LANDSVERORDENING inzake het vervoer van personen met motorrijtuigen op de openbare weg tegen vergoeding

Geldend van 30-05-2015 t/m heden

Intitulé

LANDSVERORDENING inzake het vervoer van personen met motorrijtuigen op de openbare weg tegen vergoeding

I.ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

In deze landsverordening en de ter uitvoering daarvan gegeven regelen wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: de commissie Personenvervoer, bedoeld in artikel 4;

  • b.

    motorrijtuigen: rij- of voertuigen op meer dan twee wielen, bestemd om uitsluitend of mede door een mechanische kracht op of aan het rij- of voertuig zelf aanwezig, te worden voortbewogen;

  • c.

    autobussen: motorrijtuigen, ingericht tot het vervoer van personen, voor het gebruik waarvan een vergoeding verschuldigd is. De bestemming van een motorrijtuig tot autobus blijkt mede uit het kenteken, bedoeld in artikel 22 en het vergunningsbewijs bedoeld in artikel 21;

  • d.

    taxi's: motorrijtuigen, ingericht voor het vervoer van niet meer dan veertien personen, de bestuurder daaronder niet begrepen, en bestemd voor het tegen een vergoeding vervoeren van personen, anders dan op een daartoe aangewezen traject. De bestemming van een taxi blijkt mede uit het kenteken, bedoeld in artikel 22;

  • e.

    verhuurauto’s: motorrijtuigen ingericht tot het vervoer van personen, welke zonder bestuurder worden verhuurd; de bestemming van een motorrijtuig tot verhuurauto blijkt mede uit het kenteken als bedoeld in artikel 22 en het vergunningsbewijs als bedoeld in artikel 21;

  • f.

    toerwagens: motorrijtuigen, ingericht tot het vervoer van meer dan zeven personen, de bestuurder daaronder niet begrepen, en bestemd voor het tegen vergoeding uitvoeren van ritten, welke niet uitsluitend ten doel hebben het verstrekken van gelegenheid tot vervoer. De bestemming van een motorrijtuig tot toerwagen blijkt mede uit het vergunningsbewijs, bedoeld in artikel 21;

  • g.

    toerwagenritten: al dan niet volgens uitgevoerde dienstregeling ritten, welke niet uitsluitend ten doel hebben het verstrekken van gelegenheid tot vervoer van personen tussen bepaalde plaatsen;

  • h.

    autobusdienst:

    • 1.

      met een kleine autobus: vervoer van personen op een aangewezen traject met een autobus, ingericht tot het vervoer van minder dan tien personen;

    • 2.

      met (een) grote autobus(sen): vervoer van personen op een aangewezen traject en volgens een goedgekeurde dienstregeling met een of meer autobussen, ingericht tot het vervoer van tien of meer personen;

  • i.

    vergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 3;

  • j.

    vergunninghouder: hij, aan wie een vergunning is verleend, of diens gemachtigde;

  • k.

    bestuurder: hij, die een motorrijtuig feitelijk bestuurt;

  • l.

    ongeregeldvervoer: het vervoer van personen tegen vergoeding met motorrijtuigen, welke ingericht zijn tot het vervoer van meer dan 15 personen, doch welke niet onder de leden c, d, e of f valt. De bestemming van een motorrijtuig tot zodanig vervoer blijkt mede uit het vergunningsbewijs bedoeld in artikel 21 en het kenteken bedoeld in artikel 22;

  • m.

    de minister: de Minister van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie.

Artikel 2

  • 1.

    Deze landsverordening is uitsluitend van toepassing op motorrijtuigen, waarmede personen worden vervoerd over voor het openbaar verkeer openstaande wegen.

  • 2.

    Met vervoer over voor het openbaar verkeer openstaande wegen wordt voor de toepassing van deze landsverordening gelijk gesteld het aanbieden van motorrijtuigen met of zonder bestuurder of het opnemen van personen in motorrijtuigen tot vervoer over die wegen.

  • 3.

