Regeling vervallen per 18-10-2022

Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften verhaal gemeente Schouwen-Duiveland 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 17-10-2022

Intitulé

Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften verhaal gemeente Schouwen-Duiveland 2015

Hoofdstuk 1 – Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland;

    • b.

      bijstandsgerechtigde: persoon die bijstand heeft aangevraagd of aan wie (mede) bijstand is toegekend op grond van de Participatiewet;

    • c.

      ex-echtgenoot/ex-echtgenote: gewezen echtgenoot/echtgenote of de gewezen geregistreerde partner;

    • d.

      onderhoudsplichtige: degene die een financiële bijdrage in de kosten van levensonderhoud aan de bijstandsgerechtigde en/of de ten laste komende kinderen dient te voldoen op grond van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of een rechterlijke uitspraak;

    • e.

      verhaal: vordering op een derde of de vordering in verband met een nalatenschap of in verband met een schenking;

    • f.

      LBIO: Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen;

    • g.

      Tremanormen: bedragen en normen uit het Rapport alimentatienormen van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak.

Artikel 2. Verhaal van kosten van bijstand

  • 1. Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van kosten van bijstand:

    • a.

      tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgeno(o)t(e) of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt;

    • b.

      tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding, beëindiging geregistreerd partnerschap of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt;

    • c.

      tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt tegenover zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend;

    • d.

      op degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voor zover bij het besluit op de bijstandsaanvraag met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van bijstandsverlening redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien;

    • e.

      op de nalatenschap van de persoon indien:

      • i.

        aan die persoon ten onrechte bijstand is verleend en voor zover voor het overlijden nog geen terugvordering/invordering heeft plaatsgevonden;

      • ii.

        bijstand is verleend in de vorm van geldlening of voortvloeiend uit de gestelde borgtocht.

  • 2. Buiten de gevallen aangegeven in het eerste lid vindt geen verhaal plaats.

Artikel 3. Verplichting van de bijstandsgerechtigde

  • 1. Het college legt ingevolge artikel 55 van de Participatiewet de verplichting aan de bijstandsgerechtigde op, dat hij of zij de benodigde stappen onderneemt om de opgelegde bijdrage voor kosten van levensonderhoud conform een rechterlijke uitspraak afdwingt, zo nodig door inschakeling van derden.

  • 2. Indien incasso volgens lid 1 niet tot resultaat leidt of indien in bijzondere gevallen dit in redelijkheid niet van de bijstandsgerechtigde gevergd kan worden, of een rechterlijke uitspraak over alimentatie ontbreekt, zal het college gebruik maken van zijn bevoegdheden zoals vastgelegd in artikel 62 onder b en c en 62 b van de Participatiewet.

Hoofdstuk 2 – Afzien van verhaal

Artikel 4. Afzien van het opleggen van een verhaalsbijdrage

Burgemeester en wethouders zien af van het opleggen van een verhaalsbijdrage indien:

  • a.

    geen causaal verband bestaat tussen de bijstandsbehoeftigheid en de echtscheiding/beëindiging geregistreerd partnerschap of verlating;

  • b.

    de op te leggen verhaalsbijdrage lager is dan € 25,- per maand of € 300,- op jaarbasis, indien alleen sprake is van verhaalsbijdrage voor de partner dan € 50,- per maand of € 600,- op jaarbasis;

  • c.

    een alimentatieverplichting/verplichting tot het betalen van een onderhoudsbijdrage aan de onderhoudsplichtige is opgelegd door een gerechtelijke instantie op grond van een draagkrachtberekening en deze wordt nagekomen.

  • d.

    daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 5. Afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek

  • 1. In afwijking van artikel 2 kunnen burgemeester en wethouders, op verzoek van degene op wie verhaald wordt, besluiten (gedeeltelijk) af te zien van verhaal van kosten van bijstand voor zover de verschuldigde verhaalsbijdrage betreft die op het moment van het besluit opeisbaar zijn, indien:

    • a.

      redelijkerwijs te voorzien is dat degene op wie wordt verhaald niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden voortvloeiend uit het huwelijk of geregistreerd partnerschap; of

    • b.

      redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen en de vordering van de gemeente wegens verhaal van bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 2. Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal treedt niet in werking voordat een schuldregeling als bedoeld in het eerste lid onder b tot stand is gekomen.

Artikel 6. Intrekking van het besluit tot afzien van het opleggen van een verhaalsbijdrage wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het (gedeeltelijk) afzien van het opleggen van een verhaalsbijdrage wordt ingetrokken of ten nadele van de onderhoudsplichtige gewijzigd indien:

  • a.

    niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in de artikel 5, eerste lid;

  • b.

    de onderhoudsplichtige zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of

  • c.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste en/of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Hoofdstuk 3 – Beoordeling onderhoudsplicht

Artikel 7. Maatstaven verhaalsbijdrage

Bij de maatstaven bedoeld in artikel 62a van de Participatiewet maakt het college gebruik van het Rapport alimentatienormen van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak oftewel Tremanormen.

