LANDSVERORDENING betreffende de status, de taken en bevoegdheden van het Bureau Telecommunicatie en Post

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSVERORDENING betreffende de status, de taken en bevoegdheden van het Bureau Telecommunicatie en Post

HOOFDSTUK I Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

minister

:

de Minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie;

Bureau

:

het Bureau Telecommunicatie en Post, bedoeld in artikel 2;

Directeur

:

de Directeur van het Bureau, bedoeld in artikel 3, eerste lid;

Raad

:

de Raad van Toezicht, bedoeld in artikel 8.

HOOFDSTUK 2 Organisatiestructuur, taken en bevoegdheden

Artikel 2

  • 1. Er is een Bureau Telecommunicatie en Post.

  • 2. Het Bureau is een openbare rechtspersoon.

  • 3. Het Bureau is zelfstandig wat betreft haar interne organisatie, het beheer van haar middelen en het behartigen van haar belangen.

  • 4. Het Bureau is gevestigd in Sint Maarten.

Artikel 3

  • 1. Het Bureau staat onder leiding van een Directeur en bij diens afwezigheid of verhindering van diens plaatsvervanger.

  • 2. De Directeur vertegenwoordigt het Bureau in en buiten rechte.

  • 3. De Directeur wordt bij landsbesluit benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 4. De arbeidsvoorwaarden van de Directeur worden neergelegd in een arbeidsreglement dat door de minister, gehoord de Raad, wordt vastgesteld.

  • 5. De Directeur wijst, gehoord de Raad, één van de medewerkers van het Bureau aan als zijn plaatsvervanger. Een zodanige aanwijzing behoeft de goedkeuring van de minister.

  • 6. De Directeur stelt een directiereglement vast, gehoord de Raad, waarin regels met betrekking tot het te volgen intern - en extern beleid zijn neergelegd die bij diens afwezigheid of verhindering worden gevolgd door diens plaatsvervanger.

  • 7. Indien de Directeur en diens plaatsvervanger langer dan één week beide gelijktijdig wegens afwezigheid of verhindering hun werkzaamheden niet kunnen verrichten, wijst de minister, handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, een persoon aan om tijdelijk de functie van Directeur waar te nemen.

Artikel 4

  • 1. De Directeur is bevoegd personeel op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst te nemen, te schorsen en te ontslaan.

  • 2. De arbeidsvoorwaarden van het personeel worden neergelegd in een arbeidsreglement dat door de Directeur, gehoord de Raad en na goedkeuring door de minister, wordt vastgesteld.

  • 3. In plaats van in een arbeidsreglement als bedoeld in het tweede lid kunnen de arbeidsvoorwaarden ook worden neergelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst, die door de Directeur, gehoord de Raad en na goedkeuring door de minister, wordt aangegaan.

Artikel 5

Het Bureau heeft de navolgende taken:

  • a.

    het ontwikkelen van beleidskaders betreffende telecommunicatie en post;

  • b.

    het implementeren en uitvoeren van door de minister vastgestelde beleidskaders betreffende telecommunicatie en post;

  • c.

    de voorbereiding van de landelijke wet- en regelgeving ter zake van telecommunicatie en post;

  • d.

    het verrichten van bij of krachtens landsverordening opgedragen uitvoerende werkzaamheden op het gebied van de telecommunicatie en post;

  • e.

    het, voor zover nodig op instructie van de Ministerraad, behartigen van de belangen van Sint Maarten ter zake van telecommunicatie en post in koninkrijks-, regionaal en internationaal verband;

  • f.

    het adviseren van de minister, en desgevraagd andere leden van de ministerraad, ter zake van de onder a tot en met e genoemde aangelegenheden;

  • g.

    het desgevraagd adviseren dan wel verrichten van diensten ten behoeve van overheidsdiensten en derden over aangelegenheden ter zake van telecommunicatie en post;

  • h.

    het verrichten van andere door de minister opgedragen werkzaamheden;

  • i.

    het verrichten van andere bij of krachtens landsverordening opgedragen werkzaamheden.

