Regeling vervallen per 19-10-2021

Ministeriële regeling van de 26 juni 2017 van de Minister van Algemene Zaken, houdende beperkende maatregelen tegen bepaalde staten, gebieden, individuele personen, groepen en organisaties (Sanctielandsregeling)

Geldend van 03-08-2017 t/m 18-10-2021

Intitulé

Ministeriële regeling van de 26 juni 2017 van de Minister van Algemene Zaken, houdende beperkende maatregelen tegen bepaalde staten, gebieden, individuele personen, groepen en organisaties (Sanctielandsregeling)

DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

In overweging genomen hebbende:

dat de Landsverordening, houdende wijziging van de Sanctielandsverordening ter uitvoering van aanbeveling 6 van de Financial Action Task Force om zonder vertraging de beperkende maatregelen te implementeren en enkele wetstechnische aanpassingen, is bekrachtigd;

dat het als gevolg van de wijziging van artikel 2 van de Sanctielandsverordening noodzakelijk is om bij ministeriële regeling regels vast te stellen ter uitvoering van VN-Veiligheidsraadresoluties, alsmede verordeningen, gemeenschappelijke standpunten of besluiten vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid van de Europese Unie, voor zover deze zijn gericht op de handhaving of het herstel van de internationale vrede en veiligheid of de bevordering van de internationale rechtsorde, of de bestrijding van terrorisme en terrorismefinanciering, of de preventie, bestrijding en verstoring van proliferatie van massavernietigingswapens en de financiering ervan;

Gelet op artikel 2 van de Sanctielandsverordening;

BESLUIT:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    bevriezen van middelen: het voorkomen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren, gebruiken of omgaan met middelen met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming, of andere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde middelen, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;

  • b.

    financiële diensten: alle diensten van financiële aard, waaronder alle verzekeringsdiensten en met verzekeringen verband houdende diensten, en alle bankdiensten en andere financiële diensten;

  • c.

    middelen: activa van welke aard ook, juridische documenten of instrumenten in welke vorm ook, ook elektronisch of digitaal, waaruit eigendom van of een belang in dergelijke activa blijkt, met inbegrip van, doch niet beperkt tot, bankkredieten, reischeques, postwissels, aandelen, obligaties, wissels, kredietbrieven en andere effecten;

  • d.

    sancties: resoluties, verordeningen, besluiten en gemeenschappelijke standpunten als bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel 2

  • 1. Van toepassing is:

    • a.

      Resolutie 1267 (1999) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 15 oktober 1999 inzake de Taliban (S/Res/1267/1999), Resolutie 1373 (2001) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 28 september 2001 inzake internationaal terrorisme (S/Res/1373/2001), Resolutie 1390 (2002) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 28 januari 2002 inzake Al-Qa’ida (S/Res/1390/2002), Resolutie 1988 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 17 juni 2011 inzake Afghanistan (S/Res/1988/2011); laatstelijk gewijzigd door Resolutie 2231 (2016) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 20 december 2016 (S/Res/2231/2016);

    • b.

      Verordening (EU) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (Pb 2001, L 344), laatstelijk gewijzigd door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1710/20156 van de Raad van 27 september 2016 (Pb 2016, L 259);

    • c.

      Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (Pb 2001, L 344), laatstelijk gewijzigd door Besluit 2016/1136/GBVB van de Raad van 12 juli 2016 (Pb 2016, L 188);

    • d.

      Gemeenschappelijk Standpunt 2001/930/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 27 december 2001 inzake terrorismebestrijding (Pb 2001, L 344);

    • e.

      Verordening (EU) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa’ida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 467/2001 van de Raad tot instelling van een verbod op de uitvoer van bepaalde goederen en diensten naar Afghanistan, tot versterking van het verbod op vluchten en verlenging van de bevriezing van tegoeden en andere financiële middelen ten aanzien van de Taliban van Afghanistan (PB 2002, L 139), laatstelijk gewijzigd door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 700/2017 van de Commissie van 18 april 2017 (Pb 2017, L 103);

    • f.

