LANDSVERORDENING houdende regels ten aanzien van instellingen voor gezondheidszorg

Geldend van 30-05-2015 t/m heden

Intitulé

LANDSVERORDENING houdende regels ten aanzien van instellingen voor gezondheidszorg

HOOFDSTUK 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. de minister

:

de Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid;

b. Raad voor de Volksgezondheid

:

de Raad voor de Volksgezondheid, bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening raden voor de volksgezondheid;

c. gedraging

:

enig handelen of nalaten alsmede het nemen van een besluit dat gevolgen heeft voor een patiënt;

d. Inspectie

:

de Inspectie voor de Volksgezondheid, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Landsverordening Inspectie voor de Volksgezondheid;

e. medisch apparaat

:

een apparaat bestemd voor diagnostiek of therapie en alle daarmee verbonden toestellen, dat wordt gebruikt of bestemd is te worden gebruikt in een zorginstelling;

f. [vervallen]

:

g. patiënt

:

een natuurlijk persoon aan wie een zorgaanbieder zorg verleent of heeft verleend;

h. [vervallen]

:

i. zorg

:

het handelen van medische beroepsbeoefenaren, waaronder het verrichten van onderzoek, het stellen van diagnose of het behandelen, verplegen of verzorgen van een persoon met ziekten of gebreken in intramuraal, semimuraal of extramuraal verband;

j.zorgaanbieder

:

1°. de natuurlijke- of rechtspersoon die een zorginstelling in stand houdt;

2°. de natuurlijke- of rechtspersonen die gezamenlijk een zorginstelling vormen;

k. zorginstelling

:

een organisatorisch verband dat strekt tot verlening van zorg, met uitzondering van een organisatorisch verband waar zorg wordt verleend als deel van de in een ander organisatorisch verband verleende zorg;

l. ziekenhuisvoorziening

:

een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, aangewezen zorginstelling.

Artikel 2

In geval sprake is van een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, onder 2°, richten de uit deze landsverordening voortvloeiende verplichtingen zich tot ieder van de in dat onderdeel bedoelde personen.

HOOFDSTUK 2 Vergunningstelsel

Artikel 3

  • 1. Onverminderd uit hoofde van andere wet- of regelgeving vereiste vergunningen, is het verboden zonder een daartoe strekkende vergunning van de minister:

    • a.

      een zorginstelling te bouwen, verbouwen of aan te bouwen;

    • b.

      een bestaand bouwwerk in gebruik te nemen als zorginstelling;

    • c.

      een zorginstelling te exploiteren;

    • d.

      wijziging te brengen in de bestemming van een zorginstelling of een onderdeel daarvan;

    • e.

      in een zorginstelling medisch onderzoek of behandeling, verpleging of verzorging dan wel daarmee samenhangende prestaties te verrichten of te doen verrichten;

    • f.

      medische apparaten aan te schaffen voor een zorginstelling of in een zorginstelling te gebruiken dan wel te doen gebruiken die een nader bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag overschrijden.

  • 2. Een vergunning wordt verleend op een daartoe strekkende aanvraag van de verzoeker. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden ten aanzien van functie en omvang van een zorginstelling of een medisch apparaat. Een vergunning kan onder beperkingen worden verleend. Deze voorschriften kunnen mede betrekking hebben op de in een zorginstelling of de bij het gebruik van een medisch apparaat te betrachten veiligheid. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de in dit lid bedoelde voorschriften en beperkingen.

  • 3. Een aanvraag om een vergunning wordt door de verzoeker bij de minister ingediend.

  • 4. Geen vergunning is vereist indien een medisch apparaat dient ter vervanging van bestaande apparatuur en die vervanging geen verhoging van het voor het gebruik van het desbetreffende apparaat in rekening te brengen tarief tot gevolg heeft. Een zodanige vervanging wordt door de zorginstelling binnen drie maanden nadat de vervanging plaatsvond, gemeld aan de minister.

  • 5. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regels gesteld, inhoudende welke gegevens met het oog op de vergunning, bedoeld in het eerste lid, dienen te worden verstrekt. Daarbij kunnen regels worden gesteld betreffende de wijze van indienen van die gegevens.

  • 6. De aanvrager is voor de behandeling van de aanvraag om een vergunning een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen vergoeding verschuldigd.

Artikel 4

  • 1. Alvorens over te gaan tot het nemen van een beslissing ten aanzien van het verzoek, bedoeld in artikel 3, tweede lid, wint de minister het advies in van de Raad voor de Volksgezondheid. Indien de minister van het advies van de raad afwijkt, bericht hij deze schriftelijk met redenen omkleed.

