Regeling vervallen per 02-02-2018

Algemene subsidieverordening 2013

Geldend van 11-10-2013 t/m 01-02-2018

Intitulé

Algemene Subsidieverordening gemeente Sint-Michielsgestel 2013

De raad van de gemeente Sint-Michielsgestel;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 augustus 2012;

b e s l u i t :

  • 1.

    het "Subsidiebeleid 2013-2016: Stimulans tot meedoen" vast te stellen;

  • 2.

    De "Algemene subsidieverordening 2013" vast te stellen.

Artikel 1: Begripsomschrijvingen.

Deze verordening verstaat onder:

  • -

    gemeente: de gemeente Sint-Michielsgestel;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel;

  • -

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    instelling: elke organisatie of groepering van personen, niet zijnde een publiekrechtelijke instantie, die zich zonder winstoogmerk ten doel stelt het uitvoeren van een of meer activiteiten, waarvan het gemeentebestuur de ideële en/of materiële waarde voor de plaatselijke bevolking erkent;

  • -

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen zoals bedoeld in artikel 4:21, eerste lid van de Awb;

  • -

    basissubsidie: een subsidie die jaarlijks aan een vereniging of stichting wordt verstrekt en die bedoeld is om de organisatie te ondersteunen in de uitvoering van haar kernactiviteiten;

  • -

    stimuleringssubsidie: een subsidie waarmee wordt beoogd om maatschappelijke activiteiten te stimuleren. Dat wil zeggen activiteiten die extra inspanning vragen van een vereniging en die passen binnen de doelstellingen van het brede welzijnsbeleid. Deze subsidievorm is enkel mogelijk voor vrijwilligersorganisaties;

  • -

    prestatiesubsidie: een subsidie die wordt verstrekt aan een professionele instelling. Met deze instellingen worden vooraf afspraken gemaakt welke prestaties en producten zij in een bepaald jaar gaan leveren voor de aan hen te verstrekken subsidie;

  • -

    activiteitensubsidie: een subsidie voor eenmalige en vaak kortdurende activiteiten, zoals een evenement, die niet onder de andere subsidievormen vallen. Ook (nieuwe) verenigingen die geen basissubsidie ontvangen voor hun kernactiviteiten, terwijl vergelijkbare verenigingen daarvoor wel subsidie ontvangen, kunnen een beroep doen op een activiteitensubsidie;

  • -

    activiteiten: bezigheden van een instelling ter verwezenlijking van haar doelstelling;

  • -

    subsidieprogramma: het door de gemeenteraad vastgestelde subsidiebeleidsplan “Stimulans tot meedoen”, waarin de subsidiegrondslagen en aanvraagwijze is geregeld;

  • -

    subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 van de Awb.

Artikel 2: Subsidieverstrekking.

Subsidie wordt verstrekt op grond van het subsidieprogramma dat betrekking heeft op de terreinen van welzijn, zorg, kunst en cultuur, jeugd, vormings- en ontwikkelingswerk en sport. Er ligt een directe relatie met het brede welzijnsbeleid. Vandaar dat vanaf 2013 de gesubsidieerde organisaties zijn ondergebracht in een van de volgende vier programma’s.

  • 1.

    Samenleven in de kernen;

  • 2.

    Opvoeden en opgroeien;

  • 3.

    Meedoen makkelijker maken;

  • 4.

    Preventie en opvang.

Artikel 3: Subsidieplafond.

  • 1. De gemeenteraad stelt jaarlijks het subsidieplafond vast.

  • 2. De verdeling van het beschikbare subsidiebudget wordt opgenomen in het subsidieprogramma.

Artikel 4: Subsidieaanvraag.

  • 1. Een nieuwe aanvraag om basissubsidie moet worden ingediend vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd bij het college.