    Deze landsverordening is niet van toepassing op motorrijtuigen, welke zijn ingericht en uitsluitend worden gebruikt tot vervoer van zieken.

II. DE VERVOERSVERGUNNING

Artikel 3

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van de minister tegen vergoeding als beroep, nevenberoep, bedrijf of nevenbedrijf met een motorrijtuig personen te vervoeren of te doen vervoeren.

  • 2. De vergunning, bedoeld in het eerste lid, kan zijn:

    • a.

      een vergunning tot het uitoefenen van een autobusdienst met een kleine autobus; kleine autobus-vergunning;

    • b.

      een vergunning tot het uitoefenen van een autobusdienst met een grote autobus; de grote autobus-vergunning;

    • c.

      een vergunning tot het vervoeren van personen met een taxi: taxivergunning;

    • d.

      een vergunning tot het uitvoeren van toerwagenritten: toerwagenvergunning;

    • e.

      een vergunning tot het uitvoeren van ongeregeld vervoer: ongeregeld vervoervergunning.

  • 3. Het is verboden zonder vergunning (verhuurautoverordening) van de minister als beroep, nevenberoep, bedrijf of nevenbedrijf een motorrijtuig, ingericht tot het vervoer van personen, zonder bestuurder te verhuren.

Artikel 4

  • 1. Er is een commissie van advies voor de uitvoering van deze landsverordening. Zij draagt de naam Commissie Openbaar Personenvervoer.

  • 2. De commissie bestaat uit tenminste zeven en ten hoogste negen leden, waaronder de voorzitter. Zij worden bij landsbesluit benoemd, geschorst en ontslagen. Aan de commissie wordt door de minister een secretaris toegevoegd.

  • 3. Twee leden der commissie vertegenwoordigen de houders van vergunningen of organisaties van dezen.

  • 4. De minister wint het advies van de commissie in ten aanzien van de verlening, wijziging, overschrijving, vernieuwing of intrekking van een vergunning, alsmede in andere aangelegenheden, het personenvervoer met motorrijtuigen betreffende, waarin het dit wenselijk acht. De commissie kan de minister eigener beweging voorstellen doen en van advies dienen in zaken het personenvervoer met motorrijtuigen betreffende.

  • 5. De taak en werkwijze van de commissie worden verder geregeld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

  • 6. De minister zendt binnen zeven dagen na ontvangst elk, ingevolge deze verordening of krachtens deze verordening uitgevaardigde landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ingediend verzoek voor advies aan de commissie. De commissie is verplicht binnen zeven dagen na ontvangst daarvan haar advies ter zake aan de minister uit te brengen. Bij gebreke van dien zal de minister tot het nemen van haar beslissing ter zake overgaan, met vermelding dat het advies van de commissie niet tijdig is ontvangen.

  • 7. De minister is gehouden om binnen 10 dagen na ontvangst van het advies van de commissie, dan wel na verloop van voormelde aan de commissie gegeven termijn waarbinnen te adviseren, een beslissing te nemen.

Artikel 5

  • 1. De aanvraag om een vergunning geschiedt schriftelijk bij de minister en bevat tenminste de navolgende gegevens:

    • a.

      naam en voorna(a)m(en), geboortedatum, geboorteplaats, adres en nationaliteit van de aanvrager;

    • b.

      ingeval de aanvrager een rechtspersoon is: de juridische vorm, naam en zetel van de rechtspersoon, geboortedata, geboorteplaatsen, adressen en nationaliteit van de bestuursleden;

    • c.

      een opgave van het (de) motorrijtuig(en), waarover de aanvrager beschikt of denkt te kunnen beschikken, onder vermelding van het aantal personen, voor het vervoer waarvan dit (deze) is (zijn) ingericht;

    • d.

      welke vergunning de aanvrager wenst.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de wijze van aanvragen van vergunningen.

  • 3. De aanvrager is gehouden alle door de minister en de commissie gewenste inlichtingen volledig en naar waarheid te verstrekken.