      Gemeenschappelijk Standpunt 2002/402/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 27 mei 2002 betreffende beperkende maatregelen tegen Osama bin Laden, de leden van de Al-Qa’ida-organisatie, de Taliban en andere daarmee verbonden personen, groepen, ondernemingen en entiteiten, en tot intrekking van de Gemeenschappelijke Standpunten 96/746/GBVB, 1999/727/GBVB, 2001/154/GBVB en 2001/771/GBVB, laatstelijk gewijzigd door Besluit 2016/341/GBVB van de Raad van 4 augustus 2016 (Pb 2016, L 212);

    • g.

      Verordening (EU) nr. 753/2011 van de Raad van 1 augustus 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, groepen, ondernemingen en entiteiten in verband met de situatie in Afghanistan (Pb 2011, L 199), laatstelijk gewijzigd door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2043/2015 van de Raad van 16 november 2015 (Pb 2015, L 300);

    • h.

      Besluit 2011/486/GBVB van de Raad van 1 augustus 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, groepen, ondernemingen en entiteiten in verband met de situatie in Afghanistan (Pb 2011, L 199), laatstelijk gewijzigd door Uitvoeringsbesluit 2015/2054/GBVB van de Raad van 16 november 2015 (Pb 2015, L 300);

    • i.

      Resolutie 1556 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 30 juli 2004 inzake Sudan (S/Res/1556/2004), laatstelijk gewijzigd door Resolutie 2340 (2016) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 8 februari 2017 (S/Res/2340/2017);

    • j.

      Verordening (EU) nr. 747/2014 van de Raad van 10 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Sudan en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 131/2004 en Verordening (EG) nr. 1184/2005 (Pb 2014, L 203);

    • k.

      Besluit 2014/450/GBVB van de Raad van 10 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Sudan en tot intrekking van Besluit 2011/423/GBVB (Pb 2014, L 203);

    • l.

      Verordening (EU) nr. 735/2015 van de Raad van 2 mei 2015 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Zuid-Sudan en tot intrekking van Verordening (EU) 748/2014, laatstelijk gewijzigd door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1112/2015 van de Raad van 9 juli 2015 (Pb 2015, L 182);

    • m.

      Besluit 2015/740/GBVB van de Raad van 22 mei 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Zuid-Sudan en tot intrekking van Besluit 2014/449/GBVB (Pb 2015, L 117), laatstelijk gewijzigd door Uitvoeringsbesluit 118/2015/GBVB van de Raad van 9 juli 2015 (Pb 2015, L 182);

    • n.

      Resolutie 1718 (2006) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 14 oktober 2006 inzake Noord Korea (S/RES/1718/2006), laatstelijk gewijzigd door Resolutie 2270 (2016) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 2 maart 2016 (S/RES/2270/2016);

    • o.

      Verordening (EU) nr. 329/2007 van de Raad van 27 maart 2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Democratische Volksrepubliek Korea (Pb 2007, L 88), laatstelijk gewijzigd door Verordening (EU) nr. 658/2017 van de Raad van 6 april 2017 (Pb 2017, L 94);

    • p.

      Besluit 2016/849/GBVB van de Raad van 27 mei 2016 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Besluit 2013/183/GBVB (Pb 2016, L 141), laatstelijk gewijzigd door Besluit 2017/666/GBVB van de Raad van 6 april 2017 (Pb 2017, L 94);

    • q.

      Resolutie 1737 (2006) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 27 december 2006 inzake non proliferatie Iran (S/Res/1737/2006), laatstelijk gewijzigd door Resolutie 2231 (2015) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 20 juli 2015 (S/Res/2231/2015);

    • r.

      Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 961/2010 (Pb 2012, L 88), laatstelijk gewijzigd door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1375/2016 van de Commissie van 29 juli 2016 (PB 2016, L 221);

    • s.

      Besluit 2010/413/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB (Pb 2010, L 195), laatstelijk gewijzigd door Besluit 2016/609/GBVB van de Raad van 18 april 2016 (Pb 2015, L 11);

    • t.

      Verordening (EU) nr. 359/2011 van de Raad van 12 april 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Iran (Pb 2011, L 100), laatstelijk gewijzigd door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 558/2016 van de Raad van 11 april 2016 (PB 2017, L 99);

    • u.

      Besluit 2011/235/GBVB van de Raad van de Europese Unie betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Iran, laatstelijk gewijzigd door Besluit 2017/689/GBVB van 11 april 2017 (PB 2017, L 99);

    • v.

