Comptabiliteitslandsverordening

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

Comptabiliteitslandsverordening

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    begroting: de beleidsbegroting voor een dienstjaar, bestaande uit een gewone dienst en een kapitaaldienst, ingedeeld naar hoofdstukken, gerangschikt overeenkomstig de indeling, opgenomen in bijlage I behorende bij deze landsverordening;

  • b.

    functies: zorggebieden, gerangschikt overeenkomstig de indeling, opgenomen in bijlage II behorende bij deze landsverordening;

  • c.

    economische categorieën: rubrieken van de indeling van baten en lasten en van balansmutaties naar soorten, ongeacht hun bestemming, zoals opgenomen in bijlage III behorende bij deze landsverordening;

  • d.

    dienstjaar: een kalenderjaar;

  • e.

    balansdatum: 31 december van het betreffende dienstjaar;

  • f.

    investeringen: het verwerven van vaste activa die zijn bestemd om de werkzaamheid duurzaam te dienen;

  • g.

    collectieve sector: het Land en overige rechtspersonen ingevolge definitie System of National Accounts van de UN;

  • h.

    adviesorgaan: een orgaan als bedoeld in Hoofdstuk IV van de Staatsregeling.

Artikel 2

De begroting, de meerjarenbegroting en de jaarrekening geven, tezamen met de toelichtingen, een zodanig inzicht in zowel de financiële positie als de baten en lasten van de collectieve sector, dat met betrekking tot deze een verantwoord inzicht kan worden gevormd.

Artikel 3

  • 1. Behoudens het tweede en derde lid, wordt het stelsel van baten en lasten, op basis van wettelijke aanspraken op en door derden, als verslaggevingstelsel gehanteerd.

  • 2. Voor ontvangsten uit hoofde van belastingen wordt het kasstelsel als verslaggevingstelsel gehanteerd. Deze ontvangsten worden in deze landsverordening als baten aangemerkt.

  • 3. Uitgaven wegens salarissen en sociale lasten worden in het dienstjaar verantwoord waarin die als grondslag dienen voor de inkomstenbelasting.

  • 4. Uiterlijk 1 maart vindt oplevering van goederen en diensten plaats ten laste van het voorgaande dienstjaar.

  • 5. Baten en lasten waarvan het bestaan blijkt nadat de administratie voor de opmaak van de jaarrekening is afgesloten behoren tot het dienstjaar waarin van het bestaan is gebleken. Indien op dat moment de jaarrekening nog niet is opgemaakt, wordt daarvan melding gemaakt in de toelichting op deze jaarrekening, in die gevallen waar die bate of last van grote invloed zou zijn geweest op de financiële positie en het saldo van baten en lasten.

Artikel 4

  • 1. Alle baten en lasten, voor alle entititeiten in de collectieve sector met uitzondering van die in de sociale zekerheid, worden geraamd en verantwoord tot hun brute bedrag onder het ministerie of adviesorgaan waaronder die entiteit ressorteert.

  • 2. Samenwerkingsmiddelen van Nederland ontvangen worden separaat als bate en last geraamd en verantwoord, waarbij de uitgaven naar functie worden ingedeeld.

  • 3. Het bruto bedrag wordt bepaald door baten en lasten te ramen en te verantwoorden zonder saldering toe te passen.

  • 4. Terugboekingen op baten en lasten welke in hetzelfde dienstjaar plaatsvinden, worden op de functie en de economische categorie in mindering gebracht waaronder de oorspronkelijke boeking is opgenomen.

  • 5. Verrekeningen tussen functies, ministeries en adviesorganen worden altijd geboekt als geldelijke baten en lasten.

Artikel 5

  • 1. Slechts om zwaarwegende redenen mogen de waardering van de activa en passiva en de bepaling van de baten en lasten geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande dienstjaar zijn toegepast.

  • 2. De reden van de verandering van de grondslagen wordt in de toelichting van de jaarrekening uiteengezet. Daarin wordt tevens aan de hand van aangepaste cijfers voor het lopende of het voorafgaande dienstjaar inzicht gegeven in de betekenis van de verandering voor de financiële positie en voor de baten en lasten.

  • 3. Bij de toepassing van de grondslagen voor de waardering van de activa en passiva en bij de bepaling van de baten en lasten wordt voorzichtigheid betracht. Baten worden slechts genomen, voor zover zij op de balansdatum zijn gerealiseerd. Lasten en risico's die hun oorsprong vinden vóór het einde van het dienstjaar, worden in acht genomen, indien zij vóór het opmaken van de jaarrekening zijn bekend geworden met inachtneming van artikel 3, vierde lid.

Artikel 6

De budgetautorisatie door de Staten vindt plaats voor de geraamde baten en lasten op het niveau van economische categorieën per ministerie of adviesorgaan, alsmede voor de aan te gane verplichtingen noodzakelijk voor investeringen in een dienstjaar.

Artikel 7

  • 1. De in de begroting en meerjarenbegroting op de gewone dienst opgenomen lasten worden gedekt door de ter dekking van die lasten opgenomen baten.

  • 2. De in de begroting en de meerjarenbegroting op de kapitaaldienst opgenomen verplichtingen worden gedekt door de ter dekking van die verplichtingen opgenomen middelen, rekening houdend met de verwachte ontvangsten uit de uitgifte van geldleningen en het saldo van baten en lasten van de gewone dienst.

  • 3. De rentelastnorm wordt niet overschreden. De rentelastnorm komt overeen met 5% van de gemiddelde gerealiseerde gezamenlijke inkomsten van de collectieve sector van het Land over drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de begroting is of wordt ingediend.

  • 4. Indien dit nodig is in verband met het herstel van schade veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen, waaronder natuurrampen, kan afgeweken worden van de financiële normen, genoemd in dit artikel. In dat geval wordt in de toelichting aangegeven hoe het evenwicht op termijn hersteld kan worden.

Artikel 8

Indien bij landsverordening voor een bepaald onderdeel van een ministerie of voor een specifieke overheidstaak een afwijkend beheer, gepaard gaande met een afzonderlijke administratie, begroting en jaarrekening, wordt geregeld, kan de Minister van Financiën, in overleg met de Minister die het aangaat, voor de daarin geregelde afzonderlijke begrotingen en jaarrekeningen afwijkende of aanvullende regels stellen, mits de bij deze landsverordening voorgeschreven openbaarheid en controle niet worden ingeperkt.