    De aanvraag om basissubsidie behoeft, mits al bestaand in het voorafgaande jaar, en mits er geen wijzigingen in de organisatie/verenigingsstructuur en/of de uit te voeren activiteiten zijn te verwachten, door de vrijwilligersorganisatie niet elk jaar opnieuw te worden aangevraagd.

    Indien er wel wijzigingen te verwachten zijn dan dient de basissubsidie opnieuw te worden aangevraagd vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd bij het college.

    De prestatiesubsidie dient jaarlijks door de professionele instellingen te worden aangevraagd vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, bij het college.

    De aanvraag om stimuleringssubsidie moet uiterlijk worden ingediend op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bij het college.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van de in het eerste lid gestelde eis, indien de naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd of geen aanwijsbaar belang daarmee is gediend.

  • 3. De in het eerste lid gestelde datum is niet van toepassing voor aanvragen die betrekking hebben op de activiteitensubsidies.

  • 4. De wijze waarop de aanvraag plaatsvindt, wordt geregeld in het subsidieprogramma.

Artikel 5: Weigeringsgronden.

De subsidieverstrekking kan naast de in artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb genoemde gevallen geweigerd worden indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

  • b.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • c.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • d.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • e.

    de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente.

Artikel 6: Subsidieverlening.

  • 1. Voor aanvang van het betreffende subsidiejaar dan wel de activiteit(en) wordt een beschikking omtrent de subsidieverlening afgegeven.

  • 2. De subsidie wordt toegekend onder de voorwaarde dat de nodige gelden op de door de gemeenteraad vastgestelde gemeentebegroting beschikbaar zijn gesteld.

Artikel 7: Vergoeding vermogensbeheer.

  • 1. Het college kan in de gevallen bedoeld in artikel 4:41 tweede lid van de Awb, een vergoeding van vermogensvorming vorderen.

  • 2. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald naar redelijkheid. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 3. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

Artikel 8: Verkrijgen toestemming.

Voor die zaken die genoemd zijn in artikel 4:71 Awb, lid 1, onder a t/m f, is toestemming vereist van het college. Het gaat om zaken met mogelijk verstrekkende financiële gevolgen, zoals het afsluiten van een kredietovereenkomst of geldlening, het verwerven, vervreemden of bezwaren van registergoederen of borgstelling.

Artikel 9: Subsidievaststelling.

  • 1. Vóór 1 mei volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, legt de instelling een verantwoording af van de subsidiemiddelen:

    • a.

      voor een activiteitensubsidie vindt verantwoording plaats via een inhoudelijk verslag waaruit blijkt, dat de activiteit waarvoor subsidie is verleend, is uitgevoerd;

    • b.

      voor een basissubsidie vindt verantwoording plaats via een financieel en inhoudelijk jaarverslag (exploitatierekening);

    • c.

      voor een prestatiesubsidie vindt verantwoording plaats via een financieel jaarverslag en balans.

    Vóór 1 januari volgend op het jaar waarop de stimuleringssubsidie betrekking heeft, legt de instelling een verantwoording af van de subsidiemiddelen via een kort inhoudelijk verslag waaruit blijkt dat de activiteit waarvoor subsidie is verleend, is uitgevoerd.

  • 2. Indien zulks naar het oordeel van het college nodig is, kan een verklaring van een registeraccountant dan wel van een accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid worden gevraagd.

  • 3. Na ontvangst van de in het eerste lid genoemde gegevens wordt de subsidie door het college binnen 2 maanden vastgesteld.

  • 4. Het college kan uitstel verlenen van de verplichting uit artikel 1.

  • 5. De in het eerste lid onder b gestelde verplichting van het indienen van de financiële en inhoudelijke stukken is niet van toepassing voor subsidieontvangers die in het subsidiejaar waarvoor subsidievaststelling geldt, een subsidie lager dan € 5.000,00 hebben ontvangen.

  • 6. Jaarlijks wordt steekproefsgewijs bij 3 van de onder lid 5 genoemde instellingen ter controle de financiële en inhoudelijke stukken opgevraagd.

