Regeling vervallen per 02-05-2014

Verordening op de Rekenkamercommissie gemeente Sint Anthonis 2008

Geldend van 12-06-2008 t/m 01-05-2014

Intitulé

Verordening op de Rekenkamercommissie gemeente Sint Anthonis 2008

Verordening op de Rekenkamercommissie Sint Anthonis 2008 De Raad van de gemeente Sint Anthonis; gehoord de Commissie Controle en Onderzoek van 22 januari 2008; gelet op hoofdstuk IVb en XIa van de Gemeentewet;BESLUIT: vast te stellen de volgende Verordening op de Rekenkamercommissie Sint Anthonis 2008

Paragraaf 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Rekenkamercommissie: de commissie die is ingesteld bij besluit van de gemeenteraad en die ten doel heeft om door middel van beleidsevaluaties en doelmatigheidsonderzoeken een bijdrage te leveren aan de doeltreffendheid van het beoogde beleid, alsmede de doelmatige voorbereiding en uitvoering daarvan;

  • 2.

    Doelmatigheid of efficiëntie: het streven om met een zo beperk mogelijk inzet van de beschikbare middelen het gewenste resultaat te bereiken;

  • 3.

    Doeltreffendheid of effectiviteit: de mate waarin een organisatie erin slaagt met de geleverde prestaties de gestelde doelen of de gewenste maatschappelijke effecten te bereiken;

  • 4.

    Lid: een lid van de Rekenkamercommissie dat op basis van artikel 3, eerste lid door de raad van buiten de kring van zijn leden is aangewezen.

Paragraaf 2 De taak, samenstelling en het lidmaatschap van de RekenkamerCommissie

Artikel 2 Taak van de commissie

  • 1. Er is een gemeentelijke Rekenkamercommissie.

  • 2. De rekenkamercommissie voert onderzoek uit naar de (maatschappelijke) effecten van het gemeentelijk beleid en naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gemeentelijke beleid, van het gemeentelijke beheer en van de gemeentelijke organisatie, naar de rechtmatigheid van het gemeentelijk beheer, alsmede naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van instellingen waarvan de activiteiten geheel of in belangrijke mate door de gemeente worden bekostigd.

Artikel 2.2 Samenstelling Rekenkamercommissie

  • 1. De rekenkamercommissie bestaat uit drie leden, die de raad van buiten de kring van zijn leden benoemt.

  • 2. De leden van de rekenkamercommissie worden voor een periode van vier jaar benoemd. De benoemingsperiode vangt aan in het jaar volgend op het jaar van de landelijke gemeenteraadsverkiezingen.

  • 3. De leden zoals bedoeld in het vorige lid leggen, alvorens zij hun functie kunnen uitoefenen, in een vergadering van de raad in de handen van de voorzitter van de raad de eed (verklaring of belofte) af:“Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de rekenkamercommissie benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gunst heb gegeven of beloofd.Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of belofte heb aangenomen of zal aannemen.Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de rekenkamercommissie naar eer en geweten zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!(Dat verklaar en beloof ik!)?

  • 4. In het geval wordt overgegaan tot herbenoeming voor een aansluitende periode kan het afleggen van de eed (verklaring en belofte) als bedoeld in lid 3 achterwege blijven.

  • 5. De rekenkamercommissie benoemt uit haar midden één van de drie leden genoemd in lid 1 als voorzitter. De voorzitter draagt zorg voor het tijdig en periodiek bijeenroepen van de vergaderingen van de rekenkamercommissie, het leiden van de vergaderingen, het bewaken van de uitvoering van de onderzoeksopzet en de werkwijze en het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming. Hij onderhoudt contacten met de gemeenteraad, ambtelijke organisatie, pers en naburige rekenkamers. Hij stuurt ondersteunende medewerkers van de rekenkamer aan. Bij ontstentenis van de voorzitter treedt het langstzittende lid op als voorzitter danwel, als de overige leden een gelijke periode zitting hebben gehad, het oudste lid in jaren.

Artikel 2.3 Besluitvorming in de rekenkamercommissie

  • 1. In vergaderingen van de rekenkamercommissie wordt besloten bij unanimiteit.

