Regeling vervallen per 01-01-2023

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Simpelveld houdende nadere regels omtrent Wmo Nadere regels Wmo gemeente Simpelveld 2018

Geldend van 01-01-2019 t/m 31-12-2022

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Simpelveld houdende nadere regels omtrent Wmo Nadere regels Wmo gemeente Simpelveld 2018

Burgemeester en wethouders van de gemeente Simpelveld

gelet op de artikelen 1, 14, 18, 19, 20, 22, en 27 van de “Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Simpelveld 2018”;

gelezen het voorstel d.d. 11 december 2018

besluit vast te stellen:

Nadere regels Wmo gemeente Simpelveld 2018

VOORWOORD

In de Wmo 2015 wordt uitgegaan van wederzijdse inspanningen van gemeente als belanghebbende. Er wordt zowel een beroep gedaan op de gemeente om zeer uitgebreid alle mogelijkheden om tot oplossingen te komen te onderzoeken, als op de eigen kracht van de belanghebbende van wie wordt verwacht eerst zelf naar oplossingen te zoeken voordat bij de gemeente om ondersteuning wordt gevraagd. Dit is in de verordening 2018 en in de gemeentelijke beleidsregels vastgelegd.

Er dient telkens een zorgvuldige toegangsprocedure doorlopen te worden om de ondersteuningsvraag van de cliënt, zijn behoeften en de gewenste resultaten helder te krijgen. Dit om te achterhalen wat de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg of met hulp van zijn sociaal netwerk dan wel door het verrichten van (maatschappelijk) activiteiten kan doen om zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of verbeteren. Tevens dient bepaald te worden of zo nodig met gebruikmaking van een algemene voorziening kan worden volstaan, of dat een maatwerkvoorziening nodig is, en of sprake is van een voorliggende of andere voorziening die niet onder de reikwijdte van de Wmo 2015 valt. De Wmo 2015, de verordening en deze nadere regels leggen deze toegangsprocedure daarom vast.

ALGEMEEN

Artikel 1: Begripsbepaling

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • -

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

  • -

    Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Simpelveld 2018

  • -

    Besluit: Nadere regels Wmo gemeente Simpelveld 2018

  • -

    Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Algemene wet bestuursrecht, de gemeentelijke verordening.

SPORTVOORZIENING

Artikel 2: Sportvoorziening

Een belanghebbende kan voor een tegemoetkoming in de kosten in de vorm van een sportvoorziening, in aanmerking gebracht worden wanneer op grond van aantoonbare beperkingen sporten zonder voorziening onmogelijk is, mits:

  • a.

    de aanvrager lid is van een sportvereniging en;

  • b.

    er geen uitleenmogelijkheden zijn en;

  • c.

    de betreffende sport de enige optie is (dus langdurig noodzakelijk en goedkoopst compenserend) om in aanvaardbare mate te kunnen participeren.

VERVOER

Artikel 3: Collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV)

Indien CVV wordt toegekend zijn daarvan de belangrijkste kenmerken:

  • a.

    vervoer omvat 5 zones vanuit de woonplaats;

  • b.

    een bestemming in Duitsland of België kan maximaal 21 kilometer van het huisadres liggen (5 zones van gemiddeld 4,2 km)

  • c.

    ziekenhuizen en station(s) zijn, ook als het dichtstbijzijnde buiten de 5 zones valt, bereikbaar;

  • d.

    kosten bedragen het equivalent van het vervoer met het openbaar vervoer per zone (afgerond op 5 cent), waarbij ook een opstapzone betaald moet worden;

  • e.

    indien medische begeleiding geïndiceerd is, reist de medisch begeleider gratis mee;

  • f.

    per jaar mag maximaal 2000 kilometer gereisd worden;

  • g.

    indien een cliënt een hogere vervoersbehoefte heeft, dan is het aan de cliënt om aan de hand van concrete en verifieerbare gegevens aan te tonen dat hij een hogere vervoersbehoefte.

  • h.

    Bij gezinnen met thuiswonende kinderen onder de 14 jaar, waarvan één van de gezinsleden is aangewezen op vervoer in een busje of aangepaste auto, kan in plaats van collectief vraagafhankelijk vervoer, een aanpassing aan de auto worden toegekend.