Artikel 8. Ingangsdatum verhaal

De ingangsdatum van de verhaalsbijdrage wordt bepaald op de eerstvolgende maand na de datum van de eerste aanschrijving, tenzij individuele omstandigheden een andere ingangsdatum aanvaardbaar maken.

Artikel 9. Wijziging door rechter vastgesteld verhaalsbijdrage

Indien sprake is van gewijzigde omstandigheden bij de bijstandsgerechtigde en/of de onderhoudsplichtige kan de gemeente verzoeken de door de rechter vastgestelde verhaalsbijdrage te wijzigen. De gemeente verzoekt de rechter de verhaalsbijdrage in afwijking van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vast te stellen, indien de rechter:

  • a.

    deze uitspraak zou kunnen wijzigen op de gronden genoemd in de artikelen 157 en 401 van dat boek;

  • b.

    geen rekening heeft kunnen houden met alle voor de betrokken beslissing in aanmerking komende gegevens en omstandigheden betreffende beide partijen.

Hoofdstuk 4 – Verhaal in rechte

Artikel 10. Verhaal in rechte

Verhaal in rechte conform artikel 62h van de Participatiewet vindt alleen plaats, indien het te verhalen bedrag hoger is dan een bedrag van € 300,-.

Artikel 11. Executie verhaalsbijdrage

  • 1. Indien de onderhoudsplichtige niet bereid is de vastgestelde verhaalsbijdrage voor levensonderhoud dan wel zijn achterstand te voldoen, wordt de rechterlijke beschikking met een executoriale titel ten uitvoer gelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • 2. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van vereenvoudigd derdenbeslag.

  • 3. Op grond van bijzondere omstandigheden van de onderhoudsplichtige kan de betalingsverplichting tijdelijk lager worden vastgesteld.

Hoofdstuk 5 – Periodieke herbeoordeling

Artikel 12. Periodieke herbeoordeling

  • 1. Periodiek maakt het college, indien daartoe aanleiding bestaat, een nieuwe beoordeling van de (gewijzigde) draagkracht van de onderhoudsplichtige.

  • 2. Van een verhoging van de verhaalsbijdrage wordt afgezien, indien ten opzichte van het vorig onderzoek de draagkracht van de onderhoudsplichtige met niet meer dan € 25 per maand of € 300 op jaarbasis blijkt te zijn toegenomen.

Hoofdstuk 6 – Slotbepalingen

Artikel 13. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels verhaal 2015”.

Artikel 14. Inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2015 en zijn van toepassing op na 1 januari 2015 te nemen besluiten tot verhaal.

  • 2. Met inwerkingtreding van deze beleidsregels wordt ‘Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften Verhaal WWB van de gemeente Schouwen-Duiveland’ ingetrokken.

    Vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland op 25 november 2014,

    Burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland,

    M.K. van den Heuvel

    G.C.G.M. Rabelink

    secretaris

    burgemeester

Toelichting

Algemene toelichting

Het betreft hier beleidsregels om vast te stellen dat de gemeente gebruik maakt van de in de Wet werk en bijstand genoemde mogelijkheid kosten van bijstand te verhalen.

De wijzigingen ten opzichte van de vorige Beleidsregels verhaal zijn gelegen in:

• Het maatstaven van verhaal aan de Tremanormen;

• Het minimum op te leggen bedrag is in de meeste gevallen gewijzigd van € 50,- in € 25,-.

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel bevat de begrippen en geeft de afkortingen weer van de wetten die in de beleidsregels worden genoemd.

Artikel 2. Verhaal van kosten van bijstand

Lid 1 sub a en b

Hier worden de verhaalsmogelijkheden op de (ex)echtgenoot/(ex)echtgenote (en daarmee gelijkgesteld de geregistreerd partner) bedoeld t.a.v. zijn onderhoudsplicht jegens zijn (ex) echtgenoot/(ex)echtgenote en/of minderjarige kinderen.

Ten aanzien van de (ex-)echtgenote(n)(s) is niet van belang of een echtscheiding al dan niet heeft plaatsgevonden. Ook wanneer het huwelijk nog in stand is, kan bijstand worden verhaald. Er is dan sprake van een ontbrekend gezinsverband (verlating). Overigens geldt daarbij nog de wettelijke verplichting, dat echtgenoten voor elkaar moeten zorgen (artikel 1:81 BW e.v.). Wanneer de echtscheiding heeft plaatsgevonden, d.w.z. is ingeschreven in de Registers van de Burgerlijke Stand, dan wordt verder verhaald op grond van sub b. Deze beide bepalingen zijn eveneens van toepassing op verhaal ten behoeve van minderjarige kinderen in het gezin van de bijstandsgerechtigde.

