LANDSVERORDENING houdende regels inzake de Inspectie voor de Volksgezondheid

Geldend van 30-05-2015 t/m heden

Intitulé

LANDSVERORDENING houdende regels inzake de Inspectie voor de Volksgezondheid

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

minister

:

de Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid;

Inspectie

:

de Inspectie voor de Volksgezondheid, bedoeld in artikel 2, eerste lid;

Inspecteur-Generaal

:

de Inspecteur-Generaal voor de volksgezondheid, bedoeld in artikel 3, eerste lid;

hoofdinspecteur

:

de hoofdinspecteur voor de volksgezondheid, bedoeld in artikel 4, tweede lid.

HOOFDSTUK 2 Inspectie

Artikel 2

  • 1. Er is een Inspectie voor de Volksgezondheid.

  • 2. De Inspectie heeft tot taak:

    • a.

      het toezicht op de volksgezondheid;

    • b.

      het toezicht op de naleving van de wettelijke regelingen op het gebied van de volksgezondheid waaronder begrepen de gezondheidszorg, de geneesmiddelenvoorziening, psychotrope stoffen en verdovende middelen, bestrijdingsmiddelen, milieu aangelegenheden en waren, waaronder eet- en drinkwaren;

    • c.

      het toezicht op de uitoefening van toezichthoudende bevoegdheden door andere daartoe krachtens wettelijke regeling op het gebied van de volksgezondheid aangewezen personen of organisaties;

    • d.

      het toezicht op erkende opleidingen voor beroepen in de gezondheidszorg in Sint Maarten;

    • e.

      het uitbrengen, op verzoek of uit eigen beweging, van adviezen en het verstrekken van inlichtingen;

    • f.

      de behandeling van klachten;

    • g.

      het verrichten van andere bij of krachtens landsverordening opgedragen taken.

  • 3. Ter zake van de in het tweede lid bedoelde taken kunnen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, regels worden gesteld.

  • 4. De minister kan de Inspectie ter zake van het verrichten van de in het tweede lid bedoelde taken aanwijzingen geven.

Artikel 3

  • 1. Aan het hoofd van de Inspectie staat de Inspecteur-Generaal voor de volksgezondheid.

  • 2. Tot Inspecteur-Generaal voor de volksgezondheid kan slechts worden aangesteld degene die in het bezit is van:

    • a.

      het Nederlands artsdiploma of van een daarmee, op grond van de Landsverordening regelende de uitoefening van de geneeskunde gelijkgesteld diploma; dan wel

    • b.

      het Nederlands apothekersdiploma of van een daarmee, op grond van de Landsverordening bevoegdheid apothekers en apothekersassistenten, gelijkgesteld diploma.

  • 3. Bij landsbesluit wordt een plaatsvervangend Inspecteur-Generaal benoemd; deze vervangt de Inspecteur-Generaal bij diens afwezigheid wegens ziekte, verlof of ontstentenis. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De Inspecteur-Generaal neemt bij de vervulling van zijn taak de in artikel 2, vierde lid, bedoelde aanwijzingen van de minister in acht.

Artikel 4

  • 1. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt de Inspectie in onderdelen verdeeld. Ieder onderdeel wordt belast met een of meer delen van de taak, genoemd in artikel 2.

  • 2. Aan het hoofd van elk onderdeel staat een hoofdinspecteur.

  • 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gegeven over de opleidingseisen waaraan een hoofdinspecteur moet voldoen.

Artikel 5

  • 1. Bij elk onderdeel kunnen een of meer inspecteurs worden benoemd.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gegeven over de opleidingseisen waaraan een inspecteur moet voldoen.

Artikel 6

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de taak, de bevoegdheid en de werkzaamheden van de Inspecteur-Generaal, de hoofdinspecteurs, de inspecteurs en het overige personeel van de Inspectie.

Artikel 7

[vervallen]

HOOFDSTUK 3 Verplichtingen van de minister

Artikel 8

De minister verstrekt de Inspecteur-Generaal alle hem bekend zijnde gegevens inzake de volksgezondheid bedreigende situaties, alsmede inzake situaties waarbij de gezondheid van een of meer personen op bijzondere wijze in het geding is.