  • 2. De Raad voor de Volksgezondheid onderzoekt het verzoek en brengt daarover binnen acht weken na de datum van ontvangst een schriftelijk, met redenen omkleed, advies uit aan de minister. Ingeval een verzoek betrekking heeft op een medisch apparaat bedraagt de in de eerste volzin genoemde termijn vier weken.

  • 3. Indien het advies niet binnen de in het tweede lid bedoelde adviestermijn is ontvangen, wordt ervan uitgegaan dat het advies ten aanzien van het verzoek om vergunning afwijzend luidt.

  • 4. De minister beslist binnen vier weken na ontvangst van het advies. Indien voorzienbaar is dat de beslissing niet binnen genoemde periode kan worden genomen, kan deze periode eenmaal met een gelijke periode worden verlengd. De aanvrager wordt van een zodanig uitstel in kennis gesteld.

  • 5. De minister verleent de gevraagde vergunning slechts voor zover dit past binnen de richtlijnen, bedoeld in artikel 7.

Artikel 5

  • 1. De minister mag slechts afwijken van de richtlijnen, bedoeld in artikel 7, indien hiervoor blijkens het advies van de Raad voor de Volksgezondheid, zwaarwegende redenen aanwezig zijn.

  • 2. De krachtens artikel 3, eerste lid, verleende vergunningen kunnen, de Raad voor de Volksgezondheid, gehoord, slechts gemotiveerd worden gewijzigd of ingetrokken indien daarvoor zwaarwegende redenen aanwezig zijn en nadat de aanvrager is gehoord. Artikel 4, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

De minister draagt zorg dat zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen vier weken na de vaststelling van de krachtens de artikelen 3, eerste lid, en 5, tweede lid, vastgestelde regelingen:

  • a.

    deze in afschrift worden gezonden aan de Inspectie en aan de instantie, genoemd in artikel 4, die advies heeft uitgebracht;

  • b.

    deze worden bekendgemaakt in de Landscourant.

Artikel 7

Bijlandsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden, gehoord de Raad voor de Volksgezondheid, richtlijnen vastgesteld ten aanzien van de behoefte aan zorginstellingen en de wijze waarop in die behoefte kan worden voorzien.

HOOFDSTUK 3 Zorginstellingen

§ 1. Kwaliteit van de zorg

Artikel 8

  • 1. Een zorgaanbieder biedt zorg aan die verantwoord is.

  • 2. Zorg is slechts verantwoord te achten als die tenminste wordt verleend op basis van deskundigheid, van een goed niveau is, doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht en afgestemd op de reële behoefte van de patiënt.

Artikel 9

  • 1. De zorgaanbieder organiseert de verlening van de zorg op zodanige wijze, voorziet de zorginstelling zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, en draagt zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling, dat een en ander leidt of redelijkerwijze moet leiden tot verantwoorde zorg.

  • 2. De zorgaanbieder betrekt hierbij de resultaten van overleg tussen zorgaanbieder, zorgverzekeraars en platform van patiëntenorganisaties.

  • 3. Voor zover het betreft zorgverlening die verblijf van een patiënt in een zorginstelling gedurende tenminste een etmaal met zich meebrengt, draagt de zorgaanbieder er tevens zorg voor dat desgewenst geestelijke verzorging beschikbaar is, die zoveel mogelijk aansluit bij de levensovertuiging van de patiënt.

Artikel 10

  • 1. Onder de in artikel 9, eerste lid, bedoelde organisatie wordt mede begrepen de systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van de zorg.

  • 2. Daartoe draagt de zorgaanbieder, mede afgestemd op de aard en de omvang van de zorginstelling, zorg voor:

    • a.

      het op systematische wijze verzamelen en registreren van gegevens betreffende de kwaliteit van de zorg;

    • b.

      het aan de hand van deze gegevens op systematische wijze toetsen in hoeverre de wijze van uitvoering van deze landsverordening ter zake van de kwaliteit van de verleende zorg leidt tot een verantwoorde zorgverlening;

    • c.

      het op basis van deze toetsing zonodig verbeteren van de kwaliteit van de verleende zorg;

    • d.

      het verzekeren van geformaliseerde besprekingen tussen de leiding en de afdelingen of geledingen van een zorginstelling omtrent de kwaliteit van de zorg.

  • 3. De zorgaanbieder streeft ernaar dat door middel van afstemming met andere zorginstellingen en zorgverzekeraars de continuïteit van de zorg in redelijkheid gewaarborgd is.

Artikel 11

Een zorginstelling richt de administratie, waaronder in ieder geval de medische- en de financiële administratie, op zodanige wijze in, dat te allen tijde inzicht kan worden verkregen in het functioneren van de zorginstelling.