Artikel 6

De Directeur kan bij de uitvoering van de taken genoemd in artikel 5 een beroep doen op andere overheidsdiensten, instanties en externe adviseurs.

Artikel 7

De Directeur en de medewerkers van het Bureau verlenen de Raad alle medewerking, daaronder begrepen de toegang tot alle kantoren van het Bureau en verschaffen de Raad binnen een door deze gestelde termijn alle gevraagde inlichtingen die deze voor de uitvoering van zijn werkzaamheden behoeft.

HOOFDSTUK 3 Raad van Toezicht

§ 1. Samenstelling

Artikel 8

  • 1. Er is een Raad van Toezicht.

  • 2. De Raad bestaat uit tenminste drie en ten hoogste vijf leden waaronder een voorzitter.

  • 3. De leden van de Raad wordenbij landsbesluit benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 4. De leden kiezen een voorzitter en plaatsvervangend voorzitter uit hun midden. Van deze keuze wordt mededeling gedaan aan de minister.

  • 5. De leden van de Raad worden benoemd voor een zittingstermijn van drie jaren.

  • 6. Een lid kan eenmaal worden herbenoemd voor een termijn van ten hoogste drie jaren.

  • 7. De Raad stelt een schema op van aftreden van de leden zodanig dat elk jaar een van de leden aftreedt.

  • 8. Bij vervanging van een lid anders dan na ommekomst van de reguliere zittingstermijn, volgt het nieuwe lid de zittingstermijn van het vervangen lid en treedt derhalve af op het tijdstip dat de zittingstermijn van het vervangen lid zou eindigen.

  • 9. De leden van de Raad hebben zitting in de Raad op persoonlijke titel en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

Artikel 9

De Raad is zodanig samengesteld dat daarin verenigd zijn kennis en ervaring op het gebied van de telecommunicatie, post, economie, recht en accountancy alsmede van de Sint Maartense samenleving.

Artikel 10

  • 1. Tot lid van de Raad kunnen slechts worden benoemd ingezetenen van Sint Maarten die van onbesproken gedrag zijn. Of een persoon van onbesproken gedrag is, wordt beoordeeld aan de hand van de justitiële inlichtingen die worden verkregen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Landsverordening, houdende bepalingen betreffende justitiële documentatie en verklaringen omtrent het gedrag.

  • 2. Het lidmaatschap van de Raad is onverenigbaar met:

    • a.

      het lidmaatschap van de Staten;

    • b.

      de functie van minister;

    • c.

      [vervallen]

    • d.

      [vervallen]

    • e.

      het lidmaatschap van de Raad van Advies;

    • f.

      het lidmaatschap van de Algemene Rekenkamer;

    • g.

      het lidmaatschap van de Sociaal Economische Raad;

    • h.

      overheidsdienaar of medewerker van een bedrijf werkzaam op het terrein van de telecommunicatie of post.

  • 3. Bij de aanvaarding van een van de in het tweede lid genoemde functies of lidmaatschappen eindigt het lidmaatschap van rechtswege.

Artikel 11

  • 1. Een lid van de Raad wordt ontslagen:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      op verzoek van de Raad;

    • c.

      wanneer deze bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld dan wel hem bij een zodanige uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • d.

      wanneer deze bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft verkregen of is gegijzeld;

    • e.

      indien deze wegens ziekte of gebreken blijvend ongeschikt geworden is zijn functie te vervullen;

    • f.

      wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of andere zwaarwegende gronden.

  • 2. Een lid kan worden geschorst wanneer een ernstig vermoeden is gerezen dat een van de redenen, bedoeld in het eerste lid, aanwezig zijn.

  • 3. Alvorens tot schorsing of ontslag wordt overgegaan, wordt het betrokken lid door de minister gehoord, althans daartoe behoorlijk opgeroepen.

  • 2. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes maanden voorzien.

  • 3. Zolang in een vacature niet is voorzien, wordt de Raad gevormd door de overblijvende leden van de Raad, die tezamen de bevoegdheden van de volledige Raad uitoefenen.