Artikel 9

De minister verstrekt de Inspecteu-Generaal alle door deze verlangde inlichtingen met betrekking tot de naleving van de wettelijke regelingen op het gebied voor de volksgezondheid, waarvan de uitvoering is opgedragen aan organen en diensten van Sint Maarten.

Artikel 10

  • 1. Indien de Inspecteur-Generaal van mening is dat de uitvoering van een wettelijke regeling als bedoeld in artikel 9 onvoldoende is, geeft hij de minister daarvan kennis onder vermelding van de maatregelen die getroffen dienen te worden.

  • 2. [vervallen]

HOOFDSTUK 4 Handhaving

§ 1. Toezicht

Artikel 11

  • 1. Met het toezicht op de naleving van wettelijke regelingen op het gebied van de volksgezondheid zijn, naast de krachtens die wettelijke regeling aangewezen personen, belast de bij landsbesluit aangewezen medewerkers van de Inspectie. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Landscourant.

  • 2. Toezichthouders zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c.

      goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen, deze daartoe tijdelijk mee te nemen en daarvan monsters te nemen;

    • d.

      alle plaatsen met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner te betreden, eventueel vergezeld van door hen aangewezen personen;

    • e.

      woningen of tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden.

  • 3. Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 4. Op het binnentreden van woningen of van tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, is Titel 4 van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging wordt verleend door de procureur-generaal.

  • 5. Een ieder is verplicht aan de toezichthouder alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.

  • 6. Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.

Artikel 12

  • 1. Bij de uitoefening van hun taak dragen de toezichthouders een door de minister te verstrekken legitimatiebewijs bij zich.

  • 2. Desgevraagd tonen zij hun legitimatiebewijs aanstonds.

  • 3. Het legitimatiebewijs bevat een foto van de toezichthouder en vermeldt in ieder geval diens naam en hoedanigheid.

  • 4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de toezichthouders.

Artikel 13

  • 1. Toezichthouders zijn bevoegd, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, inzage te nemen in patiëntendossiers.

  • 2. Beheerders van de in het eerste lid bedoelde dossiers zijn verplicht aan de toezichthouder alle medewerking te verlenen die op grond van het eerste lid wordt gevorderd. Artikel 11, zesde lid, is in een zodanig geval niet van toepassing.

Artikel 14

De Inspectie is bevoegd tot het geven van aanwijzingen ten einde de naleving van de wettelijke voorschriften op het gebied waarvan aan de Inspectie toezichthoudende bevoegdheden zijn toegekend te garanderen.

§ 2. Bestuursdwang

Artikel 15

De Inspectie is bevoegd tot het doen wegnemen, ontruimen, beletten, in de vorige toestand herstellen of verrichten van hetgeen in strijd met de in de onderscheiden landsverordeningen de volksgezondheid betreffende en de daarop berustende bepalingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.

Artikel 16

  • 1. Een beslissing tot toepassing van bestuursdwang wordt op schrift gesteld en geldt als een beschikking. De beschikking vermeldt welk voorschrift is overtreden.

  • 2. De bekendmaking ervan geschiedt aan de overtreder en andere rechthebbenden.

  • 3. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de overtreder en eventuele andere rechthebbenden de tenuitvoerlegging kunnen voorkomen door zelf de in de beschikking vermelde maatregelen te treffen. Geen termijn behoeft te worden gegund, indien de vereiste spoed zich daartegen verzet.

  • 4. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat de Inspectie de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kan stellen, zorgt de Inspectie alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en de bekendmaking.

Artikel 17

  • 1. De overtreder is de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.

  • 2. De beschikking vermeldt dat de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder plaatsvindt.

  • 3. Indien echter de kosten geheel of gedeeltelijk niet ten laste van de overtreder zullen worden gebracht, wordt dat in de beschikking vermeld.

  • 4. Onder de kosten worden begrepen de kosten verbonden aan de voorbereiding van bestuursdwang, voor zover deze kosten zijn gemaakt na het tijdstip waarop de termijn bedoeld in artikel 16, derde lid, is verstreken.

  • 5. De kosten zijn ook verschuldigd indien de bestuursdwang door opheffing van de onrechtmatige situatie niet of niet volledig is uitgevoerd.

Artikel 18

  • 1. De Inspectie kan van de overtreder bij dwangbevel de verschuldigde kosten, verhoogd met de op de invordering vallende kosten, invorderen.