Artikel 12

  • 1. De zorgaanbieder legt jaarlijks vóór 1 juni per zorginstelling een verslag ter openbare inzage, waarin verantwoording wordt afgelegd van het beleid dat in het afgelopen jaar ter uitvoering van deze landsverordening ter zake van de kwaliteit van de verleende zorg is gevoerd.

  • 2. In het verslag geeft de zorgaanbieder tenminste aan:

    • a.

      of en zo ja op welke wijze patiënten bij het kwaliteitsbeleid zijn betrokken;

    • b.

      in geval van een zorginstelling: de frequentie waarmee en de wijze waarop binnen de zorginstelling kwaliteitsbeoordeling plaatsvond en het resultaat ervan;

    • c.

      welk gevolg is gegeven aan klachten en meldingen over de kwaliteit van de verleende zorg.

    Afschrift van het verslag wordt gezonden aan de minister en de Inspectie voor de Volksgezondheid.

Artikel 13

  • 1. Indien het niveau van de zorg, verleend in bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, aangewezen zorginstellingen, dit vereist, kunnen bij dat landsbesluit, houdende algemene maatregelen, regels worden gesteld met betrekking tot de uitvoering van de artikelen 9 en 10.

  • 2. Indien de uitvoering van de artikelen 9 en 10 overeenkomstig de op grond van het eerste lid gestelde regels niet blijkt te leiden tot verantwoorde zorg, kunnen bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, tevens nadere regels worden gesteld met betrekking tot artikel 8.

§ 2. Klachtenregeling

Artikel 14

  • 1. Elke zorgaanbieder treft een regeling voor de onafhankelijke behandeling van klachten over een gedraging van hem of van in zijn zorginstelling werkzame personen jegens een patiënt. Hij brengt de getroffen regeling op passende wijze onder de aandacht van zijn patiënten.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de werkwijze van de instantie die de klacht behandelt, alsmede de samenstelling daarvan.

  • 3. Door of namens een patiënt kan, middels de regeling, bedoeld in het eerste lid, een klacht tegen een zorgaanbieder worden ingediend over een gedraging van hem of van in zijn zorginstelling werkzame personen tegenover de patiënt.

  • 4. De zorgaanbieder deelt de klager en instantie die de klacht behandelt, binnen een maand na ontvangst van het oordeel over de klacht, schriftelijk mede of hij naar aanleiding van dat oordeel maatregelen zal nemen en zo ja, welke. Bij afwijking van de in de eerste volzin genoemde termijn, doet de zorgaanbieder daarvan met redenen omkleed mededeling aan de klager en de instantie die de klacht behandelt, onder vermelding van de termijn waarbinnen de zorgaanbieder zijn standpunt aan hen kenbaar zal maken.

  • 5. In afwijking van het derde lid kan bij de instantie die de klacht behandelt, eveneens een klacht tegen een zorgaanbieder worden ingediend over een gedraging van hem of van in zijn zorginstelling werkzame personen jegens een patiënt die inmiddels is overleden.

§ 3. Ziekenhuisvoorzieningen

Artikel 15

  • 1. De leiding van een ziekenhuisvoorziening berust bij een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur.

  • 2. Onder dagelijks bestuur wordt in ieder geval verstaan de directe leiding met betrekking tot de medische, de verpleegkundige en de economische aangelegenheden van de ziekenhuisvoorziening.

  • 3. De leden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur evenals de aan de ziekenhuisvoorziening verbonden medewerkers mogen geen ander zakelijk belang hebben bij de exploitatie van de ziekenhuisvoorziening dan uit de voor hen geldende rechtspositieregeling voortvloeit.

  • 4. Het dagelijks bestuur betrekt bij het functioneren van de ziekenhuisvoorziening zoveel mogelijk de patiënten dan wel de organisaties die de belangen van de patiënten behartigen.

Artikel 16

  • 1. Voor zover een ziekenhuisvoorziening rechtspersoonlijkheid heeft dan wel onder beheer staat van een rechtspersoon worden in de statuten regels gesteld met betrekking tot de taken van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur, gericht op het functioneren van de ziekenhuisvoorziening overeenkomstig de doelstelling. Deze regels bevatten, naast de wettelijk voorgeschreven bepalingen, voorts onder meer regels over het toezicht binnen de ziekenhuisvoorziening en de verplichting tot het opstellen van een reglement voor elk van de genoemde bestuursorganen.