Artikel 9

  • 1. Voornemens die betrekking hebben op een nog op te stellen begroting, of die financiële gevolgen hebben welke de op een lopende begroting toegestane bedragen overschrijden of aan gelden een andere bestemming geven dan in die begroting is aangegeven, worden door een minister niet tegenover de Ministerraad of de Staten of in het openbaar uitgesproken en voorstellen, toezeggingen of andere uitspraken dienaangaande, onderscheidenlijk met zodanige gevolgen, worden niet aldus door hem gedaan, zonder dat de Minister van Financiën daarover zijn oordeel heeft gegeven.

  • 2. De Minister van Financiën maakt tegen het bekendmaken van de voornemens, voorstellen, toezeggingen of andere uitspraken, bedoeld in het eerste lid, bezwaar voor zover deze hem met het oog op het algemene financiële beleid of het doelmatig beheer van 's Lands gelden, niet toelaatbaar voorkomen dan wet niet in een redelijke verhouding staan tot de doelstellingen van het beleid dat aan de begroting ten grondslag ligt.

Artikel 10

  • 1. In de toelichting bij het ontwerp van een landsverordening, landsbesluit, houdende algemene maatregelen, of ministeriële regeling, waarin nieuwe beleidsvoornemens of toezeggingen met betrekking tot het te voeren beleid worden uitgewerkt, wordt een afzonderlijk onderdeel opgenomen waarin de financiële gevolgen voor en de dekking door het Land worden vermeld.

  • 2. Een financieel onderdeel als bedoeld in het eerste lid wordt eveneens opgenomen in andere stukken, waarin beleidsvoornemens of toezeggingen aan de Staten worden medegedeeld.

HOOFDSTUK 2 DE BEGROTING

Artikel 11

  • 1. De begroting bestaat uit een gewone dienst en kapitaaldienst, waarin de baten en lasten voor het dienstjaar worden geraamd.

  • 2. De baten en lasten worden per hoofdstuk ingedeeld naar functies en economische categorieën.

  • 3. De begroting voor een dienstjaar omvat:

    • a.

      een raming van alle baten en lasten op de gewone dienst;

    • b.

      een raming van alle aan te gane verplichtingen die noodzakelijk zijn voor het doen van investeringen en andere kapitaaluitgaven op de kapitaaldienst;

    • c.

      een raming van de overeen te komen financieringstransacties op de kapitaaldienst;

    • d.

      een recapitulatie van de totaalbedragen van de baten en lasten per hoofdstuk, alsmede het voordelige of nadelige saldo;

    • e.

      een recapitulatie van de totaalbedragen van de baten en lasten per economische categorie, alsmede het voordelige of nadelige saldo.

Artikel 12

  • 1. Aan de begroting worden toegevoegd:

    • a.

      een overzicht van het te bezoldigen personeel;

    • b.

      een overzicht van de personeelslasten;

    • c.

      een overzicht van opgenomen (langlopende) geldleningen;

    • d.

      een overzicht van uitgegeven (langlopende) geldleningen;

    • e.

      een overzicht van gewaarborgde geldleningen en andere garantieverplichtingen;

    • f.

      een overzicht van verleende concessies;

    • g.

      een overzicht van de eigendommen van het Land;

    • h.

      een overzicht van dienstverleningsovereenkomsten aangegaan met andere openbare rechtspersonen ter uitvoering van een taak van het Land, alsmede huurovereenkomsten en beheersovereenkomsten;

    • i.

      een overzicht van de deelnemingen in privaatrechtelijke rechtspersonen door het Land;

    • j.

      een overzicht van lasten wegens subsidies en bijdragen aan instellingen, en van andere inkomensoverdrachten;

    • k.

      een overzicht van de staat van de andere entiteiten dan het Land, die deel uitmaken van de collectieve sector;

    • l.

      een verzamel- en consolidatiestaat, per hoofdstuk en per economische categorie.

  • 2. Eventueel voorhanden zijnde andere cijfermatige gegevens die het inzicht in het te voeren beleid kunnen bevorderen worden aan de begroting toegevoegd. Hiertoe worden eveneensgerekend afzonderlijke gegevens over grote projecten.

Artikel 13

  • 1. De begroting gaat vergezeld van een meerjarenbegroting van de baten en lasten voor tenminste drie op dat dienstjaar volgende jaren.

  • 2. De meerjarenbegroting sluit zoveel mogelijk aan bij de systematiek van de ingediende begroting en wordt voorzien van een toelichting. De ramingen worden daarbij voor de gewone dienst tenminste gerangschikt naar economische categorieën en voor de kapitaaldienst worden de ramingen vermeld per te ramen investering en krediet.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting van de meerjarenbegroting.

Artikel 14

  • 1. De toelichting bij de begroting ondersteunt de duidelijkheid en stelselmatigheid, zoals verder aangeduid in artikel 15, eerste lid.

  • 2. De begroting wordt zowel per hoofdstuk als per functie toegelicht.

  • 3. De toelichting vermeldt met betrekking tot elke functie de volgende gegevens:

    • a.

      een uiteenzetting over het beleid dat de Regering zich zowel in algemene zin als met betrekking tot elk ministerie heeft voorgenomen;

    • b.

      indien het beleid op een of meer wettelijke regelingen wordt gebaseerd, de vermelding daarvan;

    • c.

      de factoren die aan de ramingen ten grondslag Iiggen, alsmede voor zover mogelijk gegevens omtrent de omvang van de activiteiten of prestaties die worden beoogd, waarbij deze gegevens voor zover mogelijk worden gesteld naast die van het lopende dienstjaar en naast de uitkomsten van het vorige dienstjaar.

  • 4. De toelichting op de kapitaaldienst, bedoeld in artikel 11, derde lid, onderdeel b, geeft per investering aan:

    • a.

      een omschrijving van de betreffende investering;

    • b.

      een raming van het totaalbedrag daarvan alsmede van het dienstjaar dan wet de dienstjaren waarin naar verwachting uit hoofde van de investering verplichtingen zullen worden aangegaan en de verplichtingen die reeds zijn aangegaan;

    • c.

      de te verwachten levensduur van datgene waarin zal worden geïnvesteerd;

    • d.

      de vermelding van het dienstjaar waarop de lasten wegens rente en afschrijving voor het eerst op de begroting zullen worden opgenomen, en van de omvang daarvan;

    • e.

      een nadere toelichting.

  • 5. De toelichting op de kapitaaldienst, bedoeld in artiket 11, derde lid, onderdelen c en d, geeft per financieringstransactie aan:

    • a.

      een omschrijving van de betreffende financieringstransactie, waaronder het rentepercentage, de looptijd en overige financieringsvoorwaarden;

    • b.

      een nadere toelichting.

  • 6. De toelichting bevat tevens een uiteenzetting over de financiële toestand van het Land.