  • 2. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploot betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • 3. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van Sint Maarten.

  • 4. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Op verzoek van de minister kan het Gerecht in eerste aanleg de schorsing van de tenuitvoerlegging opheffen.

Artikel 19

De kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang zijn bevoorrecht op de zaak ten aanzien waarvan zij zijn besteed en worden na de kosten, bedoeld in artikel 284 van het Burgerlijk Wetboek, uit de opbrengst van de zaak betaald.

Artikel 20

Om aan een beslissing van bestuursdwang uitvoering te geven, komen de personen die daartoe door de Inspectie zijn aangewezen, de bevoegdheden toe, genoemd in artikel 11, tweede en derde lid. Artikel 11, vierde lid, is van toepassing.

Artikel 21

Tot de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang behoort het verzegelen van gebouwen, terreinen en hetgeen zich daarin of daarop bevindt.

Artikel 22

  • 1. Tot de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang behoort het meevoeren en opslaan van daarvoor vatbare zaken voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vereist.

  • 2. Indien zaken zijn meegevoerd en opgeslagen, doet de Inspectie daarvan proces-verbaal opmaken, waarvan afschrift wordt verstrekt aan de rechthebbende.

  • 3. De Inspectie draagt zorg voor de bewaring van de opgeslagen zaken en geeft deze zaken terug aan de rechthebbende, zodra dat redelijkerwijze nodig is.

  • 4. De Inspectie is bevoegd de afgifte op te schorten totdat de verschuldigde kosten zijn voldaan. Indien de rechthebbende niet tevens de overtreder is, is de Inspectie bevoegd de afgifte op te schorten totdat de kosten van bewaring zijn voldaan.

  • 5. Sint Maarten is niet aansprakelijk voor afgifte van het opgeslagene aan een onbevoegde.

Artikel 23

  • 1. De Inspectie is bevoegd indien een opgeslagen zaak niet binnen dertien weken na de opslag kan worden teruggegeven aan de rechthebbende, deze te doen verkopen of, indien verkoop naar zijn oordeel niet mogelijk is, de zaak om niet aan een derde in eigendom over te dragen of te laten vernietigen.

  • 2. Gelijke bevoegdheid heeft de Inspectie ook binnen die termijn zodra de aan de toepassing van bestuursdwang verbonden kosten vermeerderd met de voor de verkoop, de eigendomsoverdracht om niet of de vernietiging geraamde kosten, in verhouding tot de waarde van de zaak onevenredig hoog worden.

  • 3. Verkoop, eigendomsoverdracht of vernietiging vindt niet plaats binnen twee weken na de verstrekking van het afschrift van het proces-verbaal betreffende het meevoeren en opslaan, tenzij het gevaarlijke stoffen of eerder aan bederf onderhevige stoffen betreft.

  • 4. Gedurende drie jaren na het tijdstip van verkoop heeft degene die op dat tijdstip rechthebbende was, recht op de opbrengst van het goed onder aftrek van de aan de toepassing van bestuursdwang verbonden kosten en de kosten van de verkoop. Indien de rechthebbende niet tevens de overtreder is, worden van de opbrengst de kosten van bestuursdwang niet in mindering gebracht.

  • 5. Sint Maarten is niet aansprakelijk voor afgifte van de opbrengst uit de verkoop aan een onbevoegde.

  • 6. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld ter zake van het in het eerste lid bedoelde in eigendom overdragen aan een derde.

§ 3. Last onder dwangsom

Artikel 24

  • 1. De Inspectie kan in plaats van het uitoefenen van bestuursdwang aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen, die ertoe strekt de overtreding ongedaan te maken dan wel een herhaling van de overtreding te voorkomen.

  • 2. Een last onder dwangsom wordt niet opgelegd indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen zich daartegen verzet.

  • 3. De Inspectie stelt de dwangsom vast hetzij op een bedrag ineens hetzij op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd of op een bedrag per overtreding van de last. De Inspectie stelt tevens een bedrag vast waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd. Het vastgestelde bedrag van de dwangsom dient in redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.

  • 4. In de beschikking tot oplegging van een last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken of het beëindigen wordt een termijn gesteld gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.

Artikel 25

  • 1. Verbeurde dwangsommen komen toe aan Sint Maarten. De Inspectie kan bij dwangbevel het verschuldigde bedrag invorderen.