  • 2. Het reglement van het algemeen bestuur bevat ten minste regels ter zake van de taken van dat bestuur ten aanzien van:

    • a.

      het toezicht op het algemeen beleid van de rechtspersoon;

    • b.

      het bijstaan van de afzonderlijke leden van het dagelijks bestuur.

  • 3. Het reglement van het dagelijks bestuur bevat voor zover van toepassing ten minste regels ter zake van de taken van dat bestuur ten aanzien van:

    • a.

      de medische, verpleegkundige en economische taken;

    • b.

      het opstellen van een meerjarenbeleidsplan, het jaarplan en de jaarlijkse begroting;

    • c.

      de verantwoordelijkheden en bevoegdheden ter zake van:

      • 1°.

        het beheer;

      • 2°.

        de administratie met inbegrip van de medische administratie, waaronder de registratie van patiënten;

      • 3°.

        de verslaglegging en dossiervorming;

      • 4°.

        de kwaliteitsbewaking;

      • 5°.

        het opname- en ontslagbeleid;

      • 6°.

        de zorg voor de patiënten;

      • 7°.

        de geneesmiddelenvoorziening;

      • 8°.

        de administratieve organisatie;

      • 9°.

        het personeelsbeleid;

      • 10°.

        het waarborgen van de rechten van de patiënt.

Artikel 17

  • 1. In een ziekenhuisvoorziening functioneren een of meer commissies. Deze hebben tenminste tot taak:

    • a.

      de registratie van incidenten, waaronder worden begrepen ongewenste gebeurtenissen of een reeks ongewenste gebeurtenissen, al dan niet tijdig gecorrigeerd, die hebben geleid, dan wel hadden kunnen leiden, tot ongewenste gevolgen als dood, verwonding, ziekte of schade aan, dan wel verlies van apparatuur of eigendom;

    • b.

      de advisering over de voorziening en distributie van geneesmiddelen;

    • c.

      de advisering over de handhaving van optimale hygiënische omstandigheden;

    • d.

      het zorgdragen voor het vaststellen van uniforme medische- en verpleegkundige protocollen met betrekking tot behandelingen.

  • 2. Elke ziekenhuisvoorziening doet tenminste een keer per jaar verslag over het functioneren van de in het eerste lid bedoelde commissies aan de Inspectie.

§ 4. Beroepsuitoefening in ziekenhuisvoorzieningen

Artikel 18

  • 1. Onderzoek en behandeling in een ziekenhuisvoorziening worden verleend door geneeskundigen, in samenwerking met verpleegkundigen, paramedische beroepsbeoefenaren en deskundigen uit andere disciplines.

  • 2. Een ziekenhuisvoorziening draagt zorg dat elke geneeskundige de ziektegeschiedenis van iedere onder zijn behandeling zijnde patiënt bijhoudt. De gegevens van een patiënt zijn voor zover zij voor de medebehandeling of de overname van de behandeling van belang zijn, toegankelijk voor andere in de ziekenhuisvoorziening werkzame geneeskundigen.

  • 3. De in een ziekenhuisvoorziening aangeboden medische specialismen worden slechts uitgeoefend door geneeskundigen die over de daarvoor vereiste deskundigheid beschikken.

  • 4. De in een ziekenhuisvoorziening werkzame geneeskundigen worden in de desbetreffende ziekenhuisvoorziening toegelaten op basis van een overeenkomst waarin de rechten en plichten van de geneeskundige zijn neergelegd.

  • 5. Elke in een ziekenhuisvoorziening werkzame geneeskundige is gehouden deel te nemen aan de in de ziekenhuisvoorziening ontwikkelde of nog te ontwikkelen activiteiten ter zake van kwaliteitsbewaking.

Artikel 19

  • 1. De in een ziekenhuisvoorziening werkzame geneeskundigen zijn georganiseerd per vakgroep. Zij vormen tezamen met de apotheker en de klinisch chemicus de medische staf.

  • 2. De medische staf stelt een reglement op dat algemene regels bevat ter zake van de organisatie van de medische staf, het medisch functioneren binnen de desbetreffende ziekenhuisvoorziening evenals het niveau van geneeskundig handelen en de verantwoordelijkheid van de medische staf daarvoor. Het stafreglement behoeft de goedkeuring van het dagelijks bestuur.

  • 3. Binnen de grenzen van het stafreglement maakt elke vakgroep afspraken over de wijze van zorgverlening door de leden van die vakgroep en legt deze schriftelijk vast.

  • 4. Het dagelijks bestuur hoort de medische staf ter zake van alle medische beleidsaangelegenheden. De medische staf kan voorts het dagelijks bestuur ongevraagd adviseren. Bij afwijking van het advies deelt het dagelijks bestuur de redenen voor afwijking schriftelijk onderbouwd aan de medische staf mee.