Artikel 4: Verplaatsen in de directe woonomgeving

Een voorziening in natura of een pgb voor de aanschaf van een vervoersmiddel, kan worden toegekend als betrokkene zich niet lopend of fietsend in zijn directe woonomgeving kan verplaatsen en er wel een behoefte is om zich regelmatig te verplaatsen. Daarbij dient onder directe woonomgeving het dorp te worden gerekend waarin betrokkene woont (< 800 meter). Voor dergelijke verplaatsingen kan gedacht worden aan een scootmobiel, een rolstoel of een fiets in bijzondere uitvoering (driewielfiets, duo fiets).

Artikel 5: Algemene voorwaarden vervoersvoorziening

  • 1. Een belanghebbende kan voor een maatwerkvoorziening ten aanzien van verplaatsen, in de vorm van een rolstoel, in aanmerking worden gebracht wanneer dit op grond van aantoonbare beperkingen incidenteel of dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk is.

  • 2. In navolging van artikel 15 lid 3 van de Verordening kan een belanghebbende voor een andere maatwerkvoorziening gericht op vervoer dan het in artikel 3 genoemde Collectief Vraagafhankelijk Vervoer, in aanmerking worden gebracht indien:

    • a.

      aantoonbare beperkingen het gebruik van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer onmogelijk maken;

    • b.

      dit bij een zeer beperkte loopafstand als aanvulling op het gebruik van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer noodzakelijk is.

  • 3. Indien Collectief Vraagafhankelijk Vervoer, zoals bedoeld in artikel 3, geen adequate voorziening is, kan een autoaanpassing als ook een financiële tegemoetkoming verstrekt worden;

  • 4. Bij tussentijdse hernieuwde aanvraag voor een autoaanpassing, binnen 5 jaar na verstrekking, wordt naar rato van de verstreken tijd een vergoeding verleend. Op de vergoeding wordt dan een mindering toegepast gebaseerd op de eerdere vergoeding voor hetzelfde type uitvoering van de auto. De korting wordt niet toegepast indien de hernieuwde aanvraag een gevolg is van een wijziging in de beperkingen of een calamiteit. Te denken valt aan een aanrijding waarbij de auto total-loss wordt verklaard.

WONEN

Artikel 6: Algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen

  • 1. Een aantal woonvoorzieningen zijn algemeen gebruikelijk en vallen daarom onder de eigen verantwoordelijkheid van de burgers. Algemene gebruikelijke voorzieningen zijn voorzieningen waarvan het, gelet op de omstandigheden van de betrokken gehandicapte, aannemelijk is dat deze, ook als hij/zij niet gehandicapt was, hierover zou (hebben kunnen) beschikken. Bij de beoordeling van de vraag of een voorziening algemeen gebruikelijk is, moet het college altijd onderzoeken of de voorziening ook algemeen gebruikelijk is voor deze specifieke aanvrager

    • Is de voorziening gewoon verkrijgbaar?

    • Is de prijs van de voorziening vergelijkbaar met soortgelijke producten die algemeen gebruikelijk worden geacht?

    • Is de voorziening specifiek voor gehandicapten ontworpen?

    • Zou een gezond persoon, ook gelet op de individuele omstandigheden van het geval, waaronder de leeftijd, over de voorziening beschikken?

    Voor een overzicht wordt verwezen naar bijlage 1.

  • 2. Tijdens het onderzoek zal, in volgorde, het volgende worden afgewogen:

    • geen ondersteuning als de aan te passen voorziening ouder is dan 20 jaar. Op dat moment is een vervanging algemeen gebruikelijk. Alleen eventuele kosten die specifiek betrekking hebben op de beperking komen dan voor ondersteuning in aanmerking.

    • Is de aan te passen voorziening tussen de 15 en 20 jaar oud, dan komt nog maximaal 25% voor vergoeding in aanmerking.

    • als de aan te passen voorziening tussen de 10 en 15 jaar oud is wordt nog maximaal 50% van de noodzakelijke aanpassingskosten vergoed.

    • als de aan te passen voorziening tussen de 5 en 10 jaar oud is wordt nog maximaal 75% van de noodzakelijke aanpassingskosten vergoed.

    • als de aan te passen voorziening jonger is dan 5 jaar worden alle aanpassingskosten vergoed, tenzij de aanpassingen voorzienbaar waren, zoals bedoeld in artikel 12 lid van de Verordening. 

  • 3. Bovenstaande termijnen gelden voor zowel woningen in eigendom, als huurwoningen.

  • 4. De gemeente zorgt voor een convenant met elke in de gemeente gevestigde woningcorporatie om te komen tot gedragen afspraken en maatwerkoplossingen.

