Regeling vervallen per 07-02-2023

Standplaatsenbeleid gemeente Sint Anthonis

Geldend van 23-01-2020 t/m 06-02-2023 met terugwerkende kracht vanaf 13-07-2016

Intitulé

Standplaatsenbeleid gemeente Sint Anthonis

HOOFDSTUK 1. INLEIDING EN DOEL

1.1 Aanleiding

Op 7 december 1999 heeft het college van burgemeester en wethouders een Nota standplaats- en ventvergunningbeleid, gemeente Sint Anthonis vastgesteld. Dit beleid is vervolgens op 17 februari 2000 in werking getreden. Aangezien dit huidige beleid niet meer actueel is, is besloten dit beleid te actualiseren.

1.2 Doel

De bevoegdheid om standplaatsvergunningen te verlenen, is toegekend aan het college van burgemeester en wethouders. Bij de uitoefening van de toegekende bevoegdheid kan het college beleidsregels vaststellen waarin staat aangegeven hoe het college omgaat met de toegekende bevoegdheden. Dit op grond van artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht.

Doel van deze notitie is dan ook om duidelijkheid te verschaffen over het te voeren beleid met betrekking tot de afgifte van standplaatsvergunningen. Tevens biedt het beleid inzicht in de wijze waarop de gemeente vergunningaanvragen om een standplaats afhandelt. Daarnaast levert het beleid een bijdrage aan het adequaat kunnen handhaven bij ongewenste c.q. illegale situaties. Daarvan kan onder meer sprake zijn wanneer een standplaats overlast/hinder veroorzaakt, een onveilige verkeerssituatie creëert of het straatbeeld ontsiert.

Deze beleidsregel beperkt zich tot de standplaatsen als bedoeld in hoofdstuk 5, afdeling 4 van de Algemene Plaatselijke Verordening. De standplaatshouders die op de weekmarkt of bij een evenement staan, vallen niet binnen het bereik van deze notitie.

HOOFDSTUK 2. JURIDISCH KADER

In dit hoofdstuk wordt stil gestaan bij de huidige bestuurspraktijk. Daarnaast wordt de belangrijkste gemeentelijke en landelijke regelgeving uitgelegd met betrekking tot standplaatsen.

2.1. De huidige bestuurspraktijk

In totaal zijn op dit moment zeven vergunningen verleend binnen de gemeente om een standplaats in te nemen.

Drie vergunningen zijn verleend in de kern Sint Anthonis en vier vergunningen zijn verleend in de overige kernen ( Wanroij 2, Oploo 1, Stevensbeek 1).

2.2 Het juridisch kader

Artikel 5:17 APV

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • 2.

    Onder een standplaats wordt niet verstaan:

    • a.

      een vaste plaats op een jaarmarkt of markt, als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    • b.

      een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

Artikel 5:18 APV

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 APV kan de vergunning worden geweigerd:

    • a.

      vanwege de strijd met het bestemmingsplan;

    • b.

      indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat voor het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

2.3 Landelijke regelgeving

Uiteraard dienen de standplaatshouders ook met andere wetgeving rekening te houden zoals de Winkeltijdenwet, Warenwet en Wet milieubeheer. In bijlage 1 bij deze beleidsregel wordt kort ingegaan op de genoemde wetten.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAGPROCEDURE STANDPLAATSVERGUNNING

3.1 Aanvraag

Een aanvraag voor een standplaatsenvergunning dient acht weken voor de aanvang van de inname van de standplaats te worden aangevraagd bij het college van burgemeester en wethouders op het daartoe bestemde aanvraagformulier.