Artikel 20

De verpleegafdelingen evenals de op medisch gebied assisterende afdelingen in een ziekenhuisvoorziening functioneren volgens door het dagelijks bestuur schriftelijk vastgelegde en goedgekeurde regels inzake de organisatie van deze afdelingen. Deze regels bevatten mede voorschriften ten aanzien van de kwaliteitsbewaking.

Artikel 21

  • 1. Een ziekenhuisvoorziening draagt er zorg voor dat de opvang van patiënten die zich voor spoedeisende medische hulp tot de ziekenhuisvoorziening wenden, op zodanige wijze is geregeld dat deze hulp te allen tijde op doeltreffende wijze kan worden verleend.

  • 2. De minister kan op verzoek van een ziekenhuisvoorziening ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid, mits tenminste in één ziekenhuisvoorziening de opvang van patiënten die spoedeisende medische hulp behoeven overeenkomstig het eerste lid is gewaarborgd.

§ 5. Laboratoria

Artikel 22

Een laboratorium wordt slechts toegelaten tot het verlenen van zorgondersteunende werkzaamheden en mag deze werkzaamheden slechts verrichten indien wordt voldaan aan bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te stellen criteria.

HOOFDSTUK 4 Toezicht en opsporing

Artikel 23

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast de medewerkers van de Inspectie, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Landsverordening Inspectie voor de Volksgezondheid.

Artikel 24

Met het opsporen van de bij deze landsverordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de bij artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen, belast de medewerkers van de Inspectie, bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de Landsverordening Inspectie voor de Volksgezondheid.

HOOFDSTUK 5 Strafbepalingen

Artikel 25

  • 1. Degene, die opzettelijk het bepaalde in artikel 3, eerste lid, dan wel de krachtens artikel 3, tweede lid, gestelde voorschriften of beperkingen overtreedt, wordt gestraft, hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, hetzij met een geldboete van de zesde categorie, hetzij met beide straffen.

  • 2. Degene aan wiens schuld overtreding van het bepaalde in artikel 3, eerste lid, dan wel de krachtens artikel 3, tweede lid, gestelde voorschriften of beperkingen te wijten is, wordt gestraft, hetzij met hechtenis van ten hoogste een jaar, hetzij met geldboete van de vijfde categorie, hetzij met beide straffen.

  • 3. Degene, die opzettelijk de verplichting tot geheimhouding, opgenomen in artikel 26, schendt, wordt gestraft hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar, hetzij met een geldboete van de vijfde categorie, hetzij met beide straffen.

  • 4. Degene aan wiens schuld schending van de verplichting tot geheimhouding, opgenomen in artikel 26, is te wijten wordt gestraft hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden hetzij met een geldboete van de vierde categorie, hetzij met beide straffen.

  • 5. De in het eerste en derde lid strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als misdrijf, de in het tweede en vierde lid strafbaar gestelde feiten als overtreding.

  • 6. Geen vervolging van een in het derde of vierde lid bedoeld strafbaar feit heeft plaats dan op klacht van degene, tegen wie het feit is gepleegd, of, indien het tegen een rechtspersoon, maat- of vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen is gepleegd, op klacht van de bestuurder en indien er meer bestuurders zijn, van een van hen.

HOOFDSTUK 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 26

Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van deze landsverordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Artikel 27

  • 1. De minister zendt uiterlijk vier maanden na afloop van elk kalenderjaar aan de Staten een verslag over de uitvoering van deze landsverordening in de praktijk.

  • 2. [vervallen]

Artikel 28

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kan, met betrekking tot daarbij aan te wijzen zorginstellingen worden bepaald, dat een of meer bepalingen van deze landsverordening, al dan niet tijdelijk, niet van toepassing is of zullen zijn op die zorginstellingen.

Artikel 29

Artikel 3, eerste lid, vindt geen toepassing ten aanzien van zorginstellingen en medische apparaten die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze landsverordening reeds aanwezig en in gebruik zijn, behoudens latere wijzigingen of aanschaffingen.

Artikel 30

Zorginstellingen waarvan de statuten, de inrichting of de structuur niet voldoen aan het bepaalde bij of krachtens deze landsverordening, dragen zorg dat binnen ten hoogste zes maanden na het in werking treden van deze landsverordening de vereiste aanpassingen worden aangebracht.

Artikel 31

[wijzigt een andere regeling]

Artikel 31a

[wijzigt een andere regeling]

Artikel 32

[regelt de inwerkingtreding]

Artikel 33

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening zorginstellingen.