Artikel 7: Verhuisprimaat

  • 1. Een verhuizing wordt eveneens algemeen gebruikelijk geacht. In uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld bij een plotseling noodzakende verhuizing, kan wel een verhuiskostenvergoeding in de vorm van financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

  • 2. Indien de ongeschiktheid van de woning is vastgesteld, zal in alle gevallen de optie ‘verhuizen’ met de aanvrager worden besproken.

  • 3. Indien de kosten van de woningaanpassing € 6.500,= of meer bedragen zal het primaat van verhuizen onderzocht worden, waarbij een belangenafweging wordt gemaakt op basis van de volgend punten:

    • a.

      de aanwezigheid van een passende woning (binnen 6 maanden);

    • b.

      kostenvergelijking tussen aanpassen en verhuizen;

    • c.

      de gezondheidssituatie van cliënt en huisgenoten;

    • d.

      de afstand tot voorzieningen waar cliënt gebruik van maakt;

    • e.

      de wil van de cliënt om te verhuizen;

    • f.

      de leeftijd van cliënt en huisgenoten;

    • g.

      in hoeverre is de huidige woning al aangepast?

    • h.

      de medisch aanvaardbare termijn;

    • i.

      de sociale omstandigheden;

    • j.

      afstemming met andere voorzieningen;

    • k.

      werksituatie;

    • l.

      eventuele stijging in de woonlasten;

    • m.

      is de huidige woning eigendom van cliënt?

  • 4. Indien bij een opgelegd primaat tot verhuizing de belanghebbende om een of meerdere buiten de Wmo gelegen redenen niet wenst te verhuizen en daartoe ook geen aantoonbare stappen heeft ondernomen, terwijl er naar verwachting een geschikte woning binnen 6 maanden beschikbaar zal zijn, wordt er geen ondersteuning meer geboden.

Artikel 8: Kosten woningaanpassingen

De volgende kosten in het kader van een woningaanpassing kunnen voor vergoeding in aanmerking komen:

  • 1.

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening; deze dient duidelijk gespecificeerd te worden per onderdeel in materiaal/materieelkosten en manuren. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, dan vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten als subsidiabel aangemerkt.

  • 2.

    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991; Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor vergoeding in aanmerking;

  • 3.

    Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in BNA 2005 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld komen deze kosten voor vergoeding in aanmerking. Het betreft dan veelal de ingrijpendere woningaanpassingen.

  • 4.

    De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

  • 5.

    De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

  • 6.

    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

  • 7.

    Renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

  • 8.

    De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk als niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, volgens bijgaande tabel. De onderstaande tabel geeft het aantal m2 weer waarvoor ten hoogste een maatwerkvoorziening kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning.

    Soort vertrek

    Aanbouw

    Uitbreiding

    Woonkamer

    30

    6

    Keuken

    10

    4

    Eenpersoonsslaapkamer

    10

    4

    Tweepersoonsslaapkamer

    18

    4

    Toiletruimte

    2

    1

    badkamer:

    - wastafelruimte

    - doucheruimte

    - badruimte

     

    2

    3

    4

     

    1

    2

    2

    entree/gang/hal

    5

    2

    Berging

    6

    4

    Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt bedraagt 20 m2.

  • 9.

    De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

    Deze kostenverhogende werkzaamheden moeten vóór de uitvoering van deze werkzaamheden schriftelijk of telefonisch en bij de gereed melding van de werkzaamheden achteraf schriftelijk gemeld worden.

  • 10.

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

    Hiermee worden de aantoonbare kosten ten behoeve van de constructie, de energieprestatienorm, het bodemonderzoek en het geluidrapport bedoeld, indien deze kosten voor advies noodzakelijk zijn voor het verkrijgen van de benodigde toestemmingen als bedoeld in de woningwet;

  • 11.

    De kosten van aansluiting op een openbare nutsvoorziening;

  • 12.

    De administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de cliënt, voor zover de kosten onder 1 tot en met 11 meer dan € 1.000 bedragen, 5% van die kosten, met een maximum van € 350.

Artikel 9: Woonvoorzieningen van niet bouwkundige of technische aard

  • 1. De maatwerkvoorziening, die noodzakelijk is in verband met longproblematiek en/of allergische aandoeningen, of in verband met rolstoelgebruik, de maximale vergoedingsbedragen berekend op de wijze als aangegeven onder het tweede en derde lid.