      Resolutie 1970 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 26 februari 20011 inzake Libië (S/Res/1970/2011), laatstelijk gewijzigd door Resolutie 2292 (2016) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 14 juni 2016 (S/Res/2292/2016);

    • w.

      Verordening (EU) nr. 44/2016 van de Raad van 18 januari 2016 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 204/2011 van de Raad van 2 maart 2011 (Pb 2016, L 12), laatstelijk gewijzigd door Uitvoeringsverordening van de Raad van 30 september 2016 ((Pb 2016, L 268);

    • x.

      Besluit 2015/1353/GBVB van de Raad van 31 juli 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië en tot intrekking van Besluit 2011/137/GBVB (Pb 2015, L 206), laatstelijk gewijzigd door Besluit 2017/621/GBVB van de Raad van 31 maart 2017 (Pb 2017, L 89);

    • y.

      Verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad van 18 januari 2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 442/2011 (Pb 2012, L 16), laatstelijk gewijzigd door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 480/2017 van de Raad van 20 maart 2017 (Pb 2017, L75);

    • z.

      Besluit 2011/782/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 1 december 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië en houdende intrekking van Besluit 2011/273/GBVB (Pb 2011, L 319), laatstelijk gewijzigd door Uitvoeringsbesluit 2012/634/GBVB van de Raad van 14 november 2016 (Pb 2016, L 305);

    • aa.

      Besluit 2013/255/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 31 mei 2013 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (Pb 2013 L 147), laatstelijk gewijzigd door Besluit 2017/485/GBVB van de Raad van 20 maart 2017 (Pb 2017, L75);

    • bb.

      Resolutie 2339 (2017) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 27januari 2017 inzake de Centraal Afrikaanse Republiek (S/Res/2339/2017);

    • cc.

      Verordening (EU) Nr. 224/2014 van de Raad van 10 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek (Pb 2014, L 70), laatstelijk gewijzigd door Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1442 van de Raad van 31 augustus 2016 (Pb 2016, L 235);

    • dd.

      Besluit 2013/798/GBVB van de Raad van 23 december 2013 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek (Pb 2013, L 352), laatstelijk gewijzigd door Besluit (GBVB) 2016/1446 van de Raad van 31 augustus2016 (Pb 2016, L 235);

    • ee.

      Resolutie 2140 (2014) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 26 februari 2014 inzake Jemen (S/Res/2140/2014), laatstelijk gewijzigd met Resolutie 2342 (2017) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 23 februari 2017 (S/Res/2342/2017);

    • ff.

      Verordening (EU) nr. 1352/2014 van de Raad van 18 december 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen (Pb 2014, L 365), laatstelijk gewijzigd door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1920/2015 van de Raad van 26 oktober 2015 (Pb 2015, L 281);

    • gg.

      Besluit 2014/932/GBVB van de Raad van de Europese Unie betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Jemen, laatstelijk gewijzigd door Besluit 2015/1927/GBVB van 26 oktober 2015 (Pb 2015, L 281);

    • hh.

      Verordening (EU) nr. 208/2014 van de Raad van 5 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (Pb 2014, L 66), laatstelijk gewijzigd door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2017/374 van de Raad van 3 maart 2017 (Pb 2017, L 58);

    • ii.

      Besluit 2014/119/GBVB van de Raad van de Europese Unie betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne, laatstelijk gewijzigd door Besluit 2017/381/GBVB van 3 maart 2017 (Pb 2017, L 67);

    • jj.

      Besluit 2014/145/GBVB van de Raad van de Europese Unie betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (Pb 2014, L 66), laatstelijk gewijzigd door Besluit 2017/445/GBVB van 13 maart 2017 (Pb 2017, L 67;

    • kk.

      Verordening (EU) nr. 269/2014 van de Raad van 17 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (Pb 2014, L 78), laatstelijk gewijzigd door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 437/2017 van de Raad van 13 maart 2017 (Pb 2017, L 67);

    • ll.

      Verordening (EU) nr. 692/2014 van de Raad van 23 juni 2014 betreffende beperkingen op de invoer in de Unie van goederen van oorsprong uit de Krim of Sebastopol, als antwoord op de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol (Pb 2014, L 183), laatstelijk gewijzigd door Verordening (EU) nr. 1351/2014 van de Raad van 18 december 2014 (Pb 2014/ L 365);

    • mm.

