Regeling vervallen per 01-01-2019

Financiële verordening gemeente Sint Anthonis 2007

Geldend van 01-01-2007 t/m 31-12-2018

Intitulé

Financiële verordening gemeente Sint Anthonis 2007

De Raad van de gemeente Sint Anthonis besluit, gelet op artikel 212 van de Gemeentewet, vast te stellen: Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Sint Anthonis. 

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE BEGRIPPEN

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. afdeling: Iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

b. administratie: Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Sint Anthonis en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Hoofdstuk 2 BEGROTING EN VERANTWOORDING

Artikel 2 Programma-indeling

De raad stelt desgewenst bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een nieuwe programma-indeling vast.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

1. Onder elk van de programma’s worden bij de begroting de geraamde baten en lasten en bij de jaarstukken de gerealiseerde baten en lasten weergegeven.

2. In de begroting wordt bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht gegeven van de nieuwe investeringen.

3. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten alsmede de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4 Autorisatie begroting en investeringskredieten

1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en lasten per programma, het overzicht van algemene dekkingsmiddelen alsmede de in het in artikel 3, lid 2 bedoeld overzicht vermelde nieuwe investeringen.

2. Van investeringen, die in de loop van het begrotingsjaar worden gedaan en die niet in het in artikel 3, lid 2 bedoeld overzicht zijn vermeld, legt het college een investeringsvoorstel alsmede een voorstel voor het vaststellen van het ter zake benodigde krediet aan de raad voor.

Artikel 5 Tussentijdse rapportage en informatie

1. Bij de behandeling van zowel de kadernota als de begroting die betrekking hebben op het jaar dat volgt op het lopende begrotingsjaar informeert het college door middel van bestuursrapportages (buraps) de raad over de realisatie van de begroting van de gemeente over het lopende begrotingsjaar.

2. De inrichting van de bestuursrapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

3. De bestuursrapportages gaan in op de afwijkingen die zich in de uitvoering van de begroting over het lopende boekjaar hebben voorgedaan.

4. In de bestuursrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten en investeringskredieten kleiner dan € 10.000,-- niet nader toegelicht. Ook niet toegelicht worden afwijkingen die uitsluitend administratief van aard zijn en afwijkingen die het gevolg zijn van een ten opzichte van de begroting gewijzigde toerekening aan de programma’s van in eerste instantie op kostenplaatsen verantwoorde inkomsten en uitgaven, waaronder ook de kapitaallasten verstaan dienen te worden.

5. Het college informeert vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen, voor zover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake:

a. investeringen groter dan € 25.000,--;

b. aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 25.000,--;

c. het verstrekken van subsidies groter dan € 10.000,--;

d. het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 25.000,--. Dit evenwel met uitzondering van de door de gemeente ten opzichte van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) te verstrekken waarborgen inzake door een toegelaten instelling in de zin van de Woningwet aan te trekken geldleningen, waarvoor de garantie van het WSW van toepassing is.

Hoofdstuk 3 FINANCIEEL BELEID

Artikel 6 Waardering en afschrijving vaste activa

1. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in 5 jaar afgeschreven.

2. De afschrijvingstermijn voor zowel het saldo van agio en disagio als de kosten voor het afsluiten van geldleningen is gelijk aan de looptijd van de lening in kwestie.

3. De materiele vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, worden lineair afgeschreven. Dit evenwel met uitzondering van investeringen inzake aanleg, renovatie en onderhoud van rioleringen. Deze investeringen kunnen ook annuïtair worden afgeschreven. Ter bepaling van de lengte van de afschrijvingsduur van een activum wordt de economische levensduur van het onderhavig activum aangehouden. Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000,-- worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen, alsmede activa waarvan de kapitaallasten ten laste van een reserve gebracht worden.

4. Aankoop en vervaardiging van activa, die een meerjarig maatschappelijk nut hebben, worden onder aftrek van eventuele bijdragen van derden en eventuele bestemmingsreserves ineens ten laste van de exploitatie gebracht. Hiervan kan bij raadsbesluit worden afgeweken. In geval van activering bij raadbesluit wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere, door de raad aan te geven tijdsduur.

5. Onder activa met een maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, worden verstaan investeringen in de openbare ruimte, die geen economisch nut hebben, hetgeen wil zeggen dat deze investeringen niet verhandelbaar zijn en/of niet bijdragen aan het genereren van middelen.

