LANDSVERORDENING houdende vaststelling van basisregels ten aanzien van de personele gevolgen bij de verzelfstandiging van overheidsdiensten

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSVERORDENING houdende vaststelling van basisregels ten aanzien van de personele gevolgen bij de verzelfstandiging van overheidsdiensten

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1. In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      bevoegd gezag: de Minister van Algemene Zaken;

    • b.

      overheidsdienst: de te verzelfstandigen dienst of instelling van de openbare rechtspersoon Sint Maarten;

    • c.

      personeelslid: degene die een functie bekleedt bij de overheidsdienst;

    • d.

      rechtspersoon: de rechtspersoon die door middel van de verzelfstandiging in de plaats treedt van de overheidsdienst;

    • e.

      werknemer: degene die een functie bekleedt bij de rechtspersoon;

    • f.

      datum van overgang: de datum waarop het personeelslid eervol uit de overheidsdienst is ontslagen en in dienst treedt bij de rechtspersoon.

  • 2. In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt onder verzelfstandiging privatisering mede verstaan.

  • 3. In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt onder landsbesluit, houdende algemene maatregelen, verstaan een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, dat uitsluitend werking heeft ten aanzien van de openbare rechtspersoon Sint Maarten en zijn personeelsleden.

§ 2. Algemene bepalingen

Artikel 2

  • 1. Met inachtneming van deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen worden de bonden van overheidspersoneel die het aangaat betrokken bij de regeling van de uit de verzelfstandiging van de overheidsdiensten voortvloeiende personele gevolgen.

  • 2. Een personeelslid is gerechtigd zijn functie te volgen naar de rechtspersoon.

  • 3. De arbeidsvoorwaarden van de werknemer zijn onmiddellijk na de datum van overgang naar de rechtspersoon in hun totaliteit niet ongunstiger dan zijn rechtspositie als personeelslid onmiddellijk voor de datum van overgang.

Artikel 3

  • 1. Een personeelslid heeft het recht om bij de rechtspersoon op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht als werknemer in dienst te treden. De datum van indiensttreding ligt niet voor het moment van de verzelfstandiging van de rechtspersoon.

  • 2. De arbeidsovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, geldt voor onbepaalde tijd, indien het personeelslid was aangesteld als ambtenaar in vaste dienst in de zin van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht of werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

  • 3. De arbeidsovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, geldt voor de periode, dat de tijdelijke dienst of arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zou hebben voortgeduurd, indien het personeelslid was aangesteld in tijdelijke dienst of werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.

  • 4. De arbeidsovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, betreft een functie die overeenkomt of zoveel mogelijk overeenkomt met de functie van het personeelslid bij de overheidsdienst.

  • 5. Een personeelslid ontvangt een schriftelijk aanbod van de rechtspersoon of, indien de rechtspersoon nog niet is opgericht, van het bevoegde gezag namens de op te richten rechtspersoon om een arbeidsovereenkomst met de rechtspersoon aan te gaan. De rechtspersoon is van rechtswege gebonden aan de arbeidsovereenkomst die op basis van het aanbod tot stand is gekomen. Het aanbod bevat tenminste de volgende informatie:

    • a.

      de verklaring, dat de arbeidsvoorwaarden bij de rechtspersoon in totaliteit op de datum van overgang van het personeelslid niet ongunstiger zijn dan de rechtspositie bij het bevoegde gezag;

    • b.

      de functiegroep met de bijbehorende salarislijn, alsmede de aanstellings- en bevorderingseisen;

    • c.

      de uit te oefenen functie met de daarbij behorende functieomschrijving;

    • d.

      het aantal dienstjaren;

    • e.

      de pensioengrondslag;

    • f.

      de vermelding van de op zijn functie van toepassing zijnde regelingen.

  • 6. [vervallen]

Artikel 4

  • 1. Onverminderd de overige bepalingen van deze landsverordening heeft een personeelslid dat een leidinggevende functie bij de overheidsdienst vervult geen aanspraak op een leidinggevende functie bij de rechtspersoon.

  • 2. Aan het personeelslid, bedoeld in het eerste lid, wordt een passende functie aangeboden bij de rechtspersoon dan wel bij het bevoegde gezag.

Artikel 5

De dienstjaren van een personeelslid bij het bevoegde gezag worden door de rechtspersoon in aanmerking genomen voor de bepaling van het aantal dienstjaren van belang voor het toekennen van jubileumgratificaties en de verdere opbouw van pensioenaanspraken.

Artikel 6

De werknemer behoudt het aantal als personeelslid bij het bevoegde gezag opgebouwde, niet genoten vakantiedagen, waarop hij recht had op de datum van indiensttreding bij de rechtspersoon.