  • 2. Voor gordijnen en vloerbedekking worden de volgende normbedragen per vierkante meter gehanteerd:

    • -

      Jaloezieën € 17,22 per m2 raamoppervlak

    • -

      Overgordijnen € 13,79 per m2 raamoppervlak

    • -

      Vitrage woon- en slaapkamer € 11,23 per m2 raamoppervlak

    • -

      Vloerbedekking vinyl € 11,30 per m2 vloeroppervlak

    • -

      Vloerbedekking laminaat € 22,97 per m2 vloeroppervlak.

  • 3. Bij het bepalen van de financiële tegemoetkoming wordt rekening gehouden met afschrijving van de te vervangen gordijnen, vitrage en vloerbedekking in een periode van 8 jaar, op de volgende wijze:

    • -

      Leeftijd tot 2 jaar: vergoeding van 100 % van het normbedrag;

    • -

      Leeftijd tot 4 jaar: vergoeding van 75 % van het normbedrag;

    • -

      Leeftijd tot 6 jaar: vergoeding van 50 % van het normbedrag;

    • -

      Leeftijd tot 8 jaar: vergoeding van 25 % van het normbedrag;

    • -

      Ouder dan 8 jaar: geen vergoeding meer, omdat de artikelen zijn afgeschreven.

Artikel 10: Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling woonvoorziening

  • 1. Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen 12 maanden na het afgeven van de beschikking waarin de woonvoorziening wordt verleend, verklaart diegene aan wie de woonvoorziening is toegekend, aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2. De gereedmelding als bedoeld in het derde lid is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de voorziening.

  • 3. De gereedmelding bedoeld in het derde lid gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de woonvoorziening is verleend.

  • 4. Degene aan wie de woonvoorziening wordt verleend dient gedurende een periode van twee jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

  • 5. Indien een woonvoorziening wordt verstrekt en het betreft het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kunnen burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, als vermeld in bijlage I.

  • 6.

    • a.

      Indien de technische levensduur van de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag minder dan 5 jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen 5 jaar voor opheffing in aanmerking komt, bedraagt de hoogte van de aanpassingskosten de werkelijke kosten met een maximum van € 2.500,00.

    • b.

      Indien de technische levensduur van de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag meer dan 5 jaar is, dan bedragen de maximale aanpassingskosten € 6.000,00.

  • 7. Voor woonvoorzieningen, waarvan de kosten per aanvraag minder dan € 45,38 bedragen, wordt geen persoonsgebonden budget verleend.

  • 8. Indien een losse woonvoorziening of traplift in natura wordt verstrekt is de bruikleen- of, huurovereenkomst gemeente Simpelveld van toepassing.

  • 9. Het tarief voor het realiseren voor een woningaanpassing, wordt gebaseerd op een kostenberekening, dan wel de goedkoopst passende offerte.

PGB

Artikel 11: Voorwaarden en uitsluitingscriteria persoonsgebonden budget

  • 1. De bekwaamheid voor het hebben van een persoonsgebonden budget wordt in samenspraak met belanghebbende getoetst, maar het oordeel van de gemeente is hierin leidend. Uit het (budget) plan moet gemotiveerd blijken:

    • a.

      welke maatwerkvoorziening belanghebbende wil aanschaffen met het persoonsgebonden budget; en

    • b.

      om welke redenen hij deze maatwerkvoorziening als passend beschouwd; en

    • c.

      waar hij de maatwerkvoorziening wil inkopen en hoe hij tot deze keuze is gekomen.

  • 2. Bij ondersteuning geleverd door een andere aanbieder dan personen uit het sociaal netwerk dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:

    • a.

      de norm van verantwoorde zorg, zoals omschreven in het kwaliteitskader;

    • b.

      gebruik van een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde zorg;

    • c.

      systematische kwaliteitsbewaking;

    • d.

      verklaring omtrent het gedrag (VOG), zoals bedoeld in artikel 28 van de Wet Justitiële en strafvorderlijke gegevens voor beroepskrachten en andere personen die beroepsmatig met de belanghebbende in contact kunnen komen, welke niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokkene voor de aanbieder ging werken;

    • e.

      de meldplicht calamiteiten en geweld;

    • f.

      verplichting om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.

  • 3. Bij ondersteuning geleverd door personen uit het sociaal netwerk dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:

    • a.

      gebruik van een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde zorg;

    • b.

      een meldplicht ten aanzien van calamiteiten en geweld.