  • 2. Besluiten kunnen niet worden genomen tenzij een meerderheid van de leden van de rekenkamercommissie ter vergadering aanwezig is.

Artikel 2.4 Einde van het lidmaatschap

  • 1. Het lidmaatschap van een lid eindigt van rechtswege:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      bij aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de rekenkamercommissie;

    • c.

      wanneer het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • d.

      indien het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld.

  • 2. De leden van de rekenkamercommissie kunnen voorts door de raad worden ontslagen wanneer zij door ziekte, gebreken of ongeschiktheid niet in staat zijn hun functie naar behoren te vervullen.

  • 3. Het gestelde in artikel 81 c, lid 6 en 7, artikel 81d en artikel 81h van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing op de leden van de rekenkamercommissie.

Artikel 2.5 Verboden handelingen

  • 1. Het is de leden van de rekenkamercommissie verboden de handelingen te verrichten als bedoeld in artikel 15, 1e lid van de Gemeentewet. De raad kan, gehoord de rekenkamercommissie, een lid van de rekenkamercommissie dat heeft gehandeld in strijd met dit verbod, van zijn functie ontslaan.

  • 2. De leden van de rekenkamercommissie zijn niet werkzaam bij een bedrijf dat werkzaamheden uitvoert in opdracht van de gemeente of bij een door de gemeente gesubsidieerde instelling, danwel hebben geen andere (neven)betrekkingen die hun onafhankelijke positie ten aanzien van de gemeenten zouden kunnen schaden.

  • 3. Leden overleggen aan de raad jaarlijks een lijst met daarin opgenomen de nevenfuncties die zij op dat moment vervullen.

Artikel 2.6 Vergoeding voor de werkzaamheden van de leden van de Rekenkamercommissie

  • 1. De leden ontvangen een maandelijkse vergoeding voor hun werkzaamheden. Deze vergoeding is gelijk aan 90 % van het bedrag voor een raadslid in een gemeente klasse 4 dat staat vermeld in tabel I van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden zoals dat jaarlijks door de Minister van Binnenlandse Zaken is vastgesteld.

  • 2. De vergoedingen als bedoeld in het eerste lid komen ten laste van het budget van de Rekenkamercommissie als bedoeld in artikel 5.

Paragraaf 3 De werkwijze van de Rekenkamercommissie

Artikel 3.1 Reglement van orde

De rekenkamercommissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Zij zendt het reglement na de vaststelling onverwijld ter kennisneming naar de gemeenteraad.

Artikel 3.2 Overleg met de gemeenteraad

  • 1. De rekenkamercommissie heeft minimaal een keer per jaar overleg met een vertegenwoordiging uit de gemeenteraad. In dit overleg wordt de voortgang van de onderzoeken besproken en geïnventariseerd in hoeverre de raad gebruik wil maken van zijn bevoegdheid een verzoek in te dienen.

  • 2. De rekenkamercommissie stuurt aan de raad elk jaar vóór 1 april een verslag van de werkzaamheden over het voorgaande jaar, vergezeld van een financiële verantwoording.

  • 3. De rekenkamercommissie beoordeelt of het wenselijk is de raad tussentijds te informeren over de voortgang van zijn werkzaamheden.

Artikel 3.3 Onderwerpen voor en beslissing tot uitvoeren van onderzoek

  • 1. Suggesties tot het verrichten van een onderzoek kunnen worden gedaan door:

    • a.

      de rekenkamercommissie;

    • b.

      de gemeenteraad;

    • c.

      commissies als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet waaraan bestuursbevoegdheden van het college van burgemeester en wethouders zijn toegekend.

  • 2. De rekenkamercommissie kiest zelfstandig de onderwerpen voor haar onderzoek, formuleert de probleemstelling en de onderzoeksvragen en stelt de onderzoeksopzet vast.

  • 3. De onderzoeksopzet wordt door de rekenkamercommissie ter kennisneming voorgelegd aan de gemeenteraad.