  • 7. Bij de uiteenzetting in de toelichting, bedoeld in het zesde lid, wordt tevens opgenomen de verwachte Liquiditeitsbehoefte in het dienstjaar waarop de begroting betrekking heeft.

Artikel 15

  • 1. De begroting geeft op duidelijke en stelselmatige wijze de aard en omvang van alle begrote baten en lasten alsmede het saldo daarvan weer.

  • 2. Naast de raming van de baten en lasten per hoofdstuk en per functie worden in de begroting opgenomen het voor het lopende dienstjaar geraamde bedrag na de wijzigingen die daarin eventueel zijn aangebracht, en het gerealiseerde bedrag van het vorige dienstjaar.

  • 3. De begroting kan een (sub)functie voor onvoorziene baten en lasten, een (sub)functie voor onvoorziene verplichtingen voor investeringen, en een (sub)functie voor geheime lasten bevatten.

  • 4. Onder geheime lasten als bedoeld in het derde lid kunnen onder meer worden verstaan lasten betreffende opsporing van misdrijven waartoe slechts door de ministerraad het initiatief tot raming kan worden genomen.

Artikel 16

  • 1. Bij de voorbereiding van de begroting voor een bepaald dienstjaar is de inspanning erop gericht dat de begroting door de Staten kan worden goedgekeurd in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2. De landsverordening tot vaststelling van de begroting treedt in werking met ingang van 1januari van het dienstjaar, waarop de begroting betrekking heeft.

  • 3. Zij wordt geacht met ingang van 1 januari van het desbetreffende jaar in werking te zijn getreden, indien zij eerst daarna in het Afkondigingsblad is geplaatst. Zolang dit niet is geschied, strekt de begroting van het aan het betrokken dienstjaar voorafgegane jaar tot grondslag van het beheer, zulks om de dienst gaande te houden.

  • 4. De landsverordeningen tot wijziging van de begroting treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Afkondigingsblad, waarin zij zijn geplaatst. Indien zodanige landsverordening tot stand komt na de 3pte december van het betrokken dienstjaar, wordt zij geacht op die dag in werking te zijn getreden.

Artikel 17

Modellen van de staten, overzichten en recapitulaties, bedoeld in dit hoofdstuk, worden bij regeling van de Minister van Financiën vastgesteld.

HOOFDSTUK 3 DE JAARREKENING

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 18

De jaarrekening over een dienstjaar bestaat uit:

  • a.

    de rekening van baten en lasten op de gewone dienst;

  • b.

    de rekening van gerealiseerde investeringen en andere kapitaaluitgaven alsmede de gerealiseerde dekking op de kapitaaldienst;

  • c.

    een recapitulatie van de totaalbedragen van de baten en lasten per hoofdstuk, alsmede het voordelige of nadelige saldo;

  • d.

    een recapitulatie van de totaalbedragen van de baten en lasten per economische categorie, alsmede het voordelige of nadelige saldo.

  • e.

    een balans;

  • f.

    een kasstroomoverzicht als bedoeld in artikel 31;

  • g.

    een opgave van de werkelijke sterkte van het personeel in 's Lands dienst in het afgelopen dienstjaar;

  • h.

    een overzicht van de gerealiseerde personeelslasten;

  • i.

    een overzicht van de door de collectieve sector opgenomen (langlopende) geldleningen;

  • j.

    een overzicht van door de collectieve sector uitgegeven (langlopende) geldleningen;

  • k.

    een overzicht van gewaarborgde geldleningen en andere garantieverplichtingen;

  • I.

    een overzicht van gerealiseerde deelnemingen in privaatrechtelijke rechtspersonen door het Land;

  • m.

    een overzicht van de gerealiseerde lasten wegens subsidies en bijdragen aan instellingen, en van andere inkomensoverdrachten;

  • n.

    een verzamel- en consolidatiestaat van gerealiseerde baten en lasten, per hoofdstuk en per economische categorie;

  • o.

    een toelichting op de jaarrekening; en

  • p.

    een verslag over het afgelopen dienstjaar.

Artikel 19

  • 1. De jaarrekening over een dienstjaar wordt opgemaakt met inachtneming van hetgeen omtrent de financiële positie op de balansdatum tot en met de 30ste april van het jaar volgende op dat dienstjaar is gebleken.

  • 2. Indien het wenselijk is de datum van 30 april te vervroegen, geschiedt zulks bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

  • 3. Indien na 30 april of na de bij een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, als bedoeld in het eerste lid vastgestelde eerdere datum, doch voordat de jaarrekening door de Staten is goedgekeurd, nieuwe feiten blijken waarvan de kennisneming onontbeerlijk is voor een goed inzicht als bedoeld in artikel 2, worden deze feiten door de Minister van Financiën schriftelijk aan de Staten, aan de Algemene Rekenkamer en aan de accountant medegedeeld.

§ 2. De rekening van baten en lasten

Artikel 20

  • 1. De rekening van baten en lasten, bedoeld in artikel 18, onderdelen a, b, c, en d toelichting en de daarop, geven op getrouwe en stelselmatige wijze de aard en omvang van alle baten en lasten van het Land alsmede het saldo daarvan weer.

  • 2. De jaarrekening wordt ingedeeld naar hoofdstukken, functies en economische categorieën, op dezelfde wijze gerangschikt als in de vastgestelde begroting.

  • 3. In de rekening, bedoeld in het eerste lid, worden opgenomen het geraamde bedrag volgens de voor het betreffende dienstjaar vastgestelde begroting, het gedurende dat dienstjaar gerealiseerde bedrag en het gedurende het voorafgaande dienstjaar gerealiseerde bedrag.

Artikel 21

Het saldo van de rekening van baten en lasten wordt afzonderlijk op de balans onder het eigen vermogen opgenomen.

§ 3. De toelichting op de kapitaaldienst

Artikel 22

  • 1. De toelichting op de kapitaaldienst geeft per investering aan:

    • a.

      een specificatie van de investeringen die in het betreffende dienstjaar geheel of gedeeltelijk zijn gerealiseerd;

    • b.

      het totaalbedrag dat daarmede gemoeid is geweest met een onderverdeling tot en met het voorgaande dienstjaar en het lopende dienstjaar;

    • c.

      de oorspronkelijke raming van dit totaalbedrag alsmede de mutaties die daarin later zijn aangebracht;

    • d.

      of en per wanneer de investering is voltooid en anders wanneer die voltooid zal worden en welk bedrag verwacht wordt nog daarmee gemoeid te zullen zijn;.

    • e.

      de afschrijvingsbedragen die in verband daarmede in de rekening van baten en lasten zijn verantwoord.

    • f.

      een overzicht van nog lopende grote projecten.

