Landsbesluit houdende algemene maatregelen van de Minister van Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport van Sint Maarten houdende regels inzake de bezoldiging van onderwijspersoneel Bezoldigingslandsbesluit onderwijs

Geldend van 27-06-2016 t/m heden

Intitulé

Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 6de mei 2016 tot vaststelling van regels inzake de bezoldiging van onderwijspersoneel (Bezoldigingslandsbesluit onderwijs)

IN NAAM VAN DE KONING!

De Gouverneur van Sint Maarten,

In overweging genomen hebbende:

dat het wenselijk is om het bezoldigingssysteem voor onderwijspersoneel bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te leggen en dat systeem te laten aansluiten bij de salarisschalen en salaristreden, vastgesteld in Bijlage A bij de Bezoldigingsregeling ambtenaren;

Gelet op:

  • -

    artikel 18 van de Landverordening materieel ambtenarenrecht;

  • -

    artikel 31, eerste lid, van de Landsverordening basisonderwijs;

  • -

    artikel 38, eerste lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs;

  • -

    artikel 54, eerste lid, van de Landsverordening secundair beroepsonderwijs en educatie; en,

  • -

    artikel 27, eerste lid, van de Landsverordening funderend onderwijs;

 

Heeft, de Raad van Advies gehoord, besloten:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt verstaan onder:

  • a.

    bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in:

    • i.

      artikel 4, onderdeel b, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht;

    • ii.

      artikel 1 van de Landsverordening basisonderwijs;

    • iii.

      artikel 1 van de Landsverordening voortgezet onderwijs;

    • iv.

      artikel 1 van de Landsverordening secundair beroepsonderwijs en educatie; of,

    • v.

      artikel 1 van de Landsverordening funderend onderwijs;

  • b.

    functieboek onderwijs: functieboek als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bestaande uit een compilatie van functieboeken per onderwijsniveau, alsmede een functieboek voor onderwijsondersteunende functies voor alle onderwijsniveaus;

  • c.

    onderwijspersoneel: onderwijsgevend en overig personeel dat aan een openbare of bijzondere school is verbonden in de zin van de Landsverordening basisonderwijs, de Landsverordening voortgezet onderwijs, de Landsverordening secundair beroepsonderwijs en educatie of de Landsverordening funderend onderwijs;

  • d.

    salaris: van toepassing zijnde salarisschaal en salaristrede.

Hoofdstuk 2 Bezoldiging, toelagen, vergoedingen en gratificaties

Artikel 2

  • 1. Het functieboek onderwijs, houdende de functiebeschrijvingen van het onderwijspersoneel met bijbehorende functiewaarderingen, wordt vastgesteld overeenkomstig Bijlage 1 bij dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

  • 2. Op de functiewaarderingen, bedoeld in het eerste lid, zijn de salarisschalen en salaristreden, bedoeld in Bijlage A bij de Bezoldigingsregeling ambtenaren, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3

  • 1. Bij de aanstelling of benoeming van onderwijspersoneel wordt het salaris vastgesteld overeenkomstig de functiewaardering bij die functie in het functieboek onderwijs.

  • 2. De toepasselijke salarisschaal en salaristrede van het onderwijsgevend personeel worden bepaald aan de hand van:

    • a.

      de bevoegdheden en bewijzen van bekwaamheid, genoemd in:

      • i.

        de artikelen 24, 25 en 26 van de Landsverordening basisonderwijs;

      • ii.

        de artikelen 35 en 36 van de Landsverordening voortgezet onderwijs;

      • iii.

        de artikelen 34 en 35 van de Landsverordening secundair beroepsonderwijs en educatie; of,

      • iv.

        de artikelen 3 en 4 van de Landsverordening funderend onderwijs; en,

    • b.

      de werkervaring en het werkniveau van de betrokkene.

  • 3. De toepasselijke salarisschaal en salaristrede van het overig personeel worden bepaald aan de hand van de werkervaring en het werkniveau van de betrokkene.

Artikel 4

Bij de aanstelling of benoeming van een lid van het onderwijspersoneel kan van artikel 3, eerste lid, worden afgeweken, indien de betrokkene:

  • a.

    niet voldoet aan de functievereisten;

  • b.

    diens functie nog niet volledig en naar behoren vervult; of,

  • c.

    niet alle bevoegdheden en bewijzen van bekwaamheid bezit.