      Besluit 2014/386/GBVB van de Raad van de Europese Unie betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol, laatstelijk gewijzigd door Besluit 2015/959/GBVB van 19 juni 2015 (Pb 2015, L 156);

    • nn.

      Verordening (EU) nr. 1351/2014 van de Raad van 18 december 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 692/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol (Pb 2014, L 365);

    • oo.

      Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (Pb 2014, L 229), laatstelijk gewijzigd door Verordening (EU) nr. 1797/2015 van de Raad van 7 oktober 2015 (Pb 2015, L 263);

    • pp.

      Besluit 2014/512/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (Pb 2014, L229), laatstelijk gewijzigd door Besluit 2315/2016/GBVB van de Raad van 19 december 2016 (Pb 2016, L 345);

    • qq.

      Verordening (EU) nr. 1290/2014 van de Raad van 4 december 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 833/2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 960/2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 833/2014 (Pb 2014, L 349).

  • 2. Een wijziging van een verordening, gemeenschappelijk standpunt, besluit of resolutie, genoemd in het eerste lid, gaat voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, en wordt bekend gemaakt op de website van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties.

Artikel 3

  • 1. Indien personen of organisaties naar het oordeel van de Minister van Algemene Zaken in

    overeenstemming met de minister of ministers die het betreft, behoren tot de kring van personen of organisaties, bedoeld in Resolutie 1373 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 28 september 2001, kan de Minister van Algemene Zaken in overeenstemming met de minister of ministers die het betreft, in afwachting van een Europees besluit tot een beperkende maatregel, ten aanzien van deze personen of organisaties een aanwijzingsbeschikking vaststellen die in het Afkondigingsblad wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling is mede van toepassing op een aanwijzingsbeschikking als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met een sanctie als bedoeld in artikel 2 of 3.

  • 2. Het is verboden om middelen die toebehoren aan de personen en organisaties als bedoeld in artikelen 2 of 3, niet te bevriezen.

  • 3. Het is verboden om financiële diensten te verrichten voor of ten behoeve van personen als bedoeld in artikel 2 of 3.

  • 4. Het is verboden aan personen en organisaties als bedoeld in artikel 2 of 3, rechtstreeks dan wel middellijk middelen ter beschikking te stellen.

Artikel 5

Indien in een sanctie staat ”bevoegde autoriteit” wordt daaronder voor de toepassing van deze regeling verstaan: de Minister van Algemene Zaken, in overeenstemming met de minister of ministers die het betreft, en gehoord hebbende de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten.

Artikel 6

  • 1. Indien in een sanctie staat dat een vergunning of ontheffing kan worden verleend, dan

    kan deze bij ministeriële beschikking worden verleend door de Minister van Algemene Zaken, in overeenstemming met de minister of ministers die het betreft.

  • 2. De Minister van Algemene Zaken kan in overeenstemming met de minister of ministers die het betreft, op verzoek bij ministeriële beschikking ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 4, tweede tot en met vierde lid.

Artikel 7

Deze regeling treedt, gezien het spoedeisend belang hiervan als bedoeld in artikel 127, derde lid, van de Staatsregeling, in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Afkondigingsblad waarin deze wordt geplaatst.

Artikel 8

Deze ministeriële regeling wordt aangehaald als: Sanctielandsregeling.

Deze ministeriële regeling wordt met de toelichting in het Afkondigingsblad geplaatst.

Ondertekening

De Minister van Algemene Zaken
De zesentwintigste juni 2017
Uitgegeven de zevende augustus 2017
De minister van Algemene Zaken
Namens deze,
Hoofd Afdeling Juridische Zaken & Wetgeving

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

Implementatieplicht

Sint Maarten is gehouden internationale sancties te implementeren op grond van artikel 25 van het Handvest van de Verenigde Naties en artikel 3 van het Statuut van het Koninkrijk. Het komt de effectiviteit van sancties als instrument van internationaal beleid ten goede als implementerende nationale wetgeving subiet tot stand komt. Ook de Caribbean Financial Task Force (CFATF) wees er in zijn Recommendation III dd. 8 januari 2013 op dat implementatie ‘without delay’ moet plaatsvinden.