Naast de (NAW-) gegevens van de aanvrager dient hij/zij onderstaande gegevens als bijlagen toe te voegen:

  • a.

    een foto van de verkoopinrichting, met daarbij de maten van de verkoopinrichting;

  • b.

    een situatietekening met daarop de locatie van de standplaats (voor zover het gaat om een niet vaste locatie);

  • c.

    een kopie van een identiteitsbewijs van de aanvrager;

  • d.

    een kopie van het registratiebewijs van het Centraal registratiekantoor Detailhandel- Ambacht (geldt niet voor verenigingen van algemeen belang, politieke partijen en instanties voor de gezondheidszorg);

  • e.

    voor zover het een standplaats betreft op particuliere grond, een kopie van de brief, waarin de eigenaar toestemming geeft voor het gebruik van zijn grond.

3.2 Beoordeling aanvraag

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag dient te worden voldaan aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Zo moeten de op het aanvraagformulier gevraagde documenten worden aangeleverd bij de aanvraag. Zijn niet alle benodigde gegevens verstrekt door de aanvrager, terwijl die wel in de gelegenheid is gesteld om de aanvraag aan te vullen, dan wordt de aanvraag niet in behandeling worden genomen. Zie hiervoor artikel 4:5 Awb.

De beoordeling van de aanvraag vindt plaats met inachtneming van de weigeringsgronden uit de Algemene plaatselijke verordening. Voor de beoordeling van de aanvraag kan overleg plaatsvinden met de politie.

3.3 Beslistermijn en verlenging

In de Algemene wet bestuursrecht is een beslistermijn opgenomen van 8 weken, waarbinnen de burgemeester een besluit op de aanvraag moet nemen. De burgemeester kan deze termijn voor ten hoogste 8 weken verlengen. Zie hiervoor artikel 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht.

3.4 Intrekking vergunning

Een vergunning kan worden ingetrokken op grond van het bepaalde in artikel 1.6 APV. De tekst van dit artikel luidt als volgt:

  • a.

    Indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    Indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning intrekking of wijziging noodzakelijk is;

  • c.

    Indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    Indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn danwel, bij het ontbreken van een termijn, binnen een redelijke termijn; of,

  • e.

    Indien de houder dit verzoekt.

Alvorens overgegaan wordt tot intrekking van de vergunning, zal de vergunninghouder in de gelegenheid worden gesteld zijn/haar zienswijze te geven. Dit gelet op artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht.

Andere redenen om een standplaatsvergunning in te trekken:

  • 1.

    bij overlijden van de standplaatshouders;

  • 2.

    wanneer niet langer wordt voldaan aan de wettelijke vestigingseisen;

  • 3.

    indien de standplaatshouder de voorschriften van zijn vergunning niet naleeft;

  • 4.

    indien de standplaatshouder zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • 5.

    indien de standplaatshouder zonder geldige reden, zoals ziekte en een gebruikelijke vakantieperiode dan wel zonder bericht aan de gemeente gedurende drie achtereenvolgende weken geen standplaats inneemt;

  • 6.

    wanneer de standplaatshouder zijn staangeld niet of niet tijdig betaalt.

3.5 Voorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorschriften aan een standplaatsvergunning verbinden op grond van artikel 1.4 APV. Deze voorschriften strekken ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning is verleend.

Zo worden voorschriften gesteld over de inname van een standplaats, de afwezigheid van de standplaatshouder bij vakantie en ziekte. Een voorbeeld van alle voorschriften die standaard aan een standplaatsenvergunning worden opgenomen, staan vermeld in bijlage 3.

In het geval een specifieke situatie daartoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om meer voorschriften op te nemen in de vergunning.

3.6 Bijzondere gevallen

In de meeste gevallen zal er, bij de aanvraag om een vergunning, als er plek is en men aan de voorwaarden voldoet een vergunning kunnen worden verleend. Het kan voorkomen dat er sprake is van een ‘andere’ aanvraag die afwijkt van het aanbod van bestaande standplaatsen, maar iets kan toevoegen. Indien er sprake is van een dergelijke situatie, wil het college hier zelf een oordeel over geven

Het college kan een brede belangenafweging maken met betrekking tot de vraag of er in de openbare ruimte nog plaats is voor een extra standplaats en of deze standplaats een meerwaarde heeft voor de stad. Een vergunning is mogelijk als de gemeente vindt dat dat andere belangen zwaarder wegen dan de belangen op grond waarvan de vergunning volgens het beleid niet verleend kan worden.