  • 2. De toelichting op de kapitaaldienst, bedoeld in artikel 18, onderdeel c, geeft aan:

    • a.

      per gerealiseerde financieringstransactie een omschrijving van de betreffende financieringstransactie, waaronder het rentepercentage, de looptijd en overige financieringsvoorwaarden;

    • b.

      een nadere toelichting per gerealiseerde financieringstransactie alsmede een algemene toelichting over het totaal van gerealiseerde financieringstransacties in relatie tot de rentelastnorm.

§ 4. De balans

Artikel 23

  • 1. De balans en de toelichting geven op getrouwe en stelselmatige wijze de financiële positie van het Land en de grootte en samenstelling in actief- en passiefposten aan het einde van het dienstjaar weer.

  • 2. De balans bevat ter vergelijking tevens de cijfers aan het einde van het voorafgaande dienstjaar.

Artikel 24

  • 1. Op de balans worden de activa onderscheiden in vaste en vlottende activa, al naar gelang zij zijn bestemd om de uitoefening van de werkzaamheden al dan niet duurzaam te dienen.

  • 2. Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen de immateriële, de materiële en de financiële vaste activa.

  • 3. Van de vaste activa, bedoeld in het tweede lid, wordt een overzicht gegeven van het saldo aan het begin van het dienstjaar, van de mutaties gedurende het dienstjaar en van het saldo aan het einde van dat dienstjaar.

  • 4. Des investeringen worden in een afzonderlijke paragraaf van de jaarrekening toegelicht vermelding onder van zowel de opbrengst als de boekwaarde op het moment van afstoten.

  • 5. Elk verschil tussen een opbrengst enerzijds en de boekwaarde anderzijds wordt in de rekening van baten en lasten afzonderlijk verantwoord.

  • 6. Onder de vlottende activa worden afzonderlijk opgenomen de voorraden, de kortlopende vorderingen, de kortlopende beleggingen, de overlopende activa en de liquide middelen.

Artikel 25

  • 1. Op de balans worden onder de passiva afzonderlijk opgenomen het eigen vermogen - waaronder mede begrepen de reserves -, de voorzieningen, de langlopende schulden en de vlottende passiva.

  • 2. Met betrekking tot het eigen vermogen - waaronder mede begrepen de reserves -, de voorzieningen en de langlopende schulden worden bij de balans afzonderlijke specificaties verstrekt van dat deel van het eigen vermogen en voorzieningen dat naar verwachting binnen een jaar zal worden aangewend.

  • 3. Van het eigen vermogen en elke voorziening als bedoeld in het tweede lid wordt een overzicht gegeven van het saldo aan het begin van het dienstjaar, van de mutaties gedurende het dienstjaar en van het saldo aan het einde van dat dienstjaar.

  • 4. Het deel van de langlopende schulden dat direct opeisbaar is, of binnen een jaar opeisbaar wordt, wordt afzonderlijk verantwoord onder de kortlopende schulden.

  • 5. Onder de vlottende passiva worden afzonderlijk opgenomen de kortlopende schulden en de overlopende passiva.

Artikel 26

  • 1. Bij de toepassing van de waarderings- en afschrijvingsmethoden wordt het toerekeningsbeginsel in acht genomen.

  • 2. Activa en passiva worden in beginsel gewaardeerd op basis van de historische kostprijs of nominale waarde.

  • 3. Activa die geheel of gedeeltelijk door derden zijn gefinancierd, worden zonodig gewaardeerd op basis van de historische kostprijs tegen de op het moment van de overdracht geldende koers.

  • 4. Op vaste activa met een beperkte levensduur wordt in beginsel jaarlijks een bedrag afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de te verwachten toekomstige gebruiksduur.

  • 5. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden bedragen vastgesteld waar beneden geen activering van investeringen plaatsvindt. Deze bedragen worden direct ten laste van de rekening van baten en lasten van de gewone dienst gebracht.

  • 6. Waardeverminderingen van alle activa worden, onafhankelijk van het saldo van baten en lasten, direct in aanmerking genomen.

  • 7. Bij de waardering van vaste activa wordt rekening gehouden met een vermindering van hun waarde, indien deze vermindering naar verwachting blijvend is.

  • 8. In afwijking van het tweede lid worden:

    • a.

      activa die geheel of gedeeltelijk van derden anders dan tegen marktconforme prijs zijn verkregen en in eigendom zijn overgedragen aan het Land, voor zover mogelijk gewaardeerd tegen de marktwaarde op het moment van de overdracht;

    • b.

      voorraden gewaardeerd tegen de marktwaarde, indien deze lager is dan de historische kostprijs;

    • c.

      vorderingen, onder aftrek van eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid, gewaardeerd;

    • d.

      kortlopende beleggingen tegen de marktwaarde gewaardeerd, indien deze marktwaarde lager is dan de historische kostprijs.

  • 9. Bij de waardering van het eigen vermogen wordt het saldo van de baten en lasten van een dienstjaar toegevoegd aan respectievelijk onttrokken aan het eigen vermogen.

Artikel 27

Bij het berekenen van de afschrijvingsbedragen, bedoeld in artikel 26, vierde lid, wordt:

  • a.

    voor zover het investeringen van honderdduizend gulden of hoger betreft, ten laste van de rekening van baten en lasten van de gewone dienst van het dienstjaar een tijdsevenredig bedrag tussen het moment van oplevering of levering enerzijds en de balansdatum anderzijds opgenomen;

  • b.

    op investeringen van een geringer bedrag dan het in onderdeel a genoemde voor het eerst afgeschreven in het dienstjaar volgend op het jaar van oplevering of levering.

Artikel 28

Voorzieningen worden gevormd wegens:

  • a.

    verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs is te schatten;

  • b.

    op de balansdatum bestaande risico's terzake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang met een redelijke mate van waarschijnlijkheid geschat kan worden;

  • c.

    uitgaven die in een volgend dienstjaar zullen worden gemaakt, mits die uitgaven hun oorsprong mede vinden in het lopende dienstjaar of in een voorafgaand dienstjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van de lasten over een aantal dienstjaren.

