LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, houdende regelen nopens het inhouden van de inkomstenbelasting op de inkomsten van de ambtenaren

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, houdende regelen nopens het inhouden van de inkomstenbelasting op de inkomsten van de ambtenaren

Artikel 1

  • 1. Overeenkomstig het eerste lid van artikel 8 van de Invorderingsverordening en met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid van dat artikel worden bij de uitbetaling van de inkomsten, door de personen in dienst van Sint Maarten als zodanig genoten, ingehouden de bedragen van de hen opgelegde aanslagen inkomstenbelasting.

  • 2. [vervallen]

Artikel 2

  • 1. De inhouding geschiedt aan de hand van de afschriften van de belasting-kohieren en omvat de opgelegde voorlopige, definitieve en suppletoire aanslagen.

  • 2. Onmiddellijk nadat de aanslagbiljetten zijn verzonden zendt de Ontvanger de in het eerste lid bedoelde afschriften van de belasting-kohieren toe aan het orgaan met het opmaken van de betaalrollen belast.

Artikel 3

  • 1. Ingeval de inkomsten, bedoeld in artikel 1, als regel per maand worden uitbetaald, geschiedt de inhouding:

    • a.

      voor wat betreft de voorlopige aanslagen in negen termijnen, waarvan de eerste samenvalt met de uitbetaling op ultimo april van het jaar van de aanslag.

      Indien, tengevolge van te late ontvangst van de afschriften van de belasting-kohieren, de eerste inhouding niet per ultimo april van het jaar van de aanslag kan geschieden, dan wordt deze, zoveel als nodig blijkt te zijn, naar een latere maand verschoven, met dien verstande evenwel dat het aantal termijnen van de inhouding ten hoogste negen en tenminste vijf bedraagt en dat de laatste inhouding zoveel mogelijk geschiedt uiterlijk per ultimo maart van het jaar volgende op dat van de aanslag;

    • b.

      voor wat betreft de definitieve en suppletoire aanslagen in vijf termijnen.

  • 2. De termijnen van inhouding van elke aanslag zijn zoveel mogelijk aan elkaar gelijk, met dien verstande evenwel dat de op de eerste termijn volgende termijnen naar beneden worden afgerond op hele guldens.

  • 3. Aanslagen van minder dan NAf 10,- worden in eenmaal ingehouden.

Artikel 4

  • 1. Ingeval de inkomsten, bedoeld in artikel 1, als regel per week worden uitbetaald, geschiedt de inhouding in wekelijkse termijnen, waarbij de eerste termijn samenvalt met de uitbetaling van de lonen over de eerste volle werkweek in het kalenderjaar.

  • 2. De omvang van de wekelijkse inhoudingen wordt bepaald door het in artikel 3 bedoelde bedrag te herleiden; hiertoe wordt de maand gesteld op 20 dagen en de week op vijf dagen.

  • 3. Onmiddellijk na ontvangst van de in artikel 2 bedoelde afschriften van de kohieren, worden de inhoudingen gedurende het resterende gedeelte van het kalenderjaar bepaald, waarbij rekening wordt gehouden met de reeds ingehouden bedragen en zo nodig verrekening plaats heeft van het te veel of te weinig ingehoudene.

Artikel 5

Elke inhouding wordt, gesplitst naar belastingjaar, ter kennis van de belastingschuldige gebracht, terwijl hiervan tevens nauwkeurig aantekening wordt gehouden in de desbetreffende personeelsadministratie.

Artikel 6

  • 1. Bij beëindiging van de dienstbetrekking wordt, alvorens de laatste uitbetaling plaats heeft, aan belanghebbende een opgave (in duplo) verstrekt van zijn inkomsten gedurende het kalenderjaar in dienst van Sint Maarten genoten, waarmee deze zich vervoegt op het kantoor van de Inspecteur der Belastingen teneinde de over het tijdvak van de dienstbetrekking verschuldigde inkomstenbelasting te doen berekenen.

  • 2. Op de door de werknemer terug te ontvangen en aan de Ontvanger ter hand te stellen duplicaat-loonopgave vermeldt de Ontvanger het door de werknemer nog verschuldigde wegens inkomstenbelasting.

  • 3. Nadat het orgaan, belast met het opmaken van de betaalrollen, het duplicaat van de in het tweede lid bedoelde opgave heeft ontvangen, kunnen de aan belanghebbende nog toekomende inkomsten worden uitbetaald, waarbij met betrekking tot de alsnog in te houden belastingschuld het bepaalde in artikel 1614g van het Burgerlijk Wetboek in acht wordt genomen of het blijkens de verkregen inlichtingen teveel betaalde wordt gerestitueerd.

  • 4. Zo spoedig mogelijk na afloop van elke maand zendt het orgaan, belast met het opmaken van de betaalrollen, aan de Ontvanger een opgave, van iedere in de loop van de maand ontslagen persoon vermeldende het gedurende het kalenderjaar ingehouden belastingbedrag, gesplitst naar belastingjaar en kohierartikel.

  • 5. Zo nodig zorgt de Ontvanger voor de verdere invordering van de door de in het derde lid bedoelde personen nog verschuldigde belasting.

Artikel 7

Zo spoedig mogelijk na afloop van het kalenderjaar, doch uiterlijk vóór 1 april, zendt het orgaan dat belast is met het opmaken van de betaalrollen aan de Ontvanger een opgave aangevende het in het kalenderjaar ingehouden belastingbedrag, gesplitst naar belastingjaar en kohierartikel en onder vermelding van de namen van de belastingschuldigen.

Deze opgave wordt ingericht volgens het bij dit besluit behorende model.

Artikel 8

De bij de takken van dienst, als bedoeld in artikel 14 van de “Comptabiliteitsvoorschriften Eilandgebied” (bedrijven) ingehouden belastingbedragen worden uiterlijk op de 16de van elke maand gestort in de Landskas.

Artikel 9

Vóór de verzending van de aanslagbiljetten van hen, wier belasting op grond van dit besluit wordt ingehouden, vermeldt de Ontvanger daar dat het bedrag van de aanslag in maandelijkse termijnen zal worden ingehouden.

Artikel 10

  • 1. Ingeval een in artikel 1 bedoelde persoon de hem opgelegde aanslag binnen één maand na dagtekening van het aanslagbiljet in zijn geheel voldoet, geeft de ontvanger daarvan onverwijld kennis aan het orgaan dat belast is met het opmaken van de betaalrol waarop deze persoon voorkomt.

  • 2. Op verzoek van betrokkene kan de Ontvanger, nadat hem is gebleken dat de verschuldigde belasting tengevolge van beëindiging van de dienstbetrekking niet verder zal worden ingehouden of door middel van inhouding geheel is aangezuiverd, op het betreffende aanslagbiljet een ondertekende aantekening stellen aangevende het ingehouden en aan de Ontvanger voldane bedrag.

  • 3. Behalve in de gevallen, bedoeld in de vorige twee leden, geeft de ontvanger geen kwijting op de aanslagbiljetten die betrekking hebben op aanslagen welke ingevolge de bepalingen van dit besluit worden ingehouden.

Artikel 11

Op schriftelijk verzoek kan de Minister van Financiën bij een met redenen omklede beschikking afwijken van de gestelde inhoudingtermijnen indien handhaving voor betrokkene op grond van bijzondere omstandigheden overwegend bezwaar oplevert.

Artikel 12

[regelt de inwerkingtreding]