Overigens als er echt geen ruimte meer is voor een standplaats in een gebied, blijft nog de mogelijkheid van venten over. Voor het overdag venten is geen vergunning meer nodig, wel moet men zich aan de algemene voorwaarden genoemd in de APV houden. Dit betekent dat men niet op één plek langer dan 5 minuten mag blijven staan maar steeds verder moet rijden.

HOOFDSTUK 4. WEIGERINGSGRONDEN

In artikel 1:8 APV is een aantal weigeringsgronden opgenomen. Een vergunning kan, door het bevoegde gezag, worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de openbare veiligheid;

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu.

In artikel 5.18, tweede lid, van de APV zijn weigeringgronden voor een standplaatsenvergunning opgenomen. Deze weigeringgronden betreft:

  • a.

    vanwege strijd met een geldend bestemmingsplan;

  • b.

    indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat voor het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

Deze weigeringgronden worden hieronder behandeld.

4.1 Openbare orde

Deze weigeringgrond ‘de openbare orde’ wordt vaak in combinatie gehanteerd met de weigeringgrond ‘de openbare veiligheid’.

Standplaatsen hebben de facto een verkeer aantrekkende karakter. Parkerende en geparkeerde auto’s kunnen overlast in de omgeving veroorzaken. Deze gronden kunnen aanleiding zijn om regulerend op te treden in de vorm van het hanteren van een maximum stelsel (naar plaats en tijd het aantal vergunningen beperken).

Ook kan een standplaatshouder waren verkopen, die aanstoot geven of de betreffende waren op een aanstootgevende wijze te koop aanbieden. In een dergelijk geval kan de openbare orde in het geding zijn.

Bestaat een vermoeden dat de openbare orde zal worden verstoord, dan zal advies gevraagd worden aan de politie over de aanvraag.

4.2 Openbare veiligheid

Bij deze weigeringgrond kan een verdeling van het aantal standplaatsen worden gerealiseerd. Hierdoor worden de af te geven vergunningen zodanig over de week verspreid, dat een concentratie van de in te nemen standplaatsen wordt tegengegaan. Deze weigeringsgrond kan gebruikt worden als er teveel belangstelling voor dezelfde locatie bestaat.

4.3 Volksgezondheid

Bij deze weigeringgrond kan gedacht worden aan geluidsoverlast, geurhinder, overlast veroorzaakt door stof, afval en dergelijke. Indien het college verwacht dat hier sprake van zal zijn, kan deze weigeringgrond worden ingeroepen. Hierbij geldt wel dat de verwachting zal moeten worden onderbouwd, dat wil zeggen deugdelijk gemotiveerd.

4.4 Bescherming van het milieu

Het milieu kan in het geding zijn wanneer een standplaatshouder bijvoorbeeld frites en/of snacks verkoopt. De wijze van bereiding van deze producten - bijv. frituren/bakken - kan ertoe leiden, dat speciale voorzieningen nodig zijn om het milieu te beschermen. Zonder deze voorzieningen, zoals een vetafscheiding of een ontgeuringsinstallatie, kan bijvoorbeeld vet met het afvalwater het riool ingaan, resp. stankoverlast optreden in de nabije omgeving. Daarnaast kan worden gedacht aan het op een adequate wijze inzamelen en afvoeren van afval van/door de standplaatshouder. Of bepaalde voorzieningen nodig zijn, is afhankelijk van de omstandigheden en situatie ter plaatse.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft een instructieboekje (De handreiking 'Bedrijven en milieuzonering van de VNG) uitgegeven waarin milieuzonering voor bedrijven is aangegeven. Afgaand op de indicaties in dit boekje zou een kraam waarin gebakken en/of gefrituurd wordt op een afstand van 10 meter van gevels geplaatst, geen geuroverlast geven. Als deze afstand wordt gehanteerd gaat de Raad van State ervan uit dat geuroverlast niet waarschijnlijk is. Binnen die 10 meter moet gemotiveerd kunnen worden waarom van deze afstand is afgeweken. Gelet hierop stellen we voor dat in de afstand van verkoopwagens waarin gebakken en/of gefrituurd wordt tot gevels 10 meter moet bedragen. Binnen de 10 meter worden aanvragen afgewezen op grond van artikel 1:8 APV wegens milieuoverlast.

