niet ouder dan 27 jaar;

    • e.

      voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet, deze verordening en het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 eerste lid;

    • f.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • g.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • h.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • i.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schinnen;

    • j.

      de raad: de gemeenteraad van de gemeente Schinnen;

    • k.

      Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

    • l.

      Werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet.

Paragraaf 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht college

  • 1. Het college biedt aan bijstandsgerechtigden tot 65 jaar, aan personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering, niet-uitkeringsgerechtigden alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen en houdt daarbij rekening met de aard en omvang van door hen te bepalen doelgroepen en de voorzieningen die het meest geschikt zijn voor de leden van die doelgroepen.

  • 4. Het college bevordert de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen jonger dan 12 jaar voor belanghebbende, voor zover die opvang nodig is voor het volgen van een traject of voor deelname aan een voorziening.

Artikel 3 Beleidsplan

  • 1. De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening jaarlijks een beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering.

  • 2. Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeente raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag wordt vormgegeven conform het verslag als bedoeld in artikel 77 van de wet.

  • 3. Het beleidsplan als bedoeld in het eerste lid alsmede het verslag als bedoeld in het tweede lid bevat het oordeel van de cliëntenraad.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid of als dat doel niet bereikbaar is, bij zelfstandige maatschappelijke participatie. Deze ondersteuning kan bestaan uit het aanbieden van een traject, waarbij zonodig voorzieningen kunnen worden ingezet, of door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties.

  • 2. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening, het in artikel 3 genoemde beleidsplan en dat is afgestemd op de in de persoon gelegen factoren en/of omstandigheden.

  • 3. Het college kan voordat besloten wordt tot een traject en/of tot de inzet van voorzieningen een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de belanghebbende en naar de geschiktheid voor hem van de voorzieningen of andere vormen van begeleiding.

  • 4. Geen aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling hebben bovenbedoelde personen indien hun gezinsinkomen meer bedraagt dan € 2.500,-bruto (excl. vakantietoeslag) per maand.

  • 5. Geen aanspraak op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar de mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de reïntegratie van de aanvrager.

Artikel 5 Verplichtingen van de cliënt

  • 1. Een uitkeringsgerechtigde die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken en wel op zodanige wijze dat uitstroom naar betaalde arbeid onverkort kan plaatsvinden.

  • 2. De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het eerste en tweede lid, zal het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening.

  • 4. Indien de persoon, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, zal het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen. Dit geldt onverminderd hetgeen gesteld is in artikel 8 lid 3 onder a.

  • 5. In bijzondere individuele omstandigheden kan het college afwijken van het gestelde in lid 3 en 4.

Artikel 6 Sluitende aanpak

  • 1. Elke uitkeringsgerechtigde krijgt een aanbod voor een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt.

  • 3. Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste lid.

Artikel 7 Budget- en subsidieplafonds

  • 1. Het college kan bij uitvoeringsbesluit een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Paragraaf 3 Voorzieningen

Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. In het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 wordt vastgesteld welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen;

  • 2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden:

  • 3. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt de daaraan verbonden verplichtingen niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling

  • 4. Indien achteraf blijkt dat een voorziening is toegekend op onjuiste of onvolledige inlichtingen kan het college de kosten van of de kosten gemaakt in verband met de toegekende voorziening, dan wel de subsidie, geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Schinnen”

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1-11-2004.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

de voorzitter
de griffier

Reïntegratieverordening WWB

Toelichting algemeen

De verordening regelt de ondersteuning die het college biedt bij de arbeidsinschakeling van werklozen die behoren tot de doelgroep. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de Wet werk en bijstand (WWB). Het voorschrift om een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader vorm wordt gegeven volgt uit artikel 8 WWB.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand.

Artikel 2 Opdracht college

De WWB geeft aan het college de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de belanghebbende dat mogelijk het liefst zou willen hebben.

Het is aan het college om zorg te dragen voor een voldoende aanbod van voorzieningen, waarbij het college te maken heeft met beperkte financiële middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren.

In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie. Door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid van de WWB is in artikel 10 lid 3 WWB aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn. Door deze verwijzing ook aan de opdracht aan het college te koppelen, wordt aangegeven dat voorzieningen alleen voor de eigen doelgroep ingezet worden.

Het derde en het vierde lid is de vertaling van de opdracht uit de WWB dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. In het beleidsplan komt vervolgens tot uiting hoe dit punt uitgewerkt wordt.

Artikel 3 Beleidsplan

Zoals ook in de algemene toelichting is gesteld, vraagt de WWB aan de gemeenteraad om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen. Hier is gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van beleidsplannen en uitvoeringsbesluiten.

Het tweede lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De WWB geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig en een definitief verslag over de uitvoering (VODU) naar het rijk zendt. Deze verslagen dienen gepaard te gaan van een verklaring van de gemeenteraad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de raad moet worden gezonden. Het ligt voor de hand dat bij de vormgeving van het verslag op grond van deze verordening wordt aangesloten bij de inhoud van het VODU.

In het derde lid wordt aangegeven dat de cliëntenraad betrokken wordt bij de vaststelling van en de verantwoording over het beleid.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Eveneens uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid).

In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de cliënt en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen.

Lid 3. In de meeste gevallen zal vóórdat tot de inzet van voorzieningen wordt besloten een advies worden gevraagd van een bedrijf dat gespecialiseerd is in diagnoses met betrekking tot reïntegratie. Niet uitgesloten is dat het onderzoek door burgemeester en wethouders wordt verricht. Eventueel kan na zo’n onderzoek besloten worden alsnog advies van derden in te winnen. Ook is denkbaar dat uit het eigen onderzoek al blijkt dat een diagnose door derden en/of de inzet van voorzieningen niet nodig is.

In lid 4 is geregeld dat de inzet van ondersteuning voor de doelgroep Nuggers en Anw-ers inkomensafhankelijk is. De inzet is beperkt tot diegenen met een gezinsinkomen onder de gestelde inkomensgrens.

Indien gebruik gemaakt kan worden van een voorliggende voorziening (bijvoorbeeld studiefinanciering) vindt geen ondersteuning op basis van deze wet plaats (lid 5).

Artikel 5 Verplichtingen van de cliënt

Deelname aan reïntegratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Voor diegenen zonder uitkering moeten voorwaarden aan het reïntegratietraject gekoppeld worden. Deze gelden vanzelfsprekend ook voor de bijstandsgerechtigden. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek. Ook is denkbaar dat gemaakte kosten van de belanghebbende worden teruggevorderd, als door verwijtbaar handelen een traject niet tot het gewenste resultaat leidt.

Natuurlijk heeft de belanghebbende ook rechten. Tegen beslissingen op grond van deze verordening staat bezwaar en beroep open op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het recht op inzage in gegevens en zonodig correctie daarvan is geregeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).

In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.

Het derde lid legt de verbinding met de Afstemmingsverordening. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage. Echter, voor personen zonder uitkering, Anw-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen.

Artikel 6 Sluitende aanpak

De WIW kende een wettelijke sluitende aanpak voor jongeren (artikel 9). Daarnaast zijn in het kader van de Agenda voor de Toekomst afspraken gemaakt over een sluitende aanpak voor nieuwe instroom en voor het zittend bestand. De WWB kent geen bepaling over sluitende aanpak. De wetgever gaat ervan uit dat door de systematiek van de wet er in de praktijk de facto een sluitende aanpak ontstaat.

Desondanks kan de gemeente van oordeel zijn dat een sluitende aanpak geregeld dient te worden. Artikel 6 biedt de mogelijkheid deze sluitende aanpak te regelen. Het eerste lid geeft de algemene formulering. Het tweede lid geeft aan dat de sluitende aanpak niet van toepassing is op diegenen die een ontheffing van de arbeidsverplichting hebben gekregen. Het derde lid geeft de mogelijkheid om van de algemene sluitende aanpak in specifieke, individuele gevallen af te wijken.

Artikel 7 Subsidie- en budgetplafonds

De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening subsidie- en budgetplafonds instellen.

De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken.

Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen, ook die voorzieningen die niet met name in de verordening zijn opgenomen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.

Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.

Een bijzonder aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan reïntegratiebedrijven. Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Het verdient dan ook aanbeveling dat in het contract met het reïntegratiebedrijf wordt verklaard dat deze reïntegratieverordening van toepassing is.

In lid vier is vervolgens de mogelijkheid opgenomen dat het college, de kosten van of de kosten gemaakt in verband met een toegekende voorziening kan terugvorderen indien achteraf blijkt dat de voorziening op onjuiste of onvolledige inlichtingen is toegekend (bijv. als achteraf blijkt dat een uitkeringsgerechtigde ten onrechte een uitkering ontving en dus niet tot de doelgroep behoorde.)

Artikel 9 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Van belang is hierbij ook de Tijdelijke referendumwet. Op grond van artikel 22 lid 2 TRW kan de inwerkingtreding van de Reïntegratieverordening niet worden vastgesteld op een datum eerder dan zes weken na bekendmaking.

Tenslotte is in het Invoeringsbesluit WWB bepaald dat de reïntegratieverordening en de afstemmingsverordening op hetzelfde tijdstip in dienen te gaan.