Artikel 7

  • 1. Voordat het aanbod, bedoeld in artikel 3, vijfde lid, wordt gedaan, worden alle rechtspositionele zaken van het personeelslid, zoals met betrekking tot een eventuele bevordering, een eventuele aanstelling in vaste dienst of een eventuele functiewaardering, door het bevoegde gezag afgehandeld.

  • 2. Indien uitvoering van het eerste lid niet mogelijk blijkt, houdt de rechtspersoon met terugwerkende kracht rekening met de afhandeling door het bevoegde gezag op een later tijdstip.

Artikel 8

Een werknemer wordt gedurende een tijdvak van een jaar na indiensttreding bij de rechtspersoon beschouwd als een interne kandidaat, indien hij solliciteert op een vacature die ontstaat door toepassing van artikel 20. Bij de bekendmaking van de vacature wordt hiermee rekening gehouden.

Artikel 9

  • 1. De werknemer kan binnen een jaar na indiensttreding bij de rechtspersoon hetzelfde bevoegde gezag verzoeken hem opnieuw in dienst te nemen.

  • 2. Het bevoegde gezag neemt binnen drie maanden, nadat de werknemer schriftelijk aan hem en de rechtspersoon te kennen heeft gegeven te willen terugkeren in dienst van hetzelfde bevoegde gezag, de beslissing of hij kan worden geplaatst. Het bevoegde gezag spant zich gedurende voornoemde termijn in voor de werknemer binnen zijn organisatie een gelijkwaardige functie te vinden. Daarbij wordt uitgegaan van de rechtspositie die de werknemer als personeelslid zou hebben gehad, indien hij niet bij de rechtspersoon in dienst zou zijn getreden. Het bevoegde gezag houdt hierbij rekening met de artikelen 8 en 20.

  • 3. De werknemer die niet kan worden geplaatst door het bevoegde gezag en evenmin in dienst wenst te blijven van de rechtspersoon, wordt door de rechtspersoon ontslag verleend met toepassing van de Wachtgeldregeling overheidsdienaren of een daarvoor in de plaats getreden gelijkwaardige regeling, voortvloeiend uit het reglement of de collectieve arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 16, onderdeel a.

Artikel 10

  • 1. Het personeelslid dat niet op het aanbod, bedoeld in artikel 3, vijfde lid, ingaat, wordt door het bevoegde gezag ontslag aangezegd. Gedurende drie maanden na de ontslagaanzegging spant het bevoegde gezag zich in binnen zijn organisatie voor hem een gelijkwaardige functie te vinden. Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing. Het bevoegde gezag houdt hierbij rekening met artikel 20. Het ontslag kan, indien het personeelslid ingevolge artikel 14, eerste lid, een bezwaarschrift heeft ingediend, niet eerder in werking treden dan na de beslissing op het bezwaarschrift, indien het bezwaarschrift ongegrond is verklaard.

  • 2. Indien plaatsing van het personeelslid, bedoeld in het eerste lid, in een functie op zijn laatste schaalniveau niet mogelijk is, kan plaatsing in een functie op maximaal twee schaalniveaus onder dat schaalniveau plaatsvinden. Alsdan wordt hij in het genot gesteld van de bezoldiging behorend bij zijn laatste schaalniveau.

  • 3. Bij toepassing van het tweede lid blijft het bevoegde gezag zich gedurende drie maanden inspannen het personeelslid, bedoeld in het eerste lid, te plaatsen in een functie op het laatste schaalniveau.

Artikel 11

  • 1. Het bevoegde gezag brengt binnen zijn organisatie bestaande vacatures onder de aandacht van de werknemer, bedoeld in artikel 9, eerste lid, en het personeelslid, bedoeld in artikel 10, eerste lid.

  • 2. Het bevoegde gezag vergroot door gehele of gedeeltelijke centralisering van de vacaturestelling de mogelijkheden van plaatsing. Bij de vervulling van een bestaande vacature hebben de werknemer, bedoeld in artikel 9, eerste lid, en het personeelslid, bedoeld in artikel 10, eerste lid, voorrang boven andere kandidaten.

  • 3. De werknemer, bedoeld in artikel 9, eerste lid, en het personeelslid, bedoeld in artikel 10, eerste lid, dienen zelf actief te solliciteren naar passende vacatures binnen de organisatie van het bevoegde gezag.

  • 4. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regelingen worden getroffen ten aanzien van eventuele om-, her- en bijscholing en outplacement van de werknemers, bedoeld in artikel 9, eerste lid, en de personeelsleden, bedoeld in artikel 10, eerste lid.

Artikel 12

Het personeelslid, bedoeld in artikel 10, eerste lid, aanvaardt binnen twee weken nadat het bevoegde gezag hem schriftelijk een gelijkwaardige functie binnen zijn organisatie heeft aangeboden deze functie, bij gebreke waarvan aan hem eervol ontslag wordt verleend wegens het vervallen van zijn functie. Artikel 102 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht is van toepassing.

