LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 24ste mei 2013 tot uitvoering van de artikelen 11c, vijfde lid, en 11d, zesde en zevende lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs

Geldend van 10-07-2013 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-09-2012

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, van de 24ste mei 2013 tot uitvoering van de artikelen 11c, vijfde lid, en 11d, zesde en zevende lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit landsbesluit wordt verstaan onder:

  • a.

    verwijzingscommissie: verwijzingscommissie als bedoeld in artikel 11d, zesde lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs;

  • b.

    bevoegd gezag: bevoegd gezag, als bedoeld in artikel 1 van de Landsverordening voortgezet onderwijs;

  • c.

    ouders: ouders, voogden of verzorgers;

  • d.

    indicatiestelling: de beoordeling of een leerling toelaatbaar is tot arbeidsgericht onderwijs;

  • e.

    intelligentiequotiënt: quotiënt dat de cognitieve capaciteiten van een leerling uitdrukt, vastgesteld op basis van scores op verbaal en op niet-verbaal gebied;

  • f.

    leerachterstand: achterstand van een leerling in de domeinen technisch lezen, spellen, begrijpend lezen en inzichtelijk rekenen, gemeten op basis van didactische leeftijdseenheden (DLE) in relatie tot de didactische leeftijd (DL) op het moment van toetsing;

  • g.

    sociaal-emotionele problematiek: problematiek als gevolg van het sociaal-emotioneel functioneren van een leerling waardoor het onderwijsleerproces substantieel wordt belemmerd.

Hoofdstuk 2 Verwijzingscommissie

Artikel 2

  • 1. Er is een verwijzingscommissie.

  • 2. De verwijzingscommissie bestaat uit een voorzitter, die tevens lid is, en ten minste twee andere leden. Tot de leden behoren in ieder geval een diagnostisch geschoold psycholoog of diagnostisch geschoold orthopedagoog en een deskundige die kennis heeft en zicht heeft op het terrein van het voorbereidend secundair beroepsonderwijs.

  • 3. De voorzitter en de andere leden worden bij landsbesluit, op voordracht van de Minister, benoemd en ontslagen.

  • 4. De leden van de verwijzingscommissie zijn personen die onafhankelijk zijn van de afdeling voor arbeidsgericht onderwijs, waarvoor de commissie het advies opstelt.

  • 5. De verwijzingscommissie wordt bijgestaan door een administratief medewerker.

  • 6. De verwijzingscommissie draagt er zorg voor dat bij de voorbereiding van de beslissing geen leden betrokken zijn die deel uitmaken van of werkzaam zijn voor of bij het bevoegd gezag dat de aanvraag tot indicatiestelling doet.

Artikel 3

  • 1. Het bevoegd gezag beslist na overleg met de ouders van de leerling over een aanvraag tot indicatiestelling.

  • 2. Het bevoegd gezag stelt, na overleg met de ouders van de leerling, een aanvraag tot indicatiestelling samen.

  • 3. Bij de samenstelling van de aanvraag hanteert het bevoegd gezag de gegevens, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen a, b, c, en die met betrekking tot d en e zijn toegepast onder verantwoordelijkheid van een diagnostisch geschoold psycholoog of diagnostisch geschoold orthopedagoog met gebruik van de in artikel 6, eerste lid, bedoelde screenings- en testinstrumenten.

Artikel 4

  • 1. Het bevoegd gezag dient de aanvraag tot indicatiestelling betreffende leerlingen die het eerste leerjaar instromen, onverwijld doch uiterlijk voor 1 februari, in bij de verwijzingscommissie. De later dan 1 februari ingediende aanvragen worden niet door de verwijzingscommissie in behandeling genomen.

  • 2. Een aanvraag tot indicatiestelling betreffende leerlingen die reeds het voortgezet onderwijs volgen, dient op 1 oktober respectievelijk de daaropvolgende 1 april in het bezit te zijn van de verwijzingscommissie.

  • 3. Het bevoegd gezag maakt bij de aanvraag tot indicatiestelling gebruik van het door de verwijzingscommissie ter beschikking gestelde aanmeldingsformulier. Als aanmeldingsformulier geldt het formulier zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regeling. Een afschrift van het bij de verwijzingscommissie ingediende aanmeldingsformulier wordt aan de ouders van de leerling beschikbaar gesteld.

  • 4. Binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag tot indicatiestelling ontvangt het bevoegd gezag van de verwijzingscommissie een schriftelijke mededeling of de gegevens, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen a, b, c, d en e volledig zijn. Bij de beoordeling of de vraag volledig is, wordt de vraag betrokken of de school de in artikel 6, eerste lid bedoelde screenings- en testinstrumenten heeft toegepast.

  • 5. Indien de gegevens niet volledig zijn, vermeldt de verwijzingscommissie in de schriftelijke mededeling als bedoeld in het vierde lid, de ontbrekende gegevens. Het bevoegd gezag wordt na ontvangst van de mededeling eenmaal in de gelegenheid gesteld de gegevens te completeren. De termijn om de gegevens te completeren bedraagt maximaal één week na ontvangst van de schriftelijke mededeling.

  • 6. Indien de gegevens volledig zijn, registreert de verwijzingscommissie de gegevens. De verwijzingscommissie geeft vervolgens ten aanzien van de op 1 februari ingediende aanvragen uiterlijk 1 april en de op 1 april ingediende aanvragen uiterlijk 1 juni en ten aanzien van de op 1 oktober ingediende aanvragen uiterlijk 1 december een beslissing over de indicatiestelling af aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag stuurt de ouders een afschrift van de beslissing en stelt hen ook mondeling op de hoogte.

