LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van de Monumentenlandsverordening

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van de Monumentenlandsverordening

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen, en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    monument: een roerende of onroerende zaak, die ten minste vijftig jaar geleden is vervaardigd en die van algemeen belang wordt geacht wegens zijn schoonheid, zijn kunstwaarde, zijn betekenis voor de wetenschap, de geschiedenis van het land of zijn volkenkundige waarde

  • b.

    beschermd monument: een monument, dat is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 7, eerste lid;

  • c.

    stads- of dorpsgezicht: een groep van onroerende zaken, hieronder begrepen bomen, wegen, straat en pleinen, die met een of meer tot de groep behorende monumenten een beeld vormen, dat van algemeen belang is wegens de schoonheid of het karakter van het geheel;

  • d.

    beschermd stads- of dorpsgezicht: een stads- of dorpsgezicht, dat is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 14, eerste lid;

  • e.

    monumentenraad: de monumentenraad, bedoeld in artikel 3, eerste lid;

  • f.

    belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit krachtens de Monumentenlandsverordening, onderscheidenlijk deze verordening is betrokken. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

  • g.

    de minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport.

Artikel 2

De minister brengt ten minste jaarlijks aan de Staten een rapport uit van de aanwezigheid van monumenten en stads- en dorpsgezichten, alsmede van de toestand waarin de beschermde monumenten en de beschermde stads- en dorpsgezichten zich bevinden.

Artikel 3

  • 1. Er is een monumentenraad. De leden worden bij landsbesluit, gehoord de Staten, benoemd. De leden dienen experts te zijn op het gebied van monumentenzorg en worden geacht deskundig te zijn op het gebied van de bouwkunde, de stedenbouwkunde, de kunst, de geschiedenis van eiland en volk, het oudheidkundig bodemonderzoek, het toerisme dan wel de financiële of de juridische aspecten van de monumentenzorg.

  • 2. De monumentenraad heeft tot taak de minister en de Staten gevraagd en ongevraagd van advies te dienen over aspecten, betrekking hebbende op de monumentenzorg en de werkzaamheden te verrichten die hem bij of krachtens enige verordening zijn opgedragen.

  • 3. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden de inrichting en de werkwijze van de monumentenraad geregeld.

HOOFDSTUK II Beschermende monumenten

§ 1 Aanwijzing tot beschermd monument

Artikel 4

  • 1. Monumenten kunnen al dan niet op verzoek van een belanghebbende door de minister worden aangewezen tot beschermd monument.

  • 2. Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden de criteria gesteld die bij aanwijzingen tot beschermd monument in het algemeen dienen te worden gehanteerd.

  • 3. Een besluit tot aanwijzing wordt met redenen omkleed en vermeldt in ieder geval de monumentale waarden van de zaak en op grond van welk algemeen belang of welke algemene belangen is besloten de zaak tot beschermd monument aan te wijzen.

  • 4. Indien de minister niet binnen zes maanden een besluit neemt over een verzoek tot aanwijzing van een monument tot beschermd monument, wordt het verzoek geacht te zijn afgewezen.

Artikel 5

  • 1. Een besluit tot aanwijzing wordt zo spoedig mogelijk door de minister schriftelijk aangetekend ter kennis gebracht van de eigenaren en van de rechthebbenden met een beperkt zakelijk recht ter zake van het betreffende monument, alsmede van de verzoeker, indien om aanwijzing is verzocht. Ingeval van onroerende monumenten geschiedt de kennisgeving voor zoveel mogelijk aan degenen, die als zodanig in de desbetreffende openbare registers bekend staan.

    Het besluit zal tevens de periode van terinzagelegging van het tweede lid vermelden.

  • 2. Het besluit tot aanwijzing wordt tevens zo spoedig mogelijk door de minister ter algemene kennis gebracht door vermelding vooraf van de terinzagelegging ervan in een of meer plaatselijke dagbladen en voorts op de voor publicatie van officiële mededelingen gebruikelijke wijze. Het besluit ligt gedurende dertig dagen voor een ieder ter inzage op het bestuurskantoor.

Artikel 6

[vervallen]

§ 2 Register van beschermde monumenten

Artikel 7

  • 1. De minister houdt van beschermde monumenten een openbaar register aan. In het register schrijft de minister de monumenten in, die tot beschermd monument zijn aangewezen, onder vermelding, met redenen omkleed, van de monumentale waarden ervan en van het algemeen belang of de algemene belangen op grond waarvan tot bescherming van de monumentale waarde is besloten, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen roerende en onroerende monumenten. De inschrijving geschiedt, nadat de periode van terinzagelegging van het besluit tot aanwijzing is verstreken. Indien tegen een besluit tot aanwijzing tijdig een beroepschrift is ingediend, wordt het desbetreffende monument ingeschreven, nadat het beroep is afgewezen.