Artikel 29

Aan de balans worden toegevoegd:

  • a.

    een overzicht van nog af te rekenen subsidies aan instellingen, bijdragen en andere inkomensoverdrachten, per toekenningjaar, alsmede een overzicht van de in het dienstjaar afgerekende subsidies, bijdragen en andere inkomensoverdrachten;

  • b.

    een overzicht van aan het Land toegekende nog af te rekenen subsidies, bijdragen en andere inkomensoverdrachten, per toekenningjaar, alsmede een overzicht van de in het dienstjaar afgerekende subsidies, bijdragen en andere inkomensoverdrachten;

  • c.

    een staat van de in het afgelopen dienstjaar en daaraan voorafgaande dienstjaren opgelegde aanslagen, alsmede de vermoedelijke toekomstige belastingontvangsten die daarop betrekking hebben;

  • d.

    een staat van vóór de balansdatum verleende en op dat tijdstip nog niet verstreken garantieverplichtingen;

  • e.

    een overzicht van andere belangrijke financiële verplichtingen voor toekomstige dienstjaren die volgens algemeen aanvaardbare grondslagen niet in de balans behoeven te worden opgenomen, zoals die welke voortvloeien uit langlopende overeenkomsten

  • f.

    een overzicht van deelnemingen van het Land in privaatrechtelijke personen, te verantwoorden tegen intrinsieke waarde, en met de historische kostprijs ter toelichting.

§ 5. Het kasstroomoverzicht

Artikel 30

  • 1. Het kasstroomoverzicht geeft door middel van een onderscheiding van soorten van ingaande en uitgaande kasstromen een volledige en gespecificeerde verklaring van de gerubriceerde mutaties van de liquide middelen gedurende het betreffende dienstjaar.

  • 2. Bij regeling van de Minister van Financiën worden de vorm waarin het overzicht, bedoeld in het eerste lid, wordt gepresenteerd, de gegevens welke het bevat en de wijze waarop deze gegevens worden gerubriceerd, vastgesteld.

§ 6. De toelichting op de jaarrekening en het verslag

Artikel 31

Onverminderd artikel 22, eerste lid, wordt in de toelichting op de jaarrekening in ieder geval opgenomen:

  • a.

    de grondslagen voor waardering van activa en passiva;

  • b.

    de grondslagen voor de bepaling van de baten en lasten;

  • c.

    de wijzigingen van de begroting.

Artikel 32

  • 1. Het verslag over het afgelopen dienstjaar wordt als een afzonderlijke nota onder de tot de jaarrekening behorende stukken opgenomen.

  • 2. Het verslag bevat in ieder geval een uiteenzetting of en in hoeverre tevoren met betrekking beleidsvoornemens die tot het betreffende dienstjaar waren geformuleerd zijn gerealiseerd.

Artikel 33

Modellen van de staten, overzichten en recapitulaties, bedoeld in dit hoofdstuk, worden bij regeling van de Minister van Financiën vastgesteld.

HOOFDSTUK 4 PROCEDURELE EN ADMINISTRATIEVE REGELS MET BETREKKING TOT BEGROTING EN JAARREKENING

§ 1. De voorbereiding van de begroting

Artikel 34

  • 1. Elke minister dient jaarlijks uiterlijk op 1 mei bij de Minister van Financiën ramingen in voor elk onderdeel van de administratie waarover hij het beheer voert. Deze ramingen gaan vergezeld van een uiteenzetting van het te voeren beleid alsmede van het ontwerp van een toelichting.

  • 2. De ramingen, bedoeld in het eerste lid, hebben zowel betrekking op de baten en lasten welke in het komende dienstjaar als op die welke ten minste in de drie daarop volgende jaren verwacht kunnen worden, alsmede op de in diezelfde periode wenselijk geachte investeringen en andere kapitaaluitgaven.

  • 3. De Minister van Financiën maakt bezwaar tegen de ramingen, bedoeld in het tweede lid, indien deze hem met het oog op het algemene financiële beleid of het doelmatig beheer van 's Lands gelden niet toelaatbaar voorkomen dan wel niet in een redelijke verhouding staan tot de doelstellingen van het beleid dat aan de begroting ten grondslag ligt.

  • 4. Bij regeling van de Minister van Financiën worden nadere regels vastgesteld met betrekking tot de voorbereiding en de inrichting van de ramingen, bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 35

Bij het opstellen van de begroting neemt de Minister van Financiën in acht:

  • a.

    de raming van de in het volgende jaar voor de Staten benodigde uitgaven zoals vastgesteld door het presidium van de Staten;

  • b.

    de raming van de in het volgende jaar voor de Raad van Advies, de Algemene Rekenkamer, de Ombudsman en de Electorale Raad benodigde uitgaven zoals door de ondervoorzitter, de voorzitters respectievelijk de Ombudsman, aan de Staten zijn toegezonden; alsmede

  • c.

    de ramingen van de in het volgende jaar voor overige adviesorganen benodigde uitgaven, zoals door de voorzitters daarvan aan de Minister aangeboden.

Artikel 36

Voor de bijdragen van het Land voor de instandhouding en het beheer van lichamen ingesteld bij onderlinge regeling als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, wordt door het daartoe bevoegde orgaan van het lichaam tijdig aan de Minister van Financiën een raming van de benodigde uitgaven aangeboden.

Artikel 37

Aan de hand van de ramingen, bedoeld in artikel 34 en de bijdragen, bedoeld in artikel 36, en voorts van andere gegevens die daarvoor nodig zijn, dient de Minister van Financiën bij de ministerraad een ontwerp van landsverordening tot vaststelling van de begroting met de daarbij behorende toelichtingen in met betrekking tot de begroting voor het komende dienstjaar en de ingevolge artikel 13, eerste lid, daaraan toe te voegen meerjarenbegroting.

Artikel 38

Ontwerpen van landsverordening tot vaststelling van de begroting met de daarbij behorende toelichtingen worden al dan niet gewijzigd door de ministerraad, de Raad van Advies, gehoord, goedgekeurd en vervolgens door de Minister van Financiën, mede namens alle afzonderlijke ministers, uiterlijk de tweede dinsdag van september, ingediend bij de Staten.

Artikel 39

  • 1. De in artikel 38 bedoelde ontwerpen van landsverordening met de daarbij behorende toelichtingen worden door de Minister van Financiën ter kennisneming aan de Algemene Rekenkamer toegezonden, zodra zij bij de Staten zijn ingediend.

  • 2. Deze toezending geschiedt met inachtneming van de bepalingen van de Landsverordening Algemene Rekenkamer.

Artikel 40

  • 1. In de toelichting, bedoeld in artikel 14, tweede lid, wordt in het gedeelte dat betrekking heeft op de functies van de Staten, de Raad van Advies, de Algemene Rekenkamer, de Ombudsman, de Electorale Raad, en de overige adviesorganen tevens het bedrag vermeld dat naar het oordeel van elk van deze instanties zelf daarvoor nodig is.

  • 2. In de toelichting, bedoeld in artikel 14, vierde lid, wordt tevens in het gedeelte dat betrekking heeft op de verplichtingen voor investeringen van de Staten, de Raad van Advies, de Algemene Rekenkamer, de Ombudsman, de Electorale Raad, en de overige adviesorganen, het bedrag vermeld dat naar het oordeel van elk van deze instanties zelf daarvoor nodig is.