Artikel 6

Een vergunning tot het exploiteren van een autobus of taxi als bedoeld in artikel 3, tweede lid, sub a en c, wordt slechts verleend, indien de vergunninghouder zelf als bestuurder van de autobus of huurauto zal optreden of de exploitatie van de autobus of taxi voor hem het hoofdmiddel van bestaan zal zijn.

Artikel 7

De minister kan, de commissie gehoord, de houder van een autobusvergunning of taxivergunning toestemming verlenen zich onder zijn verantwoordelijkheid door een bij hem in dienstbetrekking zijnde bestuurder te doen bijstaan.

Artikel 8

In geval van ziekte of andere bijzondere omstandigheden, waardoor de houder van een vergunning als in het vorige artikel bedoeld tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het motorrijtuig zelf te besturen, kan de minister, de commissie gehoord, voor een bepaalde tijd aan een ander toestemming verlenen ten behoeve van de vergunninghouder als bestuurder van het motorrijtuig op te treden.

Artikel 9

In de gevallen, bedoeld in de artikelen 13, eerste lid, en 14, tweede lid, kan de minister afwijken van het bepaalde in artikel 6, voor zoveel betreft de eis, dat de vergunninghouder zelf als bestuurder van het motorrijtuig moet optreden.

Artikel 10

De vergunning kan bij met redenen omkleed besluit van de minister worden geweigerd:

  • a.

    indien naar het oordeel van de minister reeds een duurzame en redelijke voorziening in de behoefte aan vervoer met autobussen, taxi’s, toerwagens en verhuurauto’ s bestaat;

  • b.

    indien het betreft een aanvraag voor een autobus of taxi, de aanvrager reeds houder is van een vergunning.

Artikel 11

De vergunning wordt bij met redenen omkleed besluit van de minister geweigerd:

  • a.

    indien de aanvrager niet gedurende de laatste 2 jaren zijn feitelijke woonplaats in Sint Maarten heeft gehad, tenzij de aanvrager de Nederlandse nationaliteit bezit;

  • b.

    indien de aanvrager niet bereid blijkt om de gewenste inlichtingen volledig en naar waarheid te verstrekken, dan wel inlichtingen betrekking hebbend op de aanvrage valselijk verstrekt;

  • c.

    indien de minister gegronde redenen heeft om te verwachten dat van de vergunning gebruik zal worden gemaakt in strijd met de openbare orde, veiligheid of goede zeden;

  • d.

    onverminderd het bepaalde onder a, b en c wordt, voor wat betreft autobussen en taxi’s een vergunning geweigerd, indien de aanvrager niet voldoet aan de eisen gesteld in artikel 6;

  • e.

    indien de aanvrager de leeftijd van 21 jaren nog niet heeft bereikt.

Artikel 12

  • 1. Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 2. De vergunninghouder, die zich niet of niet volledig houdt aan de voorwaarden verbonden aan de vergunning, wordt geacht zonder vergunning te hebben gehandeld.

Artikel 13

  • 1. Ingeval van overlijden van de vergunninghouder kan de minister de vergunning, indien deze noodzakelijk is voor het levensonderhoud van het gezin, waarvoor de vergunninghouder kostwinner of mede-kostwinner was, op een daartoe strekkend verzoek overschrijven op naam van een lid van het gezin.

  • 2. Bij de overschrijving kunnen aan de vergunning andere of aanvullende voorwaarden worden verbonden.

Artikel 14

  • 1. De vergunning vervalt van rechtswege:

    • a.

      bij het overlijden van de vergunninghouder, behoudens het bepaalde in het tweede lid;

    • b.

      indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 6 gestelde eisen;

    • c.

      indien de vergunninghouder niet meer zijn feitelijke woonplaats in Sint Maarten heeft.

  • 2. In het geval, bedoeld in het eerste lid onder a, kan de minister de vergunning op een daartoe strekkend verzoek nog gedurende ten hoogste drie maanden ten behoeve van een of meer leden van het gezin, waarvoor de vergunninghouder kostwinner of medekostwinner was, van kracht doen blijven.