Artikel 5

  • 1. Bij de aanstelling of benoeming van een lid van het onderwijspersoneel wordt het salaris door het bevoegd gezag bepaald in een lagere salarisschaal dan de ingevolge artikel 3 toepasselijke schaal:

    • a.

      maximaal twee salarisschalen lager voor onderwijsgevend personeel in een geval als bedoeld in artikel 4; of,

    • b.

      maximaal twee salarisschalen lager voor overig personeel in een geval als bedoeld in artikel 4, aanhef en onderdeel a of onderdeel b.

  • 2. Indien een lid van het onderwijspersoneel met toepassing van het eerste lid is benoemd of aangesteld, wordt deze, indien niet langer sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 4, onderdelen a tot en met c, bevorderd naar de ingevolge artikel 3 toepasselijke schaal, met dien verstande dat aan deze het salaris wordt toegekend dat is verbonden aan de voor betrokkene naast hogere salaristrede.

  • 3. Indien het functioneren van een lid van het overige personeel na een tijdvak van vier jaren de toepassing van artikel 3 nog niet toelaat, wordt betrokkene geplaatst in een functie die in overeenstemming is met de salarisschaal waarnaar deze wordt betaald, of wordt deze betrokkene ontslag aangezegd.

Artikel 6

Indien een lid van het onderwijspersoneel wordt bevorderd naar een functie waaraan een hogere salarisschaal is verbonden, wordt aan deze de salaristrede in de nieuwe schaal toegekend waarvan het bedrag direct volgt op het bedrag van de aan die ambtenaar laatstelijk toekomende salaristrede in de oude schaal, vermeerderd met één salaristrede.

Artikel 7

Indien een lid van het onderwijspersoneel zonder voorafgaand ontslag wordt geplaatst in een functie waaraan een lagere salarisschaal is verbonden dan die waarnaar hij voorheen is betaald, behoudt deze betaling naar de voorheen toepasselijke salarisschaal.

Artikel 8

  • 1. Het salaris wordt maandelijks uitbetaald op of omstreeks de voorlaatste werkdag van de maand.

  • 2. Het salaris van een betrokkene met een onvolledige werktijd wordt vastgesteld op een evenredig gedeelte van het salaris bij een volledige werktijd, welke is bepaald op 40 uren per week.

  • 3. Indien bijzondere omstandigheden daartoe naar het oordeel van het bevoegd gezag aanleiding geven, kan van het eerste of tweede lid worden afgeweken.

Artikel 9

Toelagen, vergoedingen en gratificaties die aan ambtenaren kunnen worden toegekend op grond van de Bezoldigingsregeling ambtenaren, kunnen door het bevoegd gezag op overeenkomstige wijze aan het onderwijspersoneel worden toegekend.

Hoofdstuk 3 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 10

  • 1. Na inwerkingtreding van dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen bestaande aanspraken op bezoldigingen, periodieken of rangen en bestaande pensioengrondslagen of aanstellingseisen door de betrokkene alsnog gestand worden gedaan.

  • 2. Bestaande, schriftelijk vastgelegde aanspraken op individuele salarisverhogingen blijven onverkort van kracht.

Artikel 11

De Bovenwindentoelage wordt ingetrokken.

Artikel 12

  • 1. Dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen, treedt, zodra deze in het Afkondigingsblad is geplaatst, in werking met ingang van de eerste dag van de zevende week na de datum van bekrachtiging.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, treedt dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen:

    • a.

      in werking met ingang van de eerste dag van de derde week na de beslissing van het Constitutionele Hof indien de Ombudsman een zaak aanhangig heeft gemaakt als bedoeld in artikel 127, derde lid, van de Staatsregeling; of,

    • b.

      niet in werking indien het Constitutioneel Hof oordeelt dat dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen, niet verenigbaar is met de Staatsregeling.

Artikel 13

Dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt aangehaald als: Bezoldigingslandsbesluit onderwijs.

Dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt met de nota van toelichting in het Afkondigingsblad geplaatst.