  • 2. Artikel 18, tweede, derde en vierde lid, is van toepassing.

Artikel 26

  • 1. De Inspectie kan op verzoek van de overtreder de last opheffen, de looptijd ervan opschorten voor een bepaalde termijn of de dwangsom verminderen ingeval van blijvende of tijdelijke gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de overtreder om aan zijn verplichtingen te voldoen.

  • 2. De Inspectie kan op verzoek van de overtreder de last opheffen indien de beschikking een jaar van kracht is geweest zonder dat de dwangsom is verbeurd.

Artikel 27

  • 1. De bevoegdheid tot invordering van verbeurde bedragen verjaart door verloop van een jaar na de dag waarop zij zijn verbeurd.

  • 2. De verjaring wordt gestuit door faillissement en ieder wettelijk beletsel voor invordering van de dwangsom.

§ 4. Bestuurlijke boete

Artikel 28

  • 1. Ingeval van overtreding van de bij of krachtens de onderscheiden landsverordeningen de volksgezondheid betreffende gegeven voorschriften alsmede van de artikelen 11, vijfde lid, en 13, tweede lid, van deze landsverordening kan de Inspectie aan de overtreder een boete opleggen van ten hoogste een miljoen gulden.

  • 2. De hoogte van de boete wordt in ieder geval afgestemd op de ernst en de duur van de overtreding, alsmede op de mate waarin de overtreder daarvan een verwijt kan worden gemaakt.

  • 3. De bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt indien ter zake van de overtreding op grond waarvan de boete kan worden opgelegd, tegen de overtreder een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 1:149 van het Wetboek van Strafrecht.

  • 4. Het recht tot strafvervolging vervalt indien de Inspecteur-Generaal aan de betrokkene ter zake van hetzelfde feit reeds een boete heeft opgelegd.

Artikel 29

  • 1. Met het onderzoek zijn belast de personen bedoeld in artikel 11, eerste lid.

  • 2. Ten dienste van het onderzoek beschikken zij over de bevoegdheden die hun in deze paragraaf worden toegekend, alsmede, met inachtneming van de daaraan in deze paragraaf gestelde beperkingen, over de bevoegdheden die hun zijn toegekend ter uitoefening van het toezicht, bedoeld in artikel 11, eerste lid.

Artikel 30

Indien de personen, bedoeld in artikel 11, eerste lid, een redelijk vermoeden hebben dat een bepaalde natuurlijke persoon of rechtspersoon een overtreding heeft begaan, is er geen verplichting aan de zijde van die natuurlijke persoon of rechtspersoon ter zake een verklaring af te leggen. De betrokkenen worden hiervan in kennis gesteld voordat hun mondeling ter zake om informatie wordt gevraagd.

Artikel 31

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 11, eerste lid, die vaststelt dat een overtreding is begaan, maakt daarvan een rapport op.

  • 2. In het rapport worden in ieder geval vermeld:

    • a.

      de feiten en omstandigheden op grond waarvan is vastgesteld dat een overtreding is begaan;

    • b.

      waar en wanneer de feiten, bedoeld onder a, zich hebben voorgedaan;

    • c.

      het overtreden wettelijk voorschrift.

  • 3. Een kopie van het rapport wordt gezonden aan degene die de overtreding heeft begaan.

  • 4. Op verzoek van de belanghebbende die het rapport wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, draagt de Inspecteur-Generaal er zoveel mogelijk zorg voor dat de inhoud van het rapport aan de betrokkene wordt meegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.

Artikel 32

  • 1. De belanghebbende wordt schriftelijk opgeroepen om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen omtrent het in artikel 31, eerste lid, bedoelde rapport.

  • 2. Indien de belanghebbende zijn zienswijze mondeling naar voren brengt, draagt de Inspectie er op verzoek van de belanghebbende die de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, zorg voor dat een tolk wordt benoemd die de belanghebbende bij het horen kan bijstaan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat.

Artikel 33

  • 1. Een boete wordt opgelegd bij beschikking van de Inspectie.

  • 2. In de beschikking worden in ieder geval vermeld:

    • a.

      de te betalen geldsom, alsmede een toelichting op de hoogte daarvan;

    • b.

      de overtreding ter zake waarvan zij is gegeven, alsmede het overtreden voorschrift.