  • 4. De raad kan de rekenkamercommissie een verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. Dit verzoek moet voldoen aan de criteria zoals opgesteld in artikel 3.4. Indien de rekenkamercommissie niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor gegronde redenen moeten aanvoeren.

Artikel 3.4 Bij de selectie van onderzoeksonderwerpen zijn de volgende criteria van belang:

Het onderzoek dient:

  • a.

    Maatschappelijk relevant te zijn;

  • b.

    (Naar de toekomst toe) bruikbare resultaten op te leveren (aanbevelingen);

  • c.

    Betrekking te hebben op de doelmatigheid, doeltreffendheid of rechtmatigheid van het beleid;

  • d.

    Een substantieel financieel belang voor de gemeente te bevatten;

  • e.

    Beleid te betreffen dat de gemeente kan beïnvloeden;

  • f.

    Positief onderscheidend te zijn ten opzichte van andere onderzoeken (doordat het onderwerp niet eerder is onderzocht, er andere elementen onderzocht zijn of andere onderzoeken minder diepgaand / slechter zijn uitgevoerd);

  • g.

    Bij te dragen aan enige evenwichtige spreiding over de gemeentelijke beleidsterreinen in de opvolgende onderzoeken;

  • h.

    Communiceerbaar te zijn naar de bevolking.

Artikel 3.5 Uitvoering van het onderzoek en rapportage

  • 1. De rekenkamercommissie is belast met en verantwoordelijk voor de uitvoering, begeleiding en sturing van het onderzoek volgens de door haar vastgestelde onderzoeksopzet.

  • 2. De rekenkamercommissie is bevoegd van alle leden van het gemeentebestuur en van alle ambtenaren de mondelinge en schriftelijke inlichtingen in te winnen die zij nodig heeft voor de uitvoering van het onderzoek. De rekenkamercommissie kan de bevoegdheid tot het inwinnen van inlichtingen mandateren aan medewerkers die haar bij de uitvoering van haar taak terzijde staan. De leden van het gemeentebestuur en de ambtenaren van de gemeente zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de rekenkamercommissie gestelde termijn te verstrekken.

  • 3.

    • a.

      De rekenkamercommissie is bevoegd indien en voorzover de gemeente uit anderen hoofde over deze bevoegdheid beschikt, ten aanzien van de volgende instellingen onderzoek te doen: - openbare lichamen en gemeenschappelijke organen ingesteld krachtens de wet gemeenschappelijke regelingen waaraan de gemeente deelneemt, over de jaren dat de gemeente deelneemt in de regeling; - naamloze vennootschappen en beperkte vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt, over de jaren dat de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt - andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico van de gemeente rechtsreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt, ten bedrage van ten minste vijftig procent van de baten van deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft.

    • b.

      de rekenkamercommissie is bevoegd mondeling en schriftelijk informatie in te winnen bij de onder a, b en c genoemde organisaties. Bij het uitoefenen van haar taak kan de commissie gebruik maken van de resultaten van door anderen verrichte controles, onverminderd haar bevoegdheden tot eigen onderzoek.

  • 4. De rekenkamercommissie vergadert in beslotenheid, haar rapporten zijn openbaar. Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van Bestuur kan de rekenkamercommissie rapporten die aan de raad worden voorgelegd of gedeelten daarvan als geheim aanmerken. De leden van de rekenkamercommissie en degenen die ten behoeve van de rekenkamercommissie werkzaam zijn, zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hen in hun hoedanigheid van lid, respectievelijk medewerker ter kennis is gekomen.

  • 5. De rekenkamercommissie kan openbare informatieve vergaderingen beleggen.

     

  • 6. De rekenkamercommissie legt het feitenonderzoek vast in een nota van bevindingen en stelt op basis hiervan een conceptrapportage op.

  • 7. De rekenkamercommissie stelt betrokkenen in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die tenminste twee weken bedraagt, hun zienswijze op het feitenonderzoek aan de rekenkamercommissie kenbaar te maken. Betrokkenen zijn degenen wier taakuitvoering (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest. De rekenkamercommissie bepaalt wie verder als betrokkenen worden aangemerkt.