De te verhalen bijstand betreft hierbij uitsluitend de algemene bijstand. Bijzondere bijstand en leenbijstand wordt dus niet op de onderhoudsplichtige verhaald.

Lid 1 sub c

Wanneer voor de noodzakelijke kosten van het bestaan bijzondere bijstand wordt verleend aan een persoon van 18 t/m 20 jaar dan kan het college deze bijstand tot de grens van de onderhoudsplicht van artikel 395 onderdeel a van Boek 1 BW verhalen op de onderhoudsplichtige ouders. Dit zal vooral een rol spelen in situaties waarin beroep op de ouders niet mogelijk is vanwege een ernstig verstoorde relatie.

Lid 1 sub d

Bijstandsgerechtigden dienen op een verantwoorde wijze met hun vermogen om te gaan. Het schenken of weggeven van (een deel van) het vermogen wordt als onverantwoord beschouwd, wanneer de belanghebbende op het moment van de schenking wist of had kunnen weten, dat hij in bijstandsbehoeftige omstandigheden zou gaan verkeren. Hierbij is tevens van belang of met dat geschonken vermogen rekening zou zijn gehouden bij de beoordeling van het recht op bijstand. Wanneer beide vragen bevestigend worden beantwoord, behoort de schenking te worden verhaald op de ontvangers van de schenking. Overigens gaat het hierbij niet alleen om vermogen in de vorm van geld, maar om alle vermogensbestanddelen, dus bijvoorbeeld ook het schenken van een auto, wanneer met de waarde van deze auto rekening had moeten worden gehouden.

Ten aanzien van de hoogte van het te verhalen bedrag wordt aansluiting gezocht bij de bepalingen en richtlijnen binnen de Participatiewet inzake het vermogen. Dit betekent in de eerste plaats, dat alleen wordt verhaald, wanneer het vermogensbestanddelen betreft zoals bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet. Verder wordt rekening gehouden met het vrij te laten vermogen, dat voor de aanvrager van toepassing is. Het meerdere boven het vrij te laten vermogen komt voor verhaal in aanmerking.

Lid 1 sub e

Bijstandsvorderingen komen niet automatisch te vervallen bij het overlijden van de belanghebbende. Wanneer de belanghebbende een nalatenschap achterlaat, dienen de vorderingen te worden verhaald op deze nalatenschap. Een tweetal vorderingen wordt niet verhaald bij overlijden. Dit zijn vorderingen vanwege niet (geheel) verrekende voorschotten en vorderingen op mede-aansprakelijke partners.

Lid 2

Hierbij wordt benadrukt dat de bijstand uitsluitend wordt verhaald in de in het eerste lid vastgelegde gevallen.

Artikel 3. Verplichting van de bijstandsgerechtigde

Met dit artikel verplicht het college de bijstandsgerechtigde zijn of haar medewerking te verlenen om de bijdrage van levensonderhoud van de onderhoudsplichtige af te dwingen. De onderhoudsverplichting wordt door ons college beschouwd als een voorliggende voorziening conform artikel 5 sub e van de Participatiewet, een voorziening buiten de wet waarop de bijstandsgerechtigde aanspraak kan maken dan wel een beroep kan doen.

Lid 1

De derde die een bijstandsgerechtigde in kan schakelen om een rechterlijke uitspraak af te dwingen kan het LBIO of een deurwaarder zijn.

Lid 2

Hier wordt bedoeld een uitvoerbare rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, met andere woorden: een door de rechter tussen belanghebbende en zijn ex-echtgenoot uitgesproken onderhoudsverplichting. Als de onderhoudsplichtige niet aan zijn verplichting voldoet en belanghebbende daardoor een (groter) beroep moet doen op bijstand, is het college bevoegd de kosten van de bijstand op de onderhoudsplichtige te verhalen, overeenkomstig de rechterlijke uitspraak.

Artikel 4. Afzien van verhaal

Sub a

Om tot verhaal van bijstand over te gaan, behoort een oorzakelijk (causaal) verband te bestaan tussen de bijstandsbehoeftigheid van de onderhoudsgerechtigde en zijn of haar rol tijdens het huwelijk. Hiermee wordt bedoeld, dat de onderhoudsgerechtigde, als gevolg van zijn of haar rol in het huwelijk, over onvoldoende kwalificaties beschikt om (in redelijkheid) eigen inkomsten te verwerven en daarom een beroep op bijstand moet doen.