  • 7. De verwijzingscommissie heeft vijf weken de tijd om over een volledige aanvraag een besluit te nemen. Indien dit niet kan, dient de verwijzingscommissie de aanvrager schriftelijk hiervan op de hoogte te stellen en tegelijkertijd aan te geven wanneer het besluit wel bekend zal zijn.

  • 8. De verwijzingscommissie zendt, nadat de beslissing is gegeven binnen zes weken alle bescheiden die zij ten behoeve van de uitoefening van haar taak heeft ontvangen, terug aan het desbetreffende bevoegd gezag.

Artikel 5

  • 1. De verwijzingscommissie baseert per aanvraag als bedoeld in artikel 4 de beslissing over de indicatiestelling uitsluitend op:

    • a.

      de door het bevoegd gezag gegeven motivering die gebaseerd is op ervaringen met de leerling in het onderwijsleerproces, zoals die onder meer blijken uit het onderwijskundig rapport, als bedoeld in artikel 11d, tweede lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs;

    • b.

      de zienswijze van de ouders;

    • c.

      de leerachterstand van de leerling;

    • d.

      het intelligentiequotiënt van de leerling; en

    • e.

      indien dat noodzakelijk is voor het vormen van een oordeel, de resultaten van een of meer persoonlijkheidsonderzoeken met betrekking tot prestatiemotivatie, faalangst en emotionele instabiliteit die een beeld geven van de sociaal-emotionele problematiek van de leerling in relatie tot de leerprestaties.

  • 2. De leerachterstand van de leerling is de uitkomst van 1 minus (DLE/DL), waarin DLE het aantal maanden onderwijs is dat behoort bij het niveau dat de leerling feitelijk heeft bereikt en DL het aantal maanden is dat een leerling vanaf klas 1 in de perioden van september tot en met juni was ingeschreven bij het (speciaal) basisonderwijs.

  • 3. De verwijzingscommissie geeft uitsluitend een positieve beslissing, indien de leerling:

    • a.

      een intelligentiequotiënt heeft van ten minste 60 en ten hoogste 80 en een leerachterstand heeft op ten minste twee van de vier domeinen te weten inzichtelijk rekenen, begrijpend lezen, technisch lezen en spellen en waarvan ten minste één van deze twee domeinen inzichtelijk rekenen of begrijpend lezen betreft, en deze leerachterstand gelijk is aan of groter is dan 0,5;

    • b.

      een intelligentiequotiënt heeft van ten minste 80 en ten hoogste 91, waarbij de verbale intelligentie lager is dan 80, alsmede een leerachterstand heeft op tenminste twee van de vier domeinen inzichtelijk rekenen, begrijpend lezen, technisch lezen en spellen en waarvan ten minste één van deze twee domeinen inzichtelijk rekenen of begrijpend lezen betreft, en deze leerachterstand tenminste 0,5 is; of

    • c.

      een intelligentiequotiënt heeft van ten minste 60 en ten hoogste 80 alsmede een leerachterstand heeft op ten minste twee van de vier domeinen inzichtelijk rekenen, begrijpend lezen, technisch lezen en spellen en waarvan minimaal één van deze twee domeinen inzichtelijk rekenen of begrijpend lezen betreft, en deze leerachterstand tussen 0,25 tot 0,5 is alsmede sociaal-emotionele problemen heeft die belemmerend zijn voor goed functioneren in het onderwijs én die leerprestaties negatief beïnvloeden.

  • 4. Het intelligentiequotiënt, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, alsmede een persoonlijkheidsonderzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, wordt getest respectievelijk uitgevoerd door een diagnostisch geschoold psycholoog of orthopedagoog. De leerachterstand, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt getoetst door een diagnostisch geschoold psycholoog.

Artikel 6

  • 1. Jaarlijks wordt bij het begin van het nieuwe schooljaar door de voorzitter van de verwijzingscommissie een overzicht vastgesteld van instrumenten die in het kader van deze regeling als deugdelijke screenings – en testinstrumenten worden aangemerkt.

  • 2. Als eerste overzicht geldt het overzicht zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regeling.

Artikel 7

  • 1. Het toezicht op de verwijzingscommissie wordt uitgevoerd door de Dienst Onderwijsinspectie.

  • 2. De verwijzingscommissie brengt jaarlijks, voor 1 januari, van haar werkzaamheden verslag uit over het afgelopen kalenderjaar aan de Dienst Onderwijsinspectie.

  • 3. De minister stelt het model voor het jaarverslag van de verwijzingscommissie vast.

  • 4. De Dienst Onderwijsinspectie brengt jaarlijks aan de Minister verslag uit van haar bevindingen.

Hoofdstuk 3 Arbeidsgericht onderwijs

Artikel 8

Arbeidsgericht onderwijs is ten behoeve van leerlingen tussen 12 en 18 jaar, voor wie vaststaat dat een orthopedagogische en orthodidactische benadering geboden is.

Artikel 9

  • 1. Het aangeboden curriculum bestaat voor 30% uit theorievakken en voor 70% uit praktijkvakken.

  • 2. Vakken die in ieder geval in het curriculum worden opgenomen zijn: mens en maatschappij, wiskunde, Engels, lichamelijke opvoeding, culturele en artistieke vorming, algemene technische vaardigheden, muziek, zorg, computervaardigheden, mentorbegeleiding en herstellend onderwijs.

  • 3. Arbeidsgericht onderwijs biedt aan leerlingen begeleide stages aan.

Artikel 10

De groepsgrootte voor arbeidsgericht onderwijs is maximaal 16.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11

Uitsluitend in het jaar 2012 kan de verwijzingscommissie in afwijking van artikel 4, zevende lid, langer dan vijf weken beslissingstijd in acht nemen.

Artikel 12

[regelt de inwerkingtreding]

Artikel 13

Dit landsbesluit wordt aangehaald als: Regeling verwijzingscommissie AGO.