MINISTERIËLE REGELING als bedoeld in artikel 3, zevende lid, van de Warenlandsverordening en ter uitvoering van artikel 7, eerste lid, onderdelen c en e, en vierde lid, van het Landsbesluit visserijproducten

1. Het lossen en de aanvoer geschieden op zodanige wijze, dat besmetting van de visserijproducten wordt voorkomen.

2. Ten einde dit doel te bereiken wordt in het bijzonder erop toegezien dat:

• a.

  het lossen en de aanvoer snel geschieden;

• b.

  de visserijproducten onverwijld in een beschermde omgeving in een vervoermiddel of in een inrichting worden ondergebracht; en

• c.

  geen apparatuur wordt gebruikt of behandeling wordt uitgevoerd waardoor de consumeerbare delen van de visserijproducten kunnen worden aangetast.

1. Visserijproducten worden tijdens de opslag en het vervoer als volgt op temperatuur gehouden:

• a.

  indien het betreft verse of ontdooide producten of producten van gekookte en gekoelde schaal- en weekdieren: op de temperatuur van smeltend ijs;

• b.

  indien het betreft ingevroren producten met uitzondering van ingevroren vis in pekel die voor de fabricage van conserven bestemd is: op een in alle delen van het product constante temperatuur van -18 ºC of lager, waarbij tijdens het vervoer kortdurende schommelingen naar boven van ten hoogste 3 ºC mogen voorkomen;

• c.

  indien het betreft verwerkte producten: op de door de producent aangegeven temperatuur, behoudens indien en voor zover deze temperatuur bij ministeriële regeling alsnog nader wordt vastgesteld;

• d.

  in alle andere gevallen op de bij het Landsbesluit visserijproducten of enige andere toepasselijke landsverordening voorgeschreven temperaturen.

2. Indien ingevroren visserijproducten van een koelhuis naar een inrichting worden vervoerd ten einde bij aankomst voor verwerking of bewerking te worden ontdooid, en het vervoer niet meer dan één uur in beslag neemt, kan de bevoegde instantie met betrekking tot onderdeel b van het eerste lid een afwijking toestaan.

1. Vervoermiddelen die voor het vervoer van visserijproducten worden gebruikt zijn op zodanige wijze geconstrueerd en ingericht, dat de bij artikel 3, eerste lid, of bij een afwijkende aanwijzing als bedoeld in het tweede lid van dat artikel voorgeschreven temperaturen tijdens de gehele duur van het vervoer worden gehandhaafd.

2. Indien de producten met ijs worden gekoeld, is de constructie van het vervoermiddel zodanig, dat het smeltwater niet in contact blijft met die producten, doch kan wegvloeien.

3. De binnenwanden van de vervoermiddelen zijn glad en gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten. Zij zijn op zodanige wijze afgewerkt, dat de hygiënische kwaliteit van de visserijproducten niet nadelig beïnvloed wordt.

4. Vervoermiddelen die voor het vervoer van visserijproducten bestemd zijn worden niet gebruikt voor het vervoer van andere producten waardoor de visserijproducten kunnen worden aangetast of besmet, tenzij zij zo grondig en deugdelijk gereinigd en ontsmet kunnen worden, dat het achterwege blijven van aantasting en besmetting gewaarborgd is.