Ondertekening

Gegeven te Philipsburg, de zesde mei 2016
De Gouverneur van Sint Maarten
De tiende mei 2016
De Minister van Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport
Uitgegeven de zevende juni 2016
De Minister van Algemene Zaken
Namens deze,
Hoofd afdeling Juridische Zaken & Wetgeving

NOTA VAN TOELICHTING

Bij het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, tot vaststelling van regels inzake de bezoldiging van onderwijspersoneel (Bezoldigingslandsbesluit onderwijs)

Algemeen deel

Met de inwerkingtreding van het onderhavige Bezoldigingslandsbesluit onderwijs (verder: Bezoldigingslandsbesluit) wordt een wettelijke grondslag geboden aan het reeds sinds 2007 geïmplementeerde Bezoldigingssysteem voor onderwijspersoneel.

Voorafgaand aan de ontmanteling van de Nederlandse Antillen op 10 oktober 2010 had het eilandgebied Sint Maarten geen eigen Bezoldigingsregeling of -richtlijn. Toentertijd hanteerde men als richtlijn de voor het onderwijspersoneel van het eilandgebied Curaçao geldende Bezoldigingsregelingen. De noodzaak om tot een eigen Bezoldigingssysteem te komen, werd echter wel gevoeld.

Om tot dit Bezoldigingssysteem te komen, werd de Werkgroep onderwijssalarissen opgericht, waarin vertegenwoordigers van de vakbonden, schoolbesturen en vakdepartementen zitting hadden. Deze werkgroep heeft in 2005 een nieuw Bezoldigingssysteem voor het onderwijs ontwikkeld, met de volgende uitgangspunten:

  • het oplossen van de tot dusver ervaren knelpunten als gevolg van het toenmalige in het onderwijs gebruikte Bezoldigingssysteem;

  • een gedeelde visie ontwikkelen, gedragen door de verschillende stakeholders binnen het onderwijs; en,

  • het nieuwe Bezoldigingssysteem baseren op de nieuwe functiebeschrijvingen en functiewaardering.

De werkgroep heeft het Bezoldigingssysteem vervolgens neergelegd in de nota “Bezoldigingssysteem Onderwijs”, welke door het toenmalige Bestuurscollege is goedgekeurd 1 .

Hieronder volgen enkele elementen uit het toen voorgestelde systeem:

  • het functieboek: een lijst met alle bestaande functies binnen het onderwijs waarin men benoemd kan worden, alsmede gewaardeerde functiebeschrijvingen;

  • de conversietabel: de wijze waarop de somscores van de functiewaardering gekoppeld worden aan het schalengebouw;

  • het schalengebouw: de salarisschalen en de salaristreden (periodieken) daarbinnen;

  • inpassingsregels: regels die gehanteerd worden bij de inpassing van het onderwijzend personeel van het oude naar het nieuwe systeem; en,

  • het beloningssysteem: regels inzake, aanstelling, bevordering, bezoldiging en periodieke verhogingen.

In 2007 is het Bezoldigingssysteem voor het onderwijspersoneel van Sint Maarten uiteindelijk geïmplementeerd. Het heeft vervolgens de nodige tijd in beslag genomen om te komen tot een wettelijke regeling waarmee aan dit Bezoldigingssysteem een wettelijke grondslag werd gegeven. De reden hiervoor is gelegen in de ingewikkeldheid van de materie zelf, alsook in de ingewikkeldheid van het wetgevingssysteem op het terrein van het onderwijs. Zo zijn de grondslagen voor het onderhavige Bezoldigingslandsbesluit geregeld in maar liefst vijf afzonderlijke landsverordeningen, te weten:

  • -

    Landsverordening materieel ambtenarenrecht;

  • -

    Landsverordening basisonderwijs;

  • -

    Landsverordening voortgezet onderwijs;

  • -

    Landsverordening secundair beroepsonderwijs en educatie; en,

  • -

    Landsverordening funderend onderwijs.

Bij het opstellen van het onderhavige Bezoldigingslandsbesluit diende met al deze verschillende landsverordeningen rekening te worden gehouden. Lastigheid hierbij was dat de grondslagen in deze landsverordeningen niet volledig gelijkluidend zijn. Bij het opstellen van het onderhavige Bezoldigingslandsbesluit is dan ook onderzocht wat de gemeenschappelijke noemer is in de verschillende grondslagen om daarvanuit te voorzien in de bestendiging van het reeds geïmplementeerde Bezoldigingssysteem voor het onderwijspersoneel.