  • 8. Na de ambtelijke hoor en wederhoor ten aanzien van de feiten zoals bedoeld in lid 9 formuleert de rekenkamercommissie haar conclusies en aanbevelingen in een definitieve rapportage.

  • 9. De rekenkamercommissie stelt burgemeester en wethouders in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die tenminste twee weken bedraagt, hun zienswijze op de rapportage kenbaar te maken.

  • 10. Na vaststelling door de rekenkamercommissie worden het onderzoeksrapport en de nota met conclusies en aanbevelingen en de zienswijze van betrokkenen op het rapport zo spoedig mogelijk aan de raad aangeboden, onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan het college en betrokkenen. De raad bespreekt de onderzoeksresultaten op basis van het rapport en de conclusies en aanbevelingen. De raad stelt de eindconclusies vast.

Paragraaf 4 De ondersteuning van de rekenkamercommissie

Artikel 4.1 Medewerker / onderzoeker rekenkamercommissie

  • 1. De raad kan besluiten tot het benoemen van medewerker(s) / onderzoeker(s) van de rekenkamercommissie, voor zover zij dat nodig acht.

  • 2. De raad benoemt, schorst en ontslaat de medewerker(s) / onderzoeker(s) in overleg met de rekenkamercommissie.

  • 3. De medewerker(s) staat de rekenkamercommissie terzijde bij de uitvoering van haar taak.

  • 4. De medewerker(s) legt met betrekking tot de wijze waarop de ondersteunende taken worden verricht rechtstreeks verantwoording af aan (de voorzitter van) de rekenkamercommissie.

  • 5. Een taakomschrijving en rechtspositionele inpassing voor de medewerker(s) wordt in overleg met de rekenkamercommissie vastgesteld.

Paragraaf 5 De kosten van de rekenkamercommissie

Artikel 5 Budget

  • 1. De rekenkamercommissie is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2. Ten laste van het in het voorgaande lid bedoelde budget worden de kosten gebracht van:

    • a.

      de vergoedingen die krachtens artikel 2.6 zijn toegekend aan de leden van de rekenkamercommissie;

    • b.

      de medewerker(s), onderzoeker(s);

    • c.

      externe deskundigen die mogelijk door de rekenkamercommissie zijn ingeschakeld en

    • d.

      eventuele overige uitgaven die de rekenkamercommissie nodig oordeelt voor de uitvoering van haar taak.

  • 3. De rekenkamercommissie is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de raad.

Paragraaf 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van haar bekendmaking.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt de Verordening op de Rekenkamercommissie Sint Anthonis 2005, vastgesteld bij raadsbesluit van 26 september 2005.

Artikel 6.2 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening op de Rekenkamercommissie Sint Anthonis 2008?.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Sint Anthonis van 28 april 2008. De Raad voornoemd,
de griffier,                                      de voorzitter,
mr. A.P.J.L. Keijzers                    J.M.J. Verbeeten 

Toelichting 1 Verordening Rekenkamercommissie 2008

Deze verordening behelst een aantal wijzigingen ten aanzien van de vorige verordening.De voorgestelde wijzigingen dienen de volgende doelen. De verordeningen van de gemeenten Cuijk, Grave en Sint Anthonis worden met het oog op de personele unie zoveel mogelijk geharmoniseerd, zodat de leden van de rekenkamercommissie in de drie gemeenten zoveel mogelijk dezelfde spelregels kunnen volgen. Daarnaast is de verordening op onderdelen verduidelijkt en meer toegeschreven op de organisatievorm en werkwijze waarvoor in deze gemeente is gekozen. Met het oog op de harmonisatie is overigens gekozen voor een andere artikelnummering. Hieronder volgt een artikelsgewijze toelichting op de wijzigingen.

Paragraaf 2: Taak, samenstelling en lidmaatschap van de rekenkamercommissie

  • a.

    Artikel 2.2, lid 2, aanvang benoemingsperiode (in het jaar volgend op het jaar van de landelijke gemeenteraadsverkiezingen): dit waarborgt dat de nieuw gekozen gemeenteraad een eigenstandige beslissing kan nemen ten aanzien van de (her)benoeming van de leden van de rekenkamercommissie.