4.5 Strijd met het bestemmingsplan

Een vergunning kan worden geweigerd indien het ter plaatse geldende bestemmingsplan zich verzet tegen het innemen van een standplaats. Indien het bestemmingsplan zich verzet, dient onderzocht te worden of de mogelijkheid bestaat een standplaats toe te staan door middel van een vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, vanwege het afwijkende gebruik.

4.6 Voornemen weigering

Indien bij het college het voornemen bestaat om een standplaatsvergunning te weigeren, zal de aanvrager in de gelegenheid gesteld moeten worden om zijn zienswijze hier op te geven. Deze verplichting bestaat op grond van artikel 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht. Het voornemen tot weigering van de vergunning kan mondeling of schriftelijk aan de aanvrager worden medegedeeld. De aanvrager kan zijn zienswijze mondeling of schriftelijk geven. Het verdient aanbeveling hier een verslag van te maken. Ook is het zorgvuldig om in het besluit tot afwijzing van de aanvraag te verwijzen naar het horen van aanvrager als bedoeld in artikel 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht.

4.7 Afwijking beleid

Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht geeft het bevoegde bestuursorgaan een zogeheten inherente afwijkingsbevoegdheid. Dit betekent dat, in dit geval het college van burgemeester en wethouders, handelt in overeenstemming met deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. 

HOOFDSTUK 5. BELEIDSREGELS STANDPLAATSEN

Voorde uitvoering van het standplaatsenbeleid wordt een aantal onderdelen van een standplaatsenvergunning verder uitgewerkt.

Het grondgebied van Sint Anthonis is, ten behoeve van het standplaatsenbeleid, verdeeld in zes kernen:

  • 1.

    Sint Anthonis en Ledeacker

  • 2.

    Westerbeek

  • 3.

    Oploo

  • 4.

    Stevensbeek

  • 5.

    Landhorst

  • 6.

    Wanroij

5.1. Locatie vaste /tijdelijke standplaatsen

Per gebied is een locatie aangewezen waarop per dag of dagdeel maximaal twee standplaatsen door verschillende vergunninghouders met elk een ander assortiment mogen worden ingenomen. Een vergunning wordt verleend voor het innemen van één standplaats.

In het belang van de markt, mag geen standplaats worden ingenomen op de dag van de markt (behalve op de markt).

Bij de bepaling van de locaties van standplaatsen wordt onderscheid gemaakt tussen vaste (permanente) en tijdelijke (incidentele) locaties.

Vaste standplaatsen

  • Er zijn geen locaties voor vaste standplaatsen vastgesteld.

  • Er zal, in overleg tussen de aanvrager en de gemeente, bekeken worden welke locatie gebruikt kan worden. Hierbij worden de weigeringgronden van de vergunning wel in acht genomen.

  • In het kader van een reconstructie, verkeersituatie, andere activiteiten dan wel evenementen, kan de locatie van de standplaats tijdelijk worden verplaatst.

Tijdelijke standplaatsen

  • Er zijn geen locaties voor tijdelijke standplaatsen vastgesteld.

  • Bij tijdelijke standplaatsen kan worden gedacht aan standplaatsen die eenmalig worden aangevraagd. Deze standplaatsen mogen, eenmalig, voor maximaal vier dagen worden ingenomen.

  • Er zal, in overleg tussen de aanvrager en de gemeente, bekeken worden welke locatie gebruikt kan worden. Hierbij worden de weigeringsgronden van de vergunning wel in acht genomen.