De ingewikkeldheid vloeide verder voort uit het bestaande onderscheid tussen het openbaar en het bijzonder onderwijs. De materiële rechtspositie van onderwijspersoneel, werkzaam in het openbaar onderwijs, wordt beheerst door de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (verder: de Lma). In de Lma en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving zijn de nodige bevoegdheden en verplichtingen voor ambtenaren neergelegd, alsook voorschriften inzake hun bezoldiging. De Lma is echter niet rechtstreeks van toepassing op het onderwijspersoneel, dat werkzaam is in het bijzonder onderwijs. Omdat als uitgangspunt geldt dat het personeel van beide vormen van onderwijs naar dezelfde maatstaf behoren te worden bezoldigd, voor zover deze aan dezelfde voorwaarden voldoen, is dit in het onderhavige landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgelegd. Met andere woorden: uitgegaan is van gelijkheid tussen ambtenaren en niet-ambtenaren en gelijkheid tussen het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs, het secundair beroepsonderwijs en funderend onderwijs. Om die reden is voor de implementatie van het Bezoldigingssysteem voor onderwijspersoneel aansluiting gezocht bij de bezoldigingsregels voor ambtenaren, zoals neergelegd in de Bezoldigingsregeling ambtenaren (verder: Bra).

De inwerkingtreding van het Bezoldigingslandsbesluit zal niet leiden tot een langdurig inpassingstraject, aangezien met dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen, slechts de codificatie plaatsheeft van het reeds sinds 2007 in de praktijk toegepaste Bezoldigingssysteem.

Het Bezoldigingssysteem voor onderwijspersoneel is in het onderhavige landsbesluit, houdende algemene maatregelen, als volgt opgebouwd:

Centraal in het systeem staan de verschillende functieboeken, die per onderwijsvorm zijn onderverdeeld. In deze functieboeken staan de functiebeschrijvingen voor alle functies binnen het onderwijs uitgeschreven met de daarbij toepasselijke salarisschaal. Onderwijzend personeel kan enkel worden aangesteld overeenkomstig de functies die zijn opgenomen in het functieboek onderwijs, behorend bij het desbetreffende schooltype, zoals bijvoorbeeld funderend onderwijs. Daarmee wordt uitgesloten dat scholen andersoortige functies kunnen creëren of vervullen die niet zijn opgenomen in het functieboek onderwijs. Dit om de eenvormigheid in het onderwijs te bewaken. Overigens ontbreekt daarbij het functieboek voor het hoger onderwijs. Reden hiervoor is dat Sint Maarten thans nog geen Landsverordening voor het hoger onderwijs heeft vastgesteld. De diverse landsverordeningen op het gebied van onderwijs kennen een uitzonderingsmogelijkheid. Als er bijvoorbeeld een te kort is aan gekwalificeerd personeel, kan in afwijking van de verordening onderwijzend personeel toch worden aangesteld. Artikel 35 van de Landsverordening voortgezet onderwijs is daar een voorbeeld van. In de daarin genoemde gevallen maakt onderhavige regeling het mogelijk om een lager salaris uit te betalen in een zogeheten aanloopschaal. Verder wordt ten aanzien van de functieboeken opgemerkt dat het Bezoldigingslandsbesluit onderwijs niet alleen van toepassing is op het onderwijsgevende personeel, maar ook op het overige personeel, waaronder op grond van de verschillende landsverordeningen het onderwijsondersteunende en het niet-onderwijsgevende personeel worden gevat.

Teneinde de koppeling van het voor het onderwijspersoneel toepasselijke schalengebouw te behouden met dat van ambtenaren in algemene zin, is de keuze gemaakt om niet te voorzien in een afzonderlijk schalengebouw voor het onderwijs, maar daarvoor in de plaats aan te sluiten bij de salarisschalen voor ambtenaren, zoals deze zijn vastgelegd in bijlage A bij de Bra.