  • b.

    Artikel 2.2 lid 4 is nieuw. Voor de duidelijkheid wordt voorgesteld aanvullend te bepalen dat in geval van herbenoeming het niet noodzakelijk is opnieuw de eed of gelofte af te leggen.

NB in de commissie is voorgesteld om te regelen dat zo mogelijk er iedere nieuwe benoemingstermijn er één nieuw lid wordt benoemd. In de voorliggende verordening is hiervoor geen bepaling opgenomen. De raad kan namelijk al zondermeer na afloop van de nu voorgestelde benoemingstermijn bepalen of en hoe welke vacatures er worden opengesteld, daarbij mede gelet op belangstelling van de zittende leden voor een volgende termijn. Voorgesteld wordt om in het dossier vast te leggen dat bij afloop van de benoemingstermijn de raad aan de hand van de situatie op dat moment, overweegt hoe de gewenste balans van continuïteit en vers bloed in de rekenkamercommissie op dat moment het beste gediend wordt.

Paragraaf 3: de werkwijze van de rekenkamercommissie

  • a.

    Artikel 3.2 (het overleg met de gemeenteraad) is met het oog op de harmonisatie ruim geredigeerd, zowel wat betreft de frequentie van het overleg (minimaal een keer per jaar) als wat betreft de deelname vanuit de gemeenteraad aan het overleg (een vertegenwoordiging uit de gemeenteraad). Naar behoefte kan de gemeenteraad dus nog aanvullend overleg organiseren, bijvoorbeeld ter bespreking van het jaarverslag of een gewenste voortgangsrapportage.

  • b.

    Onder artikel 3.2. zijn verder lid 2 en 3 toegevoegd. Deze waren in de vorige verordening elders opgenomen. Met deze herschikking zijn onder artikel 3.2 de afspraken bijeengebracht over overleg en terugkoppeling tussen gemeenteraad en rekenkamercommissie. Onder artikel 3.5 blijven de bepalingen die betrekking hebben op het uitvoeren van het onderzoek en rapportage.

  • c.

    In artikel 3.2 lid 2 is nu expliciet geregeld dat de rekenkamercommissie jaarlijks een jaarverslag naar de raad zendt.

  • d.

    In artikel 3.5, lid 3 is de zogenaamde derdenbevoegdheid van de rekenkamercommissie geregeld. Hier ligt de basis voor de uitbreiding van de bevoegdheid van de rekenkamercommissie om onderzoek te doen bij zogenaamde verbonden partijen: gemeenschappelijke regelingen of organisaties waarin de gemeente voor meer dan 50 % deelneemt, en/of privaatrechtelijke rechtspersonen welke voor tenminste 50 % afhankelijk zijn van een gemeentelijke bijdrage of garantstelling.

  • e.

    In artikel 3.5 zijn de nu voorgestelde leden 6, 8 en 9 nieuw. Deze zijn ingevoegd om de procedure van hoor en wederhoor rondom het feitenonderzoek en eindrapport beter te beschrijven, en sluiten aan op het Reglement van Orde van de rekenkamercommissie.

Paragraaf 4: Ondersteuning van de rekenkamercommissie Artikel 4.2 Onderzoeksmedewerkers is verwijderd. De verordening 2005 bepaalde dat de rekenkamercommissie kon besluiten tot het benoemen van onderzoeksmedewerkers. In de gekozen opzet is er echter geen sprake van (voldoende) vrij besteedbaar budget voor de rekenkamercommissie waaruit onderzoeksmedewerkers kunnen worden aangesteld.

Paragraaf 5: De kosten van de rekenkamercommissie In de tekst van het artikel is op zich niets veranderd. Wel worden er aanvullende afspraken gemaakt met de rekenkamercommissie over de wijze waarop men kan beschikken over budget voor ondersteunende activiteiten zoals het bijwonen van congressen en abonnementen op vakliteratuur, zoals genoemd onder lid 2 sub d.