  • In het geval een aanvraag wordt ingediend voor een tijdelijke standplaats, gelden dezelfde toetsingsgronden als voor vaste standplaatsen.

  • Eenzelfde aanvrager mag voor maximaal 4 keer per jaar een tijdelijke standplaats aanvragen. Indien een aanvrager met een zekere regelmaat (meer dan drie keer per jaar) een tijdelijke standplaats voor eenzelfde product aanvraagt, kan die verplicht worden een vaste standplaats aan te vragen.

Seizoenstandplaatsen

Er worden ook aanvragen ingediend voor de verkoop van seizoensgebonden (etens)waren. Hierbij kan gedacht worden aan de verkoop van ijs, oliebollen, wafels, poffertjes, kerstartikelen en dergelijke.

  • Deze standplaatsen mogen op zondag worden ingenomen.

  • De locatie wordt in overleg met de gemeente bepaald.

  • De vergunning voor een seizoen standplaats wordt toegekend voor zeven dagen per week.

  • De looptijd van de vergunning is maximaal acht weken, dan wel in nader overleg.

Tijdelijke standplaatsen ten behoeve van maatschappelijke doelen

Er kunnen ook standplaatsen worden ingenomen voor maatschappelijke doelen, zoals bevolkingsonderzoek, educatieve doelen en politieke partijen. Te denken aan het borstkankeronderzoek, waarvoor langere tijd een locatie beschikbaar moet zijn. Ten aanzien van een tijdelijke standplaats ten behoeve van maatschappelijke doelen, geldt het volgende:

  • a.

    De aanvraag wordt gedaan ten behoeve van een maatschappelijk doel, zoals hierboven beschreven.

  • b.

    De looptijd van de vergunning is maximaal acht weken, dan wel langer, in nader overleg.

  • c.

    De locatie van de standplaats wordt in overleg met de gemeente bepaald.

Voor het overige is deze beleidsregel van toepassing.

5.2 Tijdsduur standplaats

De dagen en tijdstippen waarop de standplaatsen mogen worden ingenomen, zijn, in beginsel, gerelateerd aan de Winkeltijdenwet en de Zondagswet.

Een vaste standplaats wordt, wekelijks of maandelijks, ingenomen voor maximaal één dag.

Hiermee wordt voorkomen dat een ondernemer gedurende meerdere dagen op dezelfde locatie staat met dezelfde producten. Het mobiele karakter van de standplaats wordt op deze wijze behouden.

Een tijdelijke standplaats mag maximaal voor vier dagen worden ingenomen.

Er wordt een half uur aangehouden als tijd die nodig is om de standplaats op te ruimen en schoon achter te laten.

5.3 Maximum stelsel

Er wordt geen maximum aantal standplaatsen vastgesteld. Dit is niet zinvol gelet op de geringe vraag naar standplaatsen.

5.4 Termijn vergunning

Uitgangspunt voor het nieuwe beleid is dat de standplaatsvergunning in de gemeente Sint Anthonis voor vijf jaren wordt verleend. Na afloop van de vergunde termijn, dient de vergunninghouder zelf (opnieuw) een aanvraag in te dienen. Indien er geen sprake is van gewijzigde omstandigheden, zal de vergunning opnieuw worden verleend voor vijf jaren.

Bestaande verleende standplaatsvergunningen voor onbepaalde tijd worden gezien als de bestaande praktijk en deze worden ook gerespecteerd. Op het moment dat de huidige standplaatshouder niet zelf meer de exploitant is van de standplaats, zal, als een nieuwe aanvraag in komt al dan niet van een rechtsopvolger, een standplaatsvergunning worden verleend voor vijf jaren.

Het verdient aanbeveling om alle standplaatsen te verlenen tot en per 1 januari van enig jaar, zodat de administratieve lasten van het bijhouden van de aflopende termijnen zoveel mogelijk worden beperkt.