Het is verder de bedoeling van de regering om in de nabije toekomst aan het Bezoldigingssysteem voor onderwijspersoneel de beoordelingscyclus toe te voegen. Dit instrument is bedoeld om een kader te bieden voor rechtspositionele besluitvorming door het bevoegd gezag ten aanzien van de toekenning van periodieke verhogingen, salaris en van bevorderingen naar hoger ingeschaalde functies. Op dit moment is het echter niet mogelijk om deze beoordelingscyclus vast te leggen in het onderhavige landsbesluit, houdende algemene maatregelen, daar de delegatiegrondslagen in de verschillende landsverordeningen daartoe niet de ruimte laten. Om zulks in de nabije toekomst mogelijk te maken, is de regering voornemens om te voorzien in een ontwerp van landsverordening om de delegatiegrondslagen in de verschillende landsverordeningen van de noodzakelijke aanvullingen te voorzien.

Financiële paragraaf

Aan de invoering van het Bezoldigingslandsbesluit zijn geen directe financiële gevolgen verbonden, aangezien dit uitsluitend de vastlegging betreft van een Bezoldigingssysteem voor onderwijspersoneel welke in 2007 reeds in de praktijk is geïmplementeerd. De bedragen die reeds op de Landsbegroting ten behoeve van het onderwijs zijn gereserveerd, behoeven derhalve geen aanpassing.

Artikelsgewijs deel

Artikel 1

Dit artikel bevat een aantal begripsbepalingen. In de begripsomschrijving voor “bevoegd gezag” wordt verwezen naar de desbetreffende bepalingen in de landsverordeningen voor materieel ambtenarenrecht, basisonderwijs, voortgezet onderwijs, secundair beroepsonderwijs en educatie en funderend onderwijs. In de praktijk is de Minister van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport het bevoegd gezag voor het openbaar onderwijs. Voor het bijzonder onderwijs is het bevoegd gezag over het algemeen het desbetreffende schoolbestuur.

In de begripsomschrijving van “onderwijspersoneel” wordt verwezen naar de bepalingen in de landsverordeningen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, secundair beroepsonderwijs en educatie en funderend onderwijs. Het onderwijsgevend personeel verzorgt het onderwijs op een school en het overig personeel verzorgt de dagelijkse ondersteuning aan het onderwijs. Hierbij wordt opgemerkt dat het begrip “overig personeel” in de verschillende landsverordeningen op dezelfde wijze is gedefinieerd. Dat overig personeel valt voor de toepassing van dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen, onder het begrip onderwijspersoneel, tenzij daartoe in artikelen een specifiek onderscheid is gemaakt.

Het begrip “functieboek onderwijs” is ten slotte de verzamelnaam voor alle functieboeken van de verschillende onderwijstypen, alsook voor functieboek voor onderwijsondersteunende functies. Zoals in het algemeen deel is uiteengezet, ontbreekt een functieboek voor het HBO, aangezien Sint Maarten thans nog geen landsverordening heeft vastgesteld over hoger onderwijs.

Artikelen 2 en 3

Deze artikelen bevatten de kern van het bezoldigingssysteem voor het onderwijs. Allereerst wordt in artikel 2, eerste lid het functieboek onderwijs vastgesteld. Dit bestaat uit de functieboeken voor de volgende onderwijstypen:

  • Funderend Onderwijs (FO);

  • Funderend Speciaal Onderwijs (FSO);

  • Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO);

  • Voorbereidend Secundair Beroepsonderwijs(VSBO);

  • Hoger Algemeen Vormend Onderwijs / Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs (HAVO/VWO); en,

  • Secundair Beroepsonderwijs en Educatie (SBO).

Verder is voorzien in een apart functieboek ten aanzien van onderwijsondersteunende functies voor alle onderwijsniveaus, het zogenoemde “overig personeel”.

In artikel 2, tweede lid, is bepaald dat de salarisschalen en salaristreden zoals opgenomen in Bijlage A bij de Bra van overeenkomstige toepassing zijn op de verschillende functiewaarderingen. Zoals in het algemeen deel reeds is toegelicht, is dit gedaan om de aansluiting bij het bezoldigingssysteem van de ambtenaren te garanderen en elke mogelijkheid van ongelijkheid uit te sluiten.