Artikel 7 Kostprijsberekening

1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente Sint Anthonis wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrecht en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

3. De omslagrente voor de rentetoerekening van de kapitaallasten wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen en de bij begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen, de voorzieningen en het financieringstekort dan wel het financieringsoverschot.

Artikel 8 3.De omslagrente voor de rentetoerekening van de kapitaallasten wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen en de bij begroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen, de voorzieningen en het financieringstekort dan wel

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor alle belastingen, afvalstoffenheffing, rioolrechten en leges.

Artikel 9 Financieringsfunctie

1. Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

a. het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

b. het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

c. het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

d. het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

2. Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

a. het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen met minimaal een AAA-rating afgegeven door tenminste één gezaghebbende rating agency, of bij instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0%;

b. overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom ten minste aan het eind van de looptijd intact is

c. derivaten worden uitsluitend gebruikt voor het beperken van financiële risico’s;

d. voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan 1 jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

e. overeenkomsten voor het aangaan van geldleningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

3. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

Hoofdstuk 4 FINANCIEEL BEHEER EN INTERNE CONTROLE

Artikel 10 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts;

c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

d. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

e. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 11 Interne controle

Ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties zorgt het college voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 12 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college draagt er zorg voor dat er ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen er in betrokken regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen.

Hoofdstuk 5 FINANCIËLE ORGANISATIE

Artikel 13 Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

d. de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

e. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de baten en lasten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie, een en ander zoals dit zowel in de begroting als in de kostprijsherzieningen geëffectueerd wordt.

Hoofdstuk 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 14 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2007.

2. Op dat tijdstip vervalt de “Financiële verordening gemeente Sint Anthonis'' vastgesteld bij raadsbesluit van 27 oktober 2003.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Financiële verordening gemeente Sint Anthonis 2007''.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Sint Anthonis van 24 september 2007. De Raad voornoemd,
de griffier,                        de voorzitter,
mr. A.P.J.L. Keijzers      J.M.J. Verbeeten 

Artikelsgewijze toelichting op de “Financiële verordening gemeente Sint Anthonis 2007''

Artikel 1.

Definities

Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd.

Artikel 2.

Programma-indeling

In artikel 8 van het BBV is bepaald dat het programmaplan onder meer uit programma’s dient te bestaan, waarbij een programma een samenhangend geheel van activiteiten is. Met in achtneming van deze bepaling is de gemeenteraad vrij in de keuze van de programma-indeling. In artikel 2 van de verordening is bepaald dat de gemeenteraad -indien gewenst- bij de aanvang van iedere raadsperiode tot een nieuwe programma-indeling besluit. Neemt de raad zo’n besluit niet, dan geldt voor de nieuwe raadsperiode de indeling uit de vorige raadsperiode.

Artikel 3.

Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Zo wordt de verplichting in het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de nieuwe investeringen wordt gegeven.

Artikel 4.

Autorisatie begroting en investeringskredieten

Dit artikel bevat nadere regels voor de autorisatie van de begroting en investeringskredieten. Op grond van artikel 189 Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (vierde lid artikel 189 Gemeentewet). De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Hij kan er voor kiezen een budget voor een samenstel van activiteiten beschikbaar te stellen. In de verordening is deze keuze, voor wat baten en lasten betreft, vertaald naar het beschikbaar stellen van budgetten per programma.Naast lopende uitgaven doet gemeenten investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is er voor gekozen deze bij begrotingsbehandeling mee te nemen. Meestal komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens op tafel die bij het opstellen van de ontwerpbegroting nog niet waren voorzien. Lid 2 van het artikel regelt de autorisatie van deze investeringskredieten.

Artikel 5.