Sanctielandsregeling

De Sanctielandsregeling vloeit voort uit de inwerkingtreding van de Landsverordening, houdende wijziging van de Sanctielandsverordening ter uitvoering van aanbeveling 6 van de Financial Task Force om zonder vertraging de beperkende maatregelen te implementeren en enkele wetstechnische aanpassingen. Die landsverordening voorziet erin dat alle sanctiemaatregelen worden gebundeld in één ministeriële regeling en niet langer in een landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

Met de inwerkingtreding van de Landsverordening vervalt het Omnibus Sanctielandsbesluit. Dat besluit, zoals gewijzigd door de Sanctieregeling, is vervangen door de onderhavige Sanctielandsregeling. Deze Sanctielandsregeling treedt in werking met ingang van dezelfde dag als de datum van inwerkingtreding van de bovengenoemde wijzigingslandsverordening.

Artikelsgewijs deel

Artikel 1

Voor de leesbaarheid is ‘sancties’ gedefinieerd in artikel 1. Dit voorkomt dat telkens verwezen moet worden naar Veiligheidsraadresoluties alsmede verordeningen, gemeenschappelijke standpunten of besluiten van de Europese Unie.

Daarnaast zijn de begrippen “middelen”, “bevriezen van middelen” en “financiële diensten” gedefinieerd, in verband met de uitvoering van artikel 4.

Artikel 2

Met dit artikel worden de internationale sancties van toepassing verklaard. Dit betekent dat de artikelen uit resoluties, verordeningen, gemeenschappelijke standpunten en besluiten van kracht zijn, voor zover dit mogelijk is. Dit is namelijk niet altijd mogelijk, zoals indien sprake is van een verplichting voor een lidstaat, de Europese Unie of Europese instelling. Sint Maarten is immers geen lidstaat of Europese instelling. Een voorbeeld van een dergelijke bepaling die niet onmiddellijk van toepassing is, is artikel 30 van Verordening (EU) nr. 36/2012 waarin is bepaald dat de lidstaten en de Commissie elkaar onverwijld in kennis stellen van de krachtens die verordening getroffen maatregelen. Een ander voorbeeld uit dezelfde verordening is artikel 2 ter, tweede lid, waarin regels zijn vastgesteld voor de bevoegde autoriteit van de lidstaten, als genoemd op de websites die in bijlage III van die verordening worden vermeld. Om een dergelijke verplichting voor Sint Maarten van toepassing te laten zijn, dient een aanvullende regel te worden vastgesteld. Een voorbeeld hiervan is artikel 5 van deze Sanctielandsregeling, waarin de bevoegde autoriteit voor Sint Maarten is geregeld.

Het komt ook voor dat in een artikel van een verordening of besluit dat van toepassing is, verwezen wordt naar regelgeving die niet in Sint Maarten geldt. In dat geval is de regel waarnaar wordt verwezen ook van toepassing, maar alleen in combinatie met het betreffende artikel waarin de verwijzing staat. Een voorbeeld hiervan is artikel 2 ter, derde lid, van Verordening (EU) nr. 36/2012 waarin wordt verwezen naar artikel 11 van Verordening (EU) nr. 428/2009 betreffende dual use goederen.

Het komt met regelmaat voor dat sanctiemaatregelen worden gewijzigd, bijvoorbeeld vanwege aanpassingen van redactionele aard of van de in de bijlage genoemde personen of goederen waar de sanctie op betrekking heeft. Gelet op de Koninkrijksverplichting en internationale verplichtingen dienen de sancties onverwijld conform die wijzigingen te worden aangepast.

Om dit mogelijk te maken, is in het tweede lid gebruik gemaakt van zogenaamde dynamische verwijzing. Het tweede lid regelt dat een wijziging van een verordening, gemeenschappelijk standpunt, besluit of resolutie, genoemd in het eerste lid, voor de toepassing van deze regeling gaat gelden met ingang waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven. Dergelijke (frequente) wijzigingen worden bekend gemaakt op de website van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties. Daarmee wordt volledig voldaan aan de FATF aanbeveling om zonder vertraging sancties vast te stellen.

Nieuwe verordeningen, gemeenschappelijke standpunten, besluiten of resoluties daarentegen zullen wel tot een wijziging van artikel 2, eerste lid, van de Sanctielandsregeling nopen. Een dergelijke aanvulling van artikel 2, eerste lid, zal bij ministeriële regeling worden vastgesteld.