Artikel 3 voorziet in de koppeling tussen het functieboek onderwijs, waarin de functiebeschrijvingen zijn neergelegd, en de aanstelling of benoeming van een individueel lid van het onderwijspersoneel. Voor het bepalen bij een aanstelling of benoeming van de toepasselijke salarisschaal en salaristrede zijn de bevoegdheids- en bekwaamheidseisen van belang. Deze eisen zijn neergelegd in de verschillende landsverordeningen en zien er met name op dat de onderwijsgevende:

  • bekwaam is om aan een bepaalde schoolvorm onderwijs te verzorgen;

  • voldoende pedagogisch en didactisch opgeleid is;

  • een geldig bewijs van goed zedelijk gedrag overlegt;

  • een geldige geneeskundige verklaring overlegt, die aangeeft dat de onderwijsgevende geen ziels- en lichaamsgebreken heeft die deze ongeschikt maakt om onderwijs te verzorgen;

  • niet diens bevoegdheid tot het geven van onderwijs ontnomen is door de rechter of minister;

  • 3 jaar beroepservaring heeft; en,

  • kwalificatieniveau heeft, waaronder de aanduiding van het niveau van beroepsuitoefening wordt verstaan, gebaseerd op de mate van verantwoordelijkheid en complexiteit;

Naast de voornoemde eisen wordt eveneens de werkervaring, het werkniveau en de functievereisten van de aan te stellen of benoemen betrokkene meegenomen in het bepalen van de toepasselijke salarisschaal en salaristrede.

Voor het overig personeel geldt uiteraard slechts een deel van deze eisen, voor zover dat in de verschillende landsverordeningen is bepaald.

Artikelen 4 en 5

Hoofdregel is dat gekwalificeerd personeel wordt ingeschaald zoals opgenomen is in functieboek onderwijs, daarbij wordt voor de indeling in de trede rekening gehouden met werkervaring en werkniveau. Echter in bepaalde gevallen moet het mogelijk zijn om een uitzondering te maken. Artikel 4 bepaalt dat kan worden afgeweken van artikel 3, in de zin dat de mogelijkheid wordt geboden om het salaris van onderwijspersoneel dat niet aan de gestelde eisen voldoet, afwijkend vast te stellen bij de aanstelling. Door onderwijspersoneel in een lagere schaal, de zogenoemde aanloopschaal, te plaatsen bij de aanstelling, hebben deze personeelsleden de mogelijkheid om te groeien naar de daadwerkelijke schaal die op grond van het functieboek onderwijs bij hun functie hoort. Het zou vanuit het oogpunt van rechtsgelijkheid onwenselijk zijn als lager of niet gekwalificeerd personeel, dat bij wijze van uitzondering wordt aangesteld, een even hoog salaris zou ontvangen als gekwalificeerd personeel. Daardoor worden docenten ook niet aangemoedigd om alsnog hun kwalificaties te halen. Daarbij beoogt dit artikel tevens te regelen dat mogelijke tekorten van onderwijzend personeel opgevangen kunnen worden. De situaties waarin het mogelijk is om van de reguliere bezoldigingsvaststelling af te wijken, zijn opgesomd in artikel 4, onderdelen a tot en met c. Artikel 5, eerste lid, regelt vervolgens daartoe de plaatsing in de aanloopschaal.

Artikel 5, tweede lid, regelt het moment waarop onderwijspersoneel wordt bevorderd naar de salarisschaal, die overeenkomstig het functieboek onderwijs past bij de functie die dat personeelslid bezet. Een dergelijke bevordering door het bevoegd gezag vindt plaats op het moment dat een personeelslid voldoet aan de vereisten, opgesomd in artikel 3, die behoren bij diens functie, alsmede wanneer niet langer sprake is van een van de situaties, genoemd in artikel 4, onderdelen a tot en met c. Vanaf dat moment wordt het betreffende personeelslid geplaatst in de salarisschaal die op grond van het functieboek onderwijs bij diens functie behoort, met dien verstande dat het personeelslid de salaristrede ontvangt die het meest overeenkomt met diens salaris in de aanloopschaal. Daarbij is de regel dat het te ontvangen salaris altijd naar boven wordt afgerond, met andere woorden: het personeelslid wordt in de naast hogere salaristrede geplaatst in diens nieuwe salarisschaal.