Artikel 15

De vergunning kan op verzoek van de vergunninghouder door de minister worden ingetrokken.

Artikel 16

De vergunning kan bij met redenen omkleed besluit van de minister blijvend of voor een in dat besluit te bepalen termijn worden ingetrokken:

  • a.

    indien de vergunninghouder bij het aanvragen van de vergunning de van hem gevraagde inlichtingen opzettelijk niet naar waarheid heeft verstrekt;

  • b.

    indien de vergunninghouder niet heeft voldaan aan de bij het landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgestelde voorschriften met betrekking tot verzekering voor aansprakelijkheid jegens vervoerde personen en derden;

  • c.

    indien de rijvergunning van de vergunninghouder ingevolge het bepaalde in artikel 30 is vervallen;

  • d.

    zo het betreft een autobusvergunning of een taxivergunning, indien niet meer aan de in artikel 6 omschreven eisen wordt voldaan;

  • e.

    zo het betreft een autobusvergunning of een taxivergunning, indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de eisen gesteld in artikel 27;

  • f.

    indien de vergunninghouder vervoert of doet vervoeren, handelt of doet handelen in strijd met de hem verleende vergunning, de daarin gestelde voorwaarden en bepalingen of de bij of krachtens deze landsverordening gestelde regelen;

  • g.

    indien de vergunninghouder naar het oordeel van de minister langer dan zes maanden van de vergunning geen gebruik heeft gemaakt;

  • h.

    indien de vergunninghouder zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit op grond waarvan hem de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen is ontzegd of kan worden ontzegd.

Artikel 17

  • 1. Het besluit tot intrekking van de vergunning vermeldt de dag, waarop het in werking treedt. Tenzij de minister in bijzondere gevallen anders bepaalt, treedt het besluit niet in werking voordat de termijn van beroep is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

  • 2. Een afschrift van het besluit wordt de belanghebbende bij aangetekende brief toegezonden of tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt.

Artikel 18

[vervallen]

III. VOORSCHRIFTEN TEN AANZIEN VAN VERVOER

Artikel 19

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen ten aanzien van het vervoer met autobussen, taxi’s en toerwagens voorschriften worden vastgesteld omtrent:

  • a.

    inrichting, deugdelijkheid, keuring, onderhoud en zindelijkheid van de motorrijtuigen;

  • b.

    verplichtingen van de bestuurder en ander in de motorrijtuigen dienstdoend personeel;

  • c.

    tarieven, dienstregeling en vervoersvoorwaarden;

  • d.

    verzekering voor aansprakelijkheid jegens de vervoerde personen en derden;

  • e.

    verplichtingen van de vervoerde personen;

  • f.

    hetgeen verder in het belang van een veilig, ordelijk en behoorlijk vervoer in acht genomen moet worden.

Artikel 20

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen ten aanzien van het verhuren van motorrijtuigen, ingericht tot het vervoer van personen, zonder bestuurder voorschriften worden vastgesteld omtrent;

  • a.

    deugdelijkheid, keuring en onderhoud van motorrijtuigen;

  • b.

    verzekering voor aansprakelijkheid jegens de vervoerde personen en derden;

  • c.

    verplichtingen van de vergunninghouder ten aanzien van een deugdelijke administratie met betrekking tot de personen aan wie een motorrijtuig is verhuurd.

Artikel 21

  • 1. Aan de vergunninghouder wordt vanwege de minister een vergunningsbewijs uitgereikt voor elk motorrijtuig, dat door hem krachtens de vergunning zal worden gebruikt.

  • 2. Het vergunningsbewijs vermeldt, behalve de omschrijving van het motorvoertuig waartoe het behoord, het kenteken dat dit motorvoertuig ingevolge deze landsverordening moet voeren. De vorm en verdere inhoud van het vergunningsbewijs, het tijdstip en de wijze van vernieuwing, overschrijving en inlevering worden geregeld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

  • 3. De vergunninghouder is verplicht zorg te dragen, dat het vergunningsbewijs in het motorrijtuig waartoe het behoort, aanwezig is.