5.5 Afmetingen van de standplaats

Bij de inname van een standplaats voor ambulante handel wordt vaak gebruik gemaakt van een verkoopwagen met uitstalmogelijkheden of vergelijkbaar. De afmetingen van deze verkoopwagens (inclusief uitstalling) variëren vaak.

De gemeente Sint Anthonis heeft tot op heden aan de vergunning geen concrete voorschriften verbonden met betrekking tot de maximale afmetingen. Het wordt dan ook niet nodig geacht om maximale afmetingen voor te schrijven.

Bij de beoordeling van de aanvraag zal wel onderzocht worden of er, door de plaatsing van de verkoopwagen, gelet op de afmetingen hiervan, mogelijkerwijs sprake zal zijn van (verkeers)hinder dan wel dat er geen verkeersonveilige situaties zullen ontstaan.

5.6 Gebruik (gemeente)grond

In veel gevallen heeft de gemeente als eigenaresse zeggenschap over de grond, waarop de standplaats wordt ingenomen. Van deze zeggenschap mag niet op een zodanige wijze gebruik worden gemaakt, dat hierdoor publiekrechtelijke regels worden doorkruist. Wel is het mogelijk om op privaatrechtelijke basis staangelden te innen. Van deze mogelijkheid wordt door de gemeente geen gebruik gemaakt.

Als de standplaatshouder zijn verkoopwagen op particulier eigendom wil zetten, dient hij, bij de aanvraag, aan te tonen dat de eigenaar hem toestemming heeft verleend om de verkoopwagen te plaatsen op de dagen en tijden waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.

5.7 Schade en aansprakelijkheid

De gemeente Sint Anthonis is niet aansprakelijk voor de schade of ongevallen, die door of vanwege het gebruik van de vergunning van de standplaats wordt veroorzaakt. Schade, veroorzaakt door of namens de vergunninghouder aan gemeente eigendommen of eigendom van derden, komt voor rekening van de standplaatshouder.

5.8 Wachtlijst

De gemeente hanteert geen wachtlijst.

Belangstellenden kunnen zelf aangeven waar zij willen staan. Indien er meerdere gegadigden zijn voor dezelfde plek, wordt de eerste aanvraag, indien wordt voldaan aan alle vereisten voor vergunningverlening, gehonoreerd.

5.9 Financiën

5.9.1 Leges

Leges zijn de gemeentelijke kosten die de gemeente doorberekent aan de aanvrager voor het in behandeling nemen van de aanvraag om een standplaatsenvergunning. Deze kosten worden doorberekend in de leges.

Het legestarief wordt jaarlijks vastgesteld door de gemeenteraad in de Legesverordening.

5.9.2. Gebruik stroomkast en verbruikskosten

Indien een vergunninghouder gebruik maakt van een gemeentelijke stroomvoorziening is hij een vergoeding verschuldigd aan de gemeente voor het gebruik hiervan. De vergunninghouder betaalt € 50,00 borg voor de sleutel van de meterkast.

5.10 Communicatie

Na vaststelling van deze beleidsregel, zal deze worden gepubliceerd op de gemeentelijke website.

5.11 Overgangsrecht

De huidige verleende standplaatsvergunningen blijven in ongewijzigd in stand. 

HOOFDSTUK 6. HANDHAVING

Het zonder vergunning, danwel in strijd met de vergunning, innemen van een standplaats in de gemeente of het handelen in strijd met de voorschriften in de verleende standplaatsvergunning, kan bestuursrechtelijk (aanschrijving bestuursdwang, last onder dwangsom of (tijdelijke) intrekking/wijziging vergunning) en/of strafrechtelijk worden bestraft.

Het bestuursrechtelijk handhaven vindt plaats in overeenstemming met het gemeentelijke handhavingsbeleid alsmede de Algemene wet bestuursrecht.

De uitvoering van de controle op de handhaving vindt plaats door de gemeentelijke toezichthouder(s).

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Sint Anthonis d.d. 12 juli 2016

De secretaris, de burgemeester,

P.W. Wanrooij M.L.P. Sijbers