  • 2. De inrichting en beheer van het in het eerste lid bedoelde register worden geregeld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen. Het register berust onder de minister en is voor een ieder ter inzage op het bestuurskantoor. Een ieder kan zich aldaar op zijn kosten afschriften doen verstrekken.

Artikel 8

  • 1. De minister geeft, indien het een onroerend goed betreft, binnen veertien dagen na de inschrijving van een beschermd monument in het register, bedoeld in artikel 7, eerste lid, daarvan door middel van een afschrift kennis aan de hypotheekbewaarder.

  • 2. De minister is bevoegd ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende in het register wijzigingen te doen aanbrengen, of beschermde monumenten, de monumentenraad gehoord, van het register af te voeren. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing. De artikelen 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing, tenzij de wijzigingen in het register geen veranderingen in de mate bescherming te weeg zullen brengen of van ondergeschikte aard zijn en de monumentale waarde van het beschermde monument niet aantasten.

§ 3 Vergunning tot onderzoek, herstel, verplaatsing, wijziging, afbraak of verwijdering

Artikel 9

  • 1. Indien een vergunning wordt aangevraagd om een beschermd monument zonder herstel geheel of gedeeltelijk af te breken, hoort de minister zo spoedig mogelijk de monumentenraad.

  • 2. De minister maakt het verzoek, alsmede zijn besluit, terstond bekend op de in artikel 5, tweede lid, aangegeven wijze.

  • 3. Van een vergunning om een beschermd monument zonder herstel geheel of gedeeltelijk af te breken kan pas gebruik worden gemaakt na verloop van dertig dagen, nadat zij is of wordt geacht te zijn verleend.

Artikel 10

  • 1. Een besluit tot het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Monumentenlandsverordening wordt met redenen omkleed.

  • 2. De minister kan aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg. Een vergunning kan worden verleend voor een bepaalde tijd.

Artikel 11

  • 1. De minister kan een verleende vergunning bij een met redenen omkleed besluit geheel of gedeeltelijk intrekken, indien blijkt dat:

    • a.

      de vergunning tengevolge van onjuiste of onvolledige gegevens is verleend;

    • b.

      de vergunninghouder de aan de vergunning verbonden voorschriften niet naleeft of anderszins misbruik maakt van de vergunning;

    • c.

      de vergunninghouder op ondeskundige wijze graafwerk ter opsporing of ter onderzoeking van monumenten verricht dan wel op ondeskundige wijze herstelwerkzaamheden aan een beschermd monument verricht;

    • d.

      sinds het tijdstip van de verlening van de vergunning de omstandigheden aan de zijde van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat na afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid tot het oordeel moet worden gekomen, dat er bescherming van de belangen van het beschermende monument de vergunning niet langer in stand kan blijven.

  • 2. De minister neemt geen besluit als bedoeld in het eerste lid alvorens de vergunninghouder, indien zijn woon- of verblijfplaats bekend is, gehoord, althans behoorlijk opgeroepen is.

  • 3. Indien een beschermd monument eigendom is van een kerkgenootschap of van een godsdienstige gemeenschap en uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, neemt de minister geen besluit als bedoeld in het eerste lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, voor zover het betreft een besluit, waarbij de wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het geding zijn.

§ 4 Bouwvallige beschermde monumenten, muren of erfafscheiding

Artikel 12

De eigenaar van beschermde monument of daartoe behorende muren of erfscheidingen, die wegens de geheel of gedeeltelijke bouwvallige of verwaarloosde toestand dreigen in te storten of gevaar opleveren, is op een schriftelijk en met redenen omkleed besluit van de minister verplicht te zorgen, dat binnen de daarbij gestelde termijn bedoelde beschermde monumenten of daartoe behorende muren of erfafscheidingen behoorlijk worden hersteld, versterkt of, ter keuze van de betrokken eigenaar, afgebroken. Indien voor het afbreken de ingevolge artikel 5 van de Monumentenlandsverordening vereiste vergunning niet is verleend, wordt door de minister echter geen keuze gelaten.