Tussentijdse rapportage

Een belangrijk onderdeel van de planning- en controlcyclus voor de raad zijn de bestuursrapportages. Door middel van deze tussentijdse rapportages wordt de raad geïnformeerd over de afwijkingen die zich in de uitvoering van de begroting hebben voorgedaan. Gekozen is voor jaarlijks twee rapportages. De eerste rapportage bij behandeling van de kadernota van het volgend jaar en de tweede rapportage bij behandeling van de begroting van het volgend jaar. In het vierde lid is bepaald welke afwijkingen van de oorspronkelijke ramingen geen nadere toelichting behoeven. Het vijfde lid omvat een uitwerking van het vierde lid van artikel 169 Gemeentewet (zogenaamde “voorhangprocedure?). Dit artikel verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente. In betrokken lid verzoekt de raad het college om vooraf aan het aangaan van de opgesomde rechthandelingen met een financieel gevolg informatie te verstrekken voor zover met het aangaan van deze verplichtingen de in het onderhavig lid genoemde bedragen worden overschreden.Betrokken bepalingen ontslaan het college niet van de informatieplicht in andere gevallen. Ook moeten besluiten van het college voor het doen van privaatrechtelijke rechtshandelingen passen binnen de door de raad vastgestelde beleidskaders. Onderhavig lid schept slechts duidelijkheid tussen het college en de raad over wanneer de raad in elk geval vooraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het college kenbaar te maken.

Artikel 6.

Waardering & afschrijving vaste activa

De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval de “regels voor waardering en afschrijving activa? bevatten. Artikel 6 stelt de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. De vaste activa worden verplicht ingedeeld in immateriële vaste activa, materiele vaste activa en financiële vaste activa. De immateriële vaste activa worden verdeeld in de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio. De materiele vaste activa worden onderverdeeld in materiele vaste activa met economisch nut en materiele vaste activa met alleen maatschappelijk nut.Het eerste lid bepaalt, dat de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief lineair worden afgeschreven in 5 jaar. Dit is de maximale afschrijvingstermijn. In het tweede lid is de afschrijvingsduur van zowel het saldo van agio en disagio als de kosten voor het afsluiten van geldleningen gelijk gesteld aan de looptijd van de lening. In het derde lid wordt van de materiele vaste activa met economisch nut de afschrijvingstermijn en de wijze van afschrijven vastgelegd. Ten aanzien van deze activa wordt de lineaire afschrijvingsmethode gehanteerd. Dit evenwel met uitzondering van activa, die investeringen inzake aanleg, renovatie of onderhoud van rioleringen omvatten. Ten aanzien van deze investeringen kan ook de annuïtaire afschrijvingsmethodiek worden toegepast. De maat voor de afschrijvingsduur is de economische levensduur. Niet geactiveerd worden activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000,--. Dit met uitzondering van:

a. gronden en terreinen;

b. activa waarvan de kapitaallasten ten laste van een reserve gebracht worden.

Onder laatstbedoelde activa vallen:

a. leveringen, diensten en werken die verricht worden in het kader van het uitvoeren van voor onze gemeente opgestelde beheerplannen en waarvoor reserves in het leven geroepen zijn;

b. leveringen, diensten en werken, waarvan ter egalisatie van de daaruit voortvloeiende kapitaallasten reserves gevormd zijn.

Het vierde lid omvat een definitie van wat onder activa, die slechts een maatschappelijk nut hebben, dient te worden verstaan.Het vijfde lid bepaalt dat investeringen in deze activa onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves ineens ten laste van de exploitatie mogen worden gebracht. Activering van deze activa geeft een opwaartse vertekening van het eigen vermogen. Slechts bij uitzondering mogen dergelijke investeringen met toestemming van de raad worden geactiveerd. Dit kan nodig zijn in het geval dat een gemeente een (aantal) zeer grote investeringen in de openbare ruimte wil uitvoeren. Een gemeente kan bij een dergelijk (meerjarige) investeringen de begroting mogelijk niet sluitend krijgen. Dit is echter wel verplicht. Artikel 189 Gemeentewet bepaalt namelijk, dat de begroting in enig jaar in evenwicht is, dan wel evenwicht in de eerstvolgende jaren tot stand wordt gebracht. In een dergelijk geval kan activering van deze investeringen bij wijze van uitzondering uitkomst bieden.

Artikel 7.

Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval de grondslagen dient te bevatten voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 7 van de verordening staan de kaders voor het bepalen van deze kostprijs. In lid 1 is bepaald dat de kostprijs bestaat uit de directe kosten en de indirecte kosten die met de dienst samenhangen. Artikel 229b, lid 2, Gemeentewet stelt, dat bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa voor bepaling van de geraamde kostprijs en dus voor de bepaling van het tarief of de heffing mogen worden meegenomen. Lid 2 van artikel 7 bepaalt, dat deze bijdrage evenals de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa daadwerkelijk worden meegenomen voor de berekening van de geraamde kostprijs. Op grond van lid 2 moet ook de compensabele BTW inzake rioolrechten en afvalstoffenheffing voor de bepaling van de kostprijs van deze rechten worden meegenomen. De begroting en jaarstukken zijn exclusief de compensabele BTW. Voor dit soort heffingen is echter in de wet bepaald dat deze compensabele BTW wel meegenomen mag worden in de kostprijsberekening, omdat deze BTW -hoewel deze wordt gecompenseerd- voor gemeenten kosten vormen, aangezien gemeenten wegens het compenseren van de BTW op de algemene uitkering uit het gemeentefonds gekort worden. In het derde lid van artikel 7 is bepaald dat ter berekening van het rentedeel van de kapitaallasten de omslagrente dient te worden gehanteerd. Deze omslagrente omvat de rente, die de gemeente per saldo verschuldigd is over de uitstaande leningen, verhoogd met de over het eigen vermogen aan de rekening van baten en lasten toegerekende bespaarde rente en verhoogd dan wel verlaagd met de bij de begroting vastgestelde gecalculeerde rente over respectievelijk het financieringtekort of het financieringsoverschot. Deze aldus bepaalde rente wordt middels de zogenaamde rente-omslagmethode omgeslagen over de boekwaarde aan het begin van het jaar van de in dat jaar geactiveerde investeringen. De hoogte van deze rente, is van invloed op de kostprijs.

Artikel 8.

Vaststelling hoogte belastingen en retributies

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, afvalstoffenheffing, rioolrechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). In artikel 8 is bepaald dat de raad de tarieven voor deze belastingen en retributies jaarlijks vaststelt.

Artikel 9.

Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet de expliciete bepaling dat de financiële verordening hierover regels voor het beleid en de organisatie bevat. In artikel 9 wordt invulling aan deze wettelijke plicht gegeven. Het eerste lid bevat richtlijnen voor de uitvoering van de financieringsfunctie. In het tweede lid staan de kaders voor het financieel beleid opgesomd, die bij de uitvoering in acht genomen moeten worden. Het verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties mogen gemeenten alleen uit hoofde van de publieke functie (artikel 2 Wet Fido). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 Gemeentewet dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder genomen wordt dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en de raad zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen. Het derde lid van artikel 9 stelt aanvullende eisen aan dergelijke besluiten. Het publieke belang moet door het college worden gemotiveerd. Daarbij wordt aan het college opgedragen om bij het aangaan van dergelijke overeenkomsten zo mogelijk zekerheden te bedingen. Dit laatste is, zeker in het geval dat het om grote bedragen gaat, iets om op te letten. Als bij een gemeente wordt aangeklopt voor bijvoorbeeld een lening of garantiestelling dan hebben banken blijkbaar in deze transacties niet al te veel vertrouwen.

Artikel 10.

Administratie

Onder dit artikel zijn algemene bepalingen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie opgenomen. Op hoofdlijnen wordt aangegeven welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten -in hun rol als toezichthouder-, het rijk, de Europese Unie etc.

Artikel 11.

Interne controle

De accountant toetst jaarlijks de gemeenterekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële)beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 11 draagt het college op maatregelen te treffen, opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.

Artikel 12.

Misbruik en oneigenlijk gebruik

Dit artikel bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies daadwerkelijk aan rechthebbenden worden verstrekt. Het treffen van afdoende beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidoordeel van de accountant.

Artikel 13.

Financiële organisatie

Dit artikel omvat de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid letter a van artikel160 Gemeentewet is het college bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente. Het college wordt onder letter a, b, c en d van onderhavig artikel opgedragen bepaalde van deze regels, die de financiële organisatie betreffen, vast te leggen in besluiten. Onder letter e wordt het college opgedragen de kostenverdeelsleutels voor het toerekenen van kosten aan de producten vast te leggen.

Artikel 14.

Inwerkingtreding

De verordening treedt in de plaats van de door de raad op 27 oktober 2003 op grond van artikel 212 Gemeentewet vastgestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren. De jaarstukken van de daaraan voorafgaande begrotingsjaren moeten nog voldoen aan de bepalingen van de op 27 oktober 2003 vastgestelde verordening.

Artikel 15.

Citeertitel

In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.

Vaststelling

Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet (artikel 215 Gemeentewet). De financiële verordening heeft enkel interne werking en is dus niet een besluit van algemene strekking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. De verordening hoeft dan ook niet te worden gepubliceerd, voordat zij in werking kan treden.