Artikel 3

Ter naleving van internationale afspraken kunnen, gelet op artikel 2 van de Sanctielandsverordening, bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld. Daarom wordt, gelet op de oproep in VN-resolutie 1373 aan verdragspartijen om nationale beperkende maatregelen te treffen, aan de Minister van Algemene Zaken, in overeenstemming met de minister of ministers die het betreft, de bevoegdheid gegeven om individuele personen of organisaties aan te wijzen waarvan tegoeden onverwijld moeten worden bevroren. Tot een dergelijke maatregel kan worden overgegaan indien betrokkene behoort tot de kring van personen of organisaties, bedoeld in VN-resolutie 1373, en als ten aanzien van betrokkene nog geen Europees besluit (EU-listing) van toepassing is. De Minister van Algemene Zaken houdt bij toepassing van zijn bevoegdheid rekening met de personen die door andere landen van het Koninkrijk zijn aangewezen teneinde een uniform buitenlands veiligheidsbeleid te bereiken.

Het tweede lid verduidelijkt dat op deze aanwijzingen de Sanctielandsregeling van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 4

Dit artikel regelt dat het verboden is om in strijd te handelen met sancties. Op overtredingen van dit artikel is artikel 15 van de Sanctielandsverordening van toepassing. Daartoe is in het tweede lid bepaald dat alle middelen die toebehoren aan personen en organisaties als bedoeld in artikel 2 of 3 moeten worden bevroren. Ook is het - ingevolge het derde en vierde lid - verboden om financiële diensten dan wel middelen ter beschikking te stellen aan deze personen of organisaties.

Artikel 5

Voor het geval dat een sanctie een bevoegde autoriteit regelt, is in dit artikel de aangewezen bevoegde autoriteit voor Sint Maarten bepaald. Het artikel is zo geredigeerd dat de aangewezen bevoegde autoriteit telkens gelezen dient te worden daar waar in de verordening of het besluit wordt verwezen naar de bevoegde autoriteit van een lidstaat of naar de op een bijlage bij de verordening genoemde website.

De bevoegde autoriteit is de Minister van Algemene Zaken, indien noodzakelijk samen met de minister of ministers die het betreft, en gehoord hebbende de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten. Ter behartiging van de continuïteit en het bewaken van uniform optreden, is de Minister van Algemene Zaken te allen tijde de bevoegde autoriteit. Afhankelijk van de wettelijke taak, is er sprake van medebevoegdheid van de minister(s) die het betreft, en dient de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten gehoord te worden.

Artikel 6

Dit artikel bepaalt dat vergunningen en ontheffingen kunnen worden afgegeven bij ministeriële beschikking van de Minister van Algemene Zaken. Afhankelijk van de wettelijke taak, is er sprake van medebevoegdheid van de minister(s) die het betreft.

Ten behoeve van de vergunning afgifte is een procedure opgesteld; die procedure is opgenomen in het Handboek sancties. De procedure is erop gericht dat het proces van afgifte met de nodige zorgvuldigheid plaatsvindt, waarbij binnen de kaders van de internationale afspraken wordt gebleven.

Om een paar voorbeelden te noemen: in Resoluties van de Veiligheidsraad en in regelgeving van de EU is vaak opgenomen dat het VN sanctiecomité, de EU-lidstaten of de Europese Commissie dienen te worden geïnformeerd over een verleende vergunning of ontheffing. Daarnaast dient soms een voornemen tot vergunning- of ontheffingverlening te worden voorgelegd voor goedkeuring aan het VN sanctiecomité (zie o.a. artikel 5 van Verordening 1352/2014).

Artikel 8

Tot aan de inwerkingtreding van deze ministeriële regeling gold een andere ministeriële regeling, met de citeertitel “Sanctieregeling”. Die ministeriële regeling is automatisch vervallen door de inwerkingtreding van de Landsverordening, houdende wijziging van de Sanctielandsverordening ter uitvoering van aanbeveling 6 van de Financial Task Force om zonder vertraging de beperkende maatregelen te implementeren en enkele wetstechnische aanpassingen. Om verwarring te voorkomen, is aan de onderhavige ministeriële regeling een andere citeertitel gegeven, namelijk “Sanctielandsregeling”. Daarmee wordt tevens het alomvattende en langdurige karakter van de nieuwe Sanctielandsregeling onderstreept.

De Minister van Algemene Zaken