§ 2. De uitvoering van de begroting

Artikel 41

  • 1. Behoudens het derde en vierde lid wordt over de bij de begroting toegestane bedragen beschikt door de minister die met het beheer van de betreffende functies in de begroting is belast. Met beschikken wordt bedoeld de bevoegdheid tot en het aangaan van financiële verplichtingen.

  • 2. De minister die met het beheer van de betreffende functies in de begroting is belast, is verantwoordelijk voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid dat aan de begroting ten grondslag ligt, alsmede voor de doelmatigheid van de bedrijfsvoering van een ministerie.

  • 3. Over de bedragen toegestaan bij de begroting voor geheime lasten als bedoeld in artikel vierde lid, 15, wordt telkens, op voorstel van de minister die het aangaat, door de betrokken minister beschikt nadat de Minister-President hiermede heeft ingestemd. De Minister-President of de minister die het aangaat verstrekt op verzoek van de Algemene Rekenkamer informatie over de gelden waarover de betrokken minister ten laste van de functie voor geheime lasten heeft beschikt. Deze informatieverstrekking geschiedt met inachtneming van de Landsverordening Algemene Rekenkamer, voorzover in die landsverordening regels terzake zijn gesteld.

  • 4. De Minister van Financiën kan met betrekking tot uitdrukkelijk door hem aan te geven bedragen, die op de begroting zijn toegestaan, maar niet behoren tot die welke in het derde en vierde lid bedoeld zijn, bepalen dat daarover alleen mag worden beschikt wanneer hij daarvoor toestemming heeft gegeven.

  • 5. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de functionarissen belast met het beheer van de begroting van een adviesorgaan.

Artikel 42

  • 1. Door de Minister van Financiën indien het hemzelf aangaat, dan wel door de minister die het aangaat gezamenlijk met de Minister van Financiën, wordt per functie, zonodig nader onderverdeeld naar afdeling of uitvoerende dienst, de secretaris-generaal van het betreffende ministerie onderscheidenlijk het hoofd van het betreffende organisatorische onderdeel aangewezen, die namens de minister die het aangaat, doch zonder zijn voorafgaande machtiging, mag beschikken over de in het betreffende besluit aangeduide bedragen welke in de begroting waarover hij het beheer heeft voorkomen. De Minister, die verschuivingen wil aanbrengen tussen functies van het betreffende ministerie, zal daarvoor de organisatie onderdelen raadplegen.

  • 2. Onder beschikken als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan de bevoegdheid tot en het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen die voortvloeien uit een besluit tot het aangaan van financiële verplichtingen.

  • 3. De namen en functies van degenen die zijn gemachtigd als bedoeld in het eerste lid, alsmede tot welke bedragen zij gemachtigd zijn, worden door de Minister van Financiën bijgehouden in een register, dat na elke wijziging, maar in elk geval iedere zes Bij maanden, wordt gepubliceerd. ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de inrichting en publicatie van dit register.

  • 4. Een besluit als bedoeld in het eerste lid, dat te allen tijde door de betrokken minister, onderscheidenlijk ministers, kan worden ingetrokken of gewijzigd, treedt in werking met ingang van de dag waarop het door de Minister van Financiën is vastgesteld.

  • 5. De besluiten, bedoeld in het eerste en tweede lid worden, zodra zij in werking zijn getreden, door of namens de Minister van Financiën een afschrift gezonden aan de Algemene Rekenkamer en aan de accountant van het Land.

  • 6. Privaatrechtelijke handelingen betreffende het aangaan van financiële verplichtingen als bedoeld in het eerste en tweede lid zijn nietig, indien zij zijn aangegaan door personen die daartoe niet of niet voldoende gemachtigd zijn conform het in het eerste lid aangeduide besluit.

  • 7. In afwijking van het zesde lid is een rechtshandeling als bedoeld in dat lid wel rechtsgeldig als de bevoegdheid tot het aangaan van de betreffende verplichting blijkt uit een ten behoeve van die rechtshandeling verstrekte schriftelijke machtiging. Een dergelijke machtiging wordt slechts in incidentele gevallen door de Minister Financiën verstrekt.

  • 8. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de functionarissen belast met het beheer van de begroting van een adviesorgaan. Van alle besluiten als bedoeld in het eerste lid wordt door of namens degene die ze genomen heeft een afschrift gezonden aan de Minister van Financiën, de Algemene Rekenkamer en aan de accountant van het Land.

Artikel 43

  • 1. De Minister van Financiën is belast met het toezicht op de uitvoering van de begroting.

  • 2. De Minister van Financiën wijst een organisatie-onderdeel van zijn ministerie aan dat namens hem is belast met de uitvoering van dit toezicht.

  • 3. Dit toezicht omvat mede de toetsing aan het algemene financiële beleid.

  • 4. Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke gegevens hem ten behoeve van het in het eerste lid bedoelde toezicht dienen te worden verstrekt, alsmede wanneer en in welke vorm dit dient te geschieden.

  • 5. De Minister van Financiën is belast met het toezicht op de inrichting van de financiële en andere administraties van het Land, alsmede op de wijze waarop die administraties worden gevoerd.

  • 6. De Minister van Financiën, en de Minister die het aangaat, hebben ten aanzien van derden in de collectieve sector en rechtspersonen aan wie door het Land of een derde voor rekening of risico van het Land rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie wordt verstrekt, recht op inzage in de jaarrekening, het jaarverslag en andere verantwoordingen, gegevens en documenten die nodig zijn voor de definitieve vaststelling van de subsidie, lening of garantie, alsmede de verslagen van de onderzoeken van accountants die deze bescheiden hebben gecontroleerd.

  • 7. Indien de bescheiden, bedoeld in het zesde lid, daartoe aanleiding geven, zijn de Minister van Financiën en de Minister die het aangaat bevoegd om bij de betrokken derde nadere inlichtingen in te winnen, dan wel inzage in ontbrekende bescheiden, documenten en andere informatiedragers te vorderen, alsmede, mede aan de hand van de administratie van de betrokken derde, een onderzoek in te stellen.

Artikel 44

  • 1. Elk jaar biedt de Minister van Financiën aan de Staten uiterlijk op 15 mei een nota aan waarin hij voorlopig verslag doet van het voorafgaande dienstjaar en van het lopende dienstjaar, uiterlijk op 15 augustus en vervolgens uiterlijk 15 november biedt hij een nota aan waarin hij voorlopig verslag doet van het lopende dienstjaar.