Verder geldt, uitsluitend voor het overige personeel, dat indien na vier jaar geconstateerd wordt dat er geen groei heeft plaats gevonden, het contract wordt beëindigd, dan wel dat het betreffende personeelslid wordt overgeplaatst naar een functie die in overeenstemming is met de salarisschaal waarin deze worden betaald.

Artikel 6

Dit artikel regelt in welke salaristrede een lid van het onderwijspersoneel wordt geplaatst, wanneer deze wordt bevorderd naar een nieuwe functie. In geval van bevordering wordt het huidige salaris als uitgangspunt genomen. Dat salaris wordt gelegd langs de lat van de nieuwe schaal. De trede binnen de nieuwe schaal die het eerst volgt op het huidige salaris in de oude schaal wordt bij de bevordering aan het personeelslid toegekend. Daarbij wordt een extra bezoldigingstrede toegekend. Op deze manier wordt verzekerd dat een lid van het onderwijspersoneel er bij bevordering ook financieel op vooruit gaat.

Ter verduidelijking het volgende voorbeeld:

Mevrouw A is ingeschaald in schaal 9, trede 14. Het bruto salaris bedraagt NAf 6.037,-. Mevrouw wordt bevorderd naar een functie, die is gewaardeerd op schaal 10. De trede binnen de nieuwe schaal die het eerst volgt op het huidige salaris is trede 9, oftewel NAf 6.160,-. Mevrouw A krijgt bovenop dit bedrag bij wijze van bevordering een salaristrede erbij. Het nieuwe salaris is dan schaal 10, trede 10, oftewel NAf 6.293,-.

Artikel 7

Dit artikel bepaalt dat wanneer een lid van het onderwijspersoneel naar een functie wordt geplaatst waaraan een lagere salarisschaal is verbonden, dit lid er niet in salaris op achteruit zal gaan.

Artikel 8

Het salaris wordt per maand uitbetaald. Een werkweek voor het onderwijspersoneel bedraagt 40 uur. Berekening van het deeltijdsalaris wordt als volgt gedaan: het aantal werkuren wordt door 40 gedeeld en dan vermenigvuldigd met het voltijdse maandsalaris.

Ter verduidelijking het volgende rekenvoorbeeld:

Meneer B heeft een maandsalaris van NAf 5.000,-. Hij werkt 40 uur per week. Met ingang van de nieuwe maand wil hij graag 32 uur werken in plaats van 40.

Het maandsalaris van Meneer B zal dan bedragen (32:40) × NAf 5.000,-= NAf 4.000,-.

Artikel 9

Dit artikel regelt dat toelagen en gratificaties die op grond van de Bra aan ambtenaren kunnen worden toegekend, op overeenkomstige wijze door het bevoegd gezag kunnen worden toegekend aan onderwijspersoneel. Voor de beantwoording van de vraag wie in welk geval het bevoegd gezag is, wordt hier volstaan met een verwijzing naar de toelichting bij artikel 1. De toelagen en gratificaties die middels dit artikel aan het onderwijspersoneel kunnen worden toegekend, betreffen onder meer de kindertoelage, bijzondere toelagen en gratificaties bij jubilea.

Artikel 10

Leden van het onderwijspersoneel hebben, net als andere werknemers, naast plichten ook rechten. Het is niet de bedoeling van de inwerkingtreding van het onderhavige landsbesluit, houdende algemene maatregelen, dat personeelsleden deze rechten kwijtraken. Ter bescherming van bestaande afspraken is daarom in dit overgangsrecht voorzien.

Artikel 11

De Bovenwindentoelage waarvan in dit artikel melding wordt gemaakt, is reeds in 2007 onofficieel ingetrokken. Met de inwerkingtreding van het onderhavige landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt deze intrekking officieel gemaakt. In de nieuwe salarisstructuur is de Bovenwindentoelage die 16.3% van het basismaandsalaris bedroeg, geïncorporeerd in het salaris. Dit heeft tot gevolg dat de pensioengrondslag verbetert, maar betekent daarnaast een verhoging van de pensioenpremie voor zowel de werkgever als de werknemer.

De Minister van Onderwijs, Cultuur,

Jeugd en Sport


Noot
1

BC-besluiten 301007, no. 10 & 281008, no. 15