  • 3. Op verzoek van de belanghebbende die de beschikking wegens zijn gebrekkige kennis van de Nederlandse taal onvoldoende begrijpt, draagt de Inspectie er zoveel mogelijk zorg voor dat de inhoud van de beschikking aan de betrokkene wordt meegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal

  • 4. De beschikking dient te worden gegeven binnen twaalf weken nadat het rapport, bedoeld in artikel 31, eerste lid, is opgemaakt, tenzij binnen deze termijn het rapport aan het openbaar ministerie is gezonden. In dat geval kan een boete worden opgelegd binnen twaalf weken nadat het openbaar ministerie aan de Inspectie heeft meegedeeld dat geen strafvervolging wordt ingesteld.

Artikel 34

De werkzaamheden die verband houden met de uitvoering van de artikelen 32 en 33 worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij de opstelling van het in artikel 31 bedoelde rapport en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Artikel 35

De werking van een beschikking als bedoeld in artikel 33, eerste lid, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

Artikel 36

  • 1. Een boete wordt betaald binnen zes weken nadat de beschikking waarbij de boete is opgelegd, in werking is getreden.

  • 2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen zes weken vanaf de dag waarop de in het eerste lid genoemde beschikking is bekendgemaakt.

  • 3. Indien niet is betaald binnen de in het eerste lid genoemde termijn, wordt degene die de boete is verschuldigd schriftelijk bevolen binnen twee weken alsnog het bedrag van de boete, verhoogd met de krachtens het tweede lid verschuldigde rente en de kosten van de aanmaning, te betalen.

Artikel 37

  • 1. Bij gebreke van betaling binnen de termijn van twee weken, bedoeld in artikel 36, derde lid, kan de Inspectie van de overtreder de verschuldigde boete, verhoogd met de krachtens artikel 36, tweede lid, verschuldigde rente en de op de aanmaning en invordering betrekking hebbende kosten, invorderen bij dwangbevel.

  • 2. Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploot betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • 3. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van Sint Maarten.

  • 4. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Op verzoek van de minister kan de rechter de schorsing van de tenuitvoerlegging opheffen.

  • 5. De in het eerste lid bedoelde bedragen komen toe aan Sint Maarten.

Artikel 38

De bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt vijf jaar nadat de overtreding is begaan.

§ 5. Opsporing

Artikel 39

  • 1. Met de opsporing van de bij wettelijke regelingen op het gebied van de volksgezondheid strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen en naast de krachtens die wettelijke regeling aangewezen personen, belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen personen werkzaam bij de Inspectie. Een zodanige aanwijzing wordt bekend gemaakt in de Landscourant.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld omtrent de vereisten waaraan de ingevolge het eerste lid aangewezen personen dienen te voldoen.

§ 6. Strafbepaling

Artikel 40

  • 1. Handelen in strijd met de in de artikelen 11, vijfde lid, en 13, tweede lid, vervatte verplichting wordt gestraft met hetzij hechtenis van ten hoogste een jaar, hetzij een geldboete van de vijfde categorie, hetzij met beide straffen.

  • 2. Het in het eerste lid strafbaar gestelde feit is een overtreding.

Artikel 41

  • 1. Degene die opzettelijk de bij artikel 42 opgelegde plicht tot geheimhouding schendt, wordt gestraft hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren hetzij met een geldboete van de zesde categorie, hetzij met beide straffen. Het in dit lid strafbaar gestelde feit is een misdrijf.

  • 2. Degene aan wiens schuld schending van de geheimhouding te wijten is, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden hetzij met een geldboete van de vijfde categorie, hetzij met beide straffen. Het in dit lid strafbaar gestelde feit is een overtreding.

  • 3. Geen vervolging wordt ingesteld dan op klacht van degene te wiens aanzien de geheimhouding geschonden is.

HOOFDSTUK 5 Bijzondere bepaling

Artikel 42

Eenieder die betrokken is bij de uitvoering van deze landsverordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze landsverordening de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

HOOFDSTUK 6 Wijziging van andere regelgeving

Artikel 43

[wijzigt een andere regeling]

HOOFDSTUK 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 44

[regelt de inwerkingtreding]

Artikel 45

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening Inspectie voor de Volksgezondheid.