Artikel 12

  • 1. Indien alle leden van de Raad gelijktijdig zijn geschorst, wordt binnen veertien dagen en voor de duur van ten hoogste zes maanden bij landsbesluit een waarnemer benoemd.

  • 2. De waarnemer, bedoeld in het eerste lid, oefent alle taken en bevoegdheden van de Raad uit.

Artikel 13

  • 1. De vergoeding van de leden van de Raad wordt vastgesteld bij landsbesluit.

  • 2. De kosten verbonden aan de werkzaamheden van de Raad komen ten laste van de begroting van het Bureau.

§ 2. Taakstelling en werkwijze

Artikel 14

  • 1. De Raad oefent toezicht uit op de algemene gang van zaken bij het Bureau en ziet toe op het beheer van de eigendommen van het Bureau alsmede op de aan het Bureau toevertrouwde middelen.

  • 2. De Raad is bevoegd aan de minister en aan de Directeur adviezen te geven met betrekking tot zaken het Bureau betreffende.

  • 3. De Raad vergadert ten minste eenmaal per kwartaal en voorts zo dikwijls als de voorzitter of twee leden van de Raad of de minister zulks wenselijk acht.

  • 4. In de vergaderingen van de Raad brengt de Directeur desgevraagd verslag uit over de ontwikkelingen op het gebied van telecommunicatie en post van Sint Maarten en over het door de Directeur gevoerde beleid, bestuur en beheer.

  • 5. De Raad is voor de uitvoering van zijn taak verantwoording verschuldigd aan de minister. Jaarlijks maakt de Raad vóór 1 juli een rapport op van de verrichte werkzaamheden. De minister zendt dit rapport ter kennisneming aan de Staten.

Artikel 15

De Raad stelt een reglement op betreffende zijn werkwijze. Het reglement behoeft de goedkeuring van de minister.

HOOFDSTUK 4 Verantwoording en controle

Artikel 16

  • 1. De Directeur is verantwoording verschuldigd en rekenplichtig aan de minister.

  • 2. De Directeur is belast met het beheer van de financiële middelen en de eigendommen van het Bureau. Hij is ter zake bevoegd tot daden van beschikking.

Artikel 17

  • 1. De minister gaat jaarlijks met de Directeur een prestatiecontract aan waarin de kwantitatieve, kwalitatieve en financiële normen en doelstellingen zijn opgenomen.

  • 2. De jaarlijkse begroting stelt het Bureau in staat aan het in het eerste lid bedoelde prestatiecontract te voldoen.

  • 3. Het prestatiecontract treedt niet eerder in werking dan na goedkeuring van de begroting waarin met dat prestatiecontract rekening is gehouden. Het prestatiecontract wordt zo nodig aangepast aan het reeds verstreken tijdverloop.

  • 4. Indien ingevolge artikel 5, onderdelen h en i, aan het Bureau taken worden opgedragen waarmee in het prestatiecontract nog geen rekening is gehouden, wordt dit aangepast. Tevens wordt zo nodig de begroting aan deze wijziging van het prestatiecontract aangepast.

Artikel 18

  • 1. Het Bureau stelt jaarlijks de begroting op voor het daaropvolgende kalenderjaar vast met inachtneming van het beginsel van lasten en baten. De begroting wordt voorzien van een toelichting.

  • 2. De Directeur legt het ontwerp van de begroting vergezeld van een voorstel voor het prestatiecontract, bedoeld in artikel 17, eerste lid, vóór 1 augustus ter toetsing voor aan de Raad. De Raad kan uiterlijk tot 15 augustus zijn reactie aan de Directeur kenbaar maken.

  • 3. De Directeur zendt de vastgestelde begroting vóór 1 september van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarop deze betrekking heeft, ter goedkeuring aan de minister. De Directeur voegt de reactie van de Raad bij. Indien de Raad geen reactie heeft gegeven bericht de Directeur zulks aan de minister.