  • 4. Het wederom verstrekken van een persoonsgebonden budget voor een reeds eerdere verstrekte soortgelijke maatwerkvoorziening bij ongewijzigde omstandigheden, kan slechts dan geschieden indien de economische afschrijvingstermijn van de betreffende maatwerkvoorziening verstreken is. Deze afschrijvingstermijn is gebaseerd op de terugkoopregeling met de dienstverlenende organisatie van de maatwerkvoorziening in natura.

  • 5. Het is de budgethouder niet toegestaan het administratieve beheer van het persoonsgebonden budget en de bemiddeling en/of levering van de voorziening (zorg) uit te besteden aan één organisatie.

  • 6. Het persoonsgebonden budget mag niet besteed worden aan de bemiddeling bij het aanvragen van een indicatie of het beheer van het persoonsgebonden budget.

Artikel 12: Jaarlijkse indexatie PGB-tarieven

  • 1. Conform artikel 14 lid 5 van de Verordening bepaalt het college de jaarlijkse indexatie van de PGB-tarieven.

  • 2. Indexering van de PGB-tarieven geschiedt op basis van de maximale prijsindexering (CBS consumentenprijsindex, cao-lonen, contractuele loonkosten en arbeidsduur.

  • 3. Peildatum is september van het lopende jaar

  • 4. De nieuwe PGB-tarieven worden uiterlijk op 1 december van het lopende jaar door het college vastgesteld.

Artikel 13: Uitbetaling persoonsgebonden budget incidenteel

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een maatwerkvoorziening, gericht op verplaatsen en vervoer, wordt na toekenning op declaratiebasis of factuurbasis aan de leverende partij uitbetaald.

  • 2. Een persoonsgebonden budget voor vervoerskosten wordt door de SVB rechtsreeks aan de cliënt betaal (zie 2c lid 3 Uitvoeringsbesluit Wmo).

  • 3. Het persoonsgebonden budget voor een maatwerkvoorziening, gericht op wonen, wordt na toekenning op factuurbasis aan de leverende partij uitbetaald

  • 4. Het bruto persoonsgebonden budget wordt uitbetaald. Dat wil zeggen dat de eigen bijdrage niet direct met het persoonsgebonden budget is verrekend

  • 5. Bij verhuizing naar een andere gemeente komen de kosten van verhuizing en inrichting voor rekening van de gemeente van vertrek.

Artikel 14: Uitbetaling persoonsgebonden budget structureel

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden, persoonlijke begeleiding, kortdurend verblijf, dagbesteding eventueel al dan niet in combinatie met vervoer wordt na toekenning, op basis van declaratie, op grond van artikel 2.6.2 van de wet, uitgekeerd door de Sociale Verzekeringsbank.

  • 2. Het bruto persoonsgebonden budget wordt uitbetaald. Dat wil zeggen dat de eigen bijdrage niet direct met het persoonsgebonden budget is verrekend.

  • 3. De bevoorschotting van de Sociale Verzekeringsbank wordt in principe per kwartaal beschikbaar gesteld en is, bij controle van de voorafgaande periode, afhankelijk van de compleetheid van de inhoudelijke verantwoording over die voorafgaande periode.

KWALITEIT EN VEILIGHEID

Artikel 15: Recht- en doelmatigheid persoonsgebonden budget

  • 1. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de maatwerkvoorziening de bestedingen van het persoonsgebonden budget.

  • 2. Een ieder die een persoonsgebonden budget in het kader van een maatwerkvoorziening heeft gekregen, legt verantwoording af over de besteding en inzet van het budget.

  • 3. De verantwoording voor wat betreft een PGB voor aanschaf van voorzieningen wordt afgelegd binnen zes weken na de ontvangst van de maatwerkvoorziening.

  • 4. De verantwoording voor wat betreft een PGB voor wonen is als volgt:

    • 1.

      Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen 12 maanden na het afgeven van de beschikking waarin het persoonsgebonden budget voor de woonvoorziening wordt verleend, verklaart diegene aan wie de woonvoorziening is toegekend, aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

    • 2.

      De gereed melding als bedoeld in het derde lid is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de voorziening.

    • 3.

      De gereed melding bedoeld in het derde lid gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de woonvoorziening is verleend.

    • 4.