Artikel 10: Betaling en terugvordering.

  • 1. In de beschikking tot subsidieverlening wordt de wijze van het bepalen van voorschotten vermeld.

  • 2. Het subsidiebedrag wordt, onder verrekening van de betaalde voorschotten, binnen een maand na de subsidievaststelling betaald/teruggevorderd.

  • 3. Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in het subsidieprogramma wordt de subsidie naar evenredigheid teruggevorderd.

Artikel 11: Aanpassing subsidiebedragen.

De gemeenteraad stelt vierjaarlijks vast welke onderdelen van het subsidieprogramma worden geïndexeerd en de wijze waarop wordt geïndexeerd. De gemeenteraad stelt daarbij tevens vast het indexpercentage voor elk van de te indexeren onderdelen. Indexering is geregeld in het subsidieprogramma.

Artikel 12: Delegatie.

Het college is bevoegd tot het nemen van besluiten op subsidieaanvragen, voor zover daarmee het subsidieplafond (artikel 3) niet wordt overschreden.

Artikel 13: Citeertitel.

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als "Algemene Subsidieverordening gemeente Sint-Michielsgestel 2013".

  • 2. Zij treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

  • 3. Bij het in werking treden van deze verordening komt te vervallen de "Algemene Aanvullende Subsidieverordening gemeente Sint-Michielsgestel 2010".

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad der gemeente Sint-Michielsgestel in zijn openbare vergadering van 27 september 2012.
De griffier,
N.A. Hoogerbrug - van de Ven
De voorzitter,
mr. J.M.C. Pommer

Toelichting Algemene Subsidieverordening gemeente Sint-Michielsgestel 2013

1. Algemeen.

In hoofdstuk 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het subsidieproces geregeld. De Awb bevat veel dwingende bepalingen, waardoor regeling van diverse zaken in een gemeentelijke subsidieverordening niet mogelijk of noodzakelijk is. De Awb maakt in feite een (het gehele subsidieproces omvattende) algemene subsidieverordening overbodig. Het gaat hierbij om veelal procedurele zaken.

Voor een beperkt aantal onderwerpen is op grond van de subsidietitel nadere regeling in een gemeentelijke verordening nodig. Het gaat daarbij uitsluitend om aanvullende bepalingen van de Awb.

2. Artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1

In artikel 1 zijn enkele begrippen opgenomen die van toepassing zijn op het gehele subsidieprogramma. Begripsomschrijvingen die slechts van toepassing zijn op onderdelen van het subsidieprogramma zijn in het programma bij de betreffende onderdelen opgenomen.

Artikel 2

Aangegeven wordt op welke terreinen de Algemene aanvullende subsidieverordening betrekking heeft. Deze afbakening is noodzakelijk, omdat aanvragen op andere terreinen anders ook van toepassing zouden kunnen zijn op deze verordening.

Artikel 3

Het instellen van een subsidieplafond wordt een wettelijke regeling als deze in de verordening is opgenomen. Deze mogelijkheid wordt in de verordening aangehaald, omdat deze veel duidelijkheid schept en een maximering betekent voor de gemeentelijke uitgaven op het subsidiegebied voor welzijnszaken. Indien het bedrag van het subsidieplafond namelijk bereikt wordt en er dus geen financiële middelen meer zijn, moet een aanvraag worden afgewezen met als motivering, het bereiken van het subsidieplafond. Een overschrijding van het subsidieplafond is een expliciete weigeringgrond.

Vaststelling van het subsidieplafond vindt plaats door vaststelling van de gemeentebegroting door de gemeenteraad. De verdeling van het subsidiebudget wordt opgenomen in het subsidieprogramma, dat jaarlijks door burgemeester en wethouders wordt vastgesteld.