  • 4. De bestuurder van het motorrijtuig is verplicht het vergunningsbewijs op eerste vordering van de in artikel 33 bedoelde opsporingsambtenaren ter inzage af te geven.

Artikel 22

Het kenteken als bedoeld in het tweede lid van artikel 21 is:

  • a.

    voor een autobus: de hoofdletter B;

  • b.

    voor een taxi: de letters TAXI;

  • c.

    voor een toerwagen: de hoofdletter T;

  • d.

    voor een verhuurauto: de hoofdletter R;

  • e.

    voor een motorrijtuig, bestemd voor het uitvoeren van ongeregeld vervoer: de Hoofdletter G.

Artikel 23

Het is de houder van een autobusvergunning, een taxivergunning of een toerwagenvergunning, alsmede de bestuurder van een autobus, huurauto of toerwagen verboden hogere prijzen te vragen of te nemen, dan in de bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgestelde tarieven is bepaald.

Artikel 24

Het is de houder van een verhuurautovergunning verboden een motorrijtuig te verhuren aan een persoon, die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt of die niet kan aantonen, dat hij in het bezit is van een geldig rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van die aard.

Artikel 25

Indien de in artikel 33 bedoelde opsporingsambtenaren blijkt dat ten aanzien van een motorrijtuig, waarvoor een vergunningsbewijs is uitgereikt als bedoeld in artikel 21,

niet wordt voldaan aan de bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgestelde voorschriften als bedoeld in artikel 19, onder a en d, of artikel 20, onder a en b, zijn zij bevoegd dat motorrijtuig, nadat gelegenheid is gegeven de inzittenden naar hun bestemming te vervoeren ter bewaring bij het politiebureau te plaatsen. Het motorrijtuig wordt vrijgegeven zodra aan bedoelde eisen is voldaan.

Artikel 26

[Vervallen]

Artikel 27

[Vervallen]

Artikel 28

[Vervallen]

Artikel 29

[Vervallen]

Artikel 30

[Vervallen]

V.STRAF-, OVERGANGS-EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 31

  • 1. Overtreding van of handelen in strijd met het bepaalde in artikel 3 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Overtreding van of handelen in strijd met het bepaalde in artikelen 21, 23 en 24 en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste dertig dagen of een geldboete van de eerste categorie.

  • 3. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een gelijke overtreding onherroepelijk is geworden of vrijwillig voldaan is aan de voorwaarde, door de bevoegde ambtenaar van het openbaar ministerie krachtens artikel 1:149 van het Wetboek van Strafrecht gesteld, wordt de op het feit gestelde hechtenisstraf verdubbeld en wordt de op het feit gestelde geldboete verhoogd naar de naasthogere categorie.

  • 4. Op overtreding van of handelen in strijd met het bepaalde in een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld krachtens de artikelen 19 en 20, kan daarbij een straf worden gesteld, doch geen andere of hogere dan hechtenis van ten hoogste dertig dagen of een geldboete van de eerste categorie. Daarbij kan worden bepaald dat, indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een gelijke overtreding, onherroepelijk is geworden of vrijwillig is voldaan aan de voorwaarde, door de bevoegde ambtenaar van het openbaar ministerie krachtens artikel 1:149 van het Wetboek van Strafrecht gesteld, wordt de op het feit gestelde hechtenisstraf verdubbeld en wordt de op het feit gestelde geldboete verhoogd naar de naasthogere categorie.

Artikel 32

De feiten, bij deze landsverordening strafbaar gesteld, worden beschouwd als overtredingen.

Artikel 33

Met de opsporing van de feiten, bij deze landsverordening strafbaar gesteld, zijn belast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen.

Artikel 34

[vervallen]

Artikel 35

  • 1. [regelt de inwerkingtreding]

  • 2. [vervallen]

Artikel 36

Deze landsverordening kan worden aangehaald als "Landsverordening personenvervoer".