MINISTERIËLE REGELING ter uitvoering van de artikelen 55 en 59 van de Dienstplichtverordening, regelende de aflegging van de eed of belofte door dienstplichtigen

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

MINISTERIËLE REGELING ter uitvoering van de artikelen 55 en 59 van de Dienstplichtverordening, regelende de aflegging van de eed of belofte door dienstplichtigen

Artikel 1

  • 1. De eed of belofte zoals gesteld in de artikelen 55 en 59 van titel II van de Dienstplichtverordening wordt afgelegd in handen van de Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied of van door deze aan te wijzen vlag- dan wel hoofdofficieren en in bijzondere gevallen subalterne officieren.

  • 2. Het mondeling afleggen van de eed of belofte geschiedt voor het front van een aangewezen troep militairen.

Artikel 2

  • 1.

    Van het afleggen van de eed of belofte door de militair wordt proces-verbaal opgemaakt in tweevoud, overeenkomstig het op hem van toepassing zijnde model. De modellen zijn opgenomen in de bijlagen A tot en met D van deze regeling.

  • 2.

    De militair alsook de in artikel 1, eerste lid, bedoelde autoriteit ondertekenen het proces-verbaal.

  • 3.

    Het eerste exemplaar van het proces-verbaal wordt ter hand gesteld aan de militair. Het tweede exemplaar wordt door de zorg van de in artikel 1, eerste lid, bedoelde autoriteit gezonden aan het hoofd van het bureau ANTMIL bij de Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied.

Artikel 3

  • 1. De Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied stelt nadere regels inzake de voorbereiding en uitvoering van de plechtigheden, overeenkomstig het gestelde in VVKM 19, Hoofdstuk 3, met dien verstande dat:

    • a.

      het voorgeschreven ceremonieel gelijkelijk zal gelden voor alle militairen, ongeacht de rang en de categorie;

    • b.

      militairen van verschillende rang of categorie de eed of belofte gedurende eenzelfde plechtigheid moeten kunnen afleggen.

Artikel 4

[regelt de inwerkingtreding]

Bijlage