LANDSVERORDENING houdende regels inzake de wijze van aanpassing van lonen aan de ontwikkeling van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie

Geldend van 30-05-2015 t/m heden

Intitulé

LANDSVERORDENING houdende regels inzake de wijze van aanpassing van lonen aan de ontwikkeling van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie

Artikel 1

[vervallen]

Artikel 2

[vervallen]

Artikel 3

[vervallen]

Artikel 4

Het is de werkgever verboden na het vervallen van deze landsverordening compensatie te verlenen van het verschil tussen de in dat artikel bedoelde prijsindexcijfer en het door de Dienst Statistiek berekende en gepubliceerde algemene consumenten prijsindexcijfer, gebaseerd op de ontwikkeling van de prijs van goederen, nodig voor de gezinsconsumptie.

Artikel 4a

Elk beding waarbij het verbod, bedoeld in artikel 4, wordt overtreden, is nietig.

Artikel 5

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze landsverordening zijn belast:

    • a.

      de bij landsbesluit aangewezen ambtenaren werkzaam bij de Dienst Arbeidszaken voor wat betreft privaatrechtelijke overeenkomsten op grond waarvan loon wordt betaald; en

    • b.

      de bij landsbesluit aan gewezen ambtenaren werkzaam bij de Afdeling Personeelszaken voor wat betreft publiekrechtelijke arbeidsverhoudingen.

  • 2. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid wordt bekendgemaakt in de Landscourant.

Artikel 6

  • 1. Bij de uitoefening van hun taak dragen de toezichthoudende ambtenaren een legitimatiebewijs bij zich.

  • 2. Desgevraagd tonen zij hun legitimatiebewijs aanstonds.

  • 3. Het legitimatiebewijs bevat een foto van de toezichthoudende ambtenaar en vermeldt in ieder geval diens naam en hoedanigheid.

Artikel 7

  • 1. De toezichthoudende ambtenaren zijn bevoegd elke plaats te betreden voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

  • 2. Zo nodig verschaffen zij zich toegang met behulp van de sterke arm.

  • 3. Zij zijn bevoegd zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hen zijn aangewezen, voor zover dit voor het doel van het betreden redelijkerwijs nodig is.

  • 4. Zij zijn bevoegd in woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden. Op het binnentreden in woningen is titel X van het Derde boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid.

  • 5. Van een in het vierde lid bedoelde betreding maakt de toezichthoudende ambtenaar binnen twee maal 24 uur proces-verbaal op. Dit proces-verbaal wordt mede ondertekend door de rechter-commissaris, officier van justitie of hulpofficier van justitie in wiens aanwezigheid de betreding plaatsvond dan wel die de schriftelijke last heeft afgegeven. Een afschrift van het proces-verbaal wordt onverwijld in handen gesteld van de bewoner.

Artikel 8

Toezichthoudende ambtenaren zijn bevoegd inlichtingen te verlangen, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 9

  • 1. Toezichthoudende ambtenaren zijn bevoegd inzage te verlangen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

  • 2. Zij zijn bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken.

  • 3. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden zijn zij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hen af te geven schriftelijk bewijs.

Artikel 10

Een ieder is verplicht aan toezichthoudende ambtenaren alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kunnen verlangen ter uitoefening van hun bevoegdheden.

Artikel 11

Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van deze landsverordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Artikel 12

  • 1. Met het opsporen van feiten, strafbaar gesteld bij deze landsverordening zijn, behalve de ambtenaren, bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering, belast de bij landsbesluit aan te wijzen ambtenaren. De voordracht voor een zodanig landsbesluit geschiedt door:

    • a.

      de Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkelingen Arbeid voor zover het betreft door deze aan te wijzen ambtenaren werkzaam bij de Dienst Arbeidszaken voor wat betreft privaatrechtelijk overeenkomsten op grond waarvan loon wordt betaald; en

    • b.

      de Minister van Algemene Zaken voor zover het betreft door deze aan te wijzen ambtenaren werkzaam bij de Afdeling Personeelszaken voor wat betreft publiekrechtelijke arbeidsverhoudingen.

  • 2. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid wordt bekendgemaakt in de Landscourant.

  • 3. Artikel 6 is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de vereisten waaraan de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren dienen te voldoen.

Artikel 13

  • 1. Degene die opzettelijk handelt in strijd met de artikelen 3, 4 of 10, wordt gestraft hetzij met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren en een geldboete van de vijfde categorie, hetzij met één van deze straffen.

  • 2. De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten worden aangemerkt als een misdrijf.

  • 3. Indien de in het eerste lid strafbaar gestelde feiten niet opzettelijk worden begaan, worden zij aangemerkt als overtredingen en bestraft hetzij met een hechtenis van ten hoogste zes maanden en een geldboete van de derde categorie, hetzij met één van deze straffen.

Artikel 14

  • 1. Degene die opzettelijk handelt in strijd met artikel 11 wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Degene aan wiens schuld de bekendmaking van de in artikel 11 bedoelde gegevens is te wijten, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 3. Geen vervolging vindt plaats dan op klacht van degene tegen wie het feit gepleegd is of, indien het tegen een rechtspersoon, maat- of vennootschap, een andere vereniging van personen of een doelvermogen gepleegd is, op klacht van de bestuurder of één van de bestuurders.

  • 4. Het in het eerste en tweede lid strafbaar gestelde feit wordt aangemerkt als een misdrijf.

Artikel 15

[vervallen]

Artikel 16

[vervallen]

Artikel 17

[vervallen]