      Degene aan wie de woonvoorziening wordt verleend dient gedurende een periode van twee jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

  • 5. De verantwoording voor wat betreft een PGB voor diensten is als volgt geregeld: Er wordt een controle gehouden bij de groep budgethouders waarbij de Sociale Verzekeringsbank een signaal heeft afgegeven, aangevuld met de budgethouders die een betaling hebben ontvangen van de Sociale Verzekeringsbank en waarbij geen bijzonderheden zijn gesignaleerd, 6 maanden na de begindatum van de indicatie of in het kader van een heronderzoek.

  • 6. Tijdens de controle worden de voorwaarden en criteria zoals genoemd in artikel 11 van deze nadere regels besluit getoetst.

  • 7. Indien uit de controle blijkt dat de budgethouder:

    • a.

      niet heeft voldaan aan de voorwaarden en criteria zoals genoemd in de artikel 11 van deze nadere regels;

    • b.

      het persoonsgeboden budget niet of niet geheel heeft besteed aan de maatwerkvoorziening waarvoor het bedoeld is;

    wordt het niet verantwoorde deel teruggevorderd.

  • 8. Na aanschaf van de maatwerkvoorziening waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is, dan wel na afloop van de periode waarop het persoonsgebonden budget van toepassing is, wordt aan het college door de budgethouder, voor zover van toepassing, verstrekt:

    • a.

      de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

    • b.

      een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening.

  • 9. Indien uit de controle blijkt dat de budgethouder:

    • a.

      niet heeft voldaan aan de voorwaarden en criteria zoals genoemd in artikel 11 van deze nadere regels;

    • b.

      het persoonsgebonden budget niet heeft besteed aan de ondersteuning waarvoor hij bedoeld is;

    • c.

      de gegevens van de Sociale Verzekeringsbank en de controle niet overeen komen;

    volgt er bij het volgende verantwoordingsmoment een vervolgcontrole.

  • 10. Indien uit de vervolgcontrole, zoals bedoeld in lid 9 van dit artikel, blijkt dat voldaan wordt aan de voorwaarden en criteria als genoemd in artikel 11 van deze nadere regels en het persoonsgebonden budget juist besteed is, zullen de daaropvolgende verantwoordingsmomenten, als bedoeld in vijfde lid van dit artikel, worden uitgevoerd.

  • 11. Indien uit de vervolgcontrole blijkt dat het persoonsgebonden budget wederom onrechtmatig besteed en/of niet aan de voorwaarden en criteria zoals genoemd in artikel 11van deze nadere regels wordt voldaan, zal de verstrekkingsvorm omgezet worden naar Zorg-In-Natura (ZIN), onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.10 van de wet.

  • 12. Bij budgethouders die een terugbetalingsregeling hebben getroffen die langer duurt dan 12 maanden, zal wederom een controle uitgevoerd worden vanwege een eerder ten onrecht genoten persoonsgebonden budget.

  • 13. Als de budgethouder, bij de intensieve verantwoording het budget niet of niet volledig kan verantwoorden, wordt het niet verantwoordde deel teruggevorderd.

  • 14. Indien uit de controle blijkt dat het toegekende persoonsgebonden budget te hoog of te laag blijkt te zijn, is het college bevoegd om het budget tussentijds aan te passen.

KWALITEIT EN LEVERING

Artikel 16: Recht- en doelmatigheid zorg in natura

  • 1. Het college toetst de benutting van de indicatieruimte (verzilvering) bij de gecontracteerde dienstverleners.

  • 2. Het college toetst de rechtmatigheid (middels een steekproef) op basis van de beschikbare informatie in de cliëntdossiers (volledigheid).

  • 3. Er vinden periodieke overleggen plaats met gecontracteerde aanbieders.

Artikel 17: Kwaliteit

  • 1. Afhankelijk van het type hulp en ondersteuning worden meer of minder eisen gesteld over de kwaliteit van hulp en ondersteuning die wordt geboden in natura of met een PGB.

  • 2. In alle gevallen zijn de volgende kwaliteitseisen van toepassing:

    • a.

      De zorgovereenkomst moet zijn afgestemd op het ondersteuningsplan dat met de cliënt is opgesteld en moet leiden tot de daarin afgesproken resultaten.

    • b.

      Degene die ondersteuning verleent, moet een VOG kunnen overleggen.

    • c.

      Degene die ondersteuning verleent, moet over een passende opleiding/registratie beschikken.

    • d.