§ 3. Commissies

Artikel 13

  • 1. De uitvoering van artikel 10 vindt plaats onder toezicht van een plaatsingscommissie. De samenstelling, taakstelling en werkwijze van de plaatsingscommissie geschiedt bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, met dien verstande, dat in de plaatsingscommissie tenminste één vertegenwoordiger van de bonden van overheidspersoneel wordt benoemd.

  • 2. Alvorens te beslissen wint het bevoegde gezag advies van de plaatsingscommissie in. Indien het bevoegde gezag afwijkt van het advies, brengt het de redenen van afwijking ter kennis van de plaatsingscommissie en van het personeelslid, bedoeld in artikel 10, eerste lid.

Artikel 14

  • 1. De behandeling van een bezwaarschrift tegen de plaatsing, niet-plaatsing daaronder mede verstaan, ingediend door het personeelslid, bedoeld in artikel 10, eerste lid, geschiedt door een bezwarencommissie. De samenstelling, taakstelling en werkwijze van de bezwarencommissie geschiedt bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, met dien verstande, dat in de bezwarencommissie tenminste één vertegenwoordiger van de bonden van overheidspersoneel wordt benoemd. De personen waaruit de bezwarencommissie is samengesteld mogen niet dezelfde zijn als van de plaatsingscommissie, bedoeld in artikel 13.

  • 2. Alvorens te beslissen op het bezwaarschrift, wint het bevoegde gezag advies van de bezwarencommissie in. Indien het bevoegde gezag afwijkt van het advies, brengt het de redenen van afwijking ter kennis van de bezwarencommissie en van het personeelslid, bedoeld in artikel 10, eerste lid.

  • 3. Het bezwaarschrift wordt binnen 30 dagen na de datum van verzending van het besluit tot plaatsing, niet-plaatsing daaronder mede verstaan, ingediend bij het bevoegde gezag. Het bevoegde gezag beslist binnen 60 dagen na ontvangst van het bezwaarschrift.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 15

Indien plaatsing van het personeelslid, bedoeld in artikel 10, eerste lid, binnen drie maanden na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 10, eerste lid, niet mogelijk is gebleken, wordt hem eervol ontslag verleend wegens het vervallen van zijn functie, tenzij toepassing is gegeven aan artikel 10, tweede lid. Gedurende drie maanden na het ontslag spant het bevoegde gezag zich in binnen zijn organisatie voor hem een gelijkwaardige functie te vinden. Het bevoegde gezag houdt hierbij rekening met artikel 20. Artikel 102 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht is van toepassing.

Artikel 16

Gedurende een jaar na het tijdstip van de verzelfstandiging van de rechtspersoon spant de rechtspersoon zich in om:

  • a.

    voor zover dit nog niet voor de verzelfstandiging is geschied, in overleg met de bonden voor overheidspersoneel ten behoeve van zijn werknemers een reglement op te stellen dan wel een collectieve arbeidsovereenkomst te sluiten;

  • b.

    voldoende werkgelegenheid te behouden, welke inspanningsverplichting ook deel zal uitmaken van het in het reglement dan wel de collectieve arbeidsovereenkomst, bedoeld in onderdeel a, neer te leggen sociaal plan;

  • c.

    een overgangsregeling te treffen met een werknemer, indien het totale pakket arbeidsvoorwaarden van de rechtspersoon onmiddellijk na de datum van overgang ongunstiger is dan de rechtspositie die de werknemer als personeelslid had direct voor het moment van de overgang naar de rechtspersoon, welke overgangsregeling nader wordt uitgewerkt in het in het reglement dan wel de collectieve arbeidsovereenkomst, bedoeld in onderdeel a, neer te leggen sociaal plan.

Artikel 17

Het reglement, bedoeld in artikel 16, behoeft de goedkeuring van het bevoegde gezag.

Artikel 18

De rechtspersoon garandeert het bevoegde gezag, dat hij voor de werknemers die als personeelsleden ten behoeve van hun pensioen waren verzekerd bij het Algemeen Pensioenfonds Sint Maarten hetzij deze verzekering continueert, hetzij deze naar een andere gelijkwaardige pensioenverzekering overbrengt.

Artikel 19

Het bevoegde gezag dan wel de rechtspersoon is bevoegd ten gunste van het personeelslid onderscheidenlijk de werknemer af te wijken van deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen, indien de toepassing ervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 20

Indien van de overheidsdienst taken met een publiekrechtelijk karakter onder het bevoegde gezag resteren, wordt de herschikking van die taken geregeld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

Artikel 21

  • 1. [regelt de inwerkingtreding]

  • 2. [vervallen]

Artikel 22

Deze landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening sociaal statuut verzelfstandiging overheidsdiensten.