Artikel 4

Een groot deel van hetgeen gesteld in hoofdstuk 4.1 Awb (de procedure van aanvraag tot en met de beslissing) is van toepassing is op de aanvraagprocedure voor subsidies.

Enkele facultatieve zaken zijn in de subsidieverordening geregeld. Het betreft de vereiste, dat de aanvraag in bepaalde gevallen vóór 1 april moet worden ingediend. Deze vereiste is gesteld om tijdig zicht te krijgen in de extra aanvragen voor enig jaar (boven de reguliere subsidies).

Tevens wordt aangegeven welke stukken in ieder geval bij de aanvraag dienen te worden overgelegd. Dit is geen limitatieve opsomming. Het kan voorkomen dat het van belang is om tevens andere zaken te overleggen (bijvoorbeeld; een toelichting op de begroting, de rekening en verantwoording over het voorgaande jaar met toelichting, de balans op de laatste dag van het voorgaande jaar, de oprichtings- of stichtingsakte, een exemplaar van de statuten en/of het huishoudelijk reglement, een opgave van de bestuurssamenstelling). Ten aanzien van de te overleggen stukken bij de aanvraag bestaat geen ontheffingsvereiste. Het aantal te overleggen zaken is slechts beperkt in aantal en wezenlijk voor de beoordeling van een aanvraag.

Het opvragen van deze aanvullende gegevens zal veelal beperkt blijven tot aanvragen van instellingen, waarvan onvoldoende gegevens bekend zijn. Het zal hierbij vooral gaan om nieuwe instellingen.

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het tijdstip van indiening. Het komt voor, dat instellingen pas recent vóór de aanvang van de activiteit(en) definitief weten of en hoe deze doorgang kunnen vinden. Om de nodige flexibiliteit in te kunnen bouwen, dient ontheffing van de indieningvereiste mogelijk te zijn.

Artikel 5

In artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb zijn weigeringsgronden genoemd, waarbij geweigerd moet worden. Deze genoemde gronden kunnen worden aangevuld met weigeringsgronden die gebaseerd zijn op beleidsmatige gemeentelijke overwegingen. Deze weigeringsgronden worden nader uitgewerkt in het subsidieprogramma.

Artikel 6

Het afgeven van een beschikking voorafgaand aan het betreffende subsidiejaar of de activiteit(en) is ter verhoging van de rechtszekerheid voor de instelling.

Het is de bedoeling de instellingen die zijn opgenomen in het subsidieprogramma jaarlijks een beschikking te geven waarin de hoogte van de subsidie voor het betreffende jaar aangegeven is. Voor overige zaken, zoals bevoorschotting, uit te voeren activiteiten, verdeelregels en dergelijke wordt verwezen naar het subsidieprogramma.

Hetgeen gesteld is in het tweede lid (het begrotingsvoorbehoud), is enkel van toepassing in die gevallen, dat een instelling een beschikking tot subsidieverlening in een vroegtijdig stadium nodig heeft. In alle overige gevallen, wordt op een aanvraag beschikt vóór de aanvang van het subsidiejaar of de activiteit(en).

Artikel 7

Ingeval van bijvoorbeeld ontbinding van de instelling of beëindiging van de activiteiten door de instelling, een vergoeding van de vermogenswaarden worden geëist. In dit artikel wordt het vorderen van een vergoeding van vermogensvorming mogelijk gemaakt.

De achterliggende gedachte is, dat een instelling (mede) een vermogen heeft kunnen opbouwen door het verstrekken van subsidie. In de in artikel 4:41 Awb genoemde gevallen wordt het redelijk geacht, dat de subsidieverstrekker (een gedeelte van) de subsidie terug moet kunnen vorderen.

De hoogte van de vergoeding wordt van geval tot geval bekeken; niet alle instellingen zijn namelijk hetzelfde te benaderen. Zodra er sprake is van een vereniging met leden, hebben deze leden ook bijgedragen tot een positief saldo. In een dergelijk geval zal de terugvordering aanzienlijk lager zijn dan bij een instelling zonder leden, en dus minder andere inkomsten dan subsidies heeft.