      Degene die ondersteuning verleent, neemt bij zijn werkzaamheden de zorg voor een goede hulpverlening in acht en handelt daarbij in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor die hulpverlener geldende professionele standaard, uiteraard voor zover de hulpverlener een professional is.

  • 3. Het college toetst periodiek de voortgang en de mate waarin de resultaten worden bereikt.

Artikel 18: Meldingen calamiteiten en geweld

  • 1. De GGD Zuid-Limburg is door het college aangewezen als toezichthoudende instantie voor calamiteiten (meldingen van geweld, wederzijds)

  • 2. Elke organisatie ZIN of PGB dient hier te melden

  • 3. Toezichthoudende ambtenaar is Beleidsadviseur Leefomgeving

OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19: Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college zal de Adviesraad Wmo / Adviesraad Sociaal Domein vroegtijdig in de gelegenheid stellen voorstellen voor het beleid te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief re kunnen vervullen.

  • 2. Het college zorgt ervoor dat de in lid 1 genoemde adviesraad deel kan nemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kan aanmelden, en dat deze wordt voorzien van de voor een deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

Artikel 20: Hardheidsclausule

De individuele omstandigheden van de cliënt, zoals zijn persoonskenmerken en behoeften, kunnen het noodzakelijk maken af te wijken van de nadere regels. Dit gebeurt met een stevige onderbouwing onder toepassing van de in artikel 30 lid 3 in de Verordening opgenomen hardheidsclausule.

Dit afwijken kan alleen maar ten gunste, en nooit ten nadele van de cliënt. Met nadruk is gemeld: in bijzondere gevallen. Het gebruik maken van de hardheidsclausule is een uitzondering en geen regel. Het college geeft in verband met precedentwerking dan ook steeds duidelijk aan waarom in een bepaalde situatie wordt afgeweken.

Artikel 21: Inwerkingtreding, intrekking en citeertitel

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019. De “Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Simpelveld 2016” worden ingetrokken op dezelfde datum.

Dit besluit wordt aangehaald als “Nadere regels Wmo gemeente Simpelveld 2018”.

Ondertekening

Aldus besloten in de collegevergadering van 11 december 2018

Burgemeester en wethouders van de gemeente Simpelveld

De secretaris

De Burgemeester

BIJLAGE 1: Algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen

De onderstaande voorzieningen komen in beginsel niet voor vergoeding in

Aanmerking. Of een voorziening ook algemeen gebruikelijk is voor de cliënt, is afhankelijk van diens individuele omstandigheden.

A:

  • -

    aanrechtblad

  • -

    afzuigkap boven kooktoestel

  • -

    airco units/installaties in auto/woning

  • -

    auto (niet aangepast)

B:

  • -

    babyfoon

  • -

    badplank

  • -

    badzitje

  • -

    boodschappendienst

C:

  • -

    centrale verwarming en thermostatische radiatorkranen

D:

  • -

    douchecabine / douchecel / douchewand

  • -

    douchekop op glijstang

  • -

    douchekruk / douchestoel

  • -

    douchetoiletstoel

  • -

    drempelhulpen (tot max 7 cm)

E:

  • -

    elektrische aansluiting in bestaande en geschikte berging ten behoeve van opladen scootmobiel of elektrische rolstoel

F:

  • -

    fiets / e-bike / fiets met trapondersteuning / fiets met lage instap

H:

  • -

    hondenuitlaatservice

I:

  • -

    intercom

K:

  • -

    kinderopvang

  • -

    kookplaat (keramische-, inductie- of gas)

  • -

    kranen (alle) behalve indien ze met een elleboog bediend moeten worden

M:

  • -

    maaltijdservice

  • -

    meterkast met meerdere groepen

  • -

    mobiele telefoon

S:

  • -

    sokkel om wasmachine of koelkast op te plaatsen

  • -

    spiegel in de natte cel, inclusief kantelgarnituur

  • -

    stofzuiger

T:

  • -

    telefoonabonnement

  • -

    toilet hangend

  • -

    toilet verhoogd (alle maten)

  • -

    toiletstoel (losse)

  • -

    toiletverhoger

  • -

    toiletgelegenheid op 1e verdieping

  • -

    tweede trapleuning

W:

  • -

    wandbeugel

  • -

    wandgrepen

  • -

    wasdroger

  • -

    wasmachine

  • -

    waterbed

Z:

  • -

    zonwering (binnen en buiten)

Deze lijst wordt indien nodig jaarlijks opnieuw door het college vastgesteld.