Dit geldt niet voor de onderhoudsplicht ten aanzien van kinderen. Voor hen is er altijd een onderhoudsplicht.

Sub b

Op grond van een kosten-baten analyse is besloten een kruimelbedrag te hanteren. Dit beleid wordt hier voortgezet. Hierbij is aansluiting gezocht bij de Tremanormen. Als alleen sprake is van een verhaalsbijdrage voor de partner blijft het kruimelbedrag € 600,00 op jaarbasis. Dit is gebaseerd op een circulaire van 14 juli 1995.

Sub c

Als de alimentatieverplichting is gebaseerd op een deugdelijke recente draagkrachtberekening, kan deze worden gevolgd. Een nieuwe berekening is dan overbodig.

Sub d

Op grond van een dringende reden kan tijdelijk worden afgezien van verhaal. In het algemeen kan er sprake zijn van dringende redenen indien bepaalde feiten ertoe nopen om af te zien van verhaal ter bescherming van lijf en geest van de belanghebbende. Met betrekking tot de onderhoudsplichtige kan gedacht worden aan de situatie waarin ingesteld verhaal dermate ernstige psychische problemen tot gevolg heeft, dat doorzetten van verhaal onacceptabel geacht wordt. De aangevoerde redenen dienen geobjectiveerd te worden, oftewel geverifieerd en bevestigd te worden door derden, zoals politie, (vertrouwens)arts, psycholoog en maatschappelijk werkende. Voorkomen moet worden dat de gemeente op grond van niet bevestigde argumenten besluit om af te zien van verhaal.

Artikel 5. Afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek

Voor deze beleidsregel geldt in het bijzonder, dat het hierbij gaat om verhaalsbijdragen, die op het moment van het besluit tot kwijtschelding opeisbaar zijn. Daarbij behoort er sprake te zijn van een schuldregeling.

Artikel 6. Intrekking van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek

Van belanghebbende wordt verwacht dat hij meewerkt aan een schuldregeling. Indien dat niet of onvoldoende het geval is, kan in een aantal situaties het besluit tot het afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek worden ingetrokken.

Artikel 7. Maatstaven verhaalsbijdrage

Het betreft hier de uitvoering van de zogeheten Trema-normen. Deze normen worden door de rechtbank gehanteerd bij de vaststelling van de alimentatie en voorzien in zowel een zogenaamde netto- als een brutoberekening.

Artikel 8. Ingangsdatum verhaal

De datum van de eerste aanschrijving, is de datum van het schrijven waarbij belanghebbende verzocht wordt informatie te verstrekken.

Artikel 9. Wijziging door rechter vastgesteld verhaalsbijdrage

Dit artikel regelt dat het college de rechtbank kan verzoeken het verhaalsbijdrage aan te passen, indien de omstandigheden van de onderhoudsplichtige of bijstandsgerechtigde zijn gewijzigd. Het college zal alleen van deze mogelijkheid gebruik maken om tot een hoger verhaalsbijdrage te komen. De onderhoudsplichtige zal immers naar verwachting vrijwillig meewerken om tot een lager verhaalsbijdrage te komen.

Artikel 10. Verhaal in rechte

Dit artikel regelt dat bij kruimelbedragen of persoonlijk financiële situatie van de belanghebbende niet wordt overgegaan tot verhaal in rechte.

Artikel 11. Executie verhaalsbijdrage

Verhaalsbesluiten leveren geen executoriale titel op, zodat verhaalsbijdragen niet opeisbaar zijn. Om toch verhaalsbijdragen te kunnen innen, dient de gemeente de rechtbank te verzoeken om de bijdrage vast te stellen. Hiertoe gaat de gemeente over, wanneer de onderhoudsplichtige de opgelegde bijdragen niet (naar behoren) voldoet.

Artikel 12. Periodieke herbeoordeling

Het college onderzoekt periodiek in het kort of een nader onderzoek naar aanpassing van de draagkracht plaats moet vinden. Om redenen van efficiëntie worden de onderzoekstermijnen niet in deze beleidsregels opgenomen, maar in ieder geval 1 maal per 3 jaar plaats..

Het in het tweede lid genoemde bedrag om de verhaalsbijdrage te handhaven sluit aan bij het in artikel 4 genoemde bedrag.

Artikel 13. Citeertitel

Dit artikel bepaalt de citeertitel van de beleidsregels.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Het eerste en tweede lid spreken voor zich.

De oude beleidsregels onderdeel van de “Beleidsregels Terugvordering en Verhaal Gemeente Schouwen-Duiveland 2003”, worden voor nieuwe gevallen ingetrokken.