HOOFDSTUK III Beschermde stads- en dorpsgezichten

Artikel 13

  • 1. Bij de vaststelling van een ontwikkelingsplan als bedoeld in de Landsverordening ruimtelijke ontwikkelingsplanning kunnen daarin bestemmingsvoorschriften worden opgenomen, waarbij stad- en dorpsgezichten, die naar het oordeel van de minister vanuit het oogpunt van historische, stedenbouwkundige, toeristische of culturele waarden voor bescherming van het algemeen aanzicht in aanmerking komen, worden aangewezen tot beschermd stads- of dorpsgezicht. Bij een herziening van een ontwikkelingsplan kan zodanige aanwijzing worden ingetrokken dan wel de begrenzing ervan worden gewijzigd.

  • 2. Voordat een ontwerp-ontwikkelingsplan met bestemmingsvoorschriften als bedoeld in het eerste lid krachtens de Landsverordening ruimtelijke ontwikkelingsplanning ter inzage wordt gelegd, vraagt de minister ter zake advies aan de monumentenraad.

  • 3. Indien een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van de Landsverordening ruimtelijke ontwikkelingsplanning is ingediend, vraagt de minister binnen dertig dagen ter zake schriftelijk advies aan de monumentenraad, voordat hij beslist omtrent de vaststelling van het ontwerp-ontwikkelingsplan.

Artikel 14

  • 1. De minister houdt van beschermde stads- en dorpsgezichten een openbaar register aan. In het register schrijft de minister de stads- en dorpsgezichten in, die tot beschermde stads- en dorpsgezichten zijn aangewezen, onder vermelding met redenen omkleed van de monumentale waarden ervan en op grond van welk algemeen belang of welke algemene belangen tot bescherming van de monumentale waarde is besloten, onderscheidenlijk voert het deze van het register af dan wel wijzigt het de begrenzing ervan, indien tegen de betreffende bestemmingsvoorschriften of het ontwikkelingsplan als zodanig geen beroep als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Landsverordening ruimtelijke ontwikkelingsplanning bij de Gouverneur is ingesteld, dan wel, zo beroep is ingesteld, voor zover de Gouverneur in beroep de aanwijzing tot beschermd stads- of dorpsgezicht heeft gehandhaafd.

  • 2. De inrichting en het beheer van het in het eerste lid bedoeld register worden geregeld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen. Het register berust onder de minister en ligt voor een ieder ter inzage op het bestuurskantoor. Een ieder kan zich aldaar op zijn kosten afschriften doen verstrekken.

  • 3. Een onherroepelijk geworden ontwikkelingsplan met bestemmingsvoorschriften, waarbij een stads- of dorpsgezicht tot beschermd stads- of dorpsgezicht is aangewezen, dan wel die strekken tot bescherming van een beschermd stads- of dorpsgezicht, alsmede onherroepelijk geworden uitwerkings- of wijzigingsplannen op grond van bestemmingsvoorschriften, die gelden voor een beschermd stads- of dorpsgezicht, liggen eveneens bij het in het eerste lid bedoelde register voor een ieder ter inzage. Een ieder kan zich aldaar op zijn kosten afschriften van deze plannen doen verstrekken.

Artikel 15

  • 1. De minister geeft aan de hypotheekbewaarder binnen veertien dagen door middel van een afschrift kennis van inschrijvingen, afvoeringen dan wel wijzigingen als bedoeld in artikel 14, eerste lid.

  • 2. Van wijziging in de kadastrale tenaamstelling of kadastrale aanduiding van een beschermd stads- of dorpsgezicht geeft de hypotheekbewaarder binnen veertien dagen kennis aan de minister, die deze wijziging aanbrengt in het in artikel 14, eerste lid, bedoelde register.

HOOFDSTUK IV Vergoedingen

Artikel 16

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regelen gegeven over de gevallen waarin en de wijze waarop aan personen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Monumentenlandsverordening een tegemoetkoming in de kosten van onderhoud en herstel kunnen worden toegekend.

Artikel 17

Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden regelen gegeven over de schadevergoeding die kan worden toegekend, indien een beschermd roerend monument in bruikleen aan Sint Maarten is overgedragen.

HOOFDSTUK V Administratief beroep

Artikel 18

[vervallen]

HOOFDSTUK VI Wijziging verordeningen

Artikel 19

[wijzigt een andere regeling]

Artikel 20

[wijzigt een andere regeling]

HOOFDSTUK VII Slotbepalingen

Artikel 21

Dit besluit wordt aangehaald als: Monumentenbesluit.

Artikel 22

[regelt de inwerkingtreding]