  • 2. In een nota als bedoeld in het eerste lid sluit de Minister van Financiën aan bij het meest recente verslag dat in een zodanige nota dan wel in de bij de begroting of de jaarrekening behorende stukken is opgenomen geweest.

  • 3. Tevens omvat de nota, bedoeld in het eerste lid:

    • a.

      een overzicht van de wijzigingen die door de Regering in de opgestelde ramingen noodzakelijk worden geacht, alsmede van de consequenties die deze wijzigingen naar zijn verwachting voor het saldo van de baten en lasten, de meerjarenbegroting en ’s Lands financiën zullen hebben;

    • b.

      een verslag aangaande de rechtshandelingen die op grond van artikel 43 tot stand zijn gekomen.

  • 4. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald welke andere elementen naast het bepaalde in het tweede lid in een nota als bedoeld in eerste lid moeten worden opgenomen.

Artikel 45

Een nota als bedoeld in artikel 44, eerste lid, wordt door of namens de Minister kennisneming van Financiën ter aan de Algemene Rekenkamer en de accountant van het Land toegezonden, zodra deze aan de Staten is aangeboden.

Artikel 46

  • 1. Alleen de Minister van Financiën kan bij de Landsverordening tot vaststelling van de begroting gemachtigd worden om overeenkomsten aan te gaan betreffende het uitgeven van geldleningen door het Land.

  • 2. Alleen de Minister van Financiën indien het hemzelf aangaat, dan wel de minister die het aangaat gezamenlijk met de Minister van Financiën, kunnen bij landsbesluit gegeven krachtens landsverordening worden gemachtigd tot het:

    • a.

      aan een derde uitlenen van aan het Land toebehorende gelden;

    • b.

      borgstellen van het Land voor de financiële verplichtingen van een derde.

  • 3. Alleen de Minister van Financiën indien het hemzelf aangaat, dan wel de minister die het aangaat gezamenlijk met de Minister van Financiën kunnen bij landsbesluit gegeven krachtens landsverordening worden gemachtigd tot het:

    • a.

      door het Land oprichten of mede-oprichten van privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • b.

      door het Land verwerven of medeverweren van aandelen in privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • c.

      vervreemden van aan het Land in eigendom toebehorende aandelen in privaatrechtelijke rechtspersonen.

  • 4. Een landsbesluit als bedoeld in het tweede of derde lid wordt door of namens de Minister van Financiën ter kennisneming aan de Staten en de Algemene Rekenkamer toegezonden. Deze toezending geschiedt met inachtneming van de Landsverordening Algemene Rekenkamer, voor zover in die landsverordening regels terzake zijn gesteld.

Artikel 47

  • 1. De uitvoering van werken, en het inkopen van goederen of diensten door het Land wordt in het openbaar aanbesteed.

  • 2. Het vaststellen van de begroting houdt geen afwijking van het eerste lid in.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, is een openbare aanbesteding niet vereist indien de geprojecteerde besteding:

    • a.

      het bedrag van NAf. 50.000,00 niet te boven gaat in geval van de inkoop van diensten of goederen;

    • b.

      het bedrag van NAf. 150.000,00 niet te boven gaat in geval van de uitvoering van werken.

  • 4. Bij landsbesluit op voordracht van Minister van Financiën kan van het eerste lid en derde lid worden afgeweken, indien:

    • a.

      het inkopen van goederen of diensten, of de uitvoering van werken noodzakelijk is als gevolg van een ramp, of

    • b.

      het algemeen belang zich verzet tegen uitstel van de aanbesteding.

  • 5. Een landsbesluit als bedoeld in het vierde lid wordt terstond aan de Staten gezonden.

  • 6. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden nadere regels vastgesteld voor de wijze waarop een aanbesteding wordt ingericht en uitgevoerd, alsmede de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het vierde lid.

§ 3. Wijzigingen en afwijkingen van de begroting

Artikel 48

  • 1. Dreigende overschrijdingen van in de begroting opgenomen bedragen worden met het oog op een stringent begrotingsbeleid zoveel mogelijk door passende en tijdige maatregelen voorkomen.

  • 2. Onder overschrijding als bedoeld in het eerste lid worden begrepen zowel lasten en investeringen die hoger, als baten die lager zijn dan in de begroting was voorzien.

  • 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden nadere regels gegeven die tot doel hebben de begrotingsdiscipline te versterken.

Artikel 49

  • 1. Wijziging van de begroting geschiedt bij of krachtens een landsverordening tot wijziging die begroting van of een landsverordening tot vaststelling van de jaarrekening.

  • 2. Wijziging van de begroting als bedoeld in het eerste lid, vindt plaats op drie vaste momenten in het jaar, gelijk met het aanbieden van de uitvoeringsnota's, bedoeld in artikel 44, eerste lid.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld aangaande de algemene inrichting van ontwerpen van landsverordening tot wijziging van de begroting.

  • 4. De bepalingen van de hoofdstukken 1 en 2 zijn op wijzigingen van de begroting zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 50

  • 1. In de volgende gevallen kan worden afgeweken van de begroting voorafgaand aan het tot stand komen van een landsverordening tot wijziging van de begroting:

    • a.

      indien het landsbelang zulks acuut vordert;

    • b.

      bij onverwacht opgekomen dringende behoeften in het dienstjaar waarin de begroting niet was voorzien.

  • 2. In het eerste lid wordt onder acuut verstaan de omstandigheid dat de gevolgen van oorlog of oorlogsgevaar, een ramp of een ander buitengewoon voorval door het Land moeten worden opgevangen.

  • 3. Voor zover de beoordeling of er sprake is van een acuut landsbelang niet in een wettelijke regeling aan een ander orgaan is opgedragen, komt zij toe aan de Minister-President. De Staten worden zo spoedig mogelijk na het betreffende besluit schriftelijk ingelicht over de daardoor ontstane financiële gevolgen, waarbij voorstellen worden gevoegd voor het opvangen daarvan.

  • 4. Nadat de Ministerraad heeft ingestemd dat zich een dringende behoefte als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, heeft voorgedaan, kan op voorstel van de minister die het aangaat door de Minister van Financiën over de benodigde gelden worden beschikt ten laste van de subfunctie voor onvoorziene lasten of de raming voor onvoorziene verplichtingen voor investeringen indien toereikend.

  • 5. De Minister van Financiën draagt er zorg voor dat de in dit artikel bedoelde lasten en verplichtingen voor investeringen, nadat over de benodigde gelden is beschikt, worden overgeschreven naar de subfunctie onderscheidenlijk de raming voor onvoorziene verplichtingen voor investeringen waarop zij betrekking hebben.