Artikel 8

Voor genoemde zaken in artikel 4:71 Awb, lid 1, onder a t/m f, is toestemming vereist van het college omdat het hier gaat om zaken met mogelijk verstrekkende financiële gevolgen.

Artikel 9

Door de instelling moet verantwoording worden afgelegd ten aanzien van het uitvoeren van de activiteiten. Door het toezenden van het activiteitenverslag gemakkelijk gecontroleerd worden of de activiteiten ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd.

Het toezenden van de rekening van baten en lasten en de balans wordt noodzakelijk geacht, om zicht te hebben op het financiële beleid van een instelling. Ambtshalve wordt niet op de stoel van de penningmeester plaatsgenomen, maar dit inzicht is vooral nodig in relatie tot enerzijds de (gedeeltelijke) terugvordering van vermogen (zie artikel 7) en anderzijds om samen met een instelling problemen tijdig te kunnen signaleren en hierop in te springen.

In bepaalde gevallen (tweede lid) moet het mogelijk zijn om een verklaring van een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid te vragen ten aanzien van de rekening van baten en lasten, de balans of andere onderdelen die van belang zijn voor de subsidievaststelling. Dit dient echter beperkt te blijven tot die gevallen van subsidiëring van een professionele instelling of indien verwacht mag of worden, dat het financiële beleid van een instelling niet geheel correct in de financiële stukken zal worden opgenomen of daar waar het anders onmogelijk is om de subsidie vast te kunnen stellen.

De vaststelling van de subsidie lager uitvallen dan in de beschikking tot subsidieverlening is aangegeven, indien bijvoorbeeld de activiteiten niet of slechts gedeeltelijk zijn uitgevoerd.

In enkele gevallen is het indienen van de jaarstukken vóór 1 april voor een instelling niet mogelijk, omdat de algemene ledenvergadering, waar de jaarstukken worden vastgesteld, pas na deze datum is gepland. Gelet hierop, moet de mogelijkheid bestaan om in deze gevallen een uitstel te verlenen.

In het laatste lid worden instellingen die een subsidie lager dan € 5.000,00 hebben ontvangen, vrijgesteld van de verplichting om de financiële jaarstukken in te leveren. Wel moeten de instellingen die naar bepaalde activiteiten worden gesubsidieerd, een kort overzicht van de uitvoering van deze activiteiten overleggen. Definitieve vaststelling van deze subsidies blijft achterwege bij instellingen die een subsidie lager dan € 5.000,00 ontvangen, tenzij het ingediende activiteitenoverzicht daartoe aanleiding geeft (een lagere vaststelling door het niet voldoen aan de gestelde eisen) of als een instelling in geval van een steekproef wordt gecontroleerd.

Artikel 10

In dit artikel wordt onder andere de betaling van voorschotten en het restantbedrag geregeld. Om het betalen van voorschotten mogelijk te maken, dient dit (conform de Awb) in de verordening geregeld te zijn.

Het tweede lid geeft aan, dat het verschil tussen de hoogte van de vastgestelde subsidie en de betaalde voorschotten, aan de subsidieontvanger wordt uitbetaald/teruggevorderd.

Artikel 11

Aangegeven wordt dat de gemeenteraad besluit tot een indexmatige verhoging van subsidies. Met de vaststelling van het meerjarensubsidieprogramma, is de indexering voor vier jaren vastgelegd. De wijze en mate van indexeren bij die onderdelen die wel worden geïndexeerd is aangegeven in het subsidieprogramma bij de betreffende onderdelen.

Artikel 12

De mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om een subsidiebesluit te kunnen nemen, is in de verordening opgenomen.

Artikel 13

Dit is de citeertitel. Hierin is de inwerkingtreding en het vervallen van bestaande verordening geregeld.