  • 4. De minister stelt vóór 1 oktober van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft, of hij de begroting goedkeurt dan wel aan de begroting zijn goedkeuring onthoudt.

  • 5. De minister onthoudt zijn goedkeuring niet alvorens hij de Directeur in de gelegenheid heeft gesteld om de begroting nader mondeling toe te lichten, en zo nodig aan te passen. Zonodig hoort de minister de Raad ter zake.

  • 6. Zolang de minister de begroting niet heeft goedgekeurd, geldt de begroting van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft, als grondslag van het beheer.

  • 7. Indien de minister niet binnen zes maanden, nadat de begroting is aangeboden door de Directeur, overgaat tot goedkeuring, geldt die begroting als goedgekeurd.

Artikel 19

  • 1. Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar.

  • 2. De Directeur stelt jaarlijks binnen vijf maanden na afloop van elk boekjaar de balans en de verlies- en winstrekening vast en brengt een jaarverslag uit waarin het interne beleid en de werkzaamheden van het Bureau in het afgelopen boekjaar uiteengezet worden.

  • 3. De Directeur zendt jaarlijks binnen zes maanden na afloop van elk boekjaar aan de minister de vastgestelde balans, de verlies- en winstrekening en jaarverslag. Deze stukken gaan vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgelegd door de Stichting Overheidsaccountantsbureau of een andere door de minister aangewezen deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 4. De documenten genoemd in dit artikel zijn openbaar tenzij de minister anders bepaalt.

HOOFDSTUK 5 Financiële middelen

Artikel 20

  • 1. De financiële middelen van het Bureau worden verkregen uit de op grond van de telecommunicatie- en postwetgeving vastgestelde vergoedingen voor het verlenen van de diensten verband houdende met de taken, genoemd in artikel 5.

  • 2. De financiële middelen van het Bureau strekken uitsluitend tot voldoening van de operationele en infrastructurele kosten van het Bureau.

  • 3. Het Bureau is bevoegd, na voorafgaande goedkeuring van de minister, een reservefonds te vormen bestemd tot dekking van mogelijke verliezen van het Bureau.

  • 4. Het Bureau is bevoegd, na voorafgaande goedkeuring van de minister, een bestemmingsreserve te vormen. Voor het aanleggen van een bestemmingsreserve voor de financiering van bijzondere projecten van derden binnen de afdeling die betrekking heeft op de doelstelling van het Bureau is voorafgaande goedkeuring van de minister, handelende in overeenstemming met het gevoelen van de Ministerraad, vereist.

  • 5. De hoogte van het reservefonds en de bestemmingsreserve worden door de minister vastgesteld, en in het prestatiecontract, bedoeld in artikel 17, eerste lid, opgenomen.

Artikel 21

De vergoedingen door het Bureau ontvangen uit de telecommunicatie- en postsector worden na aftrek van de operationele- en infrastructurele kosten, het reservefonds en de bestemmingsreserve per kwartaal in de Landskas gestort.

Artikel 22

De openbare rechtspersoon Sint Maarten staat garant voor de solventie van het Bureau.

HOOFDSTUK 6 Wijziging van andere landsverordeningen

Artikel 23

[wijzigt een andere regeling]

Artikel 24

[wijzigt een andere regeling]

Artikel 25

[wijzigt een andere regeling]

HOOFDSTUK 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 26

Het arbeidsreglement, bedoeld in artikel 4, tweede respectievelijk vijfde lid, wordt in afwijking van het bepaalde in genoemde artikelleden de eerste keer vastgesteld met in achtneming van artikel 17 van de Landsverordening sociaal statuut verzelfstandiging overheidsdiensten.

Artikel 27

  • 1. [vervallen]

  • 2. De na 14 juni 2001 door het Bureau gemaakte kosten, waaronder begrepen de personeelslasten, en overige aangegane financiële verplichtingen komen ten laste van de begroting van het Bureau.

Artikel 27a

[vervallen]

Artikel 28

[regelt de inwerkingtreding]

Artikel 29

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening Bureau Telecommunicatie en Post.