Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening WSW PGB

Geldend van 01-07-2008 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening WSW PGB

DE RAAD VAN DE GEMEENTE SCHINNEN

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 20-05-2008;

gelet op artikel 7 van de Wet sociale werkvoorziening,

overwegende dat de raad bij verordening nadere regels dient vast te stellen met betrekking tot het verstrekken van Persoonsgebonden Budgetten,

gehoord het advies van de Beleidscommissie d.d. 12 juni 2008;

B E S L U I T :

vast te stellen de verordening inzake de wijze waarop geïndiceerden ingevolge de wet sociale werkvoorziening in aanmerking kunnen komen voor een persoonsgebonden budget voor hun arbeidsinschakeling in een reguliere omgeving.

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet sociale werkvoorziening;

  • b.

    college: burgemeester en wethouders van de gemeente, waar de aanvrager ingezetene is;

  • c.

    gemeenten: de gemeenten die deel uitmaken van het werkvoorzieningschap Vixia;

  • d.

    Bestuur Gemeenschappelijke Regeling: het Bestuur van het werkvoorzieningschap Vixia;

  • e.

    aanvrager: de geïndiceerde, die ingezetene is van de gemeente Schinnen, Sittard-Geleen, Stein, of Beek, dan wel zijn belangenbehartiger, die een persoonsgebonden budget aanvraagt;

  • f.

    geïndiceerde: de persoon die krachtens een indicatiebeschikking van het CWI is toegelaten de wet;

  • g.

    belangenbehartiger: de persoon, die namens een geïndiceerde optreedt op grond van een wettelijke toewijzing of een machtiging van de geïndiceerde;

  • h.

    dienstbetrekking: een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

  • i.

    begeleid werken: plaatsing bij een reguliere werkgever met begeleiding door een begeleidingsorganisatie;

  • j.

    Rijkssubsidie: de uitkering aan de gemeente bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • k.

    loonkostensubsidie: de periodieke subsidie aan de werkgever ter dekking van het (bruto) loon en overige structurele en wettelijke loonkosten;

  • l.

    vergoeding: de periodieke vergoedingen die aan een begeleidingsorganisatie worden verstrekt in het kader van begeleiding van de geïndiceerde in zijn werkzaamheden;

  • m.

    uitvoeringskosten: het totaal aan kosten voor de uitvoerende organisatie die gemoeid zijn met de uitvoering van het persoonsgebonden budget;

Artikel 2 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten

Het Bestuur Gemeenschappelijke Regeling stelt elk jaar vóór 31 december de hoogte vast van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten voor elk te verstrekken persoonsgebonden budget voor het daaropvolgende kalenderjaar.

Artikel 3 Verstrekkingen

  • 1. Het college verstrekt op aanvraag ten behoeve van een begeleid werkenplaats een persoonsgebonden budget aan iedere geïndiceerde, die een werkgever en een begeleidingsorganisatie aandraagt, die voldoen aan de in artikel 4 genoemde voorwaarden en vereisten.

  • 2. De hoogte van het op jaarbasis totaal te verstrekken bedrag van het persoonsgebonden budget bedraagt niet meer dan het bedrag bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder b, van de wet.

  • 3. Het persoonsgebonden budget kan bestaan uit loonkostensubsidie aan de werkgever, een vergoeding van de kosten van de begeleiding aan de begeleidingsorganisatie, een vergoeding voor aanpassingen aan de werkplek en een vergoeding als bedoeld in het vierde lid.

  • 4. Het college kan op aanvraag éénmalig een vergoeding verstrekken voor de inschakeling van een begeleidingsorganisatie bij het vinden van een werkgever, wanneer en nadat ook daadwerkelijk een arbeidsovereenkomst is getekend, tot een maximum van 10% van de overeengekomen loonkostensubsidie op jaarbasis.

  • 5. De ingangsdatum van de verstrekkingen wordt gesteld op de ingangsdatum van het dienstverband, doch niet eerder dan de datum van de aanvraag.

Artikel 4 Voorwaarden en vereisten voor een adequate werkplek en begeleiding

  • 1. Titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing.

  • 2. De werkgever en de begeleidingsorganisatie dragen zorg voor een werkplek, die

    • a.

      passend is, gelet op de indicatiestelling en de beperkingen en mogelijkheden van de aanvrager;

    • b.

      voldoet aan de arbonormen;

    • c.

      ruimte en mogelijkheden biedt voor de aanvrager om zijn arbeidsbekwaamheden verder te ontwikkelen.