  • 6. De betreffende subfuncties of ramingen voor onvoorziene verplichtingen voor investeringen in de begroting worden in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, niet eerder aangetast dan nadat de Minister-President terzake een beslissing heeft genomen en in het geval, bedoeld in onderdeel b van genoemd lid, niet eerder dan nadat de Minister van Financiën over het betreffende bedrag heeft beschikt.

  • 7. De Minister van Financiën stelt terstond, voor een overschrijving als bedoeld in het vierde lid een ontwerp-landsverordening, tot wijziging van de begroting voor het betreffende dienstjaar met de daarbij behorende toelichting op. Hij biedt deze ontwerp-landsverordening met de daarbij behorende toelichting namens de Ministerraad aan de Gouverneur aan ter indiening bij de Staten.

  • 8. Een afschrift van een ontwerp van een landsverordening als bedoeld in het zevende lid, en de toelichting daarop wordt door of namens de Minister van Financiën zodra het bij de Staten is ingediend aan de Algemene Rekenkamer en de accountant van het Land gezonden.

Artikel 51

  • 1. De voor een dienstjaar op de kapitaaldienst van de begroting ter beschikking gestelde bedragen, die in dat dienstjaar niet tot verplichtingen voor investeringen hebben kunnen bij ministeriële beschikking geleid, worden toegevoegd aan de begroting voor het daaropvolgende dienstjaar voor de overeenkomstige ramingen terzake verplichtingen voor investeringen in de kapitaaldienst.

  • 2. Indien de bedragen zijn toegewezen voor functies, of ramingen betreffen voor investeringsverplichtingen die betrekking hebben op het beheer van een andere minister dan de Minister van Financiën, geschiedt de toevoeging bij gezamenlijke ministeriële beschikking van deze minister en de Minister van Financiën. Het model van een zodanige ministeriële beschikking kan bij ministeriële regeling worden vastgesteld.

  • 3. In de ministeriële beschikking, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt aangegeven op welke wijze in de dekking van de toegevoegde bedragen kan worden voorzien.

  • 4. Een ministeriële beschikking als bedoeld in het eerste en tweede lid treedt in werking op de dag waarop zij door de Minister van Financiën is vastgesteld.

  • 5. Van een ministeriële beschikking als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt zodra zij in werking is getreden, door of namens de Minister van Financiën onverwijld een afschrift gezonden aan de Staten, de Algemene Rekenkamer en de accountant van het Land. Het afschrift wordt vergezeld van een toelichting bij de betreffende beschikking.

  • 6. Toevoegingen van bedragen in de begroting aan de functies of aan de ramingen voor investeringsverplichtingen voor het daaropvolgende dienstjaar als bedoeld in het eerste en tweede lid worden bij landsverordening tot wijziging van de begroting als bedoeld in artikel 46, eerste lid, of anders bij landsverordening tot vaststelling van de jaarrekening als bedoeld in artikel 51, door de Staten bekrachtigd.

§ 4. Het opstellen van de jaarrekening

Artikel 52

  • 1. De jaarrekening over een dienstjaar wordt vóór 1 september van het jaar volgende op dat waarop zij betrekking heeft opgesteld door de Minister van Financiën.

  • 2. Ten dienste van de opstelling van de jaarrekening zendt elke minister tijdig aan de Minister van Financiën de daartoe benodigde financiële gegevens en overige benodigde informatie.

  • 3. De Minister van Financiën kan regels geven aangaande het tijdstip waarop de overige ministers de financiële gegevens en overige informatie, bedoeld in het tweede lid, uiterlijk aan hem dienen te verstrekken, alsmede aangaande de inrichting daarvan.

Artikel 53

  • 1. De door de Minister van Financiën opgestelde jaarrekening wordt al dan niet gewijzigd door de Ministerraad geaccordeerd. Onmiddellijk nadat de jaarrekening is geaccordeerd, zendt de Minister van Financiën deze naar de Algemene Rekenkamer en naar de accountant van het Land.

  • 2. De accountant zendt zijn verklaring en het daarbij behorende verslag binnen een termijn van één en een halve maand na ontvangst van de jaarrekening aan de Minister van Financiën met afschrift, aan de Algemene Rekenkamer.

  • 3. De Algemene Rekenkamer brengt binnen een termijn van één en een halve maand na de ontvangst van het afschrift van het verslag van de accountant een mede aan de Staten gericht verslag van haar bevindingen als bedoeld in artikel 100 van de Staatsregeling.

Artikel 54

  • 1. Uiterlijk binnen een maand na het uitbrengen van het verslag van de Algemene Rekenkamer, bedoeld in artikel 53, derde lid, dient de regering bij de Staten ter verlening van décharge aan de ministers over het door hen gevoerde financieel beheer met betrekking tot het voorafgaande dienstjaar een ontwerp-landsverordening tot vaststelling van de jaarrekening in.

  • 2. Bij de ontwerp-landsverordening tot vaststelling van de jaarrekening wordt gevoegd:

    • a.

      een accountantsverklaring en het daarbij behorende verslag van de accountant;

    • b.

      het door de Algemene Rekenkamer uitgebracht verslag van haar bevindingen met betrekking tot de jaarrekening.

  • 3. Indien de verklaring, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, of het verslag, bedoeld tweede lid, in het onderdeel b, niet tijdig beschikbaar is, voegt de regering bij de ontwerp-landsverordening, bedoeld in het eerste lid, een mededeling aangaande de oorzaak van het niet beschikbaar zijn en het tijdvak waarbinnen de verklaring of het verslag alsnog aan de Staten zal kunnen worden toegezonden.

  • 4. De Staten keuren de ontwerp-landsverordening tot vaststelling van de jaarrekening niet goed voordat zij hebben kunnen kennisnemen van het verslag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel

Artikel 55

Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden ontlast het besluit van de Staten om de ontwerp-landsverordening tot vaststelling van de jaarrekening goed te keuren de ministers ten aanzien van het door hen gevoerde beleid en beheer.

HOOFDSTUK 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 56

In afwijking van artikel 1, onderdelen a, b en c, worden de bijlagen, daarin bedoeld voor het eerst bij ministeriële regeling vastgesteld. Bij aanbieding van de begroting voor het dienstjaar 2012 wordt een ontwerp-landsverordening tot wijziging van deze verordening aangeboden ter goedkeuring van de bijlagen.

Artikel 57

eze landsverordening wordt aangehaald als: Comptabiliteitslandsverordening.

Memorie van toelichting Comptabiliteitsverordening

Memorie van toelichting Comptabiliteitsverordening

Translation of the National Accountability Ordinance

Translation of the National Accountability Ordinance

Translation of the Explanatory Memorandum of the National Accountability Ordinance

Translation of the Explanatory Memorandum of the National Accountability Ordinance