  • 3. Zo nodig dragen de werkgever en de begeleidingsorganisatie zorg voor aanpassingen aan de werkplek.

  • 4. De werkgever en de begeleidingsorganisatie zetten zich in om de arbeidsbekwaamheden van de aanvrager te verbeteren.

  • 5. De werkgever

    • a.

      is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      draagt er zorg voor dat de werkplek en de werkomstandigheden voldoen aan de arbonormen;

    • c.

      ziet toe op de integratie van de aanvrager op de werkplek onder collega’s;

    • d.

      biedt de aanvrager een salaris en overige arbeidsvoorwaarden die op zijn minst conform de voor de bedrijfstak geldende CAO zijn;

    • e.

      werkt mee aan de uitvoering van het Individuele Ontwikkelingsplan.

  • 6. De begeleidingsorganisatie

    • a.

      is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      houdt kantoor of heeft een permanente vestiging in de provincie Limburg;

    • c.

      zet medewerkers in die zijn gekwalificeerd voor het begeleiden van geïndiceerden voor wie het persoonsgebonden budget is bestemd, specifiek gericht op de indicatiestelling van de aanvrager;

    • d.

      heeft aantoonbare kennis en ervaring in het werkveld;

    • e.

      beschikt over methodieken ter behoud en bevordering van de arbeidsbekwaamheden van de aanvrager, en past deze ook toe;

    • f.

      stelt bij aanvang van de arbeidsovereenkomst een begeleidingsplan voor de aanvrager op;

    • g.

      stelt uiterlijk 3 maanden na de aanvang van de arbeidsovereenkomst een Individuele Ontwikkelingsplan op voor de aanvrager;

    • h.

      rapporteert periodiek aan de gemeente Schinnen voortgang van het individuele ontwikkelingsplan;

    • i.

      staat garant voor de levering van het vooraf overeengekomen niveau van begeleiding in tijd en kwaliteit.

  • 7. De duur van het dienstverband is tenminste 24 maanden, met een mogelijkheid tot verlenging.

Artikel 6 De wijze van vaststellen van de loonkostensubsidie

  • 1.

    • a.

      Het college stelt de hoogte van de loonkostensubsidie vast.

    • b.

      De aanvrager voegt een voorstel voor de hoogte van de loonkostensubsidie toe bij zijn aanvraag.

  • 2. De loonkostensubsidie kan zonder meer worden vastgesteld, indien de voorgestelde loonkostensubsidie

    • a.

      niet hoger is dan 50% van het bruto loon van de aanvrager of in redelijke overeenstemming is met de indicatiestelling, en

    • b.

      het totaal aan loonkostensubsidie, vergoedingen voor de begeleidingskosten en vergoedingen voor aanpassingen aan de werkplek niet meer bedragen dan het voor het persoonsgebonden budget beschikbare bedrag als omschreven in artikel 7, tweede lid, onder b, van de wet.

  • 2. Wanneer de loonkostensubsidie hoger is dan het percentage, genoemd in lid 2, onder a, of niet in redelijke overeenstemming is met de indicatiestelling, wordt de aanvrager terugverwezen naar de beoogde werkgever om tot een nieuw voorstel voor loonkostensubsidie te komen.

  • 3. Wanneer het nieuwe voorstel nog steeds een hoger percentage behelst, kan de gemeente een nader onderzoek instellen of laten instellen, en op basis van dat onderzoek een loonkostensubsidie vaststellen.

  • 4. De Afdelingen 4.2.3 en 4.2.4 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing, tenzij hier anders is bepaald.

Artikel 7 Herziening van de loonkostensubsidie

  • 1. Bij het besluit tot vaststellen van een loonkostensubsidie wordt een termijn gesteld, waarop het bedrag van de loonkostensubsidie wordt herzien in het licht van de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit van de aanvrager.

  • 2.

    • a.

      Op verzoek van de werkgever kan een loonkostensubsidie worden herzien als hier, gelet op de arbeidsproductiviteit van de aanvrager, aanleiding voor is.

    • b.

      Een dergelijk verzoek moet worden onderbouwd met een advies van de begeleidingsorganisatie.

  • 3. De loonkostensubsidie kan ambtshalve worden gewijzigd, als hier een gerede aanleiding toe is.

Artikel 8 Vergoeding voor de kosten van de begeleiding

  • 1. Het college en de begeleidingsorganisatie leggen in een overeenkomst vast:

    • a.

      de prestaties die de begeleidingsorganisatie zal leveren;

    • b.

      de vergoeding die het college daartegenover stelt;

    • c.

      de rechten en plichten van zowel het college als de begeleidingsorganisatie;

    • d.

      de wijze waarop de vergoeding kan worden gewijzigd.

  • 2. De in aanmerking te nemen kosten worden beoordeeld op basis van het begeleidingsplan, bedoeld in artikel 4, zesde lid, onder f.

  • 3. Het aantal uren aan begeleiding dat wordt vergoed bedraagt maximaal 10% van het aantal uren dat door de aanvrager bij de werkgever wordt gewerkt.

  • 4. Reiskosten en reistijd kunnen geheel of gedeeltelijk worden vergoed, indien

    • a.

      er sprake is van een specialistische begeleiding, en

    • b.

      deze begeleiding wordt verzorgd door een begeleidingsorganisatie die niet is gevestigd in de provincie Limburg, en

    • c.

      deze begeleiding niet kan worden verzorgd door een begeleidingsorganisatie uit de provincie Limburg.

  • 5. Het college regelt de wijze van uitbetaling van de vergoeding.

Artikel 9 Vergoeding voor aanpassingen aan de werkplek

  • 1. In het geval een noodzaak voor aanpassingen aan de werkplek noodzakelijk worden geacht, en tevens wanneer voorzieningen voor woonwerkvervoer noodzakelijk worden geacht, wordt het UWV verzocht een arbeidskundig onderzoek in te stellen.

  • 2. Indien uit dit onderzoek aanpassingen en voorzieningen noodzakelijk blijken, wordt de aanvrager geacht bij het UWV een aanvraag in te dienen voor een voorziening.

  • 3. Voor zover het UWV niet voorziet in een voorziening, kan het college een vergoeding vaststellen.

  • 4. Aanpassingen, waarbij de maandelijkse vergoeding hiervoor leidt tot een overschrijding van het voor het persoongebonden budget maximaal beschikbare bedrag, worden niet vergoed. De werkplek wordt dan niet als passend beschouwd.

  • 5. Het derde lid laat onverlet, dat in bijzondere gevallen een vergoeding uit andere middelen dan de Rijkssubsidie kan worden bezien.

  • 6. Kosten voor aanschaf van apparatuur, kosten voor de werkplek en kosten voortvloeiend uit arbowetgeving, die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken, komen niet in aanmerking voor vergoeding door het college.

  • 7. De gemeente behoudt zich het recht voor, om nader onderzoek uit te voeren of te laten uitvoeren.

  • 8. Van de werkgever wordt een redelijke bijdrage verlangd.

  • 9. De hoogte van de vergoeding, voor zover deze ten laste komen van het voor het persoonsgebonden budget beschikbare bedrag, dient in redelijke verhouding te staan tot de duur van de arbeidsovereenkomst en de afschrijvingskosten van de aanpassingen, gelet op artikel 3, tweede lid.

Artikel 10 Indienen van de aanvraag

  • 1. De aanvraag voor een persoonsgebonden budget wordt ingediend door de aanvrager zelf, dan wel zijn belangenbehartiger namens hem, door middel van een volledig ingevuld aanvraagformulier en vergezeld van de gevraagde bijlagen. De aanvraag wordt medeondertekend door de werkgever en de begeleidingsorganisatie.

  • 2. Het aanvraagformulier wordt door het Bestuur Gemeenschappelijke Regeling vastgesteld.

Artikel 11 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist over de aanvraag binnen 8 weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan deze beslissing met ten hoogste 8 weken verdagen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 12 Mandatering

Het college mandateert het Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling tot het beslissen over aanvragen van persoonsgebonden budgetten, waaronder begrepen het vaststellen van de loonkostensubsidie en de vergoedingen aan de begeleidingsorganisatie en vergoedingen van kosten van de aanpassingen aan de werkplek.

Artikel 13 Het besluit tot vaststellen van de loonkostensubsidie

  • 1. Het besluit tot vaststelling van een loonkostensubsidie bevat in ieder geval:

    • a.

      de hoogte van de loonkostensubsidie en de wijze waarop deze kan worden aangepast;

    • b.

      een aanduiding van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt;

    • c.

      de wijze van betaling van de subsidie;

    • d.

      de verplichtingen van de werkgever.

Artikel 14 Slotbepalingen

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Persoonsgebonden Budgetten Wsw.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt op 1 juli 2008 inwerking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 juni 2008

de Griffier

W.A.J.M. Huisinga